1000 500 300 150 100 25 VEREEN. VOOR BEROEPSKEUZE 33 JUNI EERSTE BLAD HEI PORTRETWERK VAN HELDER LAAT UWE OPNAMEN VOORUIT BESPREKEN URTEN s=No. 145 67e Jaargang 1929 STAND rUJNEN )'s. Fictssii en. J Uitgave: Firma f. YAH Q[ VELDE Ir., Walstraal 58-60, Vlissingen.Telef. 10. Postrekening66287 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen Dit nummer beslaat uit twee bladen MAMMOETVONDSTEN BIJ VLISSINGEN AARDIGE KINDERPORTRETTEN KEES HELDER KAMER-OVERZICHT BINNENLAND Kerk. 4 Soc. Belangen. )ngerea van 12— Berk. straat). RSiNGA. tSINGA. Berk, aat). Kerk. VERKERK, van Groede. Kerk. vormden. GERIF, Pred te Utrecht lemeente, at). ite „Ltam Jndaw0 Bakkersgang) G. lerfc. JINK NK urg. ool) HOEVE, van Vllssingen. Kerk. ITR. 1 ML TEN WENDRAAD. van Vllssingen. 1KB. erk. TE. Avondmaal.) st). D, van Zoutelanda, van Vüssinges st). KG. teld Verband* £erk) DER VLOED, lent te Rotterdam DER VLOED. DIENSTEN. into, it), uni van Middelburg. uni. W D: 28 j. en Wilhel- 24 J. Jacobus Elisabeth Pujjpe, N van Laurens Jan >eth van der Roost. Joziasse en Maria slaide van Rott Juni VUssmgen v. te Pernambuco van Pernambuco (uitr.) 19 Juni nl te Belawan um v. Port Said van Belawan Penang n v. Soerabaya van Genua um te Walvlsch® van Colombo te Amst. verw. u. te Rott. verw. ini van Sues Padang nl Gibraltar Marseille ira?ao v. Amst. 23 Juni te PIy« Juni Finisterre ii Perlm Marseille mss 8.54 m 9.54 VUSSINGSCHE COURANT I ABONNEMENTSPRIJSVoorVIissingenende gemeenten op Walcheren /2.20 per 3 maanden. I Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België, Duitschland en Frankrijk 3.80. Voor de ove rige landen bij wekelijksche verzending 3.80, met Zondagsblad 4.75. Afzonderlijke nrs. 5 ct ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—5 regels 1.25iedere regel meer 25 cent Bij abonnement speciale prijzen. Reclames 50 ct p. regel. Kleine advertenties betreffende Huur enVerhuur.Koop en Verkoop, Dienstaanbiedingen en -Aanvragen van 1—5 regels 75 ct, iedere regel meer 15 ct De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze- I kerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. gulden bij dood door een ongeluk. gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim gulden bij verlies van een wijsvinger gulden bij verlies van eiken anderen vinger. Vele mammoetrelicten in het Stedelijk Museum* i. Zooals eenige weken geleden in de Vliss. I Courant" vermeld werd, is bij de graafwer- I ken ten behoeve van de nieuwe Keersluis aan de haven een klein relict gevonden van vroeger dierengeleef. Er stond wel bij, dat niet bekend was van welk dier deze „tand" afkomstig was, maar zelfs de zeer opper- vlakkig-deskundige kan dadelijk de resten I herkennen van de een of andere „voor wereldlijke" olifantensoort of huiselijker uit gedrukt van den mammoet. We willen nu voorloopig in het midden laten welke soort van „voorwereldlijken" olifant het is, hetzij Elephas Primigenius of Elephas Antiquus of E. Meridionalis, maar een Elephas was het in ieder geval, die hier een tand, zelfs een kies, zooals later nog gevonden werd, heeft I achtergelaten. Het trof mij, dat men er zich over ver- I baasde, dat dergelijke dieren in Nederland voorkwamen en daaraan is dan ook te dan ken, dat ik mij er toe zette, in enkele ar tikelen iets van den mammoet te vertellen voor het lezend publiek der Vlissingsche Courant. Nu is het geenszins mijn be doeling een geleerde verhandeling te schrij ven over deze dieren, gaarne laat ik dat over I ^aan meer bevoegden, maar juist waar in het Stedelijk Museum alhier zooveel overblijfselen zijn van „voorwereldlijke" olifanten, leek het mij niet ondienstig iets van de herkomst van deze fossielen mede te deelen. Onder de diersoorten, welke vroeger onze aarde bewoond hebben en die thans uitge storven zijn, is zeker de Mammoet wel het meest bekend, daar hij de verbeelding prik kelde door zijn reusachtige