1000
500
300
150
100
25
VEREEN. VOOR BEROEPSKEUZE
33 JUNI
EERSTE BLAD
HEI PORTRETWERK VAN HELDER
LAAT UWE OPNAMEN
VOORUIT BESPREKEN
URTEN
s=No. 145
67e Jaargang
1929
STAND
rUJNEN
)'s. Fictssii
en. J
Uitgave: Firma f. YAH Q[ VELDE Ir., Walstraal 58-60, Vlissingen.Telef. 10. Postrekening66287
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen
Dit nummer beslaat uit twee bladen
MAMMOETVONDSTEN BIJ VLISSINGEN
AARDIGE KINDERPORTRETTEN
KEES HELDER
KAMER-OVERZICHT
BINNENLAND
Kerk.
4
Soc. Belangen.
)ngerea van 12—
Berk.
straat).
RSiNGA.
tSINGA.
Berk,
aat).
Kerk.
VERKERK,
van Groede.
Kerk.
vormden.
GERIF,
Pred te Utrecht
lemeente,
at).
ite „Ltam Jndaw0
Bakkersgang)
G.
lerfc.
JINK
NK
urg.
ool)
HOEVE,
van Vllssingen.
Kerk.
ITR.
1
ML
TEN
WENDRAAD.
van Vllssingen.
1KB.
erk.
TE.
Avondmaal.)
st).
D,
van Zoutelanda,
van Vüssinges
st).
KG.
teld Verband*
£erk)
DER VLOED,
lent te Rotterdam
DER VLOED.
DIENSTEN.
into,
it),
uni
van Middelburg.
uni.
W D:
28 j. en Wilhel-
24 J. Jacobus
Elisabeth Pujjpe,
N
van Laurens Jan
>eth van der Roost.
Joziasse en Maria
slaide van Rott
Juni VUssmgen v.
te Pernambuco
van Pernambuco
(uitr.) 19 Juni
nl te Belawan
um v. Port Said
van Belawan
Penang
n v. Soerabaya
van Genua
um te Walvlsch®
van Colombo
te Amst. verw.
u. te Rott. verw.
ini van Sues
Padang
nl Gibraltar
Marseille
ira?ao v. Amst.
23 Juni te PIy«
Juni Finisterre
ii Perlm
Marseille
mss
8.54 m
9.54
VUSSINGSCHE COURANT
I ABONNEMENTSPRIJSVoorVIissingenende gemeenten op Walcheren /2.20 per 3 maanden.
I Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove
rige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct
ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement
speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel. Kleine advertenties betreffende Huur enVerhuur.Koop
en Verkoop, Dienstaanbiedingen en -Aanvragen van 1—5 regels 75 ct, iedere regel meer 15 ct
De abonné's in 't bezit eener
Polis, zijn GRATIS verze-
I kerd tegen ongelukken voor
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
gulden bij dood
door
een ongeluk.
gulden bij verlies
van een
hand, voet of oog.
gulden bij verlies
van
een duim
gulden bij verlies
van een
wijsvinger
gulden bij verlies
van eiken
anderen vinger.
Vele mammoetrelicten in het Stedelijk Museum*
i.
Zooals eenige weken geleden in de Vliss.
I Courant" vermeld werd, is bij de graafwer-
I ken ten behoeve van de nieuwe Keersluis
aan de haven een klein relict gevonden van
vroeger dierengeleef. Er stond wel bij, dat
niet bekend was van welk dier deze „tand"
afkomstig was, maar zelfs de zeer opper-
vlakkig-deskundige kan dadelijk de resten
I herkennen van de een of andere „voor
wereldlijke" olifantensoort of huiselijker uit
gedrukt van den mammoet. We willen nu
voorloopig in het midden laten welke soort
van „voorwereldlijken" olifant het is, hetzij
Elephas Primigenius of Elephas Antiquus of
E. Meridionalis, maar een Elephas was het
in ieder geval, die hier een tand, zelfs een
kies, zooals later nog gevonden werd, heeft
I achtergelaten.
