Stemmen t
OP REIS NAAR HET ZUIDEN,
VOOR DE VROUW
VOOR HET KIND
DE REDACTIE.
l\'a de technische beschrijving van het in
eenzetten van een courant, mag ook wel een
blik gegund worden in het journalistieke
gedeelte. Dit levert ook tal van eigenaardig
heden op en hier geldt zeer zeker met een
variant op wat het Fransche spreekwoord
zegt, dat het zeer moeilijk is de c o n t e n-
ter tout le monde en de couran
ten-lezers, m.a.w. dat het zeer lastig gaat het
iedereen naar den zin te maken. Indien men
een bericht plaatst dat A' tevreden stelt,
wordt B er allicht door ontstemd. Bij het
overnemen van artikelen uit andere bladen
huldigen wij den stelregel van het „elck wat
wils" en toch moeten wij wel eens klachten
aanhooren dat een bepaald uittreksel beter
achterwege had kunnen blijven. Natuurlijk
wordt dan hiermede bedoeld dat een bepaal
de partij dit liever had gewild, terwijl daar
entegen een andere fractie de overneming
van zulk een artikel juist op hoogen prijs
stelt.
De rubriek „Ingezonden Stukken" moet
het bij velen dikwijls ontgelden, als daar
stukken van algemeen belang in worden op
genomen die niet met vollen naam zijn on
derteekend.
Wij hebben dezen eisch nooit gesteld en
zijn ook niet voornemens dien te stellen, om
de eenvoudige reden dat tal van personen
uit den aard van hun maatschappelijke po
sitie dit niet kunnen doen. In inge
zonden stukken wordt gewoonlijk crit;ek
uitgeoefend op het een of ander en dikwijls
worden daar autoriteiten in hun openbare
functies niet in hun persoon, daartoe ge
ven wij nooit gelegenheid betrokken. Het
kan niet anders of deze autoriteiten zouden,
als zij de schrijvers kenden, revanche op hen
willen nemen. Dat is nu eenmaal een ge-
woon-menschelyke eigenschap en ju st om
dit te voorkomen kunnen de schrijvers met
een pseudoniem onderteekenen. Dan wordt
het stuk naar den inhoud beoordeeld en ver
valt het persoonlijke element.
Het is overigens wel eigenaardig dat wij
verschillende gevallen zouden kunnen noe
men waarbij personen die tegen ongeteekende
stukken opponeeron, zelf meermalen een dank
baar gebruik hebben gemaakt van deze ru
briek door het inzenden van ongeteekende
stukken.
Wij hebben bij deze kwestie wat uitvoeri
ger stilgestaan, nu zich de gelegenheid voor
deed eens het juiste licht te laten vallen op
het standpunt hetwelk door ons ten opzichte
van Ingezonden Stukken wordt ingenomen.
Trouwens de buitenstaanders weten niet
hoeveel schrijvers nog worden teleurgesteld,
doordat hun epistels niet geschikt werden
geoordeeld. Het is er verre van dat rijp en
groen zou worden opgenomen. Er wordt ter
dege overwogen alvorens een definitieve be
slissing te nemen.
De andere rubrieken leveren voor de re
dactie eveneens hun eigenaard :ghed en op.
Het streven moet er steeds op gericht zijn
het den lezers zooveel mogelijk naar den zin
te maken en dat is een lastig probleem. Zet
tien dagblad-lezers op een rij en zij zullen
U zeer waarschijnlijk tien verschillende ant
woorden geven op de vraag, wat zij in hun
courant lezen en wat zij overslaan zender er
eenige notitie van te nemen. De cours nt is
alle tien even lief en alle tien even on
misbaar. Als zij hun courant slechts eon
kwartier later ontvangen dan regel i~, z':n
zij daarover reeds ontstemd en toclr heeft de
courant voor alle tien waarde op een ander
terrein.
De courant moet trachten alle lezers te
voldoen, zij wordt ih elkaar gezet voor de
groote menigte. Door sommigen wordt dit wel
eens vergeten. Een verslag, een bericht of
een artikel dat den een niets interesseert
wordt door een ander juist bijzonder op prijs
gesteld.
Met gegronde opmerkingen die der re
dactie bereiken, wordt steeds zooveel moge-
lyk rekening gehouden.
