en
Viissinpsiie Courant
TWEEDE BLAD
Idyertenfe
Na het Haarwasschen
sifda
inn
burgsche
v. Stoomvaart
n
Michiel Adriaansz. de Ruyter
FEUILLETON
EEN WANHOPIGE KEUZE
pn en
jvoor-
auté's
-45
-149
>9 ct.
39 ct.
f—129
175
-225
-175
-45
prijs.
-23
1-1050
-109
-245
1-105
-210
290
260
VAN DE
VAN
IEN gevraagd.
erij SIJTSMA.
STBODE
I voor dag en nacht,
prs X. B., bureau
»EN gevraagd.
HAMER, Hobein-
lor den Vrijdag een
IVERKSTER.
fCKENS, Badhuis-
LOOFjOKGEN
worden bij Firma
ISSE Zn Y'er-
traat.
:t MEISJE
9-12 15 uur, Za-
lur.
nghal „Vliss. Crt.''
koop
ZINSWONING
17, met poort Bou-
aat. Te bevragen
electr. schel
e huur
en Winkelhuis,
nd. Direct te aan-
of brieven aan
Dampoort T 164,
ende
?SKNECHT
esSlagerij JACs.
delburg-Rotterdam
etegen plaatsen.
IN PASSAGIERS,
EN EN VEE,
v.Midd.
v. Rott.
li
v.m.uur
v.m.uur
8
TT
9
8
Tt
9
8
9
n le
bekomen
Transpor t-
en Exp.
Woensdag 6 Juni 1328. No. 132
door Prof. Dr. P. J. BLOK
XI.
Vlissingen in De Ruyter's dagen I.
„Het Vlissingen van het begin der 17de
eeuw was al lang niet meer het oude, reeds
jn den aanvang der 13de als Nieuw-Vlis-
singen bekendle, nu met geheel Zeeland on
der Holland, dan onder Vlaanderen behoo-
reiide visschersdorp Oud-Vlissineen, dat
sinds lang bij het nieuwe dorp was ingelijfd.
Het oude was ontstaan op ingedijkte schor
ren aan de uiterste punt van Walcheren^ dat
voortdurend door de altijd wisselvallige wa
teren aan den mond van de steeds breedere
Honte werd bedreigd. Het dorp, waar in het
begin der 14de eeuw een veer op het tegen
over liggende land van Vlaanderen bestond,
bad zich van graaf Willem III van Holland
stadsrechten verworven en zich in de 14de
en 15de eeuw ontwikkeld tot een welvarend
grafelijk zeestadje. Het werd in 1452 door
Philips den Goede verkocht aan heer Hen
drik van Borselen van der Veere, den be
zitter van de bloeiende oude haven en zee
stad aan het Sloe, dat toen nog een breede
Scheldemond was.
Zoo werd Vlissingen een deel van het
markiezaat van Vleere en Vlissingen, zetel
van 'het Zeeuwsche admiraalschap, welk
markiezaat in 1581 werd gekocht door prins
Willem van Oranje. In het begin der 17de
eeuw droeg prins Maurits den markiezen-
titel. Ofschoon dus sedert meer dan een
eeuw van een bijzonderen heer afhankelijk,
was het stadje in 1574, op verlangen van
prins Willem, ter belooning voor zijn dap
pere houding bij 'het begin van den opstand
tegen Spanje na de verovering van Middel
burg op Mondragon mèt Veere in de Staten
van Zeeland toegelaten. In 1585 was het een
der' aan koningin Elisabeth van Engeland
voor hare hulp onder Leycester in pand
gegeven zeesteden het had toen een sterk
Èngelsch garnizoen bekomen met een En-
gelschen gouverneur, als hoedanig de be
roemde dichter en krijgsman Sir Philip
Sidney bij zijn dood in 1587 was opgevolgd
door Sir William Russell. Na 1590 was sir
Robert Sidney, broeder van Sir Philip, er
gouverneur, wat hij bleef tot 1616, toen het
pandschap eindigde bij de afbetaling der
door Engeland geleende gelden en de Vli%-
singsche burgerij na een menschenleeftijd
voorgoed werd ontslagen van den aan En-
land gedaiien eed van trouw.
