Stemmen t OP REIS NAAR HET ZUIDEN, VOOR DE VROUW VOOR HET KIND DE REDACTIE. l\'a de technische beschrijving van het in eenzetten van een courant, mag ook wel een blik gegund worden in het journalistieke gedeelte. Dit levert ook tal van eigenaardig heden op en hier geldt zeer zeker met een variant op wat het Fransche spreekwoord zegt, dat het zeer moeilijk is de c o n t e n- ter tout le monde en de couran ten-lezers, m.a.w. dat het zeer lastig gaat het iedereen naar den zin te maken. Indien men een bericht plaatst dat A' tevreden stelt, wordt B er allicht door ontstemd. Bij het overnemen van artikelen uit andere bladen huldigen wij den stelregel van het „elck wat wils" en toch moeten wij wel eens klachten aanhooren dat een bepaald uittreksel beter achterwege had kunnen blijven. Natuurlijk wordt dan hiermede bedoeld dat een bepaal de partij dit liever had gewild, terwijl daar entegen een andere fractie de overneming van zulk een artikel juist op hoogen prijs stelt. De rubriek „Ingezonden Stukken" moet het bij velen dikwijls ontgelden, als daar stukken van algemeen belang in worden op genomen die niet met vollen naam zijn on derteekend. Wij hebben dezen eisch nooit gesteld en zijn ook niet voornemens dien te stellen, om de eenvoudige reden dat tal van personen uit den aard van hun maatschappelijke po sitie dit niet kunnen doen. In inge zonden stukken wordt gewoonlijk crit;ek uitgeoefend op het een of ander en dikwijls worden daar autoriteiten in hun openbare functies niet in hun persoon, daartoe ge ven wij nooit gelegenheid betrokken. Het kan niet anders of deze autoriteiten zouden, als zij de schrijvers kenden, revanche op hen willen nemen. Dat is nu eenmaal een ge- woon-menschelyke eigenschap en ju st om dit te voorkomen kunnen de schrijvers met een pseudoniem onderteekenen. Dan wordt het stuk naar den inhoud beoordeeld en ver valt het persoonlijke element. Het is overigens wel eigenaardig dat wij verschillende gevallen zouden kunnen noe men waarbij personen die tegen ongeteekende stukken opponeeron, zelf meermalen een dank baar gebruik hebben gemaakt van deze ru briek door het inzenden van ongeteekende stukken. Wij hebben bij deze kwestie wat uitvoeri ger stilgestaan, nu zich de gelegenheid voor deed eens het juiste licht te laten vallen op het standpunt hetwelk door ons ten opzichte van Ingezonden Stukken wordt ingenomen. Trouwens de buitenstaanders weten niet hoeveel schrijvers nog worden teleurgesteld, doordat hun epistels niet geschikt werden geoordeeld. Het is er verre van dat rijp en groen zou worden opgenomen. Er wordt ter dege overwogen alvorens een definitieve be slissing te nemen. De andere rubrieken leveren voor de re dactie eveneens hun eigenaard :ghed en op. Het streven moet er steeds op gericht zijn het den lezers zooveel mogelijk naar den zin te maken en dat is een lastig probleem. Zet tien dagblad-lezers op een rij en zij zullen U zeer waarschijnlijk tien verschillende ant woorden geven op de vraag, wat zij in hun courant lezen en wat zij overslaan zender er eenige notitie van te nemen. De cours nt is alle tien even lief en alle tien even on misbaar. Als zij hun courant slechts eon kwartier later ontvangen dan regel i~, z':n zij daarover reeds ontstemd en toclr heeft de courant voor alle tien waarde op een ander terrein. De courant moet trachten alle lezers te voldoen, zij wordt ih elkaar gezet voor de groote menigte. Door sommigen wordt dit wel eens vergeten. Een verslag, een bericht of een artikel dat den een niets