Courant
S T O F F E
tweede blad
ouseiine en Kunstzijde
HAAR BESCHERMER
SINDS 18 MEI 1889.
KAMER-O VERZICHT
INGEZONDEN STUKKEN
KLEINVEETEELT
FEUILLETON
*4
van de
Vijfdag 16 Mei 1930. No. 115.
Het gaat den laatsten tyd niet voorspoedig
ffiet den Volkenbond. Er waren jaren, dat
men telkens kon wijzen op nieuwe resultaten
die te Genève waren bereikttegenwoordig
hoort men wel van commissies die vergade
ren en conferenties die worden gehouden,
maar wat men bij den aanvang der bespre
kingen hoopte, blijkt aan het einde niet te
zijn bereikt.
De Codificatie-conferentie in het Vredes
paleis, met vreugde binengeliaald, zou zoo
verwachtte men drie verdragen opstellen
over nationaliteit, territoriale zee en Staten-
aansprakelijkheid; maar alleen over het eer
ste onderwerp kwam iets tot stand.
Op economisch gebied bracht einde 1929
eerst de teleurstelling, dat te Parijs geen
overeenstemming werd bereikt over het ver
drag inzake behandeling van vreemdelingen;
later bracht de Geneefsche conferentie van
vie men had gehoopt een wapenstistand
inzake het verhoogen van douanetarieven
over de geheele linie, slechts een voorloopige
zeer beperkte regeling.
En de ontwapening Te Londen kon een
Vlootverdrag tusschen de 5 groote zeemo
gendheden niet worden gesloten de voor
bereidende commissie der ontwapenings
conferentie werd in lang niet bijeengeroepen
uit vrees voor negatieve resultaten.
Inderdaad een terugblik op dit alles zou
tot moedeloosheid kunnen stemmen.
Daarom is het goed dat er een dag in het
jaar is, waarop de vereeniging voor Volken
bond en Vrede ons opwekt terug te zien naar
hetgeen voor de fneesten van ons schijnt te
liggen in het verre verleden.
Op 18 Mei gaan onze gedachten terug
naar den 18en Mei van het jaar 1899, toen
in het Huis ten Bosch te 's-Gravenhage de
eerste vredesconferentie bijeenkwam. Het
was een merkwaardige gebeurtenisvoor de
eerste maal kwamen regeeringsvertegen-
woordigers bijeen om te spreken over oorlog
en vrede zonder dat het beëindigen van een
oorlog hiertoe de aanleiding vormde.
Op het gebied van ontwapening bereikte
óeze Vredesconferentie nietsinzake arbi
trage maakte men een internationale rege
ling, waarbij echter iedere Staat volkomen
vrij bleef te allen tijde zelf te beslissen of hij
I zjn geschillen door het recht of door wapen
geweld zou willen beslissen. Toen de confe
rentie uiteenging was alles afgeloopen nie
mand had de taak voor de voortzetting der
besprekingen te zorgen; eerst in 1907 had een
tweede Haagsche Conferentie plaats en in de
laatste jaren voor den wereldoorlog wees
men met trots er op dat althans eenige
maatregelen waren getroffen om in 1915 ten
derde male bijeen te komen. Dat was in dien
tijd de werkmethode en het tempo van het
internationale vredeswerk.
Tegenwoordig stellen wij hoogere eischen.
Vage principieele uitspraken voldoen ons niet
meerwij willen verdragen waardoor de
Staten zich binden. Dat het Britsche rijk de
verplichte rechtspraak van het Hof aan
vaardt voor alle rechtsgeschillen wekt een
oogenblik enthousiasme, maar is spoedig
weer vergeten. Een overeenkomst inzake
vlootbeperking tusschen Amerika en Enge
land schijnt slechts een betrekkelijk resul
taat. Internationale samenwerking op aller
lei sociaal en hygiënisch gebied wordt als
volkomen vanzelfsprekend ternauwernood
gewaardeerd. Als een conferentie het gestel
de doel niet volledig bereikt, is men ongedul
dig en ontstèmd dat het Volkenbondssecre
tariaat met tal van Volkenbondsorganen
onmiddellijk gereed staat om de zaak opnieuw
aan te vatten en het bereiken van successen
voor de toekomst voor te bereiden is een
gunstige omstandigheid, die men in zijn ont
stemming vergeet te apprecieeren.
