en Viissinpsiie Courant TWEEDE BLAD Idyertenfe Na het Haarwasschen sifda inn burgsche v. Stoomvaart n Michiel Adriaansz. de Ruyter FEUILLETON EEN WANHOPIGE KEUZE pn en jvoor- auté's -45 -149 >9 ct. 39 ct. f—129 175 -225 -175 -45 prijs. -23 1-1050 -109 -245 1-105 -210 290 260 VAN DE VAN IEN gevraagd. erij SIJTSMA. STBODE I voor dag en nacht, prs X. B., bureau »EN gevraagd. HAMER, Hobein- lor den Vrijdag een IVERKSTER. fCKENS, Badhuis- LOOFjOKGEN worden bij Firma ISSE Zn Y'er- traat. :t MEISJE 9-12 15 uur, Za- lur. nghal „Vliss. Crt.'' koop ZINSWONING 17, met poort Bou- aat. Te bevragen electr. schel e huur en Winkelhuis, nd. Direct te aan- of brieven aan Dampoort T 164, ende ?SKNECHT esSlagerij JACs. delburg-Rotterdam etegen plaatsen. IN PASSAGIERS, EN EN VEE, v.Midd. v. Rott. li v.m.uur v.m.uur 8 TT 9 8 Tt 9 8 9 n le bekomen Transpor t- en Exp. Woensdag 6 Juni 1328. No. 132 door Prof. Dr. P. J. BLOK XI. Vlissingen in De Ruyter's dagen I. „Het Vlissingen van het begin der 17de eeuw was al lang niet meer het oude, reeds jn den aanvang der 13de als Nieuw-Vlis- singen bekendle, nu met geheel Zeeland on der Holland, dan onder Vlaanderen behoo- reiide visschersdorp Oud-Vlissineen, dat sinds lang bij het nieuwe dorp was ingelijfd. Het oude was ontstaan op ingedijkte schor ren aan de uiterste punt van Walcheren^ dat voortdurend door de altijd wisselvallige wa teren aan den mond van de steeds breedere Honte werd bedreigd. Het dorp, waar in het begin der 14de eeuw een veer op het tegen over liggende land van Vlaanderen bestond, bad zich van graaf Willem III van Holland stadsrechten verworven en zich in de 14de en 15de eeuw ontwikkeld tot een welvarend grafelijk zeestadje. Het werd in 1452 door Philips den Goede verkocht aan heer Hen drik van Borselen van der Veere, den be zitter van de bloeiende oude haven en zee stad aan het Sloe, dat toen nog een breede Scheldemond was. Zoo werd Vlissingen een deel van het markiezaat van Vleere en Vlissingen, zetel van 'het Zeeuwsche admiraalschap, welk markiezaat in 1581 werd gekocht door prins Willem van Oranje. In het begin der 17de eeuw droeg prins Maurits den markiezen- titel. Ofschoon dus sedert meer dan een eeuw van een bijzonderen heer afhankelijk, was het stadje in 1574, op verlangen van prins Willem, ter belooning voor zijn dap pere houding bij 'het begin van den opstand tegen Spanje na de verovering van Middel burg op Mondragon mèt Veere in de Staten van Zeeland toegelaten. In 1585 was het een der' aan koningin Elisabeth van Engeland voor hare hulp onder Leycester in pand gegeven zeesteden het had toen een sterk Èngelsch garnizoen bekomen met een En- gelschen gouverneur, als hoedanig de be roemde dichter en krijgsman Sir Philip Sidney bij zijn dood in 1587 was opgevolgd door Sir William Russell. Na 1590 was sir Robert Sidney, broeder van Sir Philip, er gouverneur, wat hij bleef tot 1616, toen het pandschap eindigde bij de afbetaling der door Engeland geleende gelden en de Vli%- singsche burgerij na een menschenleeftijd voorgoed werd ontslagen van den aan En- land gedaiien eed van trouw. Sedert den glorierijken opstand van 1572 was Vlissingen door Karei V reeds van wege zijn belangrijke haven „koningin en sleutel van Nederland" genoemd zeer in welvaart en bevolking toegenomen het kon toen reeds „een der principaelste zeehavens" van Europa heeten. De aloude hoofdbron van bestaan der bewoners, de haringvissche- rij, was wel zoogoed als verdwenen, sedert de buizen met zelfs de grafsteenen gebruikt waren ten einde te