Courant S T O F F E tweede blad ouseiine en Kunstzijde HAAR BESCHERMER SINDS 18 MEI 1889. KAMER-O VERZICHT INGEZONDEN STUKKEN KLEINVEETEELT FEUILLETON *4 van de Vijfdag 16 Mei 1930. No. 115. Het gaat den laatsten tyd niet voorspoedig ffiet den Volkenbond. Er waren jaren, dat men telkens kon wijzen op nieuwe resultaten die te Genève waren bereikttegenwoordig hoort men wel van commissies die vergade ren en conferenties die worden gehouden, maar wat men bij den aanvang der bespre kingen hoopte, blijkt aan het einde niet te zijn bereikt. De Codificatie-conferentie in het Vredes paleis, met vreugde binengeliaald, zou zoo verwachtte men drie verdragen opstellen over nationaliteit, territoriale zee en Staten- aansprakelijkheid; maar alleen over het eer ste onderwerp kwam iets tot stand. Op economisch gebied bracht einde 1929 eerst de teleurstelling, dat te Parijs geen overeenstemming werd bereikt over het ver drag inzake behandeling van vreemdelingen; later bracht de Geneefsche conferentie van vie men had gehoopt een wapenstistand inzake het verhoogen van douanetarieven over de geheele linie, slechts een voorloopige zeer beperkte regeling. En de ontwapening Te Londen kon een Vlootverdrag tusschen de 5 groote zeemo gendheden niet worden gesloten de voor bereidende commissie der ontwapenings conferentie werd in lang niet bijeengeroepen uit vrees voor negatieve resultaten. Inderdaad een terugblik op dit alles zou tot moedeloosheid kunnen stemmen. Daarom is het goed dat er een dag in het jaar is, waarop de vereeniging voor Volken bond en Vrede ons opwekt terug te zien naar hetgeen voor de fneesten van ons schijnt te liggen in het verre verleden. Op 18 Mei gaan onze gedachten terug naar den 18en Mei van het jaar 1899, toen in het Huis ten Bosch te 's-Gravenhage de eerste vredesconferentie bijeenkwam. Het was een merkwaardige gebeurtenisvoor de eerste maal kwamen regeeringsvertegen- woordigers bijeen om te spreken over oorlog en vrede zonder dat het beëindigen van een oorlog hiertoe de aanleiding vormde. Op het gebied van ontwapening bereikte óeze Vredesconferentie nietsinzake arbi trage maakte men een internationale rege ling, waarbij echter iedere Staat volkomen vrij bleef te allen tijde zelf te beslissen of hij I zjn geschillen door het recht of door wapen geweld zou willen beslissen. Toen de confe rentie uiteenging was alles afgeloopen nie mand had de taak voor de voortzetting der besprekingen te zorgen; eerst in 1907 had een tweede Haagsche Conferentie plaats en in de laatste jaren voor den wereldoorlog wees men met trots er op dat althans eenige maatregelen waren getroffen om in 1915 ten derde male bijeen te komen. Dat was in dien tijd de werkmethode en het tempo van het internationale vredeswerk. Tegenwoordig stellen wij hoogere eischen. Vage principieele uitspraken voldoen ons niet meerwij willen verdragen waardoor de Staten zich binden. Dat het Britsche rijk de verplichte rechtspraak van het Hof aan vaardt voor alle rechtsgeschillen wekt een oogenblik enthousiasme, maar is spoedig weer vergeten. Een overeenkomst inzake vlootbeperking tusschen Amerika en Enge land schijnt slechts een betrekkelijk resul taat. Internationale samenwerking op aller lei sociaal en hygiënisch gebied wordt als volkomen vanzelfsprekend ternauwernood gewaardeerd. Als een conferentie het gestel de doel niet volledig bereikt, is men ongedul dig en ontstèmd dat het Volkenbondssecre tariaat met tal van Volkenbondsorganen onmiddellijk gereed staat om de zaak opnieuw aan te vatten en het bereiken van successen voor de toekomst voor te bereiden is een gunstige omstandigheid, die men in zijn ont stemming vergeet te apprecieeren. Dat wij meer eischen is goed dat betee- kent dat de vredesmentaliteit, het verlangen naar de internationale rechtsorde in deze dertig jaren ondanks of door den öorlog sterker is geworden. Maar laat het feit dat aan deze hoogere eischen niet wordt vol daan geen reden zijn tot wanhopen. Dat de vredesgedachte nog niet volledig kan zege vieren behoeft niet te leiden tot oorlogs- fatalisme, maar moet ons prikkelen tot nieu we activiteit. Laten wijH>p dezen dag niet vergeten, dat op 12 Mei 1899 zelfs de grootste optimist niet kon dröómen, dat dertig jaren later een aan vang zou zijn gemaakt met een wereldorga nisatie zooals wij deze in den tegenwoordigen Volkenbond beleven. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. Gemeentewet. Moet de burgemeester een zelfstandige fi guur in het gemeentebestuur zijn Tot nu toe is hij dat in vele opzichten zeker, maar de heer Marchant vindt dat hij niets van den Franschen prefect weg heeft. Hij wilde dus het college van Burg. en Weth. verant woordelijk laten voor de uitvoering der be sluiten èn van Burg. en Weth. èn van den raad. De burgemeester is reeds thans in vele gevallen de zelfstandige bestuurder en in de vergadering van Burg. en Weth. kan zijn stem zelfs den doorslag geven. Onjuist is echter dat de burgemeester agent is van het Rijksgezag, want hij is aan dat gezag geen verantwoording schuldig. Hij heeft alleen zich te houden aan de wet. Ook al zou de wet thans den burgemeester niet als orgaan van zelfbestuur meer uit drukkelijk aanwijzen, dan nog blijft hij in vele punten door de Regeering als zelfstan dige figuur aangewezen. Het wegnemen van de rechtsonzekerheid ten aanzien van de financieele verantwoor delijkheid is mede het doel van mr. Mar chant. De rechtspraak is hieromtrent onzeker. Zijn er bij de uitvoering van wetten onrecht matige handelingen verricht, die schade hebben veroorzaakt aan den burger, dan is nu eens de Staat, eën andermaal de gemeen te voor de vergoeding aansprakelijk gesteld. Het ontwerp van wet bestendigt deze rechtsonzekerheid. Om haar op te heffen, is het noodig, dat de wet nauwkeurig onder scheidt de uitvoering van wetten en gewes telijke reglementen in zelfbestuur blijve en worde uitsluitend opgedragen aan het col lege van Burg. en Weth., onder verantwoor delijkheid aan den raad. Dan is de gemeente voor de wijze van uitvoering geldelijk aan sprakelijk. Belast de wet of het provinciaal reglement den burgemeester met de uitvoe ring, dan is noch deze deswege verantwoor delijk aan den raad, noch de gemeente aan sprakelijk voor de wijze, waarop de burge meester handelt, Mr. De Wilde, mr. Van den Berg en de Minister wezen deze theorie af omdat de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Al bestaat een rechtsonzekerheid, een zoo diep ingrijpende wijziging is niet noodig. De bur gemeester blijft een eigen figuur van zelf bestuur gelijk de gemeentewetgever dat al tijd heeft gewild en ook in het systeem past. Men heeft er op te vertrouwen dat een bur gemeester zijn taak goed verricht en dan zijn dergelijke dwingende bepalingen niet ge- wenscht. Een zekere mate van zelfstandig heid maakt den burgemeester niet tot een Franschen prefect. En als dit wel zóó ware dan is hij dat al altijd Buiten verantwoordelijkheid der redactie De copie wordt niet teruggegeven DE ZUID-NEDERLANDSCHE RADIO-DISTRIBUTIE-MAATSCHAPPIJ. Mijnheer de Redacteur, Staande geheel buiten de geschillen en belangensfeer bij de Zuid-Nederlandsche Ra dio-distributie Maatschappij, zij het mij ver gund, geachte Redactie, het algemeen be lang in deze kwestie te dienen door het vol gende onder de welwillende aandacht van de geïnteresseerden te brengen, daarmede de gedachten van zeer velen vertolkend. De Maatschappij is in een impasse geraakt, waardoor het algemeen belang ten zeerste geschaad wordt. Behalve het buitengewoon onaange name en onsympathieke kan de bestaande toestand voeren tot algeheele vernietiging van wat met zooveel élan en energie werd opge bouwd. Waar vroeger zooveel genot werd verschaft en eensgezind genieten, daar