Sedert den glorierijken opstand van 1572
was Vlissingen door Karei V reeds van
wege zijn belangrijke haven „koningin en
sleutel van Nederland" genoemd zeer in
welvaart en bevolking toegenomen het kon
toen reeds „een der principaelste zeehavens"
van Europa heeten. De aloude hoofdbron
van bestaan der bewoners, de haringvissche-
rij, was wel zoogoed als verdwenen, sedert
de buizen met zelfs de grafsteenen
gebruikt waren ten einde te dienen om de
toegangen te water voor de Spanjaarden te
versperren door ze daarin te laten zinken
maar een belangrijke scheepvaart en zee
handel hadden er zich spoedig gevestigd,
mededingend met die van Middelburg.
Vooral de rijke winsten afwerpende kaap
vaart, de „Vrije neringhe", had hier haren
voornaamsten zetel, nadat Vlissingen, wei
nige dagen na de inneming van Den Briel,
zich geestdriftig bij de Watergeuzen had
aangesloten, die Spaansche troepen uit Ant
werpen moedig had afgewezen en den Prins
van Oranje als stadhouder voor koning
Philips II had erkend. De kaapvaart bleef
hier tot den vrede van Munster bloeien. De
ligging van de stad aan den mond van de
Schelde, dien waterweg van de groote han
delsmetropool Antwerpen, op een punt, van
waar de vier gaten, waarmede de rivier in
zee1 uitliep Wielingen, Spleet, Deurloo en
Oostgat gemakkelijk te bereiken waren tus-
schen de zandplaten doorsmaakte haar in
den vrijheidskrijg als aangewezen tot een
uitgangspunt voor kaperij, tot een vlucht-
haven voor de opvolgers der Watergeuzen,
die de Noordzee en het Kanaal onveilig
maakten voor vriend en vijand, die Schelde
voor Antwerpen feitelijk afsloten en daar
door
MARIE CORNOR LEIGHTON.
(Nadruk verboden).
31)
ïENHOORN, Telef. 155.
STER HOUT, Telef. 282-
BUITENHEK, Tel. K"
HOOFDSTUK XXXIV.
In de val.
Het was een gure en kille morgen, toen
i" de kerk te Risington het huwelijk tus
schen Clara Escott van Deep Deen House
met Stephen Blacklock, van wien niemand
wist, waar .hij vandaan kwam en over wien
vaag werd gesproken als „iemand zonder
beroep, in het bezit van een vermogen",
werd ingezegend.
Men was ten zeerste verbaasd over dit
huwelijk. Het werd heel vreemd gevonden
dat de bruid, van wie bekend was, dat ze
'net dokter King Malcolm verloofd was ge
weest, zoo spoedig met een ander in het
huwelijk trad, nog voor het doodvonnis,
dat over haar vorigen verloofde was uitge
sproken, ten uitvoer was gebracht. Enkele
van haar kennissen veroordeelden haar ge
drag als harteloos. Maar zelfs dezen dach
ten niet meer slecht over haar toen ze haar
wit en wanhopig gelaat aanschouwden op
den dag, die de gelukkigste van haar leven
had moeten zijn.
Ze was zeer eenvoudig gekleed in een
zwart costuum. Stephen Blacklock had
haar verzocht een bruidskleed te dragen,
maar dat had ze zeer beslist geweigerd.
Witte kleederen zouden de tragiek van de
zen dag nog sterker hebben doen spreken,
dan nu reeds het geval was de witte kleur
zou in schrille tegenstelling zijn geweest
mede den Antwerpschen wereldhandel ver
nietigden. In het begin der 17de eeuw telde
men er 27 kaperschepen met meer dan 500
stukken geschut en 3500 man.