Van zeer bijzondere beteekenis is het dat
de redactie als eerste eisch stelt voTed're
betrouwbaarheid van haar berichten. W j
kunnen gerust verklaren dat deze eisch door
ons nimmer verwaarloosd wordt. De lezer
moet er staat op kunnen maken dat wat hij
in zijn courant leest waar is, anders gaat het
vertrouwen verloren en dan heeft de courant
een groot deel van haar prestige ingeboet.
Het is de taak van de redactie angstval
lig er vcor te waken dat dit niet het geval is.
Verder heeft de redactie den plicht dat zij
haar volle vrijheid behoudt en zich niet on
der curateele laat stellen, anders is h?t met
haar zelfstandigheid gedaan. Zij moet baas
in eigen huis blijven en z'ch niet laten in'.i-
mideeren. Op tien duur komt zij daar het
verste mede, om lat ten slotte ieder het
waardeert dat het bekend is, d°t geen in
vloeden van buiten, de redactie bij het ne
men van een besluit influenceeren.
Zeker, het verwijt wordt wel eens gedaan
dat wij onder den invloed van dezen of ge
nen handelen, doch zulk een verwijt deert
ons niet. omdat het onverd'end is en het dus
dwaasheid zou zijn zich er iets van aan te
trekken.
W'i passen het hoor en wederhoor in a1!?
opzichten toe en dat mag ook niet anders,
waar onze courant door alle k1 assen en
standen der maatschappij gelezen wordt.
Wij vle'en ons dat deze uiteenzetting ann
velen de overtuiging zal bpbrergen dat
onze redactie een geheel onpartijd'g stand
punt inneemt, waar zij zich in den loop der
jaren trouwens het beste bij heeft bevon
den en wij hopen dit standpunt ook in de
toekomst steeds te blijven innem^
Hoe millioenen voor hun vrijheid
streden. Een herdenkingsfeest.
Schouwburgen en herbergen als na
tionale vestingen. De strijd tus-
schen het grootsche hotel en de boe-
relierberg.
(Van onzen reizenden correspondent.)
Kidani most (Slovenië), 9 October.
Al reizend door Slovenië vindt men, meer
nog dan in Kroatië, telkens de teekens van
herinneringen aan den strijd, die hier het
volk in zijn geheel, boeren, arbeiders, burgers,
intellectueelen, gevoerd heeft voor zijn rech
ten, voor zijn vrijheid. Dat was een strijd
minder van bloed, dan van passieven tegen
stand en van uithoudingsvermogen een
strijd, waarbij de Slovenen met bitterheid in
hun hart niet veel anders konden dan door
-protesten, door boycot, door uitsluiting van de
tegenstanders uit hun kring taaien tegen
stand bieden tegen alle pogingen om hen te
denationaliseeren, te Gcrmaniseeren en eerst
de wereldoorlog, de ondergang der central!
mogendheden bracht hun de nationale vrij
heid en het volk 'recht op eigen taal.
Het was niet hier alleen, dat zulk een
stille, verbitterde strijd gevoerd werd in Po
len, in Estland, in Letland, in Litauen, in het
grootste deel van het huidige- Tsjecho-Slo-
wakije, in Bosnië, in Herzogowina, in Finland
feitelijk ook was het niet anders en de we
reldoorlog heeft het goede gehad, dat hij mil
lioenen de vrijheid bracht. Wij, in West-
Europa, weten dat nauwelijks, willen het nau
welijks weten. De grootste der Poolsche dich
ters, Mickliewits, schreef reeds omstreeks
1865, dat slechts uit een wereldoorlog de vrij
heid van zijn land herboren kon worden.
Tragisch cn belachelijk moet het iedereen,
die deze feiten kent, voorkomen, dat ongeveer
dertig jaar geleden te 's-Gravenhage de con
ferentie daagde, die ten doel had den wereld
vrede tot stand te brengen, een wereldvrede,
gebouwd op- het ongeluk van honderd mil-
Hoen Europeanen, die zich onderdrukt, ont
recht gevoelden en die bereid waren, als de
omstandigheden gunstig zouden zijn, hun
bloed te geven voor wat zij het hoogste acht
ten hun nationale vrijheid. Maar niet alleen
van de zijde der officieele machthebbers wer
den deze honderd millioen en hun vertrapte
rechten als nietige kleinigheden beschouwd
van de zijde der internationale sociaal-demo
craten was het niet anders en dezen sloten
uit hun rijen de Poolsche socialisten, die al
lereerst hun nationale vrijheid verlangden
Die eisch naar vrijheid, naar recht op eigen
taal, naar zélffcesbemming was lastig en
dusweg met deze lastige geestverwanten.