Het trof mij, dat men er zich over ver-
I baasde, dat dergelijke dieren in Nederland
voorkwamen en daaraan is dan ook te dan
ken, dat ik mij er toe zette, in enkele ar
tikelen iets van den mammoet te vertellen
voor het lezend publiek der Vlissingsche
Courant. Nu is het geenszins mijn be
doeling een geleerde verhandeling te schrij
ven over deze dieren, gaarne laat ik dat over
I ^aan meer bevoegden, maar juist waar in het
Stedelijk Museum alhier zooveel overblijfselen
zijn van „voorwereldlijke" olifanten, leek het
mij niet ondienstig iets van de herkomst van
deze fossielen mede te deelen.
Onder de diersoorten, welke vroeger onze
aarde bewoond hebben en die thans uitge
storven zijn, is zeker de Mammoet wel het
meest bekend, daar hij de verbeelding prik
kelde door zijn reusachtige afmetingen. Blu-
menbach gaf er in 1803 den naam Elephas
primigenius aan, een wat voorbarige naam,
daar deze geenszins de „eerst geschapene" der
olifanten is, maar voorafgegaan werd door
een reeks andere olifantachtige dieren, die
achtereenvolgens geleefd hebben en uitge
storven zijn, zooals de Elephas Meridionalis,
de E. Trogontherii, de E. Antiquus enz., om
van de Mastodonten nog te zwijgen. De te
genwoordige Afrikaansche olifant, Elephas
africanus, sluit zich bij den E. Antiquus aan,
d.w.z. deze vertoont er de meeste overeen
komst mede.
Het bestaan der uitgestorven soorten ken
nen wij alleen door de overblijfselen, welke
zij in den bodem hebben achtergelaten en
die meestal op meer of minder toevallige
wijze worden aan het licht gebracht. Nu is
er geen dezer „voorwereldlijke" dieren, waar
van men zooveel overblijfselen gevonden
heeft als juist van het geslacht Elephas, wat
hieraan valt toe te schrijven, dat hun reus
achtig beenderstelsel den tand des tijds heeft
kunnen weerstaan. Door Plinius 2) weten
we, dat Theophrastus, leerling van Aristoteles
en tijdgenoot van Alexander den Groote, in
een verloren gegaan geschrift melding heeft
gemaakt van wit en zwart ivoor, dat uit den
grond werd opgedolven. Wel meent hij, dat
beenderen in den grond gevormd worden en
dat men er ook „beenige steenen" in aantreft,
maar zoo'n dwaling was in dien tijd ver
klaarbaar, temeer als men weet, dat nog in de
17e eeuw dergelijke fossielen heel comisch
werden verklaard. In 1613 b.v. vond de chi
rurgijn Mazurier op den linkeroever der
Rhone bij het kasteel Chaumont, beneden
Lyon, een aantal groote beenderen en tan
den. Hij begroef deze weer en plaatste er een
zerk boven met het opschrift „Teutobochus
Rex". Later groef hij de beenderen weer op
en reisde er Frankrijk mee rond, ze aan het
publiek vertoonende als de overblijfselen van
Teutobochus, den koning der Kimbren,
die tegen Marius gestreden heeft. Hij
zou een reus geweest zijn van 8'/2 M. lengte
enz. Mazurier kwam ook naar Parijs en de
regeerende koning Lodewijk XIII bekeek de
overblijfselen van zijn reusachtigen voorgan
ger met groote belangstelling 3)Een levendige
strijd ontstond intusschen onder de leden
der geneeskundige faculteit, een enkele
waagde te veronderstellen dat de gevonden
beenderen olifantsbeenderen zouden zijn, wat