Het moet een bevolking van allerlei her
komst zijn geweest in het nog altijd weinig
omvangrijke stadje, toen door, naar schat
ting, een zesduizendtal 1) menschen be
woond, grootendeels onverschrokken en niet
al te kieskeurige zeelieden of wel zeeroo-
vers ruw volk, die „Zeeuwsche wolven",
die» na den wilden Lumey, eerst Louis de
Boisot vermocht te temmen en te gebruiken
in den woesihen zeekrijg op de Zeeuwsche
wateren, op de galeien en booten voor het
belegerde Leiden door neiging en eigen
belang onafscheidelijk verbondien aan de
zaak der wordende Republiek, vurige Calvi
nisten soms, felle haters van Spanje, geest-
drftige aanhangers van Oranje, van „prince
Mortringh", den door het zeevolk aangebe
den leider in den krijg. Ook vissóhers en
boeren uit Westkappel en Zoutelande had
den zich tijdens den oorlog in grooten ge
tale hiier gevestigd en het zeemansleven ver
kozen boven dat van 'het vreedzame land
volk. In die omgeving groeiden uit scheeps
jongens en matrozen kapiteins en admiraals
op als Ewout Worst en Bouwen Ewoutsz.,
als Jan en Joost de Moor, als de stamvaders
der Evertsen en Banckerts, als Marinus
Hollare, als Maarten Thijssen en wie er
nueer als zeehelden den Zeeuwschen naam
geducht, ja beroemd hebben gemaakt in de
Noordzee en op den Atlanitischen Oceaan,
tot de Kaap de Goede Hoop en Straat Le-
maire, Spitsbergen en Nova-Zembla, tot de
Indien toe.
Het was een onrustige vlottendie bevol
king. Van het vroege voorjaar tot het late
najaar, zelfs in den winter, zwierven de Vlis-
singer jongens en mannen op zee, blootge
steld aan de gevaren van het woeste, kom
mervolle matrozenleven van dien tijd, kam
pend op de Noordzee met de Duinkerker
kapers, onbarmhartige' waterwolven als
dezen, diie den vijand zonder aarzelen of
genade „de voeten spoelden", zelf gelijk tot
verwachtend of voor jaren wegkwijnend in
harde gevangenschap of wel rondzwer
vend op'verre tochten naar de haringvloot
bij Schotland, naar de noordelijke zeeën en
het ijsgebiied, waar de walvisch zish schuil
hield, naar de tropische gewesten in Oost
en West, naar de gevaarlijke roofkusten van
Barbarije en de Levant. Thuis gekomen,
tuurden zij dagen achtereen van den hoogen
Vlissingschen strandmuur scherp in de wijde
watervlakte van den Scheldemond, tuk op
buit, met geoefend zeemansoog' spiedend
naar vriend en vijand. In den winter waren'
die „varende" mannen meest aan wal, rond
dolend langs de havens en kaden hunner
stad, genietend met de hunnen, in hunne
veelal armelijke huisjes, waarvan er nog
enkele zijn overgebleven, van het zuur ver
diende loon of den behaalden buit, vertel
lend van hunne gevaarlijke avonturen op
de wijde zee, af 'en toe nog op een zoet
winstje uit, hunne schepen en scheepjes in
de Vlissingsdhe havens en op de wei-ven
aldaar voorbereidend voor het goede jaar
getij.