dienen om de toegangen te water voor de Spanjaarden te versperren door ze daarin te laten zinken maar een belangrijke scheepvaart en zee handel hadden er zich spoedig gevestigd, mededingend met die van Middelburg. Vooral de rijke winsten afwerpende kaap vaart, de „Vrije neringhe", had hier haren voornaamsten zetel, nadat Vlissingen, wei nige dagen na de inneming van Den Briel, zich geestdriftig bij de Watergeuzen had aangesloten, die Spaansche troepen uit Ant werpen moedig had afgewezen en den Prins van Oranje als stadhouder voor koning Philips II had erkend. De kaapvaart bleef hier tot den vrede van Munster bloeien. De ligging van de stad aan den mond van de Schelde, dien waterweg van de groote han delsmetropool Antwerpen, op een punt, van waar de vier gaten, waarmede de rivier in zee1 uitliep Wielingen, Spleet, Deurloo en Oostgat gemakkelijk te bereiken waren tus- schen de zandplaten doorsmaakte haar in den vrijheidskrijg als aangewezen tot een uitgangspunt voor kaperij, tot een vlucht- haven voor de opvolgers der Watergeuzen, die de Noordzee en het Kanaal onveilig maakten voor vriend en vijand, die Schelde voor Antwerpen feitelijk afsloten en daar door MARIE CORNOR LEIGHTON. (Nadruk verboden). 31) ïENHOORN, Telef. 155. STER HOUT, Telef. 282- BUITENHEK, Tel. K" HOOFDSTUK XXXIV. In de val. Het was een gure en kille morgen, toen i" de kerk te Risington het huwelijk tus schen Clara Escott van Deep Deen House met Stephen Blacklock, van wien niemand wist, waar .hij vandaan kwam en over wien vaag werd gesproken als „iemand zonder beroep, in het bezit van een vermogen", werd ingezegend. Men was ten zeerste verbaasd over dit huwelijk. Het werd heel vreemd gevonden dat de bruid, van wie bekend was, dat ze 'net dokter King Malcolm verloofd was ge weest, zoo spoedig met een ander in het huwelijk trad, nog voor het doodvonnis, dat over haar vorigen verloofde was uitge sproken, ten uitvoer was gebracht. Enkele van haar kennissen veroordeelden haar ge drag als harteloos. Maar zelfs dezen dach ten niet meer slecht over haar toen ze haar wit en wanhopig gelaat aanschouwden op den dag, die de gelukkigste van haar leven had moeten zijn. Ze was zeer eenvoudig gekleed in een zwart costuum. Stephen Blacklock had haar verzocht een bruidskleed te dragen, maar dat had ze zeer beslist geweigerd. Witte kleederen zouden de tragiek van de zen dag nog sterker hebben doen spreken, dan nu reeds het geval was de witte kleur zou in schrille tegenstelling zijn geweest mede den Antwerpschen wereldhandel ver nietigden. In het begin der 17de eeuw telde men er 27 kaperschepen met meer dan 500 stukken geschut en 3500 man. Het moet een bevolking van allerlei her komst zijn geweest in het nog altijd weinig omvangrijke stadje, toen door, naar schat ting, een zesduizendtal 1) menschen be woond, grootendeels onverschrokken en niet al te kieskeurige zeelieden of wel zeeroo- vers ruw volk, die „Zeeuwsche wolven", die» na den wilden Lumey, eerst Louis de Boisot vermocht te temmen en te gebruiken in den woesihen zeekrijg op de Zeeuwsche wateren, op de galeien en booten voor het belegerde Leiden door neiging en eigen belang onafscheidelijk verbondien aan de zaak der wordende Republiek, vurige Calvi nisten soms, felle haters van Spanje, geest- drftige aanhangers van Oranje, van „prince Mortringh", den door het zeevolk aangebe den leider in den krijg. Ook vissóhers en boeren uit Westkappel en Zoutelande had den zich tijdens den oorlog in grooten ge tale hiier gevestigd en het zeemansleven ver