Dat was ook daér de leuze.
De vraag zou zich kunnen opdringen of
thans weder niet dergelijke fouten begaan
worden, doch het is niet de taak van een
reizend correspondent op deze vraag in haar
algemeenheid in te gaan.
Nu en dan is er bij den strijd der Slovenen
om meer rechten in de Oostenryksche mo
narchie ook bloed gevloeid, zijn dooden ge
vallen. Juist dezer dagen werden, te Ljubljana,
de hoofdstad van Slovenië, de gebeurtenissen
van 1908 herdacht, toen daar het volk
(Ljubljana is en was een volkomen Sloveen-
sche stad) onder aanvoering van den burge
meester, een Sloveen, opkwam voor zijn rech
ten en uit het Duitsche gebied van Oosten
rijk aangevoerde troepen vuurden op de
massa. De soldaten van Slovcensche afkomst
waren in dien tijd onder bewaking van
Duitsch-Oostenrijksohe militairen ontwapend
en in de kazernes opgesloten. Ook dit jaar
hebben te Ljubljana weder mannen der „So-
kols" (nationale turnvereenigingen) met ge
trokken sabel eerewacht gestaan by de gra
ven van hen, die twintig jaren geleden vielen.
Wij, in West-Europa hebben van dit alles
nooit veel geweten en nog minder begrepen.
Officieele en officieuse Oostenryksche
nieuwsbureaux gaven de mede deelingen zoo
als hun dat paste en als de onderdrukten zelf
zich tot de openbare meening van Europa
wilden wenden, vonden ze vrijwel overal te
genwerking en bij de openbare meening een
weinig vriendelijke ontvangst. De gemiddelde
Europeaan, die in een nitionalen staat vry
leefde, werd ongemoedelijk en zeide iets, dat
men zou kunnen samenvatten „Wat maken
die menschen buiten toch een lawaaiwij
zitten toch zoo lekker bij de warme kachel.
Ter verontschuldiging kan dienen, dat
men in de meeste beschaafde landen van
Europa niet meer wist, wat dat zijn, nationaal
onderdrukte volken.
Frankrijk, Engeland (als men Ierland bui
ten beschouwing laat, waar toch in elk geval
vrijheid van taal bestond), Zweden, Spanje!
Italië, Nederland, Noorwegen, Denemarken
waren reeds zeer lang nationale staten zon
der onderdrukte nationale minderheden en in
Zwitserland waren de drie deelen der bevol
king (Duitschers, Franschen en Italianen)
volkomen gelijkgerechtigd. En nog minder be
sefte (en beseft) men in West-Europa hoe
hard, hoe bitter een nationale onderdrukking
gevoeld wordt en hoe ze doorwerkt op alle
gebieden van het leven. Daar men dit niet
begreep, kon men ook den feilen tegenstand,
den telkens weder uitbarstenden haat niet
begrijpen.
Merkwaardig is het nu nog de sporen van
den strijd der Slovenen te zien. Het zijn geen
bloedige sporen, het zijn gedenkteekens tege
lijk van een beschaving. Te Ljubljana vindt
men op enkele tientallen meters van het
groote theater, dat aanvankelijk als een uit
sluitend Duitsch theater bedoeld was, een
groot gebouw met feestzalen, waar vroeger
de Slovenen tezamen kwamen, waar hun
turners oefenden, lezingen, concerten en ook
wel tooneelvoorstellingen (echter uitsluitend
in de Sloveensche taal) gegeven werden en
dit gebouw droeg en draagt den naam „Na-
rodni Dom". In het Sloveenseh is (evenals
in het Russisch) narod volk, dom huis,
dus zou men den naam kunnen vertalen met
„volkshuis", doch in dit geval is „nationaal
huiè" beter vertaling. Dit gebouw was een
centrum voör de Slovenen in den Oostenrijk-
schen tijd en flitst kleine gaven van burgers,
boeren en arbeiders was het bouwgeld te
zamen gebracht. Het werd in dien tijd de leus.