afmetingen. Blu- menbach gaf er in 1803 den naam Elephas primigenius aan, een wat voorbarige naam, daar deze geenszins de „eerst geschapene" der olifanten is, maar voorafgegaan werd door een reeks andere olifantachtige dieren, die achtereenvolgens geleefd hebben en uitge storven zijn, zooals de Elephas Meridionalis, de E. Trogontherii, de E. Antiquus enz., om van de Mastodonten nog te zwijgen. De te genwoordige Afrikaansche olifant, Elephas africanus, sluit zich bij den E. Antiquus aan, d.w.z. deze vertoont er de meeste overeen komst mede. Het bestaan der uitgestorven soorten ken nen wij alleen door de overblijfselen, welke zij in den bodem hebben achtergelaten en die meestal op meer of minder toevallige wijze worden aan het licht gebracht. Nu is er geen dezer „voorwereldlijke" dieren, waar van men zooveel overblijfselen gevonden heeft als juist van het geslacht Elephas, wat hieraan valt toe te schrijven, dat hun reus achtig beenderstelsel den tand des tijds heeft kunnen weerstaan. Door Plinius 2) weten we, dat Theophrastus, leerling van Aristoteles en tijdgenoot van Alexander den Groote, in een verloren gegaan geschrift melding heeft gemaakt van wit en zwart ivoor, dat uit den grond werd opgedolven. Wel meent hij, dat beenderen in den grond gevormd worden en dat men er ook „beenige steenen" in aantreft, maar zoo'n dwaling was in dien tijd ver klaarbaar, temeer als men weet, dat nog in de 17e eeuw dergelijke fossielen heel comisch werden verklaard. In 1613 b.v. vond de chi rurgijn Mazurier op den linkeroever der Rhone bij het kasteel Chaumont, beneden Lyon, een aantal groote beenderen en tan den. Hij begroef deze weer en plaatste er een zerk boven met het opschrift „Teutobochus Rex". Later groef hij de beenderen weer op en reisde er Frankrijk mee rond, ze aan het publiek vertoonende als de overblijfselen van Teutobochus, den koning der Kimbren, die tegen Marius gestreden heeft. Hij zou een reus geweest zijn van 8'/2 M. lengte enz. Mazurier kwam ook naar Parijs en de regeerende koning Lodewijk XIII bekeek de overblijfselen van zijn reusachtigen voorgan ger met groote belangstelling 3)Een levendige strijd ontstond intusschen onder de leden der geneeskundige faculteit, een enkele waagde te veronderstellen dat de gevonden beenderen olifantsbeenderen zouden zijn, wat de verontwaardiging opwekte van een ambt genoot. Sedert werden de beenderen bewaard in een museum te Bordeaux en heel veel jaren later herkend als die van een Mastodont, eveneens een olifantachtig dier 4). Onder koningin Elisabeth werden in Engeland der gelijke groote beenderen gevonden en Ludo- vicus Vives verhaalt, dat hem een kies werd getoond, „die grooter was dan een vuist van een mensch, welke men voor een kies van St. Christophorus hield en als een kostbare reliek in eene aan dien heilige gewijde kerk bewaarde" 5). Veel opzien wekte in 1G96 het vinden van een geheel skelet op een diepte van vijftig voet onder den grond in kalktuf bij Burgtonna in het hertogdom Gotha. Een der dijbeenderen woog 32 pond, elk der vier kiezen had een gewicht van 12 pond en de beide slagtanden hadden een lengte van 8 voet. De hertog van Gotha noodigde de ge- neesheeren uit, er hun gevoelen over mee te deelen, maar de vele tegenstrijdige meenin gen kwamen hierin overeen, dat men de ge vonden beenderen voor natuurspelingen aan zag. Slechts Tentzei, geen geneesheer, maar de bibliothecaris van den hertog, verklaarde, dat het olifantsbeenderen waren. Deze zaak droeg er veel toe bij om de sprookjes aan gaande reuzen en natuurspelingen, hun kre diet te doen verliezen. Toen nu langzamer hand de aandacht op meer dergelijke vond sten viel, geloofde men wel, dat het olifanten waren, maar dit was Immers niet te ver wonderen ,als men bedacht, dat de Romeinen in hun oorlogen van olifanten hadden ge bruik gemaakt en deze op hun tochten had den meegevoerd. Maar