kozen boven dat van 'het vreedzame land volk. In die omgeving groeiden uit scheeps jongens en matrozen kapiteins en admiraals op als Ewout Worst en Bouwen Ewoutsz., als Jan en Joost de Moor, als de stamvaders der Evertsen en Banckerts, als Marinus Hollare, als Maarten Thijssen en wie er nueer als zeehelden den Zeeuwschen naam geducht, ja beroemd hebben gemaakt in de Noordzee en op den Atlanitischen Oceaan, tot de Kaap de Goede Hoop en Straat Le- maire, Spitsbergen en Nova-Zembla, tot de Indien toe. Het was een onrustige vlottendie bevol king. Van het vroege voorjaar tot het late najaar, zelfs in den winter, zwierven de Vlis- singer jongens en mannen op zee, blootge steld aan de gevaren van het woeste, kom mervolle matrozenleven van dien tijd, kam pend op de Noordzee met de Duinkerker kapers, onbarmhartige' waterwolven als dezen, diie den vijand zonder aarzelen of genade „de voeten spoelden", zelf gelijk tot verwachtend of voor jaren wegkwijnend in harde gevangenschap of wel rondzwer vend op'verre tochten naar de haringvloot bij Schotland, naar de noordelijke zeeën en het ijsgebiied, waar de walvisch zish schuil hield, naar de tropische gewesten in Oost en West, naar de gevaarlijke roofkusten van Barbarije en de Levant. Thuis gekomen, tuurden zij dagen achtereen van den hoogen Vlissingschen strandmuur scherp in de wijde watervlakte van den Scheldemond, tuk op buit, met geoefend zeemansoog' spiedend naar vriend en vijand. In den winter waren' die „varende" mannen meest aan wal, rond dolend langs de havens en kaden hunner stad, genietend met de hunnen, in hunne veelal armelijke huisjes, waarvan er nog enkele zijn overgebleven, van het zuur ver diende loon of den behaalden buit, vertel lend van hunne gevaarlijke avonturen op de wijde zee, af 'en toe nog op een zoet winstje uit, hunne schepen en scheepjes in de Vlissingsdhe havens en op de wei-ven aldaar voorbereidend voor het goede jaar getij. De strandmuur moest de stad, behalve tegen ondernemende vijanden, in de eerste plaats verdedigen tegen het dikwijls op dringende water van de Honte, die sedert het begin der Ï5dè eeuw, tengevolge van de eeuwige wijzigingen in den loop der Schel- demonden, van een onaanzienlijke en nau welijks bevaarbare sprank tusschen de pla ten en schorren een breede zeeboezem was geworden. Van dien tijd af drong de Honte met het snel veranderende Sloe en de Oos- terschelde, den ouden hoofdstroom, naar het voordeel van de voornaamste Scheldemond te zijn, de voornaamste waterweg van Ant werpen naar zee. Het oude haringstadje was dientengevolge allengs een alom be kende zeehaven geworden, voorhaven van Antwerpen, vanwaar in 1497 de Habsburg- sche prinses Margaretha, in 1500 en 1506 Philips de Schoone, in 1517 de jonge koning Karei, in 1559 koning Philips II, nog in 1572 diens derde gemalin met statige vloten naar Spanje konden uitzeilen, vanwaar de gehate Spaansche troepen in 1560 naar Spanje waren teruggekeerd, waar Anjou in 1582, Leycester met zijn hulptroepen in 1583 waren geland, hoofdhaven voor het verkeer der Nederlanden met Engeland en Frankrijk. Nog steeds werd de Schelde mond hier breeder in 1547 zoo teekent een tijdgenoot op was de breedte van het watervlak tusschen Vlissingen en den dijk Breskens 845 roeden geweestomstreeks 1620 was zij 1287 roeden. En nog steeds groeide de beteekenis van Vlissingen als de voornaamste haven van Zeeland, ook al was Antwerpen van zijne kroon beroofd het be gon zelfs een deel van den handel dier door met haar droevig gelaat. Werktuigelijk