dreigt, volgens ingezonden schrijven, zelfs vertroebe ling van de huiselijke sfeer. Dit laatste zal wel wat overdreven zijn, maar zóó kan de toestand niet voortduren. Financieel moet deze groeiende tweedracht en krachtsverspilling absoluut voeren tot schade en onaangenaamheden voor alle be langhebbenden, tot het dupeeren van abon- né's en werknemers en in het einde tot be rouw over het min of meer moedwillig stuk gemaakte. Wanneer het verstand dezen komenden al- gemeenen ondergang inziet, dan lijkt mij, dat met den goeden wil, dien men bij ieder mensch toch mag veronderstellen, „van kwaad tot erger" voorkomen kan worden. De Naamlooze Vennootschap, die geconsti tueerd is door de heeren Van Beers, Oor schot, J. J. Quasters, waarbij later de heer L. J. M. Quasters, als administrateur, heeft veel kapitaal en werktijd gevraagd en heeft, naar de algemeen blijkende tevredenheid, uit stekend werk verricht. Met den blik hiercp zwijge men verder over de hangende, onver kwikkelijke geschillen. Dit wil, dit eischt de publieke opinie, die niemand straffeloos ne- geeren kan. Een manlijken daad van toenadering als wijs beleid zal iéder, belanghebbende juichen en hem abonné doen blijven, waar door het zoo mooi opgezette werk niet spoedig ten gronde zal gaan. De zaak. die ook finan cieel zoo dreigt vast te loopen, kan eigenlijk met wat goeden wil van de verschillende kan ten weer spoedig tot een algemeene bevredi gende oplossing en de vroegere accuratesse gebracht worden. Men zorge echter niet weer te vervallen in de oude fout, die te veel een „onder-onsje" was en daardoor gevaren in zich droeg by voorspoedigen groei, zooals dit hier weer ge bleken is. De vennootschap herstelle de vroegere aan gename verhoudingen en herwinne daarmee de algemeene sympathie. Laat ons hopen, dat door verstandige eer lijke overbrugging der hangende geschillen, de onverkwikkelijke kwestie, benevens pro- en contra-geschrijf, spoedig uit de wereld worde voor RftanteSs en Japonnen DE NIEUWE SPOORGIDS. Een reisgids, die gemak'lijk is, Is op de reis maar alles. Hetgeen helaas met Zomerdienst Volstrekt niet het geval is. Al schijnt het reizen een genot, Het zoeken naar de treinen Doet in den nieuwen zomergids De reislust haast verdwijnen. Wanneer je reist van Noord naar Zuid Of wel van 't West naar 't Oosten, Dan moet je minstens een kwartier, Vaak langer, je getroosten. Want nergens vindt je, hoe je zoekt, Een doorgaande verbinding Je huppelt de tabellen door, Een zaak van nieuwe vinding En bij het zoeken in den gids Bezorgen je hoofdbrekens De haaltjes, kruisjes, enzoovoorts, Een serie vreemde teekens. Maar leerzaam is de reisgids wèl, Voor in een rustig hoekje, Tenminste als hij is bedoeld Als kruiswoordraadselboekje („de Tijd") MARTIN BERDEN. geholpen. Niemand is gediend met elkaar hekelen of getwist onder medeburgers. Door de vennootschap naar den algemeenen wensch te reconstrueeren zullen ten slotte het algemeen belang, de oprichters zelf, de geldelijke belangen en de werknemers het beste gebaat zijn. En laat men dit spoedig óoen Het is meer gebeurd, dat de bekende vechtende honden in het einde voor niets hun onvruchtbaren strijd gestreden hadden. In de hoop, dat men onder het gebeurde een streep weet te zetten en door een gezonde, logische oplossing de radio-distributie alhier weer een periode van vreedzamen bloei weet te bereiden. Dankend voor de plaatsing, De landbouw en de waardevastheid van het geld. In de jongste aflevering van het Land bouwkundig tijdschrift wijdt prof. dr. J. Min derhoud een artikel aan het belang, dat de landbouw heeft bij waardevast geld. Is de huidige prijsdaling der akkerbouw producten, die samenvalt met een prijsdaling van tal van andere producten, en wel zooda nig, dat het algemeen indexcijfer is gedaald, een conjunctuur-verschijnsel, óf moet tevens aan een aanhoudende waardestijging van