Dat wij meer eischen is goed dat betee-
kent dat de vredesmentaliteit, het verlangen
naar de internationale rechtsorde in deze
dertig jaren ondanks of door den öorlog
sterker is geworden. Maar laat het feit
dat aan deze hoogere eischen niet wordt vol
daan geen reden zijn tot wanhopen. Dat de
vredesgedachte nog niet volledig kan zege
vieren behoeft niet te leiden tot oorlogs-
fatalisme, maar moet ons prikkelen tot nieu
we activiteit.
Laten wijH>p dezen dag niet vergeten, dat
op 12 Mei 1899 zelfs de grootste optimist niet
kon dröómen, dat dertig jaren later een aan
vang zou zijn gemaakt met een wereldorga
nisatie zooals wij deze in den tegenwoordigen
Volkenbond beleven.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Donderdag.
Gemeentewet.
Moet de burgemeester een zelfstandige fi
guur in het gemeentebestuur zijn Tot nu
toe is hij dat in vele opzichten zeker, maar
de heer Marchant vindt dat hij niets van
den Franschen prefect weg heeft. Hij wilde
dus het college van Burg. en Weth. verant
woordelijk laten voor de uitvoering der be
sluiten èn van Burg. en Weth. èn van den
raad. De burgemeester is reeds thans in vele
gevallen de zelfstandige bestuurder en in de
vergadering van Burg. en Weth. kan zijn
stem zelfs den doorslag geven. Onjuist is
echter dat de burgemeester agent is van het
Rijksgezag, want hij is aan dat gezag geen
verantwoording schuldig. Hij heeft alleen
zich te houden aan de wet.
Ook al zou de wet thans den burgemeester
niet als orgaan van zelfbestuur meer uit
drukkelijk aanwijzen, dan nog blijft hij in
vele punten door de Regeering als zelfstan
dige figuur aangewezen.
Het wegnemen van de rechtsonzekerheid
ten aanzien van de financieele verantwoor
delijkheid is mede het doel van mr. Mar
chant.
De rechtspraak is hieromtrent onzeker.
Zijn er bij de uitvoering van wetten onrecht
matige handelingen verricht, die schade
hebben veroorzaakt aan den burger, dan is
nu eens de Staat, eën andermaal de gemeen
te voor de vergoeding aansprakelijk gesteld.
Het ontwerp van wet bestendigt deze
rechtsonzekerheid. Om haar op te heffen, is
het noodig, dat de wet nauwkeurig onder
scheidt de uitvoering van wetten en gewes
telijke reglementen in zelfbestuur blijve en
worde uitsluitend opgedragen aan het col
lege van Burg. en Weth., onder verantwoor
delijkheid aan den raad. Dan is de gemeente
voor de wijze van uitvoering geldelijk aan
sprakelijk. Belast de wet of het provinciaal
reglement den burgemeester met de uitvoe
ring, dan is noch deze deswege verantwoor
delijk aan den raad, noch de gemeente aan
sprakelijk voor de wijze, waarop de burge
meester handelt,
Mr. De Wilde, mr. Van den Berg en de
Minister wezen deze theorie af omdat de
noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Al
bestaat een rechtsonzekerheid, een zoo diep
ingrijpende wijziging is niet noodig. De bur
gemeester blijft een eigen figuur van zelf
bestuur gelijk de gemeentewetgever dat al
tijd heeft gewild en ook in het systeem past.