de verontwaardiging opwekte van een ambt
genoot. Sedert werden de beenderen bewaard
in een museum te Bordeaux en heel veel jaren
later herkend als die van een Mastodont,
eveneens een olifantachtig dier 4). Onder
koningin Elisabeth werden in Engeland der
gelijke groote beenderen gevonden en Ludo-
vicus Vives verhaalt, dat hem een kies werd
getoond, „die grooter was dan een vuist van
een mensch, welke men voor een kies van
St. Christophorus hield en als een kostbare
reliek in eene aan dien heilige gewijde kerk
bewaarde" 5). Veel opzien wekte in 1G96 het
vinden van een geheel skelet op een diepte
van vijftig voet onder den grond in kalktuf
bij Burgtonna in het hertogdom Gotha. Een
der dijbeenderen woog 32 pond, elk der vier
kiezen had een gewicht van 12 pond en de
beide slagtanden hadden een lengte van 8
voet. De hertog van Gotha noodigde de ge-
neesheeren uit, er hun gevoelen over mee te
deelen, maar de vele tegenstrijdige meenin
gen kwamen hierin overeen, dat men de ge
vonden beenderen voor natuurspelingen aan
zag. Slechts Tentzei, geen geneesheer, maar
de bibliothecaris van den hertog, verklaarde,
dat het olifantsbeenderen waren. Deze zaak
droeg er veel toe bij om de sprookjes aan
gaande reuzen en natuurspelingen, hun kre
diet te doen verliezen. Toen nu langzamer
hand de aandacht op meer dergelijke vond
sten viel, geloofde men wel, dat het olifanten
waren, maar dit was Immers niet te ver
wonderen ,als men bedacht, dat de Romeinen
in hun oorlogen van olifanten hadden ge
bruik gemaakt en deze op hun tochten had
den meegevoerd. Maar ziet, men kreeg op het
probleem een geheel anderen kijk door het
geen in 1692 onze landgenoot Nicolaes
Witsen, toenmaals burgemeester van Am
sterdam, in zijn beroemd werk „Noord en
Oost Tartarije" had te boek gesteld Hij
had in 1666 als afgezant een geruimen tijd te
Moskou doorgebracht en vele berichten in
gewonnen omtrent Siberië en aangrenzende
landstreken. Hij vertelt onder meer
„Men vint in Siberien aen de oevers van de
groote rivieren, daer de vlost het lant afge-
spoelt heeft, of daer de bergen door wolk
barsten, en groote regen gespleten zijn, zom-
tyds elpen-beene-tanden, zo groot als klein, bij
de inlanders Mammoute7coos geheten, of been
van heu dier Mammout (lett.: aarddier). Dit
elpenbeen wert weinigh grover en rosser be
vonden als de versche oliphantstanden, die uit
Indiën herwaerts over komen. Op wat wyze
deze tanden in 't gemeen dus diep onder de
aerde bedolven zijn gewerden, is bezwaerlijk te
zeggen, temeer, alzo in die gewesten geen
elephanten werden gevonden, het waerschyn-
lykst is, dat het ten tyde van de algemeine
zuntvloet zy geschiet. Eenige der Moscoviten
zijn van gevoelen, dat door lankheit van
tyden de aerdkloot of wereld verdrait is, en
dat daer het nu kout is, het wel eer heet is
geweest, zo dat de elephanten in deze nu
koude gewesten zich oulings opgehouden
zoude hebbenAan de Oby en de zee
kusten werden ze *t meest gevonden, wel tot
swaerte van hondert pont en meer. De
Samej eden maken daer van pylpunten, en
de Moscoviten allerhande dingen, die men
elders van elpenbeen is gewoon te maken.