De strandmuur moest de stad, behalve
tegen ondernemende vijanden, in de eerste
plaats verdedigen tegen het dikwijls op
dringende water van de Honte, die sedert
het begin der Ï5dè eeuw, tengevolge van de
eeuwige wijzigingen in den loop der Schel-
demonden, van een onaanzienlijke en nau
welijks bevaarbare sprank tusschen de pla
ten en schorren een breede zeeboezem was
geworden. Van dien tijd af drong de Honte
met het snel veranderende Sloe en de Oos-
terschelde, den ouden hoofdstroom, naar het
voordeel van de voornaamste Scheldemond
te zijn, de voornaamste waterweg van Ant
werpen naar zee. Het oude haringstadje
was dientengevolge allengs een alom be
kende zeehaven geworden, voorhaven van
Antwerpen, vanwaar in 1497 de Habsburg-
sche prinses Margaretha, in 1500 en 1506
Philips de Schoone, in 1517 de jonge koning
Karei, in 1559 koning Philips II, nog in
1572 diens derde gemalin met statige vloten
naar Spanje konden uitzeilen, vanwaar de
gehate Spaansche troepen in 1560 naar
Spanje waren teruggekeerd, waar Anjou in
1582, Leycester met zijn hulptroepen in
1583 waren geland, hoofdhaven voor het
verkeer der Nederlanden met Engeland en
Frankrijk. Nog steeds werd de Schelde
mond hier breeder in 1547 zoo teekent
een tijdgenoot op was de breedte van het
watervlak tusschen Vlissingen en den dijk
Breskens 845 roeden geweestomstreeks
1620 was zij 1287 roeden. En nog steeds
groeide de beteekenis van Vlissingen als de
voornaamste haven van Zeeland, ook al was
Antwerpen van zijne kroon beroofd het be
gon zelfs een deel van den handel dier door
met haar droevig gelaat. Werktuigelijk
sprak ze de gebruikelijke woorden, waar
mede ze zich bewoog en sprak als in een
droom. Toch was het afschuwelijke van
hetgeen ze deed nog nooit zoo tot haar
doorgedrongen als thans, nu het te laat
was. Beging ze geen misdaad aan zich zelf
en aan Malcolm Steeds weer herhaalde
ze tot zichzelf „Het is ter wille van Mal
colm voor zijn bevrijding". Dit was de
eenige gedachte, die haar een weinig troost
kon brengen.
„Wie God verbonden heeft, mag de
mensch niet scheiden."
Het was dus voorbij De opoffering was
volkomen. Welk een gevoel van wanhoop
van diepe wanhoop Ze gevoelde zicb,
alsof haar jeugd met één enkelen slag in
haar was gedood. Was het enkel uit liefde,
dat Stephen Blacklock tot eiken prijs met
haar had willen trouwen En waarom was
er een trek als van verlichting op het ge
woonlijk onbewegelijke gelaat van Joan
Weer terug op Deep Deen House Er
waren daar enkele gasten heel weinig
slechts in verband met het eigenaardige
karakter van het huwelijk. Joan ontving ze,
buitengewoon bekoorlijk in haar kleed van
rose zijde. Ze zag er veel feestelijker uit
dan de bruid zelve. Niemand, die haar zoo
zag, zou willen gelooven dat ze zoo'n dui
velin was één van de gevaarlijkste mis
dadigsters, die ooit door de politie werd
gezocht.
Zich niet storende aan de gasten, trok
Clara haar echtgenoot ter zijde.
„Houd nu uw woord", hijgde ze. „Ga
hem redden
Stephen Bilackloclc lachte weer.
„Neen", antwoordde hij. „Ik zal hem
niet redden. Mijn belofte was slechts een
list om je te winnen. Laat hem maar ster
De Motorboot „ESTELLE" I, die een uursnelheid van meer
dan 160 K.M. kan bereiken en waarmede de eigenaresse
Mej. M. B. CASTAIRS uit Detroit het wereldkampioenschap
wil verbeteren.