Men heeft er op te vertrouwen dat een bur
gemeester zijn taak goed verricht en dan zijn
dergelijke dwingende bepalingen niet ge-
wenscht. Een zekere mate van zelfstandig
heid maakt den burgemeester niet tot een
Franschen prefect. En als dit wel zóó ware
dan is hij dat al altijd
Buiten verantwoordelijkheid der redactie
De copie wordt niet teruggegeven
DE ZUID-NEDERLANDSCHE
RADIO-DISTRIBUTIE-MAATSCHAPPIJ.
Mijnheer de Redacteur,
Staande geheel buiten de geschillen en
belangensfeer bij de Zuid-Nederlandsche Ra
dio-distributie Maatschappij, zij het mij ver
gund, geachte Redactie, het algemeen be
lang in deze kwestie te dienen door het vol
gende onder de welwillende aandacht van de
geïnteresseerden te brengen, daarmede de
gedachten van zeer velen vertolkend.
De Maatschappij is in een impasse geraakt,
waardoor het algemeen belang ten zeerste
geschaad wordt.
Behalve het buitengewoon onaange
name en onsympathieke kan de bestaande
toestand voeren tot algeheele vernietiging van
wat met zooveel élan en energie werd opge
bouwd. Waar vroeger zooveel genot werd
verschaft en eensgezind genieten, daar dreigt,
volgens ingezonden schrijven, zelfs vertroebe
ling van de huiselijke sfeer. Dit laatste zal
wel wat overdreven zijn, maar zóó kan de
toestand niet voortduren.
Financieel moet deze groeiende tweedracht
en krachtsverspilling absoluut voeren tot
schade en onaangenaamheden voor alle be
langhebbenden, tot het dupeeren van abon-
né's en werknemers en in het einde tot be
rouw over het min of meer moedwillig stuk
gemaakte.
Wanneer het verstand dezen komenden al-
gemeenen ondergang inziet, dan lijkt mij, dat
met den goeden wil, dien men bij ieder
mensch toch mag veronderstellen, „van
kwaad tot erger" voorkomen kan worden.
De Naamlooze Vennootschap, die geconsti
tueerd is door de heeren Van Beers, Oor
schot, J. J. Quasters, waarbij later de heer
L. J. M. Quasters, als administrateur, heeft
veel kapitaal en werktijd gevraagd en heeft,
naar de algemeen blijkende tevredenheid, uit
stekend werk verricht. Met den blik hiercp
zwijge men verder over de hangende, onver
kwikkelijke geschillen. Dit wil, dit eischt de
publieke opinie, die niemand straffeloos ne-
geeren kan.
Een manlijken daad van toenadering als
wijs beleid zal iéder, belanghebbende
juichen en hem abonné doen blijven, waar
door het zoo mooi opgezette werk niet spoedig
ten gronde zal gaan. De zaak. die ook finan
cieel zoo dreigt vast te loopen, kan eigenlijk
met wat goeden wil van de verschillende kan
ten weer spoedig tot een algemeene bevredi
gende oplossing en de vroegere accuratesse
gebracht worden.
Men zorge echter niet weer te vervallen in
de oude fout, die te veel een „onder-onsje"
was en daardoor gevaren in zich droeg by
voorspoedigen groei, zooals dit hier weer ge
bleken is.
De vennootschap herstelle de vroegere aan
gename verhoudingen en herwinne daarmee
de algemeene sympathie.
Laat ons hopen, dat door verstandige eer
lijke overbrugging der hangende geschillen,
de onverkwikkelijke kwestie, benevens pro- en
contra-geschrijf, spoedig uit de wereld worde
voor RftanteSs en Japonnen
DE NIEUWE SPOORGIDS.
Een reisgids, die gemak'lijk is,
Is op de reis maar alles.
Hetgeen helaas met Zomerdienst
Volstrekt niet het geval is.
Al schijnt het reizen een genot,
Het zoeken naar de treinen
Doet in den nieuwen zomergids
De reislust haast verdwijnen.