sprak ze de gebruikelijke woorden, waar mede ze zich bewoog en sprak als in een droom. Toch was het afschuwelijke van hetgeen ze deed nog nooit zoo tot haar doorgedrongen als thans, nu het te laat was. Beging ze geen misdaad aan zich zelf en aan Malcolm Steeds weer herhaalde ze tot zichzelf „Het is ter wille van Mal colm voor zijn bevrijding". Dit was de eenige gedachte, die haar een weinig troost kon brengen. „Wie God verbonden heeft, mag de mensch niet scheiden." Het was dus voorbij De opoffering was volkomen. Welk een gevoel van wanhoop van diepe wanhoop Ze gevoelde zicb, alsof haar jeugd met één enkelen slag in haar was gedood. Was het enkel uit liefde, dat Stephen Blacklock tot eiken prijs met haar had willen trouwen En waarom was er een trek als van verlichting op het ge woonlijk onbewegelijke gelaat van Joan Weer terug op Deep Deen House Er waren daar enkele gasten heel weinig slechts in verband met het eigenaardige karakter van het huwelijk. Joan ontving ze, buitengewoon bekoorlijk in haar kleed van rose zijde. Ze zag er veel feestelijker uit dan de bruid zelve. Niemand, die haar zoo zag, zou willen gelooven dat ze zoo'n dui velin was één van de gevaarlijkste mis dadigsters, die ooit door de politie werd gezocht. Zich niet storende aan de gasten, trok Clara haar echtgenoot ter zijde. „Houd nu uw woord", hijgde ze. „Ga hem redden Stephen Bilackloclc lachte weer. „Neen", antwoordde hij. „Ik zal hem niet redden. Mijn belofte was slechts een list om je te winnen. Laat hem maar ster De Motorboot „ESTELLE" I, die een uursnelheid van meer dan 160 K.M. kan bereiken en waarmede de eigenaresse Mej. M. B. CASTAIRS uit Detroit het wereldkampioenschap wil verbeteren. vele har er energieke kooplieden verlaten stad tot zich te trekken. Voortdurend echter stormden de golven nog over het smalle Vlissingsche strand,, sloegen gaten in de dijken, overstroomden bij stormvloeden de straten van de stad tot de Scherminkelstraat toe. De zware watervloeden van het begin der 16de eeuw, de Allerheiligen-vloed van 1552 hadden geheele stukken grond aan de Zuidzijde weggeslagen, gelijk overal in het eeuwen achtereen deerlijk geteisterde Zee land, waar toen Noord- en Zuid^-Beveland grootendeels waren ten onder gegaan of blank lagen. In het begin der 17de eeuw moest Vlissingen dus met beleid tegen tipt geweld van het zeewater worden verdedigd door den zwaren, van rooden baksteen op- gemetselden zeemuur met de beschermende reeks van paalhoofden er voor. Maar ook die konden niet beletten, dat bij hevige stormen telkens opnieuw brokken land moesten wor den opgegeven en zware dijkvallen moesten worden geleden -), Soms dreigde het water de geheele stad voorgoed te zullen overwel digen en haar het droevig lot van het ver zonken Roemerswaal te zullen bereiden. Op 5 November 1530 scheen zij werkelijk ten ondergang gedoemd. Vele inwoners, geklom men op een toren, wel een verdedigingsto ren, vonden den dood, foen die toren plotse ling werd omvergeworpen door het woe lende water. In 1612 en 1630 leed de stad opnieuw zeer ernstige schade eerst in de tweede helft der 17e eeuw begon men er zich veiliger fe gevoelen, dank zij den zwaren „zeeweringen". H. O. VAN GROL. 1) De schutterij omvatte er 12 vendels, dus ongeveer 1500 weerbare mannen, wat schijnt te wijzen op een bevolking van om streeks 6000 personen, Ms. Beschrijving van Vlissingen, begin 17de eeuw, blz. 83. 