vele har er energieke kooplieden verlaten
stad tot zich te trekken. Voortdurend echter
stormden de golven nog over het smalle
Vlissingsche strand,, sloegen gaten in de
dijken, overstroomden bij stormvloeden de
straten van de stad tot de Scherminkelstraat
toe. De zware watervloeden van het begin
der 16de eeuw, de Allerheiligen-vloed van
1552 hadden geheele stukken grond aan de
Zuidzijde weggeslagen, gelijk overal in het
eeuwen achtereen deerlijk geteisterde Zee
land, waar toen Noord- en Zuid^-Beveland
grootendeels waren ten onder gegaan of
blank lagen. In het begin der 17de eeuw
moest Vlissingen dus met beleid tegen tipt
geweld van het zeewater worden verdedigd
door den zwaren, van rooden baksteen op-
gemetselden zeemuur met de beschermende
reeks van paalhoofden er voor. Maar ook die
konden niet beletten, dat bij hevige stormen
telkens opnieuw brokken land moesten wor
den opgegeven en zware dijkvallen moesten
worden geleden -), Soms dreigde het water
de geheele stad voorgoed te zullen overwel
digen en haar het droevig lot van het ver
zonken Roemerswaal te zullen bereiden. Op
5 November 1530 scheen zij werkelijk ten
ondergang gedoemd. Vele inwoners, geklom
men op een toren, wel een verdedigingsto
ren, vonden den dood, foen die toren plotse
ling werd omvergeworpen door het woe
lende water. In 1612 en 1630 leed de stad
opnieuw zeer ernstige schade eerst in de
tweede helft der 17e eeuw begon men er
zich veiliger fe gevoelen, dank zij den
zwaren „zeeweringen".
H. O. VAN GROL.
1) De schutterij omvatte er 12 vendels,
dus ongeveer 1500 weerbare mannen, wat
schijnt te wijzen op een bevolking van om
streeks 6000 personen, Ms. Beschrijving van
Vlissingen, begin 17de eeuw, blz. 83.
2) 9 Jan. en 16 Dec. 1619 sloeg de zee
een gat van zes vaam diep aan de zuidzijde
in 1623 op 19 Januari 1624 en 8 Maart
1625 had men te klagen over zware dijk
vallen aan de zuidzijde op 2 December
1627 drong het zeewater opnieuw de stad
binnen. Ms. Beschrijving, blz. 35.
is het haar droog en stug. Wrijf een weinig
PUROL tusschen de handen en strijk dit
door de haren, dan wordt het onmiddel
lijk weer zacht en handelbaar en kunt ge
het wederom kammen zooals gij wenscht.
't Voldoet iedereen.
ven." De laaghartige schurk grinnikte, ter
wijl 'hij de woorden sprak. Clara wankele
achteruit, terwijl haar bleek gelaat zich
pijnlijk vertrok, haar oogen wild stonden
van schrik en haar beenen trilden.
„Dat dat kunt u niet meenen U heot
het mij beloofd sprak ze moeilijk.
„Beloofd weer lachte hij. „Weet je
dan niet, dat een man die verliefd is, niet
aan zijn beloften is gebonden Heeft de
levenservaring je dat nog niet geleerd Ik
heb het je beloofd, omdat ik wist, dat de
verleiding om het leven van je verloofde te
redden in deze zaak den doorslag zou ge
ven. Ik wist, dat je zooveel van hem hield
en hem zoozeer verafgoodde, dat de opof
fering van jezelf slechts een geringe prijs
zou zijn om voor zijn veiligheid en redding
te betalen. De uitkomsten hebben bewezen,
dat ik goed heb geoordeeld. Ik heb de val
uitgezet en je bent er in geloopen. En nu
ben je van mij van mij alleen voor
altijd. Waar ik ook in te kort ben gekomen,
niets kan de beloften ongedaan maken, die
je hedenmorgen hebt uitgesproken. Ik heb
je gewonnen. Je bent mijn vrouw. Nu ben
ik voldaan en ik geef er niets om, heele-
maal niets, wat er wordt van den man, die
mijn mededinger is geweest".
Hij was naar haar toe gekomen met dien
sluipenden1 tred, dien een leven van misdaad
hem had geleerd. Ze strekte de handen uit
om hem terug te houden.
,VVertel me dit", vroeg ze hem, met een
vastheid, die vreemd klonk in haar eigen
ooren, „is het waar of is het een, leugen, dat
u 't in uw macht hebt, om hem te redden
„Het is waar", antwoordde Blacklock
zegevierend, zonder terughouding. „Ik veel
precies, wie op Blythswood heeft ingebro
ken en wie sir Henry heeft doodgeschoten.