Wanneer je reist van Noord naar Zuid
Of wel van 't West naar 't Oosten,
Dan moet je minstens een kwartier,
Vaak langer, je getroosten.
Want nergens vindt je, hoe je zoekt,
Een doorgaande verbinding
Je huppelt de tabellen door,
Een zaak van nieuwe vinding
En bij het zoeken in den gids
Bezorgen je hoofdbrekens
De haaltjes, kruisjes, enzoovoorts,
Een serie vreemde teekens.
Maar leerzaam is de reisgids wèl,
Voor in een rustig hoekje,
Tenminste als hij is bedoeld
Als kruiswoordraadselboekje
(„de Tijd") MARTIN BERDEN.
geholpen. Niemand is gediend met elkaar
hekelen of getwist onder medeburgers.
Door de vennootschap naar den algemeenen
wensch te reconstrueeren zullen ten slotte
het algemeen belang, de oprichters zelf, de
geldelijke belangen en de werknemers het
beste gebaat zijn. En laat men dit spoedig
óoen Het is meer gebeurd, dat de bekende
vechtende honden in het einde voor niets hun
onvruchtbaren strijd gestreden hadden.
In de hoop, dat men onder het gebeurde
een streep weet te zetten en door een gezonde,
logische oplossing de radio-distributie alhier
weer een periode van vreedzamen bloei weet
te bereiden.
Dankend voor de plaatsing,
De landbouw en de waardevastheid van het
geld.
In de jongste aflevering van het Land
bouwkundig tijdschrift wijdt prof. dr. J. Min
derhoud een artikel aan het belang, dat de
landbouw heeft bij waardevast geld.
Is de huidige prijsdaling der akkerbouw
producten, die samenvalt met een prijsdaling
van tal van andere producten, en wel zooda
nig, dat het algemeen indexcijfer is gedaald,
een conjunctuur-verschijnsel, óf moet tevens
aan een aanhoudende waardestijging van het
geld worden gedacht
Prof. Minderhoud treedt niet in een beant
woording van deze vraag wèl wijst hij er op,
aat het vraagstuk van de waarde-vastheid
van het geld, voor den landbouw van veel be
lang is, van méér belang wellicht nog dan
vóór industrie'en handel. Ten aanzien van
de kapitaalbehoefte is er n.l. op enkele pun
ten groot verschil tusschen den landbouw
eenerzijds en industrie en handel anderzijds.
In de eerste plaats heeft de landbouw, in
verhouding tot de waarde van hetgeen per
jaar wordt voortgebracht, veel meer vast ka
pitaal noodig, dan industrie en handel. In de
tweede plaats rouleert ook het losse kapitaal
in den landbouw veelal langzamer, dan in
industrie en handel, vooral in den akker
bouw. De onkosten van grondbewerking, be
mesting en bezaaiing worden, evenals een
groot deel der loonen, pas tal van maanden
later, als opbrengst van afgeleverde produc
ten terugontvangen. Reeds hierom is 't voor
den landbouw van groot belang, dat de
waarde van het geld niet stijgt.
Er is echter meer en daarop wijst prof.
Minderhoud het aanbod van grond is
daar grond in tegenstelling met echt kapitaal
niet of nauwelijks voor vermeerdering vat
baar is practisch constant. De prijs ervan
wordt dan ook overwegend bepaald door da
vraag. Grondprijzen schommelen dientenge-*
volge sterker dan de meeste goederenprijzen,
omdat een grootere vraag niet een grootera
productie kan uitlokken. Maar schommelen
de grondprijzen verhoogen het risico van
den boer, niet alleen van den eigen-boer,
doch óók zij het in mindere mate van
den pachter.
