VliuiM Csaranï
HORTSIK en HOBONK, of de wonderlijke droom van Hannes Mop, door G. TH. ROTMAN
VIERDE BLAD
Een nieuw leven begonnen
irk,
Begun-
p. t.
p. f.
p. f.
p. f.
p-*-
|uwe jaar
geachte
|>rspoedig
3 AND.
fcpark 10.
p. f.
|p. t.
ken,
feeluk-
Maandaj 31 Dei 102 8. No. 3C8.
Naar het Noorsch van
LARS DILLING.
In de'Oosterstmt, het drukste middelpunt
van verkeer van Kopenhagen, was het stil en
bijna geheel dontèr de winkelramen waren
niet verlicht, wart het was Nieuwjaarsavond.
Het liep eerst iegp achten, maar toch waren
weinig menschel meer op de been alleen
enkele deftige fpilies, die den avond bui
tenshuis gingen4ioorbrengen.
Een jongmensh kwam langzaam de straat
doorgewandeld. Dver zijn fijn gevormd, bleek
gelaat lag een rek van vermoeidheid, terwijl
de mooie donlïre oogen met diepe kringen
daaronder vanlate, nachtelijke uren getuig
den, Rij had töi bruinen knevel en een lan
gen donkeren baard, die op zijn kostbaren
pelskraag afhngen, telkens als hij zijn
sigaar uit der mond nam, kon men een blan
ke hand, met fonkelenden juweelen ring on
derscheiden, lie welii bizonder' uitkwam tegen
het fluweel!» bonti Lusteloos liep hij voort.
„Hallo", klmk h# opeens luid in de ooren.
Verbaasd k<ek hij] op. Voor hem stond een
lang forsel gebouwd man met levendige
blauwe oojen. Ach zijn blozend, verweerd
gelaat kon pen zijn dat hy een zeeman was:
hy droeg can .ookjeen pet met vergulde bies
jes en witie sterretjes op het donkerblauwe
lint, ter aanduiding, dat hij kapitein was op
een van dé sclieöen van de Deensche Stoom
bootmaatschapp
„Ken je mij r^g, oude vriend klonk het
opgewest.
„B'erlak geze;
„Ïïu (at is co
ren. We bijn zek
sinds wjsamer
Ik ben phristir
mij welnerinn
„Natiiiiijk
klas f
„En ij was
tisch ^rtje
ben hicend,
toeval! ter tbre was gekomen. Jij kwam
ll ji de Brptraat-«oor in een sierlijk rijtuig met
twee fslandsc/ie paardjes bespannen en ik
zat didgewocji in een omnibus. Dat schiint
ïemal met gèld te wezen zei ik zoo tegen
mynAiurmau
„El is een rijke Noor, die hier ongeveer
een pr in Kopenhagen woont", antwoordde
hij. he^t Belskor".
Belskor, misschienmijn oude
schlkameröad". ht ik. Werkelijk, zou
hij ft zijn, dien 's jongen zoo dikwijls
spejid in rug geprikt heb Dat
[je toch nog wel, Henri
zekerj je was me er eentje En her-
jy je jiog wel, hoe trotsch je was, toen
ins mep mocht doen in het koor van
hesterj?"
rü die gelegenheid heb ik ook dat Chi-
IIt ifche liedje geleerd, datwij altijd voor-
:gen, als we teekenles hadden en de
aar tegelijk twee klassen voor zijn reke-
had. Weet je nog wel, hoe ik dan op
;eenen ging staan, beide wijsvingers om-
stak, het hoofd op Chineesche wijze
en weer bewoog en voorzong, terwijl
ie telkens invielen Piat Piat - Chang,
ag
)an moest de heole klas schoolblijven."
dan vulde ik de kachel zoo vol met
tanjes, dat er een schitterend knal-effect
stond."
Uk had altyd verwacht, dat je acteur zoudt
geworden, zooals byna allen bij jou in
familie."
Neen, ik ging naar zee. Dat was veel beter,
ben nu kapitein op een van onze grootste
waarlijk niet te verwonde-
aliebei lieel wat veranderd
op de schoolbanken zaten,
kn Freybertnu zal je mij
jen
ff ij was de belhamel van de
izoo'n bleekneuslg, arisfcocra-
jeen, ik zou je ook niet heb-
je naam mij gisteren niet
stoomschepen.....en hier heb je den erf
genaam van mijkx beroemden naam
Treed eens voer het front, kleine man, en
maak je compliment voor een van je vader's
oudste vrienden V
„Een min.Natuur -zeeman stelde zich in
postuur en grtfetto op militaire wijze.