Doch ik zal mijn wetenschap niet bekend
HET VERWOESTEN VAN
VOGELNESTEN
Een groot gevaar voor den
vogelstand. Onze Nederland-
sche fauna ernstig bedreigd.
Niet het minst onze insecten
etende vogels. Natuurlijke
vijanden te over. Waarom
wij helpen moeten.
Sedert mijn kinderjaren hebben de vogels
mijn bijzondere belangstelling en naarmate
ik ouder ben geworden, is ze zeker niet ver
flauwd. Integendeel 't Hart trekt altijd
daarheen, waar het 't warmst voor klopt.En
zoo is dan in de natuur geen dier, dat meer
mijn aandacht heeft dan de vogels en wel
in ihet bijzonder onze insecten-etende vogels,
priemsnaveligen dus.
Aan het opschrift van dit artikel hebt u
reeds begrepen waarover ik het met u zal
hebben. Ik hoor u al zeggen „hij is er wel
achter, hij interesseert zich in het bijzonder
voor onze insecten-etende vogels, omdat ze
nuttig voor ons zijn". Verre vandaar, niet
altijd" de metalen als 't u belieft, de liefde
staat daar geheel buiten. Ik ben een bewon
deraar van deze sierlijke zangertjes, zonder
meer.
Ik ken niets mooier in de natuur, al heeft
daar ook alles mijn aandacht.
Jaar-in jaar-uit'controleer ik voor eigen
studie en genoegen de nesten in de vrije
natuur. Ik ken voor ontspanning geen mooier
werk. Voor den vogelvriend zijn daaraan
echter groote teleurstellingen verbonden,
zooals u aanstonds zult zien. Maar men
aanvaarde ook de keerzijde der medaille.
Ik had niet gedacht eenige van mijn vo-
gelaanteekeningen noodig te hebben om u
te bereiken.
De uitkomsten, speciaal van deze vogel
broedsels, waarvan ik me zooveel had voor
gesteld, zijn tot heden uiterst bedroevend
Zoo aanstonds zal ik u zelf laten oor-
deelen.
Ik heb roe dan ook tot schrijven gezet.
Ik moet alarm slaan. Nu reeds heel hard en
heel luid. Ik wil niet door te zwijgen
mede ooi-zaak zijn van nog meerdere ver
woesting van vogelnesten. Hieraan moet
zooveel doenlijk paal en perk worden ge
steld, en wel dadelijk, zal onze mooie fauna
niet decimeeren, naast haar toch al zoo
groot aantal natuurlijke vijanden.
Nog kunnen wij veel voorkomen, al is het
dan ook slechts voorzooveel zulks het twee
de en meerdere broedsel betreft, voor zoover
hiervan natuurlijk sprake is.
Mijn dochtertje, dat dikwijls met mij er op
■uit trekt, zeide mij 6 Mei jb met tranen in de
oogen, toen we weer een nestverwoesting
maken. En indien je dwaas genoeg bent, om
in je wanhoop naar de politie te loopen, om
die er van op de hoogte te brengen, wat
ik weet, dan zal ik volhouden dat je liegt.
Je ziet dus, dat je hulpeloos bent,' hulpe
loos, wat jezelf betreft en onmachtig om
Malcolm King te redden. Op het laatst ben
je dan toch in mijn macht, lieve kind. je
kunt me niet ontsnappen en me niet weer
staan. Je bent vast imij En zelfs, al werd
Malcolm King morgen vrijgelaten, dan zou
hij de hindernis die hedenmorgen tusschen
jou en hem is opgericht, niet uit den weg
kunnen ruimen."