„we moeten zoovêiff nationale huizen bezitten
als we kerken hebben,''
De regeering te Welpen moest op verschil
lend gebied, vooral (e L]üifij&na (tqen n,og
Laibach geheeten) inbinden ön we
schouwburg in die stad werd reeds vóór den
oorlog een volkomen Sloveenseh theater, ter
wijl er een andere, kleinere Duitsche schouw
burg bij werd gebouwd. In dit laatste wordt
thans ook in het Sloveenseh gespeeld, niet
omdat de Slovenen tegen een Duitschen
schouwburg in hun stad zijn, maar er is een
voudig geen publiek voor, sedert er geen
Oostenryksch garnizoen, geen Duitsch-Oos-
tenrijksche beambten en wat daarbij behoort
meer zijn.
In kleine steden, in dorpen zelfs voerden
de Slovenen den strijd op overeenkomstige
wijze. Elk dorp, elk stadje had zijn „narodni
dom", dikwijls een cofè met een vereenigings-
zaal, waar alleen de Slovenen kwamen. Van
Oostenrijksche zyde werden in vele, ook zeer
kleine stadjes, groote, indrukwekkende Duit
sche hotels gebouwd met directe of indirecte
ondersteuning der centrale overheid. Deze
hotels vervulden dezelfde rol die in de door
Rusland overheerschte gebieden de ortho
doxe kathedralen speelden ze werden ge
bouwd niet omdat ze noodwendig waren,
maar als het zichtbare teeken der vreemde
heerschappij.
Te Brezice, een Sloveenseh stadje van vijf
tienhonderd inwoners (vroeger Rann ge
heeten) bevonden zich het grootsche hotel
„Deutsches Haus" en de „Narodni Dom", een
groote herberg met vergaderzalen, schuin
tegenover elkander aan de hoofdstraat. In dit
stadje, dat geen garnizoen had, moesten dik
wijls Oostenryksche militairen binnen ruk
ken om er nationale vergaderingen der Slo
venen te verhinderen of uiteen te jagen en
achter de vensterruiten van het „Deutsche
Haus" keken dan officieren, Duitsch-Oosten-
rijkschc ambtenaren en grootgrondbezitters
belangstellend en wel met eenig leedvermaak
toe hoe de nationale geestdrift der ongewa
pende boeren machteloos was tegen de bajo
netten. Thans is het anders het „Deutsche
Haus" is geen hotel meer. In een gedeelte
ervan is het -post- en telegraafkantoor on
dergebracht met Sloveensche en Servisch-
Kroatische opschriften en de rest is ver
huurd. Ertegenover beleeft „Naroclni Dom"
ebn periode van verhoogden bloei en gaarne
spreekt ,men er nog over den ouden tijd, zijn
strijd en zijn moeilijkheden en men doet dat
met my, die slechts weinige woorden Slo
veenseh verstaat gemoedelijk in het Duitsch,
wat cle ouderen nog kennen al is dan ook
S"o'.'h hrn "tiertaal.
J. K. BREDERODE.
-nrtraewt
Parijsche Modebricven.
Elke zuinige en practische vrouw inspec
teert, alvorens de eigenlijke winter begint,
haar garderobe. Ze ziet na, wat nog goed is.
wat met een kleine verandering opgeknapt,
met een wijziging gemoderniseerd kan wor
den. Dan pas kan ze beslissen wat of ze in
het komende jaargetijde voor mantel, japon,
rok of blcuse nieuw zal moeten koopen.
Geheel anders gaat een japon er altijd uit
zien wanneer we den hals goed weten te ver
anderen. We kunnen een toilet b.v. aller
aardigst mederniseeren door er een recht
kraagje op te zetten, van dezelfde stof (in
dien we die hebben), anders van fluweel of
zyde in gelijke kleur. Dit kraagje blijft van
voren eventjes open staan. Dan nemen we
een heel smalle sjaal of das van gebloemde
zijde en steken deze aan den achterkant vast
met een mooie speld, of broche. Het kortste
einde halen we daarna, zooals onze teekenin'g
aangeeft, door een kleine opening van den
kraag. De fleurige das zal zelfs het donker
ste en saaiste costuumpje opvroolijken. Ge
kunt deze garneering natuurlijk ook met suc
ces toepassen op een japonnetje dat toeval
lig reeds een hoogen kraag heeft. De ver
andering kost dan slechts heel weinig moeite.