interesseert wordt door een ander juist bijzonder op prijs gesteld. Met gegronde opmerkingen die der re dactie bereiken, wordt steeds zooveel moge- lyk rekening gehouden. Van zeer bijzondere beteekenis is het dat de redactie als eerste eisch stelt voTed're betrouwbaarheid van haar berichten. W j kunnen gerust verklaren dat deze eisch door ons nimmer verwaarloosd wordt. De lezer moet er staat op kunnen maken dat wat hij in zijn courant leest waar is, anders gaat het vertrouwen verloren en dan heeft de courant een groot deel van haar prestige ingeboet. Het is de taak van de redactie angstval lig er vcor te waken dat dit niet het geval is. Verder heeft de redactie den plicht dat zij haar volle vrijheid behoudt en zich niet on der curateele laat stellen, anders is h?t met haar zelfstandigheid gedaan. Zij moet baas in eigen huis blijven en z'ch niet laten in'.i- mideeren. Op tien duur komt zij daar het verste mede, om lat ten slotte ieder het waardeert dat het bekend is, d°t geen in vloeden van buiten, de redactie bij het ne men van een besluit influenceeren. Zeker, het verwijt wordt wel eens gedaan dat wij onder den invloed van dezen of ge nen handelen, doch zulk een verwijt deert ons niet. omdat het onverd'end is en het dus dwaasheid zou zijn zich er iets van aan te trekken. W'i passen het hoor en wederhoor in a1!? opzichten toe en dat mag ook niet anders, waar onze courant door alle k1 assen en standen der maatschappij gelezen wordt. Wij vle'en ons dat deze uiteenzetting ann velen de overtuiging zal bpbrergen dat onze redactie een geheel onpartijd'g stand punt inneemt, waar zij zich in den loop der jaren trouwens het beste bij heeft bevon den en wij hopen dit standpunt ook in de toekomst steeds te blijven innem^ Hoe millioenen voor hun vrijheid streden. Een herdenkingsfeest. Schouwburgen en herbergen als na tionale vestingen. De strijd tus- schen het grootsche hotel en de boe- relierberg. (Van onzen reizenden correspondent.) Kidani most (Slovenië), 9 October. Al reizend door Slovenië vindt men, meer nog dan in Kroatië, telkens de teekens van herinneringen aan den strijd, die hier het volk in zijn geheel, boeren, arbeiders, burgers, intellectueelen, gevoerd heeft voor zijn rech ten, voor zijn vrijheid. Dat was een strijd minder van bloed, dan van passieven tegen stand en van uithoudingsvermogen een strijd, waarbij de Slovenen met bitterheid in hun hart niet veel anders konden dan door -protesten, door boycot, door uitsluiting van de tegenstanders uit hun kring taaien tegen stand bieden tegen alle pogingen om hen te denationaliseeren, te Gcrmaniseeren en eerst de wereldoorlog, de ondergang der central! mogendheden bracht hun de nationale vrij heid en het volk 'recht op eigen taal. Het was niet hier alleen, dat zulk een stille, verbitterde strijd gevoerd werd in Po len, in Estland, in Letland, in Litauen, in het grootste deel van het huidige- Tsjecho-Slo- wakije, in Bosnië, in Herzogowina, in Finland feitelijk ook was het niet anders en de we reldoorlog heeft het goede gehad, dat hij mil lioenen de vrijheid bracht. Wij, in West- Europa, weten dat nauwelijks, willen het nau welijks weten. De grootste der Poolsche dich ters, Mickliewits, schreef reeds omstreeks 1865, dat slechts uit een wereldoorlog de vrij heid van zijn land herboren kon worden. Tragisch cn belachelijk moet het iedereen, die deze feiten kent, voorkomen, dat ongeveer dertig jaar geleden te 's-Gravenhage de con ferentie daagde, die ten doel had den wereld vrede tot stand