„Je bent dus jgfl trouwd
„Ja zeker. Ik ,heb vrouw en kinderen
drie stuks, behalve' dit baasje hier. En jij
„Ik ben ongetrotttvd."
„En waarom ben -je eigenlijk hier, als ik
vragen mag?"
„Welom mij te amuseenen Ongeluk
kig is er niets varveltenders op de wereld dan
om zich te moeten amuseeren 1"
Op het gelaat van Btelskor, dat eerst weer
wat opgewekt had gentiaan bij al die jeugd
herinneringen, was nu weer de oude matte
uitdrukking van straks teruggekeerd.
„Ik zie, je bent blasésMaar we kunnen
niet hier den heelen avond op straat blijven
staan Laten we even. een restaurant bin
nengaan en een enkel glas op ons weerzien
drinken."
„Ik heb niet veel lust, om iets te gebruiken,
want ik kom juist van een groot diner, waar
ik mij teruggetrokken, hsto, toen de koffie
werd rondgediend. De laatste veertien dagen
ben ik lederen, dag naar een diner geweest..
Ik smachtte naar wat frissche lucht. Al dye
champagne en die fijne spijzen kunnen je
zoo vreeselijk tegenstaan."
„Dan zal nu een glas spuitwater je ver
kwikken. Kom mee JEn zfjn vriend bij
den arm nemend, trad de kapitein een van
de voorname restaurants in de Oosterstraat
binnen. Het was tamelijk leeg in de ruime
zalen en het bestelde wend onmiddellijk ge
bracht.
Belskor trok zijn pelsjas niet tiit. Hij liet
zich aan een van de tafeltjes neervallen en
dronk zijn spuitwater met kleine teugjes. Ze
zouden niet lang blijven. Het was er warm
en hij voëJde zich moe. Het gesprek geraakte
echter nu eerst in vóllen gang, en de beide
oude schoolmakkers genoten van eten calei
doscoop van hun jeugdherinneringen.
Kleine Christiaan zat met verrukking naar
«lies te kijken, terwijl het gesprek tuaschen
zijn vader en diens vriend vroolijker werd.
Er verscheen zelfs ieés van een blos op Eels-
l.or's bleeke wangen en zijn oogen kregen
-or gedeeltelijk den ouden glans terug.
Nu wordt het mij hier toch te warm
zei hij en stond op. „Wacht, ik zal even
mijn pels uittrekken."
„Neen, doe dat maar nié twe zullen gaan,
zei de kapitein.
„Gaan. Ik heb nu Juist zoo'n lust ge
kregen, om nog wat te bfyven praten."
„Kè ja vader We zitten hier zoo prettig."
..Nee Is 't nu nog niet onooi gesnoeg
We gaan samen naar huis voegde hij er
tot zyn vriend bii „Mijn vrouyv wacht met
het avondeten."
„Hoe kom je er ti man Om negèn uur
's avonds zou ik m? nog bij je vtouw komen
voorstellen."
„O, daar hoef je geen excuses vbor te ma
ken. Je komt bij ons niet in ec.n deftigen
salon, maar in een eenvoudige burgerwo
ning Misschien dat je het nog1 wel aar
dig vindt om eens te zien, hoe zcio'n ouwe
zeerot het heeft, als hij in de havetn ligt."
Ze liepen een paar straten ver, een groote
poort en een tuin docr en de steile trap van
een ouderwetsche woning op. De kapitein
belde dat het geheele huis er vari dreunde.
Een hoogst eenvoudig gekleed dienstmeisje
deed de deur open en Belskor wend bij den
schouder gevat en de gang door in een ver
licht vertrek binnengevoerd. Het was een vrij
kleine huiskamer, met eenvoudig^ goed on
derhouden meubels. Aan den muur hingen
geen zeilende schepen, zooals men die bijna
altijd bij scheepskapiteins aantreft,maar por
tretten van bekende acteurs, waarschijnlijk
erfstukken uit de familie Freybert. In den
eenen hoek stond een groot stuik speelgoed
met een kleed toegedekt, een gitaar hing-
ernaast.