Daarom is ook uit dezen hoofde alles wat
dienen kan om prijsschommelingen te ver
vlakken van beteekenis. Het vraagstuk van
de waardevastheid van het geld verdient in
landbouwkringen dan ook méér aandacht,
dan het er tot nu toe heeft genoten. De
landbouwers mogen hopen, dat indien er
werkelijk een goudtekort, dus algemeene
prijsdaling dreigt te ontstaan, zooals zeer vele
economen verwachten de centrale banken
in staat zullen zijn tot hetgeen vele theoretici
meenen, n.l. tot het treffen van maatregelen,
waardoor het prijsniveau wordt gehandhaafd.
Gras.
In deze rubriek spraken wij meermalen
over de groote voordeelen van fijngeknipt
gras voor kuikens. Naar onze meening is er
geen groenvoer, dat in waarde voor alle
pluimvee, jong en volwassen, gaat boven het
jonge frissche gras. Door iemand werd be
weerd, dat wij deze waarde wel wat al te
hoog stelden. Het tegendeel is echter waar,
want over het gras in het bijzonder en over
de grassen in het algemeen raken wij nooit
uitgeroemd.
Er zijn niet minder dan vijfduizend gras
soorten over de geheele aarde verbreid ruim
drie procent van alle gev/assen der aarde be-
hooren tot deze belangrijke groep, die bijna
zonder uitzondering op een leeftijd van wei
nige maanden rijpe, hoogst nuttige, ja on
misbare zaden leveren.
Noemen wij allereerst tarwe en gerst, die
reeds i~ de alleroudste tijden algemeen tot
het dagélijksch voedsel gerekend werden,
zooals in Indië, China, Japan en tropisch
Amerika de rijst, eveneens een grassoort, die
millioenen en millioenen menschen voedt.
Verder de maïs, eveneens een allerbelang
rijkst voedingsgewas, ok al een gras, schoon
in zijn vormen, die planten levert van een
manshoogte.
Dan de haver, die in noordelijker gelegen
landen ook in den verwerkten vorm van ha
vermout voor de menschen en in zijn oor-
spronkelijken vorm als het voornaamste
krachtvoer van het vee, ook van het pluim
vee, bekend is. Weer een ander edel gras is
het suikerriet, waarvan de stengels rijk zijn
aan een zacht, sappig merg, dat veel suiker
bevat. In de vijftiende eeuw nog werd de sui
ker alleen als geneesmiddel gebruikt en kwam
slechts voor bij vorstelijke feestmalen. Nu we
toch in het Oosten zijn, met onze gedachten,
vergeten we niet een der voornaamste gras
sen te noemen, het bamboe-riet, een gras
dat zich tot boomhoogte ontwikkelt, de reus
onder de grassen, die tot het bouwen van hut
ten en bruggen, tot het maken van wapenen
en zelfs vaatwerk dient. Dan nog het hen-
gelriet, zoo onmisbas voor de verschalkers
van de geschubde bewoners onzer slooten,
vaarten en plassen.
Ook in ons land groeit nog een grassoort,
het gewone riet, dat onder meer ook tot dak
bedekking dienen kan. Maar nog een kleine,
een stille in den lande, een stille kracht, een
grassoort die onmisbaar is om het verstuiven
onzer duinen te beletten, de duinhelm mogen
wij niet vergeten. Als Neptunus buldert en
reeds berekent hoe hij het best zijn gebied
zal uitbreiden tot ons nadeel, dan bindt de
Wol en Katoen
Nieuwe Moiré dessins
Naar het Engelsch.
Nog een ondeelbaar oogenblik stond hij
van haar te genietentoen sprak hij met
trillende stem
„Beatrix, ik geloof, dat je nog niet half
Senoeg weet, hoe zeer ik je lief heb. En dan
tooet ik je nu verlaten op onzen trouwdag
o, wreede bespotting.. I"
„StilDaar komen ze We moeten ze
weinig mogelijk triomf gunnen."
Nog één vurige omhelzing en Beatrix aan
aardde den beschamenden terugtocht met
dokter Lincoln. Eerst omtrent middernacht
bereikten ze Cranley en daar zag zij weer
bet glundere gezicht van den stationschef,
die op den ochtend zijn verwondering had
uitgedrukt dat zij zoo vroeg was.