2) 9 Jan. en 16 Dec. 1619 sloeg de zee een gat van zes vaam diep aan de zuidzijde in 1623 op 19 Januari 1624 en 8 Maart 1625 had men te klagen over zware dijk vallen aan de zuidzijde op 2 December 1627 drong het zeewater opnieuw de stad binnen. Ms. Beschrijving, blz. 35. is het haar droog en stug. Wrijf een weinig PUROL tusschen de handen en strijk dit door de haren, dan wordt het onmiddel lijk weer zacht en handelbaar en kunt ge het wederom kammen zooals gij wenscht. 't Voldoet iedereen. ven." De laaghartige schurk grinnikte, ter wijl 'hij de woorden sprak. Clara wankele achteruit, terwijl haar bleek gelaat zich pijnlijk vertrok, haar oogen wild stonden van schrik en haar beenen trilden. „Dat dat kunt u niet meenen U heot het mij beloofd sprak ze moeilijk. „Beloofd weer lachte hij. „Weet je dan niet, dat een man die verliefd is, niet aan zijn beloften is gebonden Heeft de levenservaring je dat nog niet geleerd Ik heb het je beloofd, omdat ik wist, dat de verleiding om het leven van je verloofde te redden in deze zaak den doorslag zou ge ven. Ik wist, dat je zooveel van hem hield en hem zoozeer verafgoodde, dat de opof fering van jezelf slechts een geringe prijs zou zijn om voor zijn veiligheid en redding te betalen. De uitkomsten hebben bewezen, dat ik goed heb geoordeeld. Ik heb de val uitgezet en je bent er in geloopen. En nu ben je van mij van mij alleen voor altijd. Waar ik ook in te kort ben gekomen, niets kan de beloften ongedaan maken, die je hedenmorgen hebt uitgesproken. Ik heb je gewonnen. Je bent mijn vrouw. Nu ben ik voldaan en ik geef er niets om, heele- maal niets, wat er wordt van den man, die mijn mededinger is geweest". Hij was naar haar toe gekomen met dien sluipenden1 tred, dien een leven van misdaad hem had geleerd. Ze strekte de handen uit om hem terug te houden. ,VVertel me dit", vroeg ze hem, met een vastheid, die vreemd klonk in haar eigen ooren, „is het waar of is het een, leugen, dat u 't in uw macht hebt, om hem te redden „Het is waar", antwoordde Blacklock zegevierend, zonder terughouding. „Ik veel precies, wie op Blythswood heeft ingebro ken en wie sir Henry heeft doodgeschoten. Doch ik zal mijn wetenschap niet bekend HET VERWOESTEN VAN VOGELNESTEN Een groot gevaar voor den vogelstand. Onze Nederland- sche fauna ernstig bedreigd. Niet het minst onze insecten etende vogels. Natuurlijke vijanden te over. Waarom wij helpen moeten. Sedert mijn kinderjaren hebben de vogels mijn bijzondere belangstelling en naarmate ik ouder ben geworden, is ze zeker niet ver flauwd. Integendeel 't Hart trekt altijd daarheen, waar het 't warmst voor klopt.En zoo is dan in de natuur geen dier, dat meer mijn aandacht heeft dan de vogels en wel in ihet bijzonder onze insecten-etende vogels, priemsnaveligen dus. Aan het opschrift van dit artikel hebt u reeds begrepen waarover ik het met u zal hebben. Ik hoor u al zeggen „hij is er wel achter, hij interesseert zich in het bijzonder voor onze insecten-etende vogels, omdat ze nuttig voor ons zijn". Verre vandaar, niet altijd" de metalen als 't u belieft, de liefde staat daar geheel buiten. Ik ben een bewon deraar van deze sierlijke zangertjes, zonder meer. Ik ken niets mooier in de natuur, al heeft daar ook alles mijn aandacht. Jaar-in jaar-uit'controleer ik voor eigen studie en genoegen de nesten in de vrije natuur. Ik ken voor ontspanning geen mooier werk. Voor den vogelvriend zijn daaraan echter groote teleurstellingen verbonden, zooals u aanstonds zult zien. Maar men aanvaarde ook de keerzijde der medaille. Ik had niet gedacht eenige van mijn vo- gelaanteekeningen noodig te hebben om u te bereiken. De uitkomsten, speciaal