ziet, men kreeg op het probleem een geheel anderen kijk door het geen in 1692 onze landgenoot Nicolaes Witsen, toenmaals burgemeester van Am sterdam, in zijn beroemd werk „Noord en Oost Tartarije" had te boek gesteld Hij had in 1666 als afgezant een geruimen tijd te Moskou doorgebracht en vele berichten in gewonnen omtrent Siberië en aangrenzende landstreken. Hij vertelt onder meer „Men vint in Siberien aen de oevers van de groote rivieren, daer de vlost het lant afge- spoelt heeft, of daer de bergen door wolk barsten, en groote regen gespleten zijn, zom- tyds elpen-beene-tanden, zo groot als klein, bij de inlanders Mammoute7coos geheten, of been van heu dier Mammout (lett.: aarddier). Dit elpenbeen wert weinigh grover en rosser be vonden als de versche oliphantstanden, die uit Indiën herwaerts over komen. Op wat wyze deze tanden in 't gemeen dus diep onder de aerde bedolven zijn gewerden, is bezwaerlijk te zeggen, temeer, alzo in die gewesten geen elephanten werden gevonden, het waerschyn- lykst is, dat het ten tyde van de algemeine zuntvloet zy geschiet. Eenige der Moscoviten zijn van gevoelen, dat door lankheit van tyden de aerdkloot of wereld verdrait is, en dat daer het nu kout is, het wel eer heet is geweest, zo dat de elephanten in deze nu koude gewesten zich oulings opgehouden zoude hebbenAan de Oby en de zee kusten werden ze *t meest gevonden, wel tot swaerte van hondert pont en meer. De Samej eden maken daer van pylpunten, en de Moscoviten allerhande dingen, die men elders van elpenbeen is gewoon te maken. Daer wert geseght, dat er hooft, ribben en ander gebeente van gemelte dieren uit ge dolven werden. Een diergelyke seer sware tant is onder my berustende, alsmede drie kiesen de kiesen syn onlangs gevonden diep onder de aerde, in de graft van Kiof de tanden aan een arm van de Vliet Oby, insge- lyks onder de aerde." De schrijver twijfelt geen oogenblik eraan, of het zijn olifants overblijfselen. Een tweede bericht omtrent de Siberische Mammouts'oeenderen is even eens afkomstig van een onzer landgenooten, nl. E. Ysbrants Ides, die in 1692 als afgezant van den Czaar (den later bekenden Peter den Groote) over Siberië en Tartarije naar China reisde e.i in 1710 het verhaal zijner driejarige reis uitgaf. Hij geeft verschillende vindplaat sen op als de Jenissei, de Lena enz. en ver telt ook, dat wanneer de Lena in het voor jaar ontdooit, de waterstand zoo hoog is, dat geheele brokken grond van de oevers worden afgescheurd en „alsdan openbaaren zich in d'aarde, byna tot den grond bevroren zo danige geheele dieren, ook bloote tanden." Ook had hem eens iemand verteld, dat er uit een groot stuk bevroren aarde een geheele kop wa. te voorschijn gekomen met „mees tendeels verrot vleesch", de tanden hadden zij uitgehouwen en waren „eindelijk tot den voorsten voet gekomen, dien zij afgehouwen hadden en naar de naaste stad gebracht, 't welk zoo dik was als een taamlijk dik manspersoon van middel". In dit verhaal vindt men het eerste stellige voorbeeld van het voorkomen van geheele lichamen met de weeke deelen er nog aan in den bevroren grond van Siberië. Toen ter tijde geloofde de wetenschap er nog niets van eerst toen de beroemde Pallas 7) in het laatst der 18e eeuw er zijn zegel aan gehecht had, begonnen die verhalen meer ingang te vinden en toen in 1806 niet alleen het ge- waarborgt U een juiste posee ring en goede gelijkenis, door artistieke opvatting en moderne retouche, welke uit de foto het karakter doet spreken en er leven in brengt FOTOSCHETS- EN KLEURENFOTO'S FOTOGRAFISCHE ATELIERS MIDDELBURG VLISSINGEN LANGE DELFT 34 BELLAMYPARK 38 raamte, maar ook stukken huid en haar van een, in den Siberischen grond gevonden Mammoet naar Petersburg werden gebracht, moesten ook de ongeloovigsten het pleit ge wonnen geven. In 1799 nl. zag een opper hoofd der Toengoezen op een tocht naar de kusten