Daer wert geseght, dat er hooft, ribben en
ander gebeente van gemelte dieren uit ge
dolven werden. Een diergelyke seer sware
tant is onder my berustende, alsmede drie
kiesen de kiesen syn onlangs gevonden diep
onder de aerde, in de graft van Kiof de
tanden aan een arm van de Vliet Oby, insge-
lyks onder de aerde." De schrijver twijfelt
geen oogenblik eraan, of het zijn olifants
overblijfselen. Een tweede bericht omtrent
de Siberische Mammouts'oeenderen is even
eens afkomstig van een onzer landgenooten,
nl. E. Ysbrants Ides, die in 1692 als afgezant
van den Czaar (den later bekenden Peter den
Groote) over Siberië en Tartarije naar China
reisde e.i in 1710 het verhaal zijner driejarige
reis uitgaf. Hij geeft verschillende vindplaat
sen op als de Jenissei, de Lena enz. en ver
telt ook, dat wanneer de Lena in het voor
jaar ontdooit, de waterstand zoo hoog is, dat
geheele brokken grond van de oevers worden
afgescheurd en „alsdan openbaaren zich in
d'aarde, byna tot den grond bevroren zo
danige geheele dieren, ook bloote tanden."
Ook had hem eens iemand verteld, dat er
uit een groot stuk bevroren aarde een geheele
kop wa. te voorschijn gekomen met „mees
tendeels verrot vleesch", de tanden hadden
zij uitgehouwen en waren „eindelijk tot den
voorsten voet gekomen, dien zij afgehouwen
hadden en naar de naaste stad gebracht,
't welk zoo dik was als een taamlijk dik
manspersoon van middel".
In dit verhaal vindt men het eerste stellige
voorbeeld van het voorkomen van geheele
lichamen met de weeke deelen er nog aan in
den bevroren grond van Siberië. Toen ter
tijde geloofde de wetenschap er nog niets
van eerst toen de beroemde Pallas 7) in het
laatst der 18e eeuw er zijn zegel aan gehecht
had, begonnen die verhalen meer ingang te
vinden en toen in 1806 niet alleen het ge-
waarborgt U een juiste posee
ring en goede gelijkenis, door
artistieke opvatting en moderne
retouche, welke uit de foto het
karakter doet spreken en er
leven in brengt
FOTOSCHETS- EN KLEURENFOTO'S
FOTOGRAFISCHE ATELIERS
MIDDELBURG VLISSINGEN
LANGE DELFT 34 BELLAMYPARK 38
raamte, maar ook stukken huid en haar van
een, in den Siberischen grond gevonden
Mammoet naar Petersburg werden gebracht,
moesten ook de ongeloovigsten het pleit ge
wonnen geven. In 1799 nl. zag een opper
hoofd der Toengoezen op een tocht naar de
kusten der IJszee, op bijna 72° NJ3. nabij een
der oostelijke monden van de Lena een voor
werp in de verte, dat hij niet kon onder
scheiden. Eerst in 1801 ging hij er naar toe
en het bleek een mammoet te zijn, waarvan
één zijde geheel was bloot gekomen, terwijl
ook een der slagtanden zichtbaar was. Bij de
bevolking heerschte het geloof, dat zulk een
ontdekking den vinder onheil brengt. Einde
lijk overwon de hebzucht de vrees, maar toch
duurde het tot 1804 voor hij zijn vondst weer
opzocht. Hij zaagde den mammoet de stoot-
tanden af en ruilde die- 'r. tegen koopwaren
ter waarde van 50 roebels. Twee jaar later,
in 1806, bevond zich de botanicus Adams, die
den Russischen gezant naar China verge
zelde, te Jakutsk, waar hij het geval vernam.