De tafel stond gedekt met een stevig echt
Deensch avondmaal, bestaande uit rolpens,
worst en andere dergelijke gevechten. En aan
tafel zaten een mooie, bleeke, kleine vrouw,
en een aardige kleine jongen, van een jaar of
zeven. De moeder was bezig boterhammen te
smeren en het kind volgde met ingespannen
aandacht deze hoogst belangwekkende bezig
heid. Op xle canapé lag een klein wezentje te
slapen en in de kamerwieg sluimerde de aller
jongste.
Toen zij binnenkwamen stond de jonge
vrouw op en ging beide heeren vriendelijk
tegemoet.
„Dat is mijn vrouw," zei de kapitein, „en dit
Is m(jn oude schoolmakker Henri Belskor,
een Noor uit Norgen, die hier naar Kopen
hagen gekomen is, om zich te amuseeren met
zich te verwelen of zich te vervelen met
zich te amuseeren wat van beide, weet ik
niet recht.
Neem hem maar eens goed ophij kan be
kijks velt» l"
De blanke hand met den juweelen ring
kwam ufit de pelsjas te voorschijn en drukte
die van de jonge vrouw. Ze begroette hem
heel getvoon en eenvoudig en scheen in het
minst üiet verlegen of verbaasd over dit late,
deftige, bezoek.
„Ik mag waarlyk wel om excuus vragen,
dat ik op dit uur nog bij u aankom," zei
Belfjfcor.
,,Ik ben er aan gewend, dat mijn man
d'^n een of anderen kennis mee naar huis
l/rengt", was het antwoord. „Als u het
eenvoudige voor lief wilt nemen, is u van
harte welkom."
Tegelijkertijd kwam een allerliefst jong
meisje binnen. Zij was mooier nog dan me
vrouw Freybert, maar leek toch heel veel
op haar, en had dezelfde donkere, sprekende
oogen als de moeder en de beide kinderen.
Ze was keurig gekleed in een wollen japon
en had een coquet wit boezelaartje voor, met
fijn borduursel. Ze schrikte even op het zien
van den vreemdeling, maar trad toen met een
lichten blos nader.
„Mijn schoonzuster, juffrouw Rika Brau-
nermijnheer Henri Belskor." luidde ds
voorstelling. De blanke hand, waaraan de ju
weelen ring schitterde, kwtam nog eens uit de
pels te voorschijn en drukte een zachte,
warme vrouwenhand.
„Wel Petertje, wil ja ook niet eens den
vreemden heer komen goeden dag zeggen?"
vroeg zijn vader. Het ventje legde zijn pas
gekregen boterham neer en kwam een stijf
compliment maken.
„Nu allereerst onze jassen uitBelskor
ontdeed zich van zyn pels en stond daar in
avondcostuum.
Zijn donkere golvende baard bedekte het
sneeuwwitte overhemd en toen hij de hand
tusschen het laag uitgesneden vest stak en
een geborduurden zakdoek van fijn linnen
er uithaalde, verspreidde zich een geur van
viooltjes. Rika schikte alles netjes op tafel
en wierp af en toe steelsgewijze een blik
raar hem. Ze zei bij zichzelf, dat ze nooit
een mooier man had gezien
„Hoor eens, Mile", zei ze zacht tot haar
zuster, „nu moesten we de beide kleintjes
wegbrengen."
Dit zeggende nam ze het eene op den arm
en schoof met de andere hand de wieg de
kamer uit. In een ommezien was ze weer
terug, raapte wat speelgoed van den grond,
legde hier een kleedje, daar een canapékus
sen terecht en eer men het wist, had deze
vrouwehand de grootste orde in het vertrek
gebracht.
Belskor keek met verbazing om zich heen.
Dit kleine vertrek, half eet-, half huiskamer,
waar kinderen en speelgoed in het rond ver
spreid lagen en de kleine, bleeke huisvrouw
met eenvoudig zachte waardigheid het voor
zitterschap bekleedde, was zoo iets geheel
nieuws voor hem Hij kwam juist uit een
prachtige eetzaal, waar bedienden met ser
vetten over den arm zich om de tafel be-
borden hadden liggen waar een heel regi
ment glazen by ieder bord stond en de tafel
bijna bezweek onder al het zilver, den over
vloed van bloemen en vruchten en de zware
kristallen kandelabers.