der IJszee, op bijna 72° NJ3. nabij een der oostelijke monden van de Lena een voor werp in de verte, dat hij niet kon onder scheiden. Eerst in 1801 ging hij er naar toe en het bleek een mammoet te zijn, waarvan één zijde geheel was bloot gekomen, terwijl ook een der slagtanden zichtbaar was. Bij de bevolking heerschte het geloof, dat zulk een ontdekking den vinder onheil brengt. Einde lijk overwon de hebzucht de vrees, maar toch duurde het tot 1804 voor hij zijn vondst weer opzocht. Hij zaagde den mammoet de stoot- tanden af en ruilde die- 'r. tegen koopwaren ter waarde van 50 roebels. Twee jaar later, in 1806, bevond zich de botanicus Adams, die den Russischen gezant naar China verge zelde, te Jakutsk, waar hij het geval vernam. Toen hij aan den mond der Lena kwam, ver nam hij, dat de Jakoeten in dien tusschentijd hun honden met het vleesch hadden gevoed, terwijl ook wolven en andere roofdieren daarvan hun deel hadden genomen. Hij vond dus weinig meer dan het skelet, waaraan ook reeds een voorpoot ontbrak. De beende ren waren nog door gewrichtsbanden ver bonden. De huid van den kop was verdroogd en aan het eene oor bevond zich nog een bundel haar Aan het linkeroog was nog de pupil te onderscheiden. Aan de zijde, waarop het dier lag, bevond zich nog de huid, die met lang en dicht haar bekleed was. Van die huid nam hij een groot stuk, dat zoo zwaar was, dat tien menschen het slechts met moeite op den oever konden sleepen. Van het in de sneeuw vertreden haar verzamelde Adams meer dan een pud, d.i. een gewicht van ruim 16 Kilo. Vele dezer haren hadden een leng'. van meer dan een Aschie of >/2 M Daaruit en uil hetgeen hy van de Toengoezen hoorde, besluit Adams, dat het dier lange manen aan den hals had. Het skelet en eenige stukken huid en haren werden door Adams naar Petersburg vervoerd en voor 8000 roebels (15240) gulden) aan keizer Alexander verkocht, die het aan het zoölo gisch museum schonk. Sindsdien zijn nog herhaaldelijk geheele beesten gevonden in Siberië, niet alleen van den mammoet, maar ook eeii. enkele maal van den Rhinoceros, die overal de trouwe begeleider van den Mam moet is geweest. Sinds de Petersburgsche Akademie van Wetenschappen premiën uit loofde voor het vinden van dergelijke over blijfselen, nam het aantal ontdekkingen uit den aard der zaak toe. Veel talrijker dan de geheele lijken worden afzonderlijke beende ren en tanden in Siberië gevonden. Die' tal rijkheid is zoo groot, dat fossiel ivoor sedert lang een belangrijk Siberisch handelsartikel is. Reeds Chineesche schrijvers uit de 5de eeuw vermelden het. Vooral door de reizen van latere natuuronderzoekers is de ver spreiding dier fossiele olifantstanden tot op zeer hooge noordelijke breedten, ook op de eilanden, die, benoorden de Siberische kust, in de IJszee gelegen zijn, nader bekend ge worden. H. G. VAN GROL. 1) L. M. R. Rutten, Die diluvialen Sauge- tiere der Niederlande (Proefschrift 1909). 2) Historia Naturalis, lib. XXXVI, Cap. XVIII. 3) Vgl. Album der Natuur, 1867, blz. 323 en volg. 4) Annales du Museum, 1835. 5) Owen, British fossil Mammals, p. 256, noot. 6) Vgl. Ibidem, blz. 473. 7) P. S. Pallas (1748—1811) ontdekte op zijn groote reis (17681774) door Siberië tal rijke resten van mammoet en rhinoceros. EERSTE KAMER. Vergadering van Vrijdag. Allerlei. De Eerste Kamer heeft nog een deel van den dag volgeleuterd. Meer dan leuteren was het niet, want er is geen opmerking gemaakt die al niet tien keer eerder is gemaakt wan neer men een zonderling speech je van den heer Verkouteren over de Zuiderzee uit- schakeld. In de eerste plaats was aan de orde de stemming over het ontwerp van wet, hou dende machtiging tot het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in art. 3a der In dische Mijnenwet, met den heer J. A. Hoo- genboezem, betreffende de opsporing en ontginning van aardolie in twee terreinen in de