Weet ge niets, heelemaal niets om dat don
kere saaie wintertoiletje eens een beetje op
te fleuren Leent 't zich niet tot het inzetten
van een licht vestje en kunt ge er evenmin
een gekleurd kraagje of een jabot op aan
brengen Neem dan, als laatste redmiddel,
uw toevlucht tot een sjaal. Sla altijd, wan
neer ge dit japonnetje draagt, een aardige,
mooi gekleurde sjaal om den hals, die u in
t gezicht flatteert. Dan ziet de japon er
toch geheel anders uit. 't Is wel niets nieuws,
een sjaal. En ook is er van de sjaal zelf weinig
bijzonders te maken, w&nt we hebben, geloof
ik, op dit gebied langzamerhand alle fanta-
siën gehad, zoowel in kleur als in teekening,
die we maar denken korden. Toch zagen we
onlangs een aardige doek die weer eens een
beetje vreemd aandeed. Ze was geheel in
effen, lichte tint, maar had één enkele don
kere hoek, wat zeer verrassend werkte. Een
heel 6malle zijden sjaal, die op een blauwe
japon gedragen werd, vonden we ook nogal
aardig. Ze was half van witte, half van roode
stof gemaakt. Samengeknoopt, had ze één
roode lus, wat heel leuk stond.
Tegen het begin van den herfst, komen,
zooals altijd, de gebreide wollen artikeltjes
weer voor den dag, die ons ever de eerste
koele dagen moeten heenhelpen, jumpers en
rokken, capes, vestjes, sjaals, blouses, korte
manteltjes, enz. Het meest ziet men ze met
blokken en strepen, soms ook wel met moezen.
Met koud weer draagt men vooral korte
manteltjes van fluweel, van molton of imi
tatie-leer in heel sterke kleuren, die goed op
de japon afsteken. De manteltjes zijn met
metaalkoord afgezet.
De smaak voor aardige kralenkettingen
neemt nog altijd toe. Dikwijls is do eenige
waarde van zoo'n ketting de bijzonder mooie,
levendige kleur der kralen. Men vindt ze in
kristal, in glas, in verschillende steensoorten,
in ivoor, parelmoer, in goud en zilver. De
ketting behoort natuurlijk bij de japon te
passen en liefst draagt men er ook een paar
armbanden bij van hetzelfde materiaal.
Wft en zwart, zegt men, zullen de voor
naamste winterkleuren worden. Maar ook
mooie tinten bruin zullen veel gedragen wor
den, zelfs voor uitgaanstoiletten, b.v. japon
nen van bruine kant of bruine tulle. En ook
rood is in cle mode, vooral voor den avond.
De rug der japonnen wordt meer en meer
belangrijk slippen die op den rug worden
vastgestrikt, ceintuur die op den rug sluit,
enz. Verder zal er een voorliefde heerschen
voor japonnen met een licht bovenstuk en
donker benedendeel.
WILHELMINE.
onder redactie van
TETJU3 EYGENHUYZEN
Een vergissing.
„Mag Bart mee wandelen, mevrouw
„Wie ben1 je werd er boven aan de trap
geroepen. „Gerard, jy soms
„Ja mevrouw."
„Kpm maar even boven, Gerard. Bart zit
nog aan zijn boterham."
Gerard liep in de „visitepas" de trap op.
De „visitepas" was een kalme, rustige pas,
zoo genoemd ter onderscheiding van de
stormachtige, wilde manier waarop Gerard
thuis dq trappen besteeg.
Bart zat nog met twee boterhammen voor
zich. Maar dat jongmènsch was niet voor een
kleintje vervaard en in een minimum van
tijd had hij ze naar binnen gewerkt. Daarna
ging hij vliegensvlug zijn handen wasschen,
zette moeder nog gauw vijf centen af voer
een kwatta en vertrok na een luidruchtige n
groet met Gerard, de dour met een smak ach
ter zich dicht gooiend. „Fijn jö, dat je me
bent komen halen," zei hij op de trap. „Moe
der had het zich al in 't hoofd gezet om met
me naar den kleermaker te gaan. die een jas
vcor me maken moet i.lt een oude van vader.