van deze vogel broedsels, waarvan ik me zooveel had voor gesteld, zijn tot heden uiterst bedroevend Zoo aanstonds zal ik u zelf laten oor- deelen. Ik heb roe dan ook tot schrijven gezet. Ik moet alarm slaan. Nu reeds heel hard en heel luid. Ik wil niet door te zwijgen mede ooi-zaak zijn van nog meerdere ver woesting van vogelnesten. Hieraan moet zooveel doenlijk paal en perk worden ge steld, en wel dadelijk, zal onze mooie fauna niet decimeeren, naast haar toch al zoo groot aantal natuurlijke vijanden. Nog kunnen wij veel voorkomen, al is het dan ook slechts voorzooveel zulks het twee de en meerdere broedsel betreft, voor zoover hiervan natuurlijk sprake is. Mijn dochtertje, dat dikwijls met mij er op ■uit trekt, zeide mij 6 Mei jb met tranen in de oogen, toen we weer een nestverwoesting maken. En indien je dwaas genoeg bent, om in je wanhoop naar de politie te loopen, om die er van op de hoogte te brengen, wat ik weet, dan zal ik volhouden dat je liegt. Je ziet dus, dat je hulpeloos bent,' hulpe loos, wat jezelf betreft en onmachtig om Malcolm King te redden. Op het laatst ben je dan toch in mijn macht, lieve kind. je kunt me niet ontsnappen en me niet weer staan. Je bent vast imij En zelfs, al werd Malcolm King morgen vrijgelaten, dan zou hij de hindernis die hedenmorgen tusschen jou en hem is opgericht, niet uit den weg kunnen ruimen." De hartstochtelijke gloed, waarvoor ze altijd was teruggeschrokken, was weder in zijn oogen verschenen. Hij sloeg zijn armen om haar heen, terwijl hij trachtte, haar naar zich toe te trekken. Maar met de merk waardige kracht, waarover zelfs de zwak ken in tijden van hooge zenuwspanning be schikken, duwde ze hem weg. Het vuur van de woede laaide nu uit haar oogen en haar geheele lichaam schudde, als een door den wind bewogen Het. ,,U bent een lafaard zei ze met inge houden stem. Haar ademhaling kwam snel en onregelmatig haar boezem ging hevig op en neer verontwaardiging, vrees en wanhoop deden haar bijna haar bezinning verliezen. Haar groote blauwe oogen had den hun zachtheid verloren en glinsterden met een glans als van metaal, zooals die van Jo(an nu en dan deden. bent een lafaard", herhaalde ze heesch. „De lafaard en een schelm Mis schien is die kwalificatie nog te gunstig voor u. U hebt me bedrogen op een manier, zooals ik nimmer had kunnen aannemen, dat eenig man een ongelukkig en wanhopig meisje zou kunnen bedriegen. U hebt me ij] uw macht gekregen. U hebt er me toe moesten noteeren „Vader, we kunnen zoo gauw geen nieuw nestje vinden of het an dere is alweer uitgehaald." Dit typeert wel volkomen den toestand En half schreiende ging ze voort we hadden hier op dit plekje een lijster zitten op 4 eieren in een braamstruik „als het mijn bosch was, vader, dan zette ik bij ieder nest een man". (We weten nu voortaan het middel.) Gelukkig gaven eenige boschviooltjes daar ter plaatse en het vrouwtje van het gekraagde roodstaartje, dat we op een hal- Ven meter afstand (in een houtmijt en wij met den neus er vlak voor) geruimen tijd mochten bewonderen, 'het kind afleiding en vol van het fraaie vogeltje, dat een „satijn was en zóó glansde en zulke mooie, heldere, donkere oogen ihad" en waarover het maar niet uitgepraat raakte, gingen we toch weer met een prettig slot naar huis. Misschien zal het u interesseeren, dat het wijfje daar bezig was een geschikte nest- plaats te zoeken. Het mannetje was daar net uitgevlogen. Waarlijk ik moet er steeds aan denken, wat zal er dezen zomer van den vogelstand terecht komen, als