residentie West-Madoera. Het ontwerp wordt aangenomen met 237 stemmen. (Tegen V.D. en S.D. op dr. Wi- baut na). Vervolgens het Zuiderzeefonds dat zoo bitter is tegengevallen. Wie had anders ver wacht dan dat de kosten der drooglegging veel hooger zouden zijn dan de raming Ieder immers die weet wat ramingen zijn. Zal de strop nog grooter worden vroeg de heer Verkouteren. Economisch is het werk van geen beteekenis. Kans is er, dat het werk technisch ook nog een strop wordt. Deze afgevaardigde vraagt zich afWat wordt er eigenlijk droog gelegd de Zuiderzee of de schatkist Hij zou meenen de laatste. Laat men er mee uitscheiden. Wat je hebt dat weet je, wat je krijgt, weet je niet. Wat we al hebben, dat is de armoede, die we ge zaaid hebben onder de visschers. Daar be ginnen we mee. Dr. Lely, de vader van dit werk, was een groot man, maar een groot man mag men geen oogenblik alleen laten, heeft de geschiedenis geleerd. Groote man nen zijn te onevenwichtig, zij zijn ruiters, die ce zwaar zijn voor hun paard. Lenin was ook een groot man, maar wat heeft hij uit gevoerd In Rusland? We moeten het zaakje maar stopzetten, meende hij. Nadat de heer Wibaut zijn vertrouwen in het werk had uitgesproken, had de Minister geen antwoord meer noodig te geven. De hervorming van het strafstelsel inzake de voorwaardelijke veroordeeling kreeg niets dan hulde, de wijzigingen der bepalingen omtrent ouderlijke macht en voogdij idem. de herziening van de bepalingen voor publi catie van balansen van maatschappijen weid bejubeld, de heer De Veer mopperde wat te gen de wijziging der Bankwet. Goedgekeurd werden de salarisverbeteringen voor de leden van den Raad van State, Hoogen Raad, Gerechtshoven enz. Ten slotte vermelden wij dat de wijziging der regeling van de financieele verhouding van Rijk en Gemeenten 10 Juli aan de orde komt, dus na de verkiezingen. De voorzitter wilde het 27 Juni al afdoen maar de heeren moeter. er nog zwaar over studeeren. Minis ter De Geer was bereid ook als demissionair minister in de Kamer te verschijnen Nademaal de Kamer haar tijd deze week verleuterd heeft komt ze 10 Juli terug. De overval op Curacao. Het Tweede Kamerlid de heer L. L. H. de Visser heeft aan de ministers van defensie en koloniën de volgende vragen gesteld Is het juist, dat zonder voorafgaande be spreking of goedkeuring van het Nederland- sche parlement, de torpedojager „Kortenaer" en andere Nederlandsche oorlogsschepen naar West-Indië zijn gezonden Zoo ja, is de regeering dan bereid, de in verband met de incidenten op Curasao ge nomen militaire maatregelen oogenblikkelijk ongedaan te maken, de uitgezonden oorlogs schepen terug te roepen en aan de Tweede Kamer uitvoerige en nauwkeurige inlichtin gen te verstrekken omtrent de gebeurtenissen op Curasao Is de regeering bereid, te verklaren dat zij de regeering van Venezuela in geen enkel op zicht zal ondersteunen en tegenover de re- volutionnaire, anti-imperialistische volksbe weging in dat land een houding van volko men neutraliteit zal aannemen Het Tweede Kamerlid de heer Duys heeft den minister van koloniën de volgende vragen gesteld Is het juist, dat de regeering vrijwel ter stond na het gebeurde op Curasao haar leed wezen heeft doen betuigen aan de Venezue- laansche regeering, mede wegens dendood van den garnizoenscommandant van La Vale en Coro, generaal Lacle Is het juist, dat door de regeering. ten min ste tot op 15 Juri jl., nog steeds was nage laten aan de naaste familie van de op Cu- TE VLISSINGEN. Ouders, kiest een beroep voor uw kind in en na overleg met het Bureau voor Beroepskeuze alhier. A.s. Dinsdag 25 Juni zitting van 7.30-9 uur in het voorma lig Burger weeshuis aan de Badhuisstraat. Adviezen worden kosteloos verstrekt. rasao gedoode Nederlandsche mindere mili tairen eenig bewijs van deelneming te zen den Indien dit laatste juist is, is de regee ring dan bereid, mede