te brengen, een wereldvrede, gebouwd op- het ongeluk van honderd mil- Hoen Europeanen, die zich onderdrukt, ont recht gevoelden en die bereid waren, als de omstandigheden gunstig zouden zijn, hun bloed te geven voor wat zij het hoogste acht ten hun nationale vrijheid. Maar niet alleen van de zijde der officieele machthebbers wer den deze honderd millioen en hun vertrapte rechten als nietige kleinigheden beschouwd van de zijde der internationale sociaal-demo craten was het niet anders en dezen sloten uit hun rijen de Poolsche socialisten, die al lereerst hun nationale vrijheid verlangden Die eisch naar vrijheid, naar recht op eigen taal, naar zélffcesbemming was lastig en dusweg met deze lastige geestverwanten. Dat was ook daér de leuze. De vraag zou zich kunnen opdringen of thans weder niet dergelijke fouten begaan worden, doch het is niet de taak van een reizend correspondent op deze vraag in haar algemeenheid in te gaan. Nu en dan is er bij den strijd der Slovenen om meer rechten in de Oostenryksche mo narchie ook bloed gevloeid, zijn dooden ge vallen. Juist dezer dagen werden, te Ljubljana, de hoofdstad van Slovenië, de gebeurtenissen van 1908 herdacht, toen daar het volk (Ljubljana is en was een volkomen Sloveen- sche stad) onder aanvoering van den burge meester, een Sloveen, opkwam voor zijn rech ten en uit het Duitsche gebied van Oosten rijk aangevoerde troepen vuurden op de massa. De soldaten van Slovcensche afkomst waren in dien tijd onder bewaking van Duitsch-Oostenrijksohe militairen ontwapend en in de kazernes opgesloten. Ook dit jaar hebben te Ljubljana weder mannen der „So- kols" (nationale turnvereenigingen) met ge trokken sabel eerewacht gestaan by de gra ven van hen, die twintig jaren geleden vielen. Wij, in West-Europa hebben van dit alles nooit veel geweten en nog minder begrepen. Officieele en officieuse Oostenryksche nieuwsbureaux gaven de mede deelingen zoo als hun dat paste en als de onderdrukten zelf zich tot de openbare meening van Europa wilden wenden, vonden ze vrijwel overal te genwerking en bij de openbare meening een weinig vriendelijke ontvangst. De gemiddelde Europeaan, die in een nitionalen staat vry leefde, werd ongemoedelijk en zeide iets, dat men zou kunnen samenvatten „Wat maken die menschen buiten toch een lawaaiwij zitten toch zoo lekker bij de warme kachel. Ter verontschuldiging kan dienen, dat men in de meeste beschaafde landen van Europa niet meer wist, wat dat zijn, nationaal onderdrukte volken. Frankrijk, Engeland (als men Ierland bui ten beschouwing laat, waar toch in elk geval vrijheid van taal bestond), Zweden, Spanje! Italië, Nederland, Noorwegen, Denemarken waren reeds zeer lang nationale staten zon der onderdrukte nationale minderheden en in Zwitserland waren de drie deelen der bevol king (Duitschers, Franschen en Italianen) volkomen gelijkgerechtigd. En nog minder be sefte (en beseft) men in West-Europa hoe hard, hoe bitter een nationale onderdrukking gevoeld wordt en hoe ze doorwerkt op alle gebieden van het leven. Daar men dit niet begreep, kon men ook den feilen tegenstand, den telkens weder uitbarstenden haat niet begrijpen. Merkwaardig is het nu nog de sporen van den strijd der Slovenen te zien. Het zijn geen bloedige sporen, het zijn gedenkteekens tege lijk van een beschaving. Te Ljubljana vindt men op enkele tientallen meters van het groote theater, dat aanvankelijk als een uit sluitend Duitsch theater bedoeld was, een groot gebouw met feestzalen, waar vroeger de Slovenen