het geld worden gedacht Prof. Minderhoud treedt niet in een beant woording van deze vraag wèl wijst hij er op, aat het vraagstuk van de waarde-vastheid van het geld, voor den landbouw van veel be lang is, van méér belang wellicht nog dan vóór industrie'en handel. Ten aanzien van de kapitaalbehoefte is er n.l. op enkele pun ten groot verschil tusschen den landbouw eenerzijds en industrie en handel anderzijds. In de eerste plaats heeft de landbouw, in verhouding tot de waarde van hetgeen per jaar wordt voortgebracht, veel meer vast ka pitaal noodig, dan industrie en handel. In de tweede plaats rouleert ook het losse kapitaal in den landbouw veelal langzamer, dan in industrie en handel, vooral in den akker bouw. De onkosten van grondbewerking, be mesting en bezaaiing worden, evenals een groot deel der loonen, pas tal van maanden later, als opbrengst van afgeleverde produc ten terugontvangen. Reeds hierom is 't voor den landbouw van groot belang, dat de waarde van het geld niet stijgt. Er is echter meer en daarop wijst prof. Minderhoud het aanbod van grond is daar grond in tegenstelling met echt kapitaal niet of nauwelijks voor vermeerdering vat baar is practisch constant. De prijs ervan wordt dan ook overwegend bepaald door da vraag. Grondprijzen schommelen dientenge-* volge sterker dan de meeste goederenprijzen, omdat een grootere vraag niet een grootera productie kan uitlokken. Maar schommelen de grondprijzen verhoogen het risico van den boer, niet alleen van den eigen-boer, doch óók zij het in mindere mate van den pachter. Daarom is ook uit dezen hoofde alles wat dienen kan om prijsschommelingen te ver vlakken van beteekenis. Het vraagstuk van de waardevastheid van het geld verdient in landbouwkringen dan ook méér aandacht, dan het er tot nu toe heeft genoten. De landbouwers mogen hopen, dat indien er werkelijk een goudtekort, dus algemeene prijsdaling dreigt te ontstaan, zooals zeer vele economen verwachten de centrale banken in staat zullen zijn tot hetgeen vele theoretici meenen, n.l. tot het treffen van maatregelen, waardoor het prijsniveau wordt gehandhaafd. Gras. In deze rubriek spraken wij meermalen over de groote voordeelen van fijngeknipt gras voor kuikens. Naar onze meening is er geen groenvoer, dat in waarde voor alle pluimvee, jong en volwassen, gaat boven het jonge frissche gras. Door iemand werd be weerd, dat wij deze waarde wel wat al te hoog stelden. Het tegendeel is echter waar, want over het gras in het bijzonder en over de grassen in het algemeen raken wij nooit uitgeroemd. Er zijn niet minder dan vijfduizend gras soorten over de geheele aarde verbreid ruim drie procent van alle gev/assen der aarde be- hooren tot deze belangrijke groep, die bijna zonder uitzondering op een leeftijd van wei nige maanden rijpe, hoogst nuttige, ja on misbare zaden leveren. Noemen wij allereerst tarwe en gerst, die reeds i~ de alleroudste tijden algemeen tot het dagélijksch voedsel gerekend werden, zooals in Indië, China, Japan en tropisch Amerika de rijst, eveneens een grassoort, die millioenen en millioenen menschen voedt. Verder de maïs, eveneens een allerbelang rijkst voedingsgewas, ok al een gras, schoon in zijn vormen, die planten levert van een manshoogte. Dan de haver, die in noordelijker gelegen landen ook in den verwerkten vorm van ha vermout voor de menschen en in zijn oor- spronkelijken vorm als het voornaamste krachtvoer van het vee, ook van het pluim vee, bekend is. Weer een ander edel gras is het suikerriet, waarvan de stengels rijk zijn aan een zacht, sappig merg, dat veel suiker bevat. In de vijftiende eeuw nog werd de sui ker alleen als geneesmiddel gebruikt en kwam slechts voor bij vorstelijke feestmalen. Nu we toch in het Oosten zijn, met onze gedachten, vergeten we niet een der voornaamste gras sen te noemen, het bamboe-riet, een gras dat zich tot boomhoogte