te deelen, waaraan zulk een verschil in gedragslijn is toe te schrijven Wat is de regeering van plan te doen met betrekking tot de begrafenis dier doode mi litairen en ten opzichte dier nagelaten be trekkingen Het Verbond van Nationalisten heeft dezer dagen aan den minister van koloniën een adres gezonden waarin een dringend beroep op de regeering wordt gedaan, opdat de slachtoffers van den overval in Curasao in vaderlandschen bodem worden begraven en voor hunne nagelaten betrekkingen eventueel worde zorg gedragen. Daar thans echter verluidt, dat het vrijwel vast -taat, dat van de regeering geen maat- regenlen daartoe te verwachten zijn, heeft het verbond zich tot het Nederlandsche volk gericht met het verzoek bewijzen van instem ming te zenden (Wouwermanstraat 21, Am- terdam) opdat deze de regeering kunnen overtuigep, dat het de wensch is van ons volk, dat zijn in Curacao gevallen zonen in Ne derland een laatste rustplaats vinden en dat hunne betrekkingen eventueel worden ge steund. De loting voor den dienstplicht. Men deelt ons van bevoegde zijde mede Op Vrijdag 28 Juni a.s., 's namiddags 3 uur zal in de rolzaal op het Binnenhof te 's-Gra- venhage de loting voor den dienstplicht plaats hebben voor twee lichtingen, voor de lichting 1930 en voor de lichting 1931. Dit zal de eerste loting zijn, die naar het nieuwe stelsel wordt gehouden. De toekomstige dienstplichtigen trekken niet meer zelf een nummer, ook wordt niet voor elke gemeente afzonderlijk een loting gehouden, doch voort aan zal er door een commissie, waarvan de leden voor dit jaar reeds zijn benoemd, in het openbaar een centrale loting worden gehou den, welke voor alle gemeenten te zamen geldt. Bovendien bestaat de loting uit niets anders dan het ekken van slechts één num mer voor een geheele lichting. Dit geschiedt op de volgende wijze. In de lotingsbvs worden zooveel genummer de biljetten gedaan als er personen voor een zekere lichting te Amsterdam zijn ingeschre ven, dat zijn er ongeveer 7000. Nadat deze biljetten ter dege dooreengemengd zijn, wordt één er van uit de bus genomen. Vervolgens wordt nagezien, hoe de persoon heet, die on der dit nummer in het Amsterdamsche al- phabetisch register van bedoelde lichting vermeld staat, en op welken datum hij ge boren is. De aldus gevonden naam en geboor tedatum zullen dan niet alleen voor Amster dam maar tevens voor alle andere gemeen ten den persoon aanwijzen, die lotingsnum mer één krijgt, un de verdere nummers 2, 3, 4 enz. worden dan aan de overige ingeschre venen gegeven in de volgorde, waarin zij in het alphabetisch register vermeld staan. Het spreekt vanzelf, dat men niet in elke gemeente een ingeschrevene zal hebben met den hierbedoelden naam en die bovendien op den hierbedoelden datum is geboren. Dit geval zal zich vermoedelijk haast nooit voor doen. Daarom bepalen de voorschriften, dat nummer één dan ten deel valt aan den inge schrevene, die naar de regelen voor het al phabetisch register zou volgen op den per soon, die deze naam en geboortedatum zou hebben. Gesteld dat een nummer wordt getrokken, waarbij in het Amsterdamsche register de naam Leendert Pen vermeld staat. De ge boortedatum, die alleen invloed heeft bij per sonen met denzelfden naam, blijft hier een- voudigheidshalve buiten beschouwing. Indien nu in een gemeente onder de P twee perso nen zijn ingeschreven Arnold Peek en Fre- derik Poort, zou Pen tusschen deze twee in moeten staan. Zooals men weet, wordt bij het alphabetiseeren eerst met den geslachts- of familienaam en daarna nas met de voorna men rekening gehouden. De eerste, die op Pen zou volgen, is Poort. Dus krijgt Poort nummer één. Die op hem volgt, krijgt nummer twee en zoo verder. De A wordt gerekend te volgen op de Z en zoo krijgt Peek, die vlak vóór Poort staat, het hoogste nummer.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1929 | | pagina 1