De kapitein nam hem by den arm en
bracht hem aan tafelHij moest toch even
van alles proevenvan de worst en de rol
pens. Moeder de vrouw had ze gemaakt en
ze waren overheerlijk. Daarna kwam het
schoonzusje met een grooten schotel geurige
pannekoekjes binnen.
„Je krijgt met mij te doen. als je niets
gebruikt" zei de gulle gastheer. „Die pan
nekoekjes komen nog al te jouwer eer op
tafel
„Straks moeten we nog een stukje zand
taart eten", zei mevrouw Freybert. Dat is een
fabrikaat van Rika. En toen Rika hem
glimlachend de zandtaart aanbood, kon hij
natuurlyk niet weigeren, maar nam een
groot stuk, dat waarlijk zeer voortreffelijk
smaakte.
Een eigenaardige persoonlijkheid was dat
jonge meisjezij ging zoo onmerkbaar haar
gang, en toch verrichtte zij zoo veel en was
ze overal, waar haar tegenwoordigheid ver-
eischt werd. Toen de kinderen in het vertrek
daarnaast begonnen te schreien, was zij er
dadelijk om ze te sussen toen kleine Peter
morste, had zij onmiddellijk een doekje ge
reed, om zijn vingers af te vegen en tusschen
dit alles door vond zij nog den tijd om brood
te snijden en koffie te schenken. Nadat de
kinderen gegeten hadden, gingen ze beleefd
rond om „Wel moge het u bekomen te wen-
schen.
„Ga je nu maar klaarmaken," sprak vader.
„Moeten ze naar bed vroeg Belskor.
„Neen, ze moetep gymnastiseeren, zooals
je zult zien". Even later waren ze dan ook
terug met gymnastiek-schoenen aan de voet
jes. De jongens gingen voorop en de kleinen
voerden hun gymnastiektoeren uit. „Dat heb
jullie er kranig afgebrachtklonk het ein
delijk goedkeurend. „Nu exerceeren". Ze gin
gen naar het andere vertrek terug, waar de
dames de tafel afgenomen hadden en nu rus
tig bijeen zaten.
De kapitein nam de gitaar van den muur,
kleine Peter kreeg een geweer en Christiaan
een vlag en toen begonnen zij, stipt in de
maat en met den grootsten ernst rondom de
tafel te marcheeren, tgrwijl hun vader aller
lei liedjes voor hen zong tot hij zei„Nu is
het genoeg, jongens Rechtsomkeert
Belskor nam de kleine baasjes op zijn knie
en kleine Peter speelde met zyn langen gol-
venden baard. Rika was druk bezig met een
handwerk.
„Hè, vader, nu moest u eens wat comedie
spelen", zei Christiaan.
„Speel je nog comedie vroeg Belskor.
„Alleen in den huiselijken kring. Ik ben
dan van alles tegelijktooneeldirecteur.
schrijver, bailetmeester, regisseur en tooneel-
knecht. Mijn acteurs zijn bizonder volgzaam
en voor een groot deel komt dit hierdoor ze
hebben een touwtje aan het eene been en
kunnen dus ook niet naar een anderen troep
overloopen, waar ze een hooger salaris
krijgen."
„En de schouwburg
„Is hier in den hoek. Ik hefc het zelf ge
maakt. Hij trok het kleed weg. dat het
min.atuur-theater bedekte, rolde het gordijn
op. en liet een mooi, buitengewoon groot
kaartenhuis zien.
„Nu zal ik je enkele van de personen
voorstellen Hier is de prima donna. Zij is
een beetje stijf, doordat ik haar een steuntje
in den rug heb moeten plakken, want er
wordt zeer veel gebruik van haar gemaakt,
evenals van alle prima donna'sa En hier is
de komiek, die volstrekt niet zoo verwaand
of eigenwys is, als zijn meeste collega's".
„Toe vader, begin nu."