ontwikkelt, de reus onder de grassen, die tot het bouwen van hut ten en bruggen, tot het maken van wapenen en zelfs vaatwerk dient. Dan nog het hen- gelriet, zoo onmisbas voor de verschalkers van de geschubde bewoners onzer slooten, vaarten en plassen. Ook in ons land groeit nog een grassoort, het gewone riet, dat onder meer ook tot dak bedekking dienen kan. Maar nog een kleine, een stille in den lande, een stille kracht, een grassoort die onmisbaar is om het verstuiven onzer duinen te beletten, de duinhelm mogen wij niet vergeten. Als Neptunus buldert en reeds berekent hoe hij het best zijn gebied zal uitbreiden tot ons nadeel, dan bindt de Wol en Katoen Nieuwe Moiré dessins Naar het Engelsch. Nog een ondeelbaar oogenblik stond hij van haar te genietentoen sprak hij met trillende stem „Beatrix, ik geloof, dat je nog niet half Senoeg weet, hoe zeer ik je lief heb. En dan tooet ik je nu verlaten op onzen trouwdag o, wreede bespotting.. I" „StilDaar komen ze We moeten ze weinig mogelijk triomf gunnen." Nog één vurige omhelzing en Beatrix aan aardde den beschamenden terugtocht met dokter Lincoln. Eerst omtrent middernacht bereikten ze Cranley en daar zag zij weer bet glundere gezicht van den stationschef, die op den ochtend zijn verwondering had uitgedrukt dat zij zoo vroeg was. Aan de uitdrukking van zijn gelaat meen- de ze waar te nemen, dat hij wel iets af- *lst van haar beschamende geschiedenis Waarschijnlijk had haar moeder een van de bedienden in vertrouwen genomen, zóoals zij gewoonlijk deeden dan deed het praatje Natuurlijk gauw genoeg de ronde. William stond hen even buiten het station de dogcar op te wachten en bij de „Ce- ders" stond haar moeder op de stoep. ..O, BeatrixJou schaamteloos, harte loos schepseltjeHoe kon je toch zoo ^ezenWat had ik zonder jou hulp begon nen, John „Is het nu noodig, moeder, dat heel het dorp en William in het bijzonder van onze familiezaken op de hoogte zou zijn „Dó&r JohnNu hoor je eens hoe on aardig zij nog altijd tegen mij is Moeder, ik wil niet ongepast tegen u zijn maar waarlijkvanavond kan ik niet meer hebben Mag ik niet naar bed gaan „Ga maar, kind Ik denk dat je niet de waarheid kunt hooren betreffende je schan delijk gedrag. Ik ben zóó overstuur geweest, dat mrs. Clifford zich verplicht zag, bij mij te blijven. Ze zei, dat ze blij was, dat zij ten minste geen dochters had, die haar die schande konden aandoen „Dus u heeft het mrs. Clifford óók al ver teld, moeder „Ik acht het mtfn plicht om de menschen er van op de hoogte te stellen. Is me dat een voorbeeld voor je broer Ik ben blij, dat ik er tenminste niet meer alleen voor sta om jullie beiden te regeeren." Beatrix kon nu naar haar kamer gaan en daar viel zij met het hoofd voorover in de kussens HOOFDSTUK VIII. Een aller-droevigste tijd brak nu aan voor Beatrix Mayford, want haar moeder hoorde tot degenen, die voortdurend blijven doorza gen op een oude grief. Bovendien was al heel gauw dokter Lincoln heer en meester ge worden op de „Ceders" en hij deed zijn best om zijn stiefdochter te kwellen, door alle herinneringen aan haar vader uit het huis tè bannen, al gaf zij ook geen blijk, dat haar dit ergerde, daar zij boven alle beschrijving apathisch was. Zij voelde dat de menschen in het dorp haar aankeken en dat er allerlei over haar gepraat werd, vandaar dat zij het vermeed zich dadr te vertoonenen enkel tusschen de velden wandelde. Eenige afleiding bezorgde het haar althans toen Dick met vacantie thuis kwam. Hij had Sholto altijd grooten eerbied toegedragen en vond het afschuwelijk van „papa", dat die er zijn neus in had gestoken en maakte van allerlei avontuurlijke plannen, dat hij en Beatrix Sholto zouden opzoeken, zoodra ze goede berichten uit de Kaap hadden gehad. In ieder geval miste zij haar broer erg, toen die weer naar school moest. Zij voelde zich steeds harder worden onder