tezamen kwamen, waar hun turners oefenden, lezingen, concerten en ook wel tooneelvoorstellingen (echter uitsluitend in de Sloveensche taal) gegeven werden en dit gebouw droeg en draagt den naam „Na- rodni Dom". In het Sloveenseh is (evenals in het Russisch) narod volk, dom huis, dus zou men den naam kunnen vertalen met „volkshuis", doch in dit geval is „nationaal huiè" beter vertaling. Dit gebouw was een centrum voör de Slovenen in den Oostenrijk- schen tijd en flitst kleine gaven van burgers, boeren en arbeiders was het bouwgeld te zamen gebracht. Het werd in dien tijd de leus. „we moeten zoovêiff nationale huizen bezitten als we kerken hebben,'' De regeering te Welpen moest op verschil lend gebied, vooral (e L]üifij&na (tqen n,og Laibach geheeten) inbinden ön we schouwburg in die stad werd reeds vóór den oorlog een volkomen Sloveenseh theater, ter wijl er een andere, kleinere Duitsche schouw burg bij werd gebouwd. In dit laatste wordt thans ook in het Sloveenseh gespeeld, niet omdat de Slovenen tegen een Duitschen schouwburg in hun stad zijn, maar er is een voudig geen publiek voor, sedert er geen Oostenryksch garnizoen, geen Duitsch-Oos- tenrijksche beambten en wat daarbij behoort meer zijn. In kleine steden, in dorpen zelfs voerden de Slovenen den strijd op overeenkomstige wijze. Elk dorp, elk stadje had zijn „narodni dom", dikwijls een cofè met een vereenigings- zaal, waar alleen de Slovenen kwamen. Van Oostenrijksche zyde werden in vele, ook zeer kleine stadjes, groote, indrukwekkende Duit sche hotels gebouwd met directe of indirecte ondersteuning der centrale overheid. Deze hotels vervulden dezelfde rol die in de door Rusland overheerschte gebieden de ortho doxe kathedralen speelden ze werden ge bouwd niet omdat ze noodwendig waren, maar als het zichtbare teeken der vreemde heerschappij. Te Brezice, een Sloveenseh stadje van vijf tienhonderd inwoners (vroeger Rann ge heeten) bevonden zich het grootsche hotel „Deutsches Haus" en de „Narodni Dom", een groote herberg met vergaderzalen, schuin tegenover elkander aan de hoofdstraat. In dit stadje, dat geen garnizoen had, moesten dik wijls Oostenryksche militairen binnen ruk ken om er nationale vergaderingen der Slo venen te verhinderen of uiteen te jagen en achter de vensterruiten van het „Deutsche Haus" keken dan officieren, Duitsch-Oosten- rijkschc ambtenaren en grootgrondbezitters belangstellend en wel met eenig leedvermaak toe hoe de nationale geestdrift der ongewa pende boeren machteloos was tegen de bajo netten. Thans is het anders het „Deutsche Haus" is geen hotel meer. In een gedeelte ervan is het -post- en telegraafkantoor on dergebracht met Sloveensche en Servisch- Kroatische opschriften en de rest is ver huurd. Ertegenover beleeft „Naroclni Dom" ebn periode van verhoogden bloei en gaarne spreekt ,men er nog over den ouden tijd, zijn strijd en zijn moeilijkheden en men doet dat met my, die slechts weinige woorden Slo veenseh verstaat gemoedelijk in het Duitsch, wat cle ouderen nog kennen al is dan ook S"o'.'h hrn "tiertaal. J. K. BREDERODE. -nrtraewt Parijsche Modebricven. Elke zuinige en practische vrouw inspec teert, alvorens de eigenlijke winter begint, haar garderobe. Ze ziet na, wat nog goed is. wat met een kleine verandering opgeknapt, met een wijziging gemoderniseerd kan wor den. Dan pas kan ze beslissen wat of ze in het komende jaargetijde voor mantel, japon, rok of blcuse nieuw zal moeten koopen. Geheel anders gaat een japon er altijd uit zien wanneer we den