„Zoo, zoo. Mijn publiek begint ongeduldig
te worden Nu, heeren en dames, attentie
als-je-blieftDe kapitein dook echter het
tooneel weg en het stuk begon, wat met de
grootste vroolijkheid van de zijde der kin
deren gepaard ging. Die opgewekte stemming
werkte aanstekelijk en al heel gauw zat het
heele gezelschap te schudden van het lachen.
Eindelijk viel het gordyn en de kapitein ging
hijgend en puffend aan tafel zitten, om zijn
krachten met een kop thee te herstellen.
„Ziezoo jongens 1 Dit is het besluit van den
avond geweestNu naar bed
Gewillig zeiden de kinderen goedennacht
en bij hun vader gekomen drukten ze hun
roode kinderlipjes, vol liefde, tegen 2ijn ruwe,
bruine wang.
Toen Belskor een uur later opstond onj
afscheid te nemen, fluisterde de kapitein
„Kom ze nog eens even zien, zooais ze daar
liggen te slapen En op zijn teenen loopend,
ging hij voor naar de kinderkamer. Daar
lagen ze in hun bedjes frisch als rozenknop
pen en met een gelukkigen glimlach om den
half-open mond. Belskor stond stil naar de
kleinen te kijken. Mevrouw Freybert kwam
ook binnen. Zij liet haar mooi bleek gezichtje
tegen de breede borst van haar man rusten en
keek vol liefde naar hem op. „Je begrijpt", zei
de kapitein, terwijl hij zijn arm om zijn
vrouw sloeg, „dat het een zeeman moed en
kracht geeft in den strijd tegen de elementen,
als hij weet, dat hij zoo'n vreedzame nood
haven bezit, waar hij telkens weer kan bin
nenvallen
„Ik zou haast wenschen, dat ik er ook zoo
een had 1" sprak Belskor zacht. „Ik dobber
rond in wat men noemtde wereld van het
gezellige leven. Het is daar niet minder
stormachtig en gevaarlijk dan op zee."
„Jadaar heb je gelijk in Daarom raad
ik je, tracht een haven binnen te zeilen l"
Belskor bevond zich in zijn kamer, hij stak
een groote kostbare lamp aan en bleef toen
staan. Het was een prachtig vertrek, maar
het was er koud en wanordelijk De juffrouw,
die beneden woonde, at op Zon- en feestdagen
bij haar familie en het dienstmeisje kreeg
dan, uit zuinigheid, vrijaf. Belskor had dien
middag bezoek gehad van ongehuwde heeren
zooals hij. Tusschen de fotografieën en flu-
weelen albums op tafel stonden gebruikte
portglazen, volle aschbakjes en half-leege
flesschen spuitwater. Op het Brusselsche ta
pijt waren vuile voetstappen, en op liet over
trek van de canapé lagen eindjes sigaar ver
spreid. Een koude wind woei hem in het ge
zicht. Hij sloot het raam, dit had hij 's mor
gens opengezet om den tabaksrook te verdrij
ven, maar het was natuurlijk open blijven
staan. „Bij Freybert lagen de kinderen overal
verspreid," dacht hij„Maar je hadt toch
nog liever zulke kleine peuters op je sofa lig
gen dan eindjes sigaar Hij wikkelde zich
in zijn pels en ging in den hoek van de cana
pé zijn sigaar zitten rooken. Het was won
derlijk, zoo gelukkig gestemd als hij zich ge
voelde, In lang had hij niet zoo'n aangena-
men avond doorgebracht als heden bij kapi
tein Freybert i Hij bleef in zijn hoekje zitten
en verviel in gepeins.
Daar ging de deur zacht open en Rika
Brauner, de schoonzuster van den kapitein
kwam binnen Ze zag er precies zoo uit, als
hy haar een poosje geleden gezien had met
diezelfde donkerwollen japon en dat coquette
boezelaartje voor.
„Waarde juffrouw Brauner, hoe komt u
hier, nog zoo laat op den avond vroeg hü
verbaasd.
„Ik ga hier alleen maar een beetje oprui
men." sprak 'ze kalm. „Blijft u maar gerust
zitten Ze zweefde rond, sloeg het stof'met
haar boezelaar weg en bracht met een paar
grepen van haar kleine hand alles in orde.