De hartstochtelijke gloed, waarvoor ze
altijd was teruggeschrokken, was weder in
zijn oogen verschenen. Hij sloeg zijn armen
om haar heen, terwijl hij trachtte, haar naar
zich toe te trekken. Maar met de merk
waardige kracht, waarover zelfs de zwak
ken in tijden van hooge zenuwspanning be
schikken, duwde ze hem weg. Het vuur van
de woede laaide nu uit haar oogen en haar
geheele lichaam schudde, als een door den
wind bewogen Het.
,,U bent een lafaard zei ze met inge
houden stem. Haar ademhaling kwam snel
en onregelmatig haar boezem ging hevig
op en neer verontwaardiging, vrees en
wanhoop deden haar bijna haar bezinning
verliezen. Haar groote blauwe oogen had
den hun zachtheid verloren en glinsterden
met een glans als van metaal, zooals die
van Jo(an nu en dan deden.
bent een lafaard", herhaalde ze
heesch. „De lafaard en een schelm Mis
schien is die kwalificatie nog te gunstig
voor u. U hebt me bedrogen op een manier,
zooals ik nimmer had kunnen aannemen,
dat eenig man een ongelukkig en wanhopig
meisje zou kunnen bedriegen. U hebt me
ij] uw macht gekregen. U hebt er me toe
moesten noteeren „Vader, we kunnen zoo
gauw geen nieuw nestje vinden of het an
dere is alweer uitgehaald."
Dit typeert wel volkomen den toestand
En half schreiende ging ze voort we
hadden hier op dit plekje een lijster zitten
op 4 eieren in een braamstruik „als het
mijn bosch was, vader, dan zette ik bij ieder
nest een man". (We weten nu voortaan het
middel.)
Gelukkig gaven eenige boschviooltjes
daar ter plaatse en het vrouwtje van het
gekraagde roodstaartje, dat we op een hal-
Ven meter afstand (in een houtmijt en wij
met den neus er vlak voor) geruimen tijd
mochten bewonderen, 'het kind afleiding en
vol van het fraaie vogeltje, dat een „satijn
was en zóó glansde en zulke mooie, heldere,
donkere oogen ihad" en waarover het maar
niet uitgepraat raakte, gingen we toch weer
met een prettig slot naar huis.
Misschien zal het u interesseeren, dat het
wijfje daar bezig was een geschikte nest-
plaats te zoeken. Het mannetje was daar
net uitgevlogen.
Waarlijk ik moet er steeds aan denken,
wat zal er dezen zomer van den vogelstand
terecht komen, als het zóó blijft voortgaan
Of meent u soms, dat alleen de vogels hier
kwaad te duchten hebben van het troepje
nestenvernielers 't Is overal hetzelfde
liedje.
Maar laat ik nu mijn vogeldagboekje over
dit jaar, voorzooveel dit betreft 'het vinden
van nesten en de controle daarop, even voor
u openslaan. We lezen dan
gevonden 10 April (eerste) nest zwarte
lijster, verwoest bevonden 29 April
idem 15 April (tweede) idem, verwoest
bevonden 23 April
idem 22 April (derde) idem, zeer gevaar
lijk gelegen
idem 22 April (vierde) idem, jongen uit
gevlogen
idem 22 April (vijfde) idem, verwoest be
vonden 3 Mei
idem 28 April (zesde) idem, verwoest be
vonden 6 Mei
idem l Mei nest vink, zeer gevaarlijk ge
legen
idem 5 Mei (zevende) nest zwarte lijster,
zeer gevaarlijk gelegen
idem 5 Mei nest bastaard nachtegaal,zeer
gevaarlijk gelegen.
Aannemende nu, dat geen der jongen van
■het vierde lijsternest in de maag van poes
belandde, men houdt daar een kat,, een
pas uitgevlogen jonge vogel is 2eer te goe
der trouw dan lijkt het mij geen gewaag
de voorspelling, u nu reeds mede te deelen,
dat vrij zeker van de overige nesten niets
terecht zal komen. U lette slechts op de aan-
teekeningen geplaatst achter de nesten, wel
ke tot heden gespaard bleven. Deze nesten
zijn gelegen vlak langs openbare wegen.