Aan de uitdrukking van zijn gelaat meen-
de ze waar te nemen, dat hij wel iets af-
*lst van haar beschamende geschiedenis
Waarschijnlijk had haar moeder een van de
bedienden in vertrouwen genomen, zóoals zij
gewoonlijk deeden dan deed het praatje
Natuurlijk gauw genoeg de ronde.
William stond hen even buiten het station
de dogcar op te wachten en bij de „Ce-
ders" stond haar moeder op de stoep.
..O, BeatrixJou schaamteloos, harte
loos schepseltjeHoe kon je toch zoo
^ezenWat had ik zonder jou hulp begon
nen, John
„Is het nu noodig, moeder, dat heel het
dorp en William in het bijzonder van onze
familiezaken op de hoogte zou zijn
„Dó&r JohnNu hoor je eens hoe on
aardig zij nog altijd tegen mij is
Moeder, ik wil niet ongepast tegen u zijn
maar waarlijkvanavond kan ik niet
meer hebben Mag ik niet naar bed gaan
„Ga maar, kind Ik denk dat je niet de
waarheid kunt hooren betreffende je schan
delijk gedrag. Ik ben zóó overstuur geweest,
dat mrs. Clifford zich verplicht zag, bij mij
te blijven. Ze zei, dat ze blij was, dat zij ten
minste geen dochters had, die haar die
schande konden aandoen
„Dus u heeft het mrs. Clifford óók al ver
teld, moeder
„Ik acht het mtfn plicht om de menschen
er van op de hoogte te stellen. Is me dat een
voorbeeld voor je broer Ik ben blij, dat ik
er tenminste niet meer alleen voor sta om
jullie beiden te regeeren."
Beatrix kon nu naar haar kamer gaan en
daar viel zij met het hoofd voorover in de
kussens
HOOFDSTUK VIII.
Een aller-droevigste tijd brak nu aan voor
Beatrix Mayford, want haar moeder hoorde
tot degenen, die voortdurend blijven doorza
gen op een oude grief. Bovendien was al heel
gauw dokter Lincoln heer en meester ge
worden op de „Ceders" en hij deed zijn best
om zijn stiefdochter te kwellen, door alle
herinneringen aan haar vader uit het huis
tè bannen, al gaf zij ook geen blijk, dat haar
dit ergerde, daar zij boven alle beschrijving
apathisch was.
Zij voelde dat de menschen in het dorp
haar aankeken en dat er allerlei over haar
gepraat werd, vandaar dat zij het vermeed
zich dadr te vertoonenen enkel tusschen
de velden wandelde.
Eenige afleiding bezorgde het haar althans
toen Dick met vacantie thuis kwam. Hij had
Sholto altijd grooten eerbied toegedragen en
vond het afschuwelijk van „papa", dat die
er zijn neus in had gestoken en maakte
van allerlei avontuurlijke plannen, dat hij en
Beatrix Sholto zouden opzoeken, zoodra ze
goede berichten uit de Kaap hadden gehad.
In ieder geval miste zij haar broer erg, toen
die weer naar school moest. Zij voelde zich
steeds harder worden onder de behandeling,
die zij ondervond er was zeker niemand
meer op de wereld voor wien ze iets voelde.
Zelfs Sholto scheen haar zoo onwerkelijk
gewordenzij las de brieven uit de verschil
lende. havens of het sprookjes waren.
Had zij maar voor het een of ander ge
leerd, waardoor, zij nu onafhankelijk kon
wezenen waardoor zij althans niet in
Cranley hoefde te blijven. Maar niemand
wilde haar hebben als gouvernante of als
gezelschapsdamedan moest zij natuurlijk
getuigschriften kunnen overleggen.