Verbeeld je, op je vrij on Woensdagmiddag
„Dan mag je me wel zegenen, dat ik je nog
bijtijds van dit onheil heb gered," vond
Gerard.
„Wacht rraar tot we bij een fonteintje
zijn," beloofde Bart en trok de straatdeur
open. Meteen botste hij tegen een jongen op,
die er vermoedelijk vóór had gestaan.
„Aangename kennismaking," zei Bart, met
een pynlyk gezicht zijn hoofd wrijvend. „Moet
je hier wezen
„Een pakje voor den jongeheer Bokmans."
„Voor my Hè? Nou, dank je wel."
De jongen vertrok en Bart hield een pakje
in de handen.
„Ben je jarig vroeg Gerard.
„Ja zeker, net als jij. Maar niet eerder dan
over vier maanden tot m'n spijtHè, wat
is dat nou Een dooseen doos sigaret
ten Wat heb ik nou aan mijn zeilschip
hangen
„Gunst," kwam Gerard verbaasd, „van
"wie
Ze bekeken de doos aan alle kanten, maar
konden niets ontdekken, dat eenige aanwij
zing zou kunnen geven omtrent den schen
ker of de schenkster. Vreemd hoor. Toch had
die jongen heel duidelijk gezegd, dat het een
pakje v/as voor den jongeheer Bokmans, en
aangezien Bart eenig kind was, kon het toch
niet anders dan voor hem bestemd zijn.
„Laat het je moeder zien," raadde Gerard.
„Misschien weet die er wat meer van."
•„Zoodra ik Gerard van Velsen heet," spotte
Bart. „Als moeder die sigaretten ziet, dan
.snap jo natuurlijk wel, dat ze mij die afneemt
en dan is dit buitenkansje voorgoed ver
keken. Wat kan het mij per slot van reke
ning schelen van wie ik ze gekregen heb
Kom, ga mee, dan rooken wij ze onder
weg op."
Gerard had er wel ooren naar. Als je siga
retten rookte, dan leek je een man en dat
wilde hij, zoowel als Bart, graag zijn. „Heb
jij lucifers
,Neen, maar wel geld. Kwatta hebben we
nu niet noodig."
„Bartwerd er van boven geroepen. „Zijn
jullie daar nog Wat voeren jullie daar uit
,Niks l" riep Bart terug. „We gaan al.
Dag I"
Bart had gauw de doos verstopt en
eerder haalde hij haar te voorschijn vóóöle'
den hoek om waren. Je kón nooit w
Moeder had de gewoonte hem door hPt 5n" I
spion, I
netje na te zien. 11 I
„Er zitten er wel honderd in," meende r I
rard. „Gaan we die vanmiddag allemaal
rooken
„Ach, dat weet ik niet, dat hangt heel I
maal van m'n zin af. Laten we nu °eerst I
cifers koopen, dan gaan we in het Da""
zitten."
In een kruidenierswinkeltje kochten ze
doosje en weldra zaten de twee jongens
een bank in het park te rooken. Erg J!
ging het in 't eerst niet. Ze verslikten
verscheidene keeren, moesten zich ta
malen de tranen uit de oogen wrijven en I
briWen voor één sigaret wel tien lucifers
ómdat ze «vlkeus weer 4cofde. Later werd hei I
wat beter en k-ngen ze zells een wedstrijd I
houden in hard-iS?1*®*1- Bart scheen ie 1
meeste kans te hebben om wilden, want I
hij was al aan zijn tweede, tCl'wiji Gerard!
nog altijd met zijn eerste tobde. Maar jnet erg I
veel animo ging het toch niet en de pogjn-1
gen om al» winnaar uit den strijd te 1
werden hoe lartg^r hoe flauwer. Het praten 1
ging ook al minder en eindelijk liet Bart het I
maar bij zijn tweede en Gerard bij zijn eerste, I
Ze zagen er akelig bleek uit en voelden zich
onaangenaam warm-
„Ikik ga maar naar huis," zei 1
„Ikik vöël me niet lekker."
„Ik oök niet," bckéhdé Gerard. „Ik..,.iit|
heb vanmiddag flensjes gegeten en.... enJ
die waren zoo zoet-,.- daar kan ik niet
tegen."