Toen hij aan den mond der Lena kwam, ver
nam hij, dat de Jakoeten in dien tusschentijd
hun honden met het vleesch hadden gevoed,
terwijl ook wolven en andere roofdieren
daarvan hun deel hadden genomen. Hij vond
dus weinig meer dan het skelet, waaraan
ook reeds een voorpoot ontbrak. De beende
ren waren nog door gewrichtsbanden ver
bonden. De huid van den kop was verdroogd
en aan het eene oor bevond zich nog een
bundel haar Aan het linkeroog was nog de
pupil te onderscheiden. Aan de zijde, waarop
het dier lag, bevond zich nog de huid, die
met lang en dicht haar bekleed was. Van die
huid nam hij een groot stuk, dat zoo zwaar
was, dat tien menschen het slechts met
moeite op den oever konden sleepen. Van het
in de sneeuw vertreden haar verzamelde
Adams meer dan een pud, d.i. een gewicht
van ruim 16 Kilo. Vele dezer haren hadden
een leng'. van meer dan een Aschie of >/2 M
Daaruit en uil hetgeen hy van de Toengoezen
hoorde, besluit Adams, dat het dier lange
manen aan den hals had. Het skelet en
eenige stukken huid en haren werden door
Adams naar Petersburg vervoerd en voor
8000 roebels (15240) gulden) aan keizer
Alexander verkocht, die het aan het zoölo
gisch museum schonk. Sindsdien zijn nog
herhaaldelijk geheele beesten gevonden in
Siberië, niet alleen van den mammoet, maar
ook eeii. enkele maal van den Rhinoceros, die
overal de trouwe begeleider van den Mam
moet is geweest. Sinds de Petersburgsche
Akademie van Wetenschappen premiën uit
loofde voor het vinden van dergelijke over
blijfselen, nam het aantal ontdekkingen uit
den aard der zaak toe. Veel talrijker dan de
geheele lijken worden afzonderlijke beende
ren en tanden in Siberië gevonden. Die' tal
rijkheid is zoo groot, dat fossiel ivoor sedert
lang een belangrijk Siberisch handelsartikel
is. Reeds Chineesche schrijvers uit de 5de
eeuw vermelden het. Vooral door de reizen
van latere natuuronderzoekers is de ver
spreiding dier fossiele olifantstanden tot op
zeer hooge noordelijke breedten, ook op de
eilanden, die, benoorden de Siberische kust,
in de IJszee gelegen zijn, nader bekend ge
worden.
H. G. VAN GROL.
1) L. M. R. Rutten, Die diluvialen Sauge-
tiere der Niederlande (Proefschrift 1909).
2) Historia Naturalis, lib. XXXVI, Cap.
XVIII.
3) Vgl. Album der Natuur, 1867, blz. 323
en volg.
4) Annales du Museum, 1835.
5) Owen, British fossil Mammals, p. 256,
noot.
6) Vgl. Ibidem, blz. 473.
7) P. S. Pallas (1748—1811) ontdekte op
zijn groote reis (17681774) door Siberië tal
rijke resten van mammoet en rhinoceros.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Vrijdag.
Allerlei.
De Eerste Kamer heeft nog een deel van
den dag volgeleuterd. Meer dan leuteren was
het niet, want er is geen opmerking gemaakt
die al niet tien keer eerder is gemaakt wan
neer men een zonderling speech je van den
heer Verkouteren over de Zuiderzee uit-
schakeld.
In de eerste plaats was aan de orde de
stemming over het ontwerp van wet, hou
dende machtiging tot het sluiten van een
overeenkomst als bedoeld in art. 3a der In
dische Mijnenwet, met den heer J. A. Hoo-
genboezem, betreffende de opsporing en
ontginning van aardolie in twee terreinen
in de residentie West-Madoera.
Het ontwerp wordt aangenomen met 237
stemmen. (Tegen V.D. en S.D. op dr. Wi-
baut na).
Vervolgens het Zuiderzeefonds dat zoo
bitter is tegengevallen. Wie had anders ver
wacht dan dat de kosten der drooglegging
veel hooger zouden zijn dan de raming
Ieder immers die weet wat ramingen zijn.
Zal de strop nog grooter worden vroeg de
heer Verkouteren. Economisch is het werk
van geen beteekenis. Kans is er, dat het
werk technisch ook nog een strop wordt.
Deze afgevaardigde vraagt zich afWat
wordt er eigenlijk droog gelegd de Zuiderzee
of de schatkist Hij zou meenen de laatste.
Laat men er mee uitscheiden. Wat je hebt
dat weet je, wat je krijgt, weet je niet. Wat
we al hebben, dat is de armoede, die we ge
zaaid hebben onder de visschers. Daar be
ginnen we mee. Dr. Lely, de vader van dit
werk, was een groot man, maar een groot
man mag men geen oogenblik alleen laten,
heeft de geschiedenis geleerd. Groote man
nen zijn te onevenwichtig, zij zijn ruiters, die
ce zwaar zijn voor hun paard. Lenin was
ook een groot man, maar wat heeft hij uit
gevoerd In Rusland?