hals goed weten te ver anderen. We kunnen een toilet b.v. aller aardigst mederniseeren door er een recht kraagje op te zetten, van dezelfde stof (in dien we die hebben), anders van fluweel of zyde in gelijke kleur. Dit kraagje blijft van voren eventjes open staan. Dan nemen we een heel smalle sjaal of das van gebloemde zijde en steken deze aan den achterkant vast met een mooie speld, of broche. Het kortste einde halen we daarna, zooals onze teekenin'g aangeeft, door een kleine opening van den kraag. De fleurige das zal zelfs het donker ste en saaiste costuumpje opvroolijken. Ge kunt deze garneering natuurlijk ook met suc ces toepassen op een japonnetje dat toeval lig reeds een hoogen kraag heeft. De ver andering kost dan slechts heel weinig moeite. Weet ge niets, heelemaal niets om dat don kere saaie wintertoiletje eens een beetje op te fleuren Leent 't zich niet tot het inzetten van een licht vestje en kunt ge er evenmin een gekleurd kraagje of een jabot op aan brengen Neem dan, als laatste redmiddel, uw toevlucht tot een sjaal. Sla altijd, wan neer ge dit japonnetje draagt, een aardige, mooi gekleurde sjaal om den hals, die u in t gezicht flatteert. Dan ziet de japon er toch geheel anders uit. 't Is wel niets nieuws, een sjaal. En ook is er van de sjaal zelf weinig bijzonders te maken, w&nt we hebben, geloof ik, op dit gebied langzamerhand alle fanta- siën gehad, zoowel in kleur als in teekening, die we maar denken korden. Toch zagen we onlangs een aardige doek die weer eens een beetje vreemd aandeed. Ze was geheel in effen, lichte tint, maar had één enkele don kere hoek, wat zeer verrassend werkte. Een heel 6malle zijden sjaal, die op een blauwe japon gedragen werd, vonden we ook nogal aardig. Ze was half van witte, half van roode stof gemaakt. Samengeknoopt, had ze één roode lus, wat heel leuk stond. Tegen het begin van den herfst, komen, zooals altijd, de gebreide wollen artikeltjes weer voor den dag, die ons ever de eerste koele dagen moeten heenhelpen, jumpers en rokken, capes, vestjes, sjaals, blouses, korte manteltjes, enz. Het meest ziet men ze met blokken en strepen, soms ook wel met moezen. Met koud weer draagt men vooral korte manteltjes van fluweel, van molton of imi tatie-leer in heel sterke kleuren, die goed op de japon afsteken. De manteltjes zijn met metaalkoord afgezet. De smaak voor aardige kralenkettingen neemt nog altijd toe. Dikwijls is do eenige waarde van zoo'n ketting de bijzonder mooie, levendige kleur der kralen. Men vindt ze in kristal, in glas, in verschillende steensoorten, in ivoor, parelmoer, in goud en zilver. De ketting behoort natuurlijk bij de japon te passen en liefst draagt men er ook een paar armbanden bij van hetzelfde materiaal. Wft en zwart, zegt men, zullen de voor naamste winterkleuren worden. Maar ook mooie tinten bruin zullen veel gedragen wor den, zelfs voor uitgaanstoiletten, b.v. japon nen van bruine kant of bruine tulle. En ook rood is in cle mode, vooral voor den avond. De rug der japonnen wordt meer en meer belangrijk slippen die op den rug worden vastgestrikt, ceintuur die op den rug sluit, enz. Verder zal er een voorliefde heerschen voor japonnen met een licht bovenstuk en donker benedendeel. WILHELMINE. onder redactie van TETJU3 EYGENHUYZEN Een vergissing. „Mag Bart mee wandelen, mevrouw „Wie ben1 je werd er boven aan de trap geroepen. „Gerard, jy soms „Ja mevrouw." „Kpm maar even boven, Gerard. Bart zit nog aan zijn boterham." Gerard liep in de „visitepas" de trap op. De „visitepas" was een kalme, rustige pas, zoo genoemd ter onderscheiding van de stormachtige, wilde manier waarop Gerard thuis dq trappen besteeg. Bart zat nog met twee boterhammen voor zich. Maar dat jongmènsch was niet voor een kleintje vervaard en in een minimum van tijd had hij ze naar binnen gewerkt. Daarna ging hij vliegensvlug zijn handen wasschen, zette moeder nog gauw vijf centen af voer een kwatta en vertrok na een luidruchtige n groet met Gerard, de dour met een smak ach ter zich dicht gooiend. „Fijn jö, dat je me bent komen halen," zei hij op de trap. „Moe der had het zich al in 't hoofd gezet om met me naar den kleermaker te gaan. die een jas vcor me maken moet i.lt een oude van vader. Verbeeld je, op je vrij on Woensdagmiddag „Dan mag je me wel zegenen, dat ik je nog bijtijds van dit onheil heb gered," vond Gerard. „Wacht rraar tot we bij een fonteintje zijn," beloofde Bart en trok de straatdeur open. Meteen botste hij tegen een jongen op, die er vermoedelijk vóór had gestaan. „Aangename kennismaking," zei Bart, met een pynlyk gezicht zijn hoofd wrijvend. „Moet je hier wezen „Een pakje voor den jongeheer Bokmans." „Voor my Hè? Nou, dank je wel." De jongen vertrok en Bart hield een pakje in de handen. „Ben je jarig vroeg Gerard. „Ja zeker, net als jij. Maar niet eerder dan over vier maanden tot m'n spijtHè, wat is dat nou Een dooseen doos sigaret ten Wat heb ik nou aan mijn zeilschip hangen „Gunst," kwam Gerard verbaasd, „van "wie Ze bekeken de doos aan alle kanten, maar konden niets ontdekken, dat eenige aanwij zing zou kunnen geven omtrent den schen ker of de schenkster. Vreemd hoor. Toch had die jongen heel duidelijk gezegd, dat het een pakje v/as voor den jongeheer Bokmans, en aangezien Bart eenig kind was, kon het toch niet anders dan voor hem bestemd zijn. „Laat het je moeder zien," raadde Gerard. „Misschien weet die er wat meer van." •„Zoodra ik Gerard van Velsen heet," spotte Bart. „Als moeder die sigaretten ziet, dan .snap jo natuurlijk wel, dat ze mij die afneemt en dan is dit buitenkansje voorgoed ver keken. Wat kan het mij per slot van reke ning schelen van wie ik ze gekregen heb Kom, ga mee, dan rooken wij ze onder weg op." Gerard had er wel ooren naar. Als je siga retten rookte, dan leek je een man en dat wilde hij, zoowel als Bart, graag zijn. „Heb jij lucifers ,Neen, maar wel geld. Kwatta hebben we nu niet noodig." „Bartwerd er van boven geroepen. „Zijn jullie daar nog Wat voeren jullie daar uit ,Niks l" riep Bart terug. „We gaan al. Dag I" Bart had gauw de doos verstopt en eerder haalde hij haar te voorschijn vóóöle' den hoek om waren. Je kón nooit w Moeder had de gewoonte hem door hPt 5n" I spion, I netje na te zien. 11 I „Er zitten er wel honderd in," meende r I rard. „Gaan we die vanmiddag allemaal rooken „Ach, dat weet ik niet, dat hangt heel I maal van m'n zin af. Laten we nu °eerst I cifers koopen, dan gaan we in het Da"" zitten." In een kruidenierswinkeltje kochten ze doosje en weldra zaten de twee jongens een bank in het park te rooken. Erg J! ging het in 't eerst niet. Ze verslikten verscheidene keeren, moesten zich ta malen de tranen uit de oogen wrijven en I briWen voor één sigaret wel tien lucifers ómdat ze «vlkeus weer 4cofde. Later werd hei I wat beter en k-ngen ze zells een wedstrijd I houden in hard-iS?1*®*1- Bart scheen ie 1 meeste kans te hebben om wilden, want I hij was al aan zijn tweede, tCl'wiji Gerard! nog altijd met zijn eerste tobde. Maar jnet erg I veel animo ging het toch niet en de pogjn-1 gen om al» winnaar uit den strijd te 1 werden hoe lartg^r hoe flauwer. Het praten 1 ging ook al minder en eindelijk liet Bart het I maar bij zijn tweede en Gerard bij zijn eerste, I Ze zagen er akelig bleek uit en voelden zich onaangenaam warm- „Ikik ga maar naar huis," zei 1 „Ikik vöël me niet lekker." „Ik oök niet," bckéhdé Gerard. „Ik..,.iit| heb vanmiddag flensjes gegeten en.... enJ die waren zoo zoet-,.