het zóó blijft voortgaan Of meent u soms, dat alleen de vogels hier kwaad te duchten hebben van het troepje nestenvernielers 't Is overal hetzelfde liedje. Maar laat ik nu mijn vogeldagboekje over dit jaar, voorzooveel dit betreft 'het vinden van nesten en de controle daarop, even voor u openslaan. We lezen dan gevonden 10 April (eerste) nest zwarte lijster, verwoest bevonden 29 April idem 15 April (tweede) idem, verwoest bevonden 23 April idem 22 April (derde) idem, zeer gevaar lijk gelegen idem 22 April (vierde) idem, jongen uit gevlogen idem 22 April (vijfde) idem, verwoest be vonden 3 Mei idem 28 April (zesde) idem, verwoest be vonden 6 Mei idem l Mei nest vink, zeer gevaarlijk ge legen idem 5 Mei (zevende) nest zwarte lijster, zeer gevaarlijk gelegen idem 5 Mei nest bastaard nachtegaal,zeer gevaarlijk gelegen. Aannemende nu, dat geen der jongen van ■het vierde lijsternest in de maag van poes belandde, men houdt daar een kat,, een pas uitgevlogen jonge vogel is 2eer te goe der trouw dan lijkt het mij geen gewaag de voorspelling, u nu reeds mede te deelen, dat vrij zeker van de overige nesten niets terecht zal komen. U lette slechts op de aan- teekeningen geplaatst achter de nesten, wel ke tot heden gespaard bleven. Deze nesten zijn gelegen vlak langs openbare wegen. Naarmate nu het getjielp der jonge vogels luider wordt, zal ook het moment gekomen zijn, waarop hetzelfde troepje weer zijn slag zal slaan. We kunnen dus, wanneer we hier nu persé niet aan poes willen denken, zoo goed als zeker zeggen, dat van de negen nesten één tot zijn recht is gekomen. Schitterende uitkomstVindt u ook niet En hoeveel nesten vond ik nog pas in aanbouw uit het verband gerukt. Ik spreek nu niet over oude vernielde nesten. Ik noteerde ze maar niet eens, o.a. een van het winterkoninkje, een pracht stukje bouw kunst van mos, en een vinkennestje, dat op het eerste eitje wachtte. Het is dit jaar meer dan erg En hoe zal het gaan op plaatsen waar ik hier niet zal komen, dus niets zal consta- teeren Zullen daar de nesten wel met rust worden gelaten en overal elders in ons land Met mij weten vogelkenners en vogel vrienden wel beter. Alvorens nu met u te bespreken de na tuurlijke vijanden van onze (zang)vogels, moet ik nog even stilstaan bij verschillende oorzaken, welke groote schade kunnen toe brengen aan den vogelstand. Ik wil u dan noemen slechte weersgesteld heid - zooals nu koude, hagelslag, sneeuw, aanhoudende regens, het overstroo- men van bepaalde gebieden, te lange droog te en als tegenhanger van liet water, het vuur. Bosch-, heide- en veenbranden nu in den broedtijd. Hebt u zich wel eens ingedacht, hoeveel nesten dan in de vlammen opgaan, vooral als het loofhout betreft? Daarin nestelen verscheidene vogels. Laat ik me slechts bepalen tot Ooster beek en u noemen eenige taludbranden nog van recenten datum, o.a. een vlak bij het station Oosterbeek Hoog. Uit eigen waarnemingen weet ik, dat daar jaarlijks nestelen verscheidene paartjes roodborstjes, zwarte lijsters, roodborsttapui- gebracht om datgene op te offeren, dat voor een vrouw de meeste waarde heeft haar liefde en nu vertelt u me, dat h;t allemaal tevergeefs is geweest, dat ik mijn vrijheid heb verloren zonder te winnen, wat ik er voor in ruil dacht te krijgen dat degene, voor wiens eereherstel ik zoo vee! heb opgeofferd, nog even goed moet ster ven, alsGf ik niets voor hem had gedaan, alsof ik geen misdaad aan mijzelf had gedaan, door voor het altaar te beloven, u mijn jgeheele leven lief te hebben en te eeren U