„O," zei Bart flauwtjes. Hij probeerde z
te herinneren wat h(j dien middag
had.
Zwijgend liepen ze naar huis. „Ga maarl
mee naar boven," noodde Bart. „Drink een I
beetje, dat knapt je misschien op. En.... enl
laten we maar precies zeggen zooals liet is! f
Kan ik het tenslotte helpen als ze mij s
ten sturen
Moecler schrok niet weinig, toen ze de jon-1
gens zoo vroeg en zoo akelig bleek terugzag. 1
Maar ze was nog meer verbaasd, toen ze I
hoorde van de sigaretten die voor Eart waren
afgegeven. „Welke jongen bracht ze dan?"
vroeg ze. „Van hier op den hoek Of uit d
winkel van Beert uit cle Korenstraat
Bart haalde zijn schouders op. Hij wist het
niet en kon zich ook niet herinneren welke I
naam er op het papier had gestaan, dat on I
de doos gezeten had en dat hij had weg-1
gegooid. Hij voelde zich te ziek om er op in te
gaan. „Mag ik een beetje eau de cologne, of
hoe' héét dat goedje van u, moeder?"
vroeg hij.
Moeder installeerde de jongens in een p
gemakkelijke stoelen en gaf ieder een schoo- i
nen zakdoek n>et eau de cologne besprenkeld. I
„Blijven jullie nu rustig liggen, dan ga ik
even weg."
„Op dat geval uit vroeg Bart. „Hè, houdt I
u op. De menschen zullen denken dat we
kleine kindertjes zijn. En 't is niet eens.,van .1
de sigaretten dat we niet lekker zijn. Gerard
heeft vanmiddag zoete flensjes gegeten."
„En jy dan vroeg moeder. „Ben jij soms j
niet lékker geworden op de kersen jam en den j
hagelslag Dat zou dan wel den eersten I
keer zijn in al de jaren dat je ze gegeten j
hebt."
Bart vond het al weer goed. 't Kon hem I
niet schelen wat moeder verder deed. Wat I
werd je toch een lammetje als je niet lekker I
was Enfin, kon hem ook al niet schelen.
Wat deed die Gerard Die scheen warempel I
te slapen. Nog zoo kwaad nietlift zou het j
ook probeeren.
Een half uurtje later was moeder terug, i
Ze vond tot haar verlichting twee jongens, 1
die veel frisscher kleur hadden en veel op- 1
gewekter waren dan toen zij ze verlaten had.
„Heeft u liet zwarte geheim kunnen
sluieren
„En of," zei moeder. „Een vriend van vader
heeft de doos gekocht. Vader heeft hem eens
met iets geholpen en uit dankbaarheid liet 'j
hy die doos nu sturen. Maar omdat t
vader hier in huis is, had hij, om verwarring j
te voorkomen, opgegeven dat de doos be-
sfcemd was voor den jongen meneer Bokmans.
De loopjongen heeft daar vermoedelijk jonge
heer van gemaakt, met het gevolg, dat jullie
bekend is en.jullie wel een beetje duur
kwam te staan."
De jongens schaterden het nu uit. „En dat
heet om verwarring te voorkomenlachte
Bart. „Prachtig geslaagdAls die meneer
nog eens wat weet
„Eigenlijk is het zijn schuld niet," zei
moeder. „Als die loopjongen beter geluisterd
had naar wat hij had moeten zeggen, was
alles in orde gekomen. Tenzij jij, Bart, je tot
een meneer had gerekend. En misschien zou
je dat ook wel gedaan hebben. Een jonge»
die zooveel van sigaretten houdt.
„Houdt Houdt kwam Bart. „Niks h«!
Geeft u mij maar een chocolade-sigaret
De straf van de morgenjurk.
De mevrouw was met haar ochtend&czté"
heden klaar en ging haar morgenjapon voor
een frissche, nette jurk verwisselen.
blauwe ochtendkleedje met de roze, gek
witte bloemen hing ze op een stokje in e
kast bij nog andere kleeren en ze nam er een
donkerblauwe jurk met witte nopjes uit.
„Goedenmorgen", groette de ochtendjeP^
toen de kastdeur weer gesloten was.
ben ik weer."