We moeten het zaakje maar stopzetten,
meende hij.
Nadat de heer Wibaut zijn vertrouwen in
het werk had uitgesproken, had de Minister
geen antwoord meer noodig te geven.
De hervorming van het strafstelsel inzake
de voorwaardelijke veroordeeling kreeg niets
dan hulde, de wijzigingen der bepalingen
omtrent ouderlijke macht en voogdij idem.
de herziening van de bepalingen voor publi
catie van balansen van maatschappijen weid
bejubeld, de heer De Veer mopperde wat te
gen de wijziging der Bankwet. Goedgekeurd
werden de salarisverbeteringen voor de leden
van den Raad van State, Hoogen Raad,
Gerechtshoven enz.
Ten slotte vermelden wij dat de wijziging
der regeling van de financieele verhouding
van Rijk en Gemeenten 10 Juli aan de orde
komt, dus na de verkiezingen. De voorzitter
wilde het 27 Juni al afdoen maar de heeren
moeter. er nog zwaar over studeeren. Minis
ter De Geer was bereid ook als demissionair
minister in de Kamer te verschijnen
Nademaal de Kamer haar tijd deze week
verleuterd heeft komt ze 10 Juli terug.
De overval op Curacao.
Het Tweede Kamerlid de heer L. L. H. de
Visser heeft aan de ministers van defensie
en koloniën de volgende vragen gesteld
Is het juist, dat zonder voorafgaande be
spreking of goedkeuring van het Nederland-
sche parlement, de torpedojager „Kortenaer"
en andere Nederlandsche oorlogsschepen naar
West-Indië zijn gezonden
Zoo ja, is de regeering dan bereid, de in
verband met de incidenten op Curasao ge
nomen militaire maatregelen oogenblikkelijk
ongedaan te maken, de uitgezonden oorlogs
schepen terug te roepen en aan de Tweede
Kamer uitvoerige en nauwkeurige inlichtin
gen te verstrekken omtrent de gebeurtenissen
op Curasao
Is de regeering bereid, te verklaren dat zij
de regeering van Venezuela in geen enkel op
zicht zal ondersteunen en tegenover de re-
volutionnaire, anti-imperialistische volksbe
weging in dat land een houding van volko
men neutraliteit zal aannemen
Het Tweede Kamerlid de heer Duys heeft
den minister van koloniën de volgende vragen
gesteld
Is het juist, dat de regeering vrijwel ter
stond na het gebeurde op Curasao haar leed
wezen heeft doen betuigen aan de Venezue-
laansche regeering, mede wegens dendood
van den garnizoenscommandant van La Vale
en Coro, generaal Lacle
Is het juist, dat door de regeering. ten min
ste tot op 15 Juri jl., nog steeds was nage
laten aan de naaste familie van de op Cu-
TE VLISSINGEN.
Ouders, kiest een beroep voor
uw kind in en na overleg met het
Bureau voor Beroepskeuze alhier.
A.s. Dinsdag 25 Juni zitting
van 7.30-9 uur in het voorma
lig Burger weeshuis aan de
Badhuisstraat.
Adviezen worden kosteloos
verstrekt.
rasao gedoode Nederlandsche mindere mili
tairen eenig bewijs van deelneming te zen
den Indien dit laatste juist is, is de regee
ring dan bereid, mede te deelen, waaraan
zulk een verschil in gedragslijn is toe te
schrijven
Wat is de regeering van plan te doen met
betrekking tot de begrafenis dier doode mi
litairen en ten opzichte dier nagelaten be
trekkingen
Het Verbond van Nationalisten heeft dezer
dagen aan den minister van koloniën een
adres gezonden waarin een dringend beroep
op de regeering wordt gedaan, opdat de
slachtoffers van den overval in Curasao in
vaderlandschen bodem worden begraven en
voor hunne nagelaten betrekkingen eventueel
worde zorg gedragen.