- daar kan ik niet tegen." „O," zei Bart flauwtjes. Hij probeerde z te herinneren wat h(j dien middag had. Zwijgend liepen ze naar huis. „Ga maarl mee naar boven," noodde Bart. „Drink een I beetje, dat knapt je misschien op. En.... enl laten we maar precies zeggen zooals liet is! f Kan ik het tenslotte helpen als ze mij s ten sturen Moecler schrok niet weinig, toen ze de jon-1 gens zoo vroeg en zoo akelig bleek terugzag. 1 Maar ze was nog meer verbaasd, toen ze I hoorde van de sigaretten die voor Eart waren afgegeven. „Welke jongen bracht ze dan?" vroeg ze. „Van hier op den hoek Of uit d winkel van Beert uit cle Korenstraat Bart haalde zijn schouders op. Hij wist het niet en kon zich ook niet herinneren welke I naam er op het papier had gestaan, dat on I de doos gezeten had en dat hij had weg-1 gegooid. Hij voelde zich te ziek om er op in te gaan. „Mag ik een beetje eau de cologne, of hoe' héét dat goedje van u, moeder?" vroeg hij. Moeder installeerde de jongens in een p gemakkelijke stoelen en gaf ieder een schoo- i nen zakdoek n>et eau de cologne besprenkeld. I „Blijven jullie nu rustig liggen, dan ga ik even weg." „Op dat geval uit vroeg Bart. „Hè, houdt I u op. De menschen zullen denken dat we kleine kindertjes zijn. En 't is niet eens.,van .1 de sigaretten dat we niet lekker zijn. Gerard heeft vanmiddag zoete flensjes gegeten." „En jy dan vroeg moeder. „Ben jij soms j niet lékker geworden op de kersen jam en den j hagelslag Dat zou dan wel den eersten I keer zijn in al de jaren dat je ze gegeten j hebt." Bart vond het al weer goed. 't Kon hem I niet schelen wat moeder verder deed. Wat I werd je toch een lammetje als je niet lekker I was Enfin, kon hem ook al niet schelen. Wat deed die Gerard Die scheen warempel I te slapen. Nog zoo kwaad nietlift zou het j ook probeeren. Een half uurtje later was moeder terug, i Ze vond tot haar verlichting twee jongens, 1 die veel frisscher kleur hadden en veel op- 1 gewekter waren dan toen zij ze verlaten had. „Heeft u liet zwarte geheim kunnen sluieren „En of," zei moeder. „Een vriend van vader heeft de doos gekocht. Vader heeft hem eens met iets geholpen en uit dankbaarheid liet 'j hy die doos nu sturen. Maar omdat t vader hier in huis is, had hij, om verwarring j te voorkomen, opgegeven dat de doos be- sfcemd was voor den jongen meneer Bokmans. De loopjongen heeft daar vermoedelijk jonge heer van gemaakt, met het gevolg, dat jullie bekend is en.jullie wel een beetje duur kwam te staan." De jongens schaterden het nu uit. „En dat heet om verwarring te voorkomenlachte Bart. „Prachtig geslaagdAls die meneer nog eens wat weet „Eigenlijk is het zijn schuld niet," zei moeder. „Als die loopjongen beter geluisterd had naar wat hij had moeten zeggen, was alles in orde gekomen. Tenzij jij, Bart, je tot een meneer had gerekend. En misschien zou je dat ook wel gedaan hebben. Een jonge» die zooveel van sigaretten houdt. „Houdt Houdt kwam Bart. „Niks h«! Geeft u mij maar een chocolade-sigaret De straf van de morgenjurk. De mevrouw was met haar ochtend&czté" heden klaar en ging haar morgenjapon