De menschen vroegen haar niet langer op
bezoek, want voorzichtige moeders achtten
haar geen goed gezelschap voor haar doch
ters. Een paar maal ontmoette zij mr. Car
negie en die gaf haar enkel een heel stijf
knikje. Aan Sholto schreef zij brieven, die
wilde hem niet van haar wanhoop spreken,
machteloos als hij immers was om haar te
helpen,
Maar er zou uitredding voor haar komen,
eigenlijk geheel inhoudloos waren, want ze
van een kant vanwaar zij dit niet verwacht
had. Mrs. Lincoln schreef in den regel nog
al uitgebreide brieven, waarin zij een nauw
keurig verslag gaf van haar familie-omstan
digheden en zoo ontving zij op een goeden
ochtend een brief, door een ouöerwetsche
hand geschreven en die luidde als volgt
„Waarde Nicht,
Van Barbara Mannington heb ik gehoord,
dat de dochter van mijn neef Gerald de rol
van opstandige in zoo verre heeft doorge
voerd, dat zij geheel het voorbeeld volgde van
haar overgrootmoeder Jocelyn Aylmer, die
te Gretna Green trouwde met den man, waar
haar vader een doodelijken hekel aan had.
Nu zou ik graag die jonge dame eens zien,
maar ik ben een oude vrouw en kan onmo
gelijk bij je komen dus moet ik je wel vra
gen of je ook zoo goed zoudt willen zijn,
Beatrix bij my te laten komen. Ik denk niet
dat je hier veel op tegen zult hebben, want
Barbara heeft mij verteld, dat je zeer gevoe
lig bent voor de oneer die het kind over je
heeft gebrachten hier zou er dit niet op
aankomen.
Ik zal je eerlijk zeggen, dat ik haar niets
kan nalaten, daar mijn middelen beperkt
zijn op een lijfrente, waardoor ik er echter
niet tegen op zie haar in den kost te heb
ben. Ik geloof, dat er nog een klein inko-
mentje is, dat volgens de laatste wilsbeschik
kingen van mijn broer aan zijn kleinkind
vervalt bij haar meerderjarigheid, of haar
huwelyk wat dan het eerste plaats heeft.
Na vriendelijke groeten blijf ik,
Je toegenegen Lavinia Mayford."
Mrs. Lincoln las den brief en reikte hem
toen eenigszins teleurgesteld aan haar echt
genoot over.
„Kijk, John, die is van die verschrikkelijke
ouwe tante van Gerald. Zij wil Beatrix bij
zich hebben wonen en er staat zoo iets in
van die toelage."
Dokter" Lincoln las den brief met saam-
geknepen lippen. De gedachte aan de hon
derd pond 's jaars, die aan Beatrix zouden
vervallen bij haar huwelijk was een van de
redenen geweest, waarom hij het kind maar
zoo lang mogelijk by zich had willen hou
den. Zij zelve wist immers niets van dat
geld en dit zou makkelijk genoeg voor haar
geheim gehouden blijven. En nu zou die oude
vrouw hem dus berooven van hetgeen hy al
zoo goed als zijn eigendom beschouwde.
„Misschien zou het wèl zoo geschikt zijn
om het kind maar te laten gaan, Alicia",
sprak hij tot zijn vrouw. „De familie van
haar vader heeft er ook eenig recht op, om
haar te zien en die miss Lavinia Mayford
schijnt haar graag een tijd te houden
„Maar John, dan weten wij immers in het
geheel niet, wat zij daar uitvoert."
„Als zij bij haar tante is zijn wij daar niet
verantwoordelijk voor", antwoordde dokter
Lincoln. „Die miss Mayford kon ons het vuur
wel eens heel na aan de schenen leggen als
wij geen gevolg gaven aan haar verlangen
Hij las tusschen de regels door, dat, als
miss Mayford gedwarsboomd werd, zij de
zaak van Beatrix' kapitaaltje bekend zou
maken, en dit moest voorkomen worden.
(W/w* ervolgd.)