Daar thans echter verluidt, dat het vrijwel
vast -taat, dat van de regeering geen maat-
regenlen daartoe te verwachten zijn, heeft
het verbond zich tot het Nederlandsche volk
gericht met het verzoek bewijzen van instem
ming te zenden (Wouwermanstraat 21, Am-
terdam) opdat deze de regeering kunnen
overtuigep, dat het de wensch is van ons volk,
dat zijn in Curacao gevallen zonen in Ne
derland een laatste rustplaats vinden en dat
hunne betrekkingen eventueel worden ge
steund.
De loting voor den dienstplicht.
Men deelt ons van bevoegde zijde mede
Op Vrijdag 28 Juni a.s., 's namiddags 3 uur
zal in de rolzaal op het Binnenhof te 's-Gra-
venhage de loting voor den dienstplicht
plaats hebben voor twee lichtingen, voor de
lichting 1930 en voor de lichting 1931. Dit zal
de eerste loting zijn, die naar het nieuwe
stelsel wordt gehouden. De toekomstige
dienstplichtigen trekken niet meer zelf een
nummer, ook wordt niet voor elke gemeente
afzonderlijk een loting gehouden, doch voort
aan zal er door een commissie, waarvan de
leden voor dit jaar reeds zijn benoemd, in het
openbaar een centrale loting worden gehou
den, welke voor alle gemeenten te zamen
geldt. Bovendien bestaat de loting uit niets
anders dan het ekken van slechts één num
mer voor een geheele lichting. Dit geschiedt
op de volgende wijze.
In de lotingsbvs worden zooveel genummer
de biljetten gedaan als er personen voor een
zekere lichting te Amsterdam zijn ingeschre
ven, dat zijn er ongeveer 7000. Nadat deze
biljetten ter dege dooreengemengd zijn, wordt
één er van uit de bus genomen. Vervolgens
wordt nagezien, hoe de persoon heet, die on
der dit nummer in het Amsterdamsche al-
phabetisch register van bedoelde lichting
vermeld staat, en op welken datum hij ge
boren is. De aldus gevonden naam en geboor
tedatum zullen dan niet alleen voor Amster
dam maar tevens voor alle andere gemeen
ten den persoon aanwijzen, die lotingsnum
mer één krijgt, un de verdere nummers 2, 3,
4 enz. worden dan aan de overige ingeschre
venen gegeven in de volgorde, waarin zij in
het alphabetisch register vermeld staan.
Het spreekt vanzelf, dat men niet in elke
gemeente een ingeschrevene zal hebben met
den hierbedoelden naam en die bovendien
op den hierbedoelden datum is geboren. Dit
geval zal zich vermoedelijk haast nooit voor
doen. Daarom bepalen de voorschriften, dat
nummer één dan ten deel valt aan den inge
schrevene, die naar de regelen voor het al
phabetisch register zou volgen op den per
soon, die deze naam en geboortedatum zou
hebben.
Gesteld dat een nummer wordt getrokken,
waarbij in het Amsterdamsche register de
naam Leendert Pen vermeld staat. De ge
boortedatum, die alleen invloed heeft bij per
sonen met denzelfden naam, blijft hier een-
voudigheidshalve buiten beschouwing. Indien
nu in een gemeente onder de P twee perso
nen zijn ingeschreven Arnold Peek en Fre-
derik Poort, zou Pen tusschen deze twee in
moeten staan. Zooals men weet, wordt bij het
alphabetiseeren eerst met den geslachts- of
familienaam en daarna nas met de voorna
men rekening gehouden. De eerste, die op
Pen zou volgen, is Poort. Dus krijgt Poort
nummer één. Die op hem volgt, krijgt nummer
twee en zoo verder. De A wordt gerekend te
volgen op de Z en zoo krijgt Peek, die vlak
vóór Poort staat, het hoogste nummer.