voor een frissche, nette jurk verwisselen. blauwe ochtendkleedje met de roze, gek witte bloemen hing ze op een stokje in e kast bij nog andere kleeren en ze nam er een donkerblauwe jurk met witte nopjes uit. „Goedenmorgen", groette de ochtendjeP^ toen de kastdeur weer gesloten was. ben ik weer." „De taak weer achter den rug vroeg regenmantel. En zuchtend voegde ze er toe „'t Is toch maar heerlijk zoo iederen in de wereld te komen Hoe lang ben paar de 1 o Ik i kui hel da nu al opgesloten Twee weken geleden heeft het voor 't laatst geregend, en dat den laatsten keer dat ik utt ben eventjes maar, hoor. Mevrouw moest al's™ maar naar den bloemist op den hoek. vreeseiykIk krijg nog eens huiskoorts, zul je zien I" ^ou stil maar, jaantel, „eerstdaags b Bn sneeuw en hagel guiten komen, dan ji Bet zal heusch zoo 6oorT°en ik gistere geweest, was het al - eigenlijk voor mij. m het najaar te loof dan ook stellig Ho voel me zoo huivi Tel een griepje te pa: „Kom, kom," zei eer plet zoo Ideinzeerig v dadelijk griep „iets van gehoord heerscht. Kom, laten ^opperen en jammere tei al, nu jij weer, fo dingstuk zou melancl jjj eens eventjes ocht piorgen nog nieuws „Och, nieuws...." je 't noemen wil zooveel gewend...." „pff 1" blies mina (ilousje. Maar de oehtendjapi foorti „Toch heb ik i WI zal Interesseeren." „Wat dan Wat dai nieuwsgierig. „Gaan v „Op reis 1 Welnee Jtaast allemaal pas gew vaan Is geen sprake. T gjjn vanmorgen met (nevrouw en Lueie heb doorgekeken. Nu, jullie jtel eens iets opvangt, po er ook samen over. „Blijven wij in de gu (naai gretig. „Allemaal, behalve, jachtte opzettelijk een Weligheid nog een be ^Behalve?" vroegen 1- ^Behalve de groen Jaar rare wijde mouv Janten kraag." Ze zuchtten allemaa JiiU'Hjk de groene zijd ,'tls.... *t is toch ni r „Als je mü soms n porgenjurk, een beetje ^Dat wel." stamelde Een Radio-vertellii Jamie O'HaHeran "w paam het ook maar eei hoewel reeds z'n g] eiland" verlaten had ei Amerika, waar zooveler maakt hadden. En oo: het daar goed gegaan, V/elke de grootvader land" noemde, was eer en winstgevende onder: in heel de welvarei Jfew-Ireland" genoem ceste en de rykste. Ma: in die geslachten, slecl gebracht in den aard bezitters en Jamie even groote ruw-hartig als de grootvader gew< hij nooit het land gek familie gesproken was, onbegrensde liefde en e den, ook in zijn tijd, gewoonten van weleer i had de tijd, onmerkb£ zekerheid wijzigingen j ter der afstammelin der farm-ver zijn van eerste, zichtbare afwijl Jamie zelf, toen hij, m blijf in New-York, was hoofd en hart vol ged waarvan de oorzaak w daar in die wereldstaf Wel is waar was ze ïersch geslacht, was een farmersfamilie, doe andere richting gegaar res--.. en het kostte d vat moeite, heel wat s wijten, voor hij den ou< wist te overreden z'n tot een huwelijk, dat z'n gezichtskring, zoo al z'n verlangens én bt werd Sally tenslotte kwaad op de farm on Maar weldra had de Voor haar nieuwe taa *e zijn.en hoewel trotsch en te koppig w tc geven, had toch Jam zn knappe, jonge vrou ker de harten der ou temeer, toen ze moeder gezonden jongenJ Jknige jaren later, 1 ^an den ouden farmer 01'en, dat den naam k Sally. En 't was dat m< ch de nieuwere tijd o fet de oude gewoonte Wüiken.en die, voc jid, de aanleiding wei stnid en verdriet op II zaten allen oi jjahonfehouten tafel - s«chter van New-Irelai 7 de naam Jamie wj den jongere, den z <*-... sally. In J kt venster, van wa lcht had over d

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1928 | | pagina 10