„Zoozoo, nu kan ik weer gaan," zei ze
en reikte hem de hand. „Neen, u moogt niet
weer ga^n," antwoordde hij en richtte zich
half van de sofa op. U moogt mij in dit
leen n'?t weer verlaten, want als u bij mij
v/Ut blijven dan weet ik dat ik in veilige
haver» Vn geland Hij wilde zijn arm om
hear heenslaan, maar deinsde opeens terug,
terwijl ^er<»nd geluld zich deed hoo-
ren en l>ij pt handende pijn aan zijn voor
hoofd voelde, m hed een paar flesschfn van
de tafel genomen en stond met de armen om
de groote lamp geslagen aan de ballon had
hij zich het voorhoofd gestootsn.
„Helaas Het Is maar een droom geweest, 1'
mompelde hy.
Een heelen tijd ging hü. in gepeins ver
zonken. de kamer op en neor.
„Zij had het dus ook noodig gevonden, dat
hier wat opgeruimd werd." besloot hy zyn
overdenkingen. Als ik maar de hoop mocht
koesteren, dat zij
Toen ging hij oneens aan zijn schrijftafel
zitten, met ziin pelsjas nog aan. De blanke
hand met den diamanten ring kraste vele mi
nuten haastig over het papier. Toen vouwde
hy' den brief toe en schreef op het adres
Mejuffrouw Rika Brauner
p'a. den heer kapitein Freybert
Groote Zandstraat. Kopenhagen.
Het moet wel iets heel gewichtigs zyn ge
weest wat hij had geschreven, want, zelf liep
hij. midden in den nacht, met den brief naar
de bus
En dit is waarheid Met het nieuwe jaar
begon voor hem inderdaad een nieuw
leven
17
Maar vlakbij de struiken bleef hij staan, snoot
zyn neus, bedacht zich even en ging den anderen
leant uit. „bat gevaar is geweken zei Gerrit.
„Maar, wat is dat you, zit je te grienen „Och
ja", zuchtte Hannes, „ik vind het zoo vreeselijk,
dat myn baas daar. nu ook bij hoortwant hy ls
toch altyd goed voor me geweest." „Dat zul je
gewaar worden, als hij er achter komt, dat je de
gang gevonden hebtDan ga je levenslang in 't
hok, jochie Laten we nu eerst naar de menschen
op 't kasteel gaan waarschuwen. Dan zul je van
nacht eens wat beleven
UBDOCtSS^'j
18
Zoo gezegd, zoo gedaan. Het kasteel lag boven op
een heuvel en het was h'^usch geen licht werk, om
door de sneeuw naar boveif\te ploeteren, „Nu moeten
we niet aan de voordeur kloppen", zei Gerrit on
derweg, „want dan worden wp toch door de bedien
den weggejaagd. We zullen om het kasteel heen-
loopen en door de ramen kyken, of we de barones
zien." Zoo deden ze ookde barones zat voor een
der vensters en toen ze zag, dat de twee kleine
jongens haar iets te zeggen hadden, gaf ze dadelijk
bevel, om hen binnen te laten.
19
Gerrit vertelde nu alles, wat ze in 't bosch af
geluisterd hadden en ook, dat de kok van 't kasteel
er wel meer van wist. De barones gaf nu dadelijk
bevel, om den boozen kok te binden en in den kel
der op te sluiten. En de jongens kregen allebei een
grooten leeren buidel vol goudstukken en ze moch
ten ook 's nachts op het kasteel biyven logeeren. En
's avond werden alle bedienden van het kasteel ge
wapend en verborgen zich in de kasten, achter de
deuren en onder de tafels, en de achterdeur werd
opengelaten. Hannes en Gerrit moesten echter op
hun kamertje blijven en dat speet hun geducht.
BomBomBom.... daar sloeg de kloi:
van den kasteeltoren twaalf uur, en zeven booze.
zwarte mannen slopen achter elkaar door de witt0
sneeuw. De oude liep voorop hy voelde aan de
achterdeur en riep toen zachtjes „Kom maar, jon
gens, voorop hy voelde aan de achterdeur en riep
toen zachtjes„Kom maar, jongens, alles is in
orde Eén, twee, één, twee, slopen ze nu achter
elkaar naar binnenmaar nauweiyks had de
achterste den drempel achter z'n hielen of daar
viel de deur met een slag dicht en uit alle hoeken
en gaten sprongen de bedienden te voorschijn. Het
werd een hevige vechtpartij.