Naarmate nu het getjielp der jonge vogels
luider wordt, zal ook het moment gekomen
zijn, waarop hetzelfde troepje weer zijn slag
zal slaan.
We kunnen dus, wanneer we hier nu persé
niet aan poes willen denken, zoo goed als
zeker zeggen, dat van de negen nesten één
tot zijn recht is gekomen.
Schitterende uitkomstVindt u ook niet
En hoeveel nesten vond ik nog pas in
aanbouw uit het verband gerukt. Ik
spreek nu niet over oude vernielde nesten.
Ik noteerde ze maar niet eens, o.a. een van
het winterkoninkje, een pracht stukje bouw
kunst van mos, en een vinkennestje, dat op
het eerste eitje wachtte. Het is dit jaar meer
dan erg
En hoe zal het gaan op plaatsen waar ik
hier niet zal komen, dus niets zal consta-
teeren Zullen daar de nesten wel met rust
worden gelaten en overal elders in ons
land Met mij weten vogelkenners en vogel
vrienden wel beter.
Alvorens nu met u te bespreken de na
tuurlijke vijanden van onze (zang)vogels,
moet ik nog even stilstaan bij verschillende
oorzaken, welke groote schade kunnen toe
brengen aan den vogelstand.
Ik wil u dan noemen slechte weersgesteld
heid - zooals nu koude, hagelslag,
sneeuw, aanhoudende regens, het overstroo-
men van bepaalde gebieden, te lange droog
te en als tegenhanger van liet water, het
vuur. Bosch-, heide- en veenbranden nu in
den broedtijd.
Hebt u zich wel eens ingedacht, hoeveel
nesten dan in de vlammen opgaan, vooral
als het loofhout betreft? Daarin nestelen
verscheidene vogels.
Laat ik me slechts bepalen tot Ooster
beek en u noemen eenige taludbranden nog
van recenten datum, o.a. een vlak bij het
station Oosterbeek Hoog.
Uit eigen waarnemingen weet ik, dat daar
jaarlijks nestelen verscheidene paartjes
roodborstjes, zwarte lijsters, roodborsttapui-
gebracht om datgene op te offeren, dat
voor een vrouw de meeste waarde heeft
haar liefde en nu vertelt u me, dat h;t
allemaal tevergeefs is geweest, dat ik mijn
vrijheid heb verloren zonder te winnen, wat
ik er voor in ruil dacht te krijgen dat
degene, voor wiens eereherstel ik zoo vee!
heb opgeofferd, nog even goed moet ster
ven, alsGf ik niets voor hem had gedaan,
alsof ik geen misdaad aan mijzelf had
gedaan, door voor het altaar te beloven, u
mijn jgeheele leven lief te hebben en te
eeren U liefhebben Ze lachte, maar het
geleek meer op een snik. „Ik haat u Ik
heb een afschuw van u Tracht me niet
aan te raken. Ik verzeker u plechtig, dat ik
liever zou sterven dan dat een man als g»j
mijn hand zoudt aanraken."
Nooit had Stephen Blacklock haar gezien
als nu. Haar gelaat was onder den invloed
van haar wanhopige woede geheel veran
derd. Haar oogen brandden met een koorts-
achtigen gloed en haar lichtbruin haar
glansde als goud. In dit uur van haar
grootste leed was ze schoon, als wellicht
nimmer te voren. Ze stond daar als een go-
d'ini van iden toorn. Ze was tot alles in staat,
want de man, dien ze liefhad werd immers
bedreigd.
Stephen Blacklock deed een stap naar
voren. Met een onderdrukten kreet draaide
ze «zich om en snelde de kamer uit. Zonder
aan de gasten te denken en wat er van
haar mocht worden gezegd, liep ze de
trappen op naar het kamertje, dat ze, sinds
ze een klein kind was, had bewoond. Hier
trad ze binnen, sloot de deur achter zich
en zonk uitgeput en bevende als een riet
op een rustbank.
(Wordt vervolgd.)