de behandeling, die zij ondervond er was zeker niemand meer op de wereld voor wien ze iets voelde. Zelfs Sholto scheen haar zoo onwerkelijk gewordenzij las de brieven uit de verschil lende. havens of het sprookjes waren. Had zij maar voor het een of ander ge leerd, waardoor, zij nu onafhankelijk kon wezenen waardoor zij althans niet in Cranley hoefde te blijven. Maar niemand wilde haar hebben als gouvernante of als gezelschapsdamedan moest zij natuurlijk getuigschriften kunnen overleggen. De menschen vroegen haar niet langer op bezoek, want voorzichtige moeders achtten haar geen goed gezelschap voor haar doch ters. Een paar maal ontmoette zij mr. Car negie en die gaf haar enkel een heel stijf knikje. Aan Sholto schreef zij brieven, die wilde hem niet van haar wanhoop spreken, machteloos als hij immers was om haar te helpen, Maar er zou uitredding voor haar komen, eigenlijk geheel inhoudloos waren, want ze van een kant vanwaar zij dit niet verwacht had. Mrs. Lincoln schreef in den regel nog al uitgebreide brieven, waarin zij een nauw keurig verslag gaf van haar familie-omstan digheden en zoo ontving zij op een goeden ochtend een brief, door een ouöerwetsche hand geschreven en die luidde als volgt „Waarde Nicht, Van Barbara Mannington heb ik gehoord, dat de dochter van mijn neef Gerald de rol van opstandige in zoo verre heeft doorge voerd, dat zij geheel het voorbeeld volgde van haar overgrootmoeder Jocelyn Aylmer, die te Gretna Green trouwde met den man, waar haar vader een doodelijken hekel aan had. Nu zou ik graag die jonge dame eens zien, maar ik ben een oude vrouw en kan onmo gelijk bij je komen dus moet ik je wel vra gen of je ook zoo goed zoudt willen zijn, Beatrix bij my te laten komen. Ik denk niet dat je hier veel op tegen zult hebben, want Barbara heeft mij verteld, dat je zeer gevoe lig bent voor de oneer die het kind over je heeft gebrachten hier zou er dit niet op aankomen. Ik zal je eerlijk zeggen, dat ik haar niets kan nalaten, daar mijn middelen beperkt zijn op een lijfrente, waardoor ik er echter niet tegen op zie haar in den kost te heb ben. Ik geloof, dat er nog een klein inko- mentje is, dat volgens de laatste wilsbeschik kingen van mijn broer aan zijn kleinkind vervalt bij haar meerderjarigheid, of haar huwelyk wat dan het eerste plaats heeft. Na vriendelijke groeten blijf ik, Je toegenegen Lavinia Mayford." Mrs. Lincoln las den brief en reikte hem toen eenigszins teleurgesteld aan haar echt genoot over. „Kijk, John, die is van die verschrikkelijke ouwe tante van Gerald. Zij wil Beatrix bij zich hebben wonen en er staat zoo iets in van die toelage." Dokter" Lincoln las den brief met saam- geknepen lippen. De gedachte aan de hon derd pond 's jaars, die aan Beatrix zouden vervallen bij haar huwelijk was een van de redenen geweest, waarom hij het kind maar zoo lang mogelijk by zich had willen hou den. Zij zelve wist immers niets van dat geld en dit zou makkelijk genoeg voor haar geheim gehouden blijven. En nu zou die oude vrouw hem dus berooven van hetgeen hy al zoo goed als zijn eigendom beschouwde. „Misschien zou het wèl zoo geschikt zijn om het kind maar te laten gaan, Alicia", sprak hij tot zijn vrouw. „De familie van haar vader heeft er ook eenig recht op, om haar te zien en die miss Lavinia Mayford schijnt haar graag een tijd te houden „Maar John, dan weten wij immers in het geheel niet, wat zij daar uitvoert." „Als zij bij haar tante is zijn wij daar niet verantwoordelijk voor", antwoordde dokter Lincoln. „Die miss Mayford kon ons het vuur wel eens heel na aan de schenen leggen als wij geen gevolg gaven aan haar verlangen Hij las tusschen de regels door, dat, als miss Mayford gedwarsboomd werd, zij de zaak van Beatrix' kapitaaltje bekend zou maken, en dit moest voorkomen worden. (W/w* ervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1930 | | pagina 5