„De taak weer achter den rug vroeg
regenmantel. En zuchtend voegde ze er
toe „'t Is toch maar heerlijk zoo iederen
in de wereld te komen Hoe lang ben
paar
de
1 o
Ik
i kui
hel
da
nu al opgesloten Twee weken geleden
heeft
het voor 't laatst geregend, en dat
den laatsten keer dat ik utt ben
eventjes maar, hoor. Mevrouw moest al's™
maar naar den bloemist op den hoek.
vreeseiykIk krijg nog eens huiskoorts,
zul je zien I"
^ou stil maar,
jaantel, „eerstdaags b
Bn sneeuw en hagel
guiten komen, dan ji
Bet zal heusch zoo
6oorT°en ik gistere
geweest, was het al -
eigenlijk voor mij.
m het najaar te
loof dan ook stellig
Ho voel me zoo huivi
Tel een griepje te pa:
„Kom, kom," zei eer
plet zoo Ideinzeerig v
dadelijk griep
„iets van gehoord
heerscht. Kom, laten
^opperen en jammere
tei al, nu jij weer, fo
dingstuk zou melancl
jjj eens eventjes ocht
piorgen nog nieuws
„Och, nieuws...."
je 't noemen wil
zooveel gewend...."
„pff 1" blies mina
(ilousje.
Maar de oehtendjapi
foorti „Toch heb ik i
WI zal Interesseeren."
„Wat dan Wat dai
nieuwsgierig. „Gaan v
„Op reis 1 Welnee
Jtaast allemaal pas gew
vaan Is geen sprake. T
gjjn vanmorgen met
(nevrouw en Lueie heb
doorgekeken. Nu, jullie
jtel eens iets opvangt,
po er ook samen over.
„Blijven wij in de gu
(naai gretig.
„Allemaal, behalve,
jachtte opzettelijk een
Weligheid nog een be
^Behalve?" vroegen
1- ^Behalve de groen
Jaar rare wijde mouv
Janten kraag."
Ze zuchtten allemaa
JiiU'Hjk de groene zijd
,'tls.... *t is toch ni
r „Als je mü soms n
porgenjurk, een beetje
^Dat wel." stamelde
Een Radio-vertellii
Jamie O'HaHeran "w
paam het ook maar eei
hoewel reeds z'n g]
eiland" verlaten had ei
Amerika, waar zooveler
maakt hadden. En oo:
het daar goed gegaan,
V/elke de grootvader
land" noemde, was eer
en winstgevende onder:
in heel de welvarei
Jfew-Ireland" genoem
ceste en de rykste. Ma:
in die geslachten, slecl
gebracht in den aard
bezitters en Jamie
even groote ruw-hartig
als de grootvader gew<
hij nooit het land gek
familie gesproken was,
onbegrensde liefde en e
den, ook in zijn tijd,
gewoonten van weleer i
had de tijd, onmerkb£
zekerheid wijzigingen j
ter der afstammelin
der farm-ver
zijn van
eerste, zichtbare afwijl
Jamie zelf, toen hij, m
blijf in New-York, was
hoofd en hart vol ged
waarvan de oorzaak w
daar in die wereldstaf
Wel is waar was ze
ïersch geslacht, was
een farmersfamilie, doe
andere richting gegaar
res--.. en het kostte d
vat moeite, heel wat s
wijten, voor hij den ou<
wist te overreden z'n
tot een huwelijk, dat
z'n gezichtskring, zoo
al z'n verlangens én bt
werd Sally tenslotte
kwaad op de farm on
Maar weldra had de
Voor haar nieuwe taa
*e zijn.en hoewel
trotsch en te koppig w
tc geven, had toch Jam
zn knappe, jonge vrou
ker de harten der ou
temeer, toen ze moeder
gezonden jongenJ
Jknige jaren later, 1
^an den ouden farmer
01'en, dat den naam k
Sally. En 't was dat m<
ch de nieuwere tijd o
fet de oude gewoonte
Wüiken.en die, voc
jid, de aanleiding wei
stnid en verdriet op
II
zaten allen oi
jjahonfehouten tafel -
s«chter van New-Irelai
7 de naam Jamie wj
den jongere, den z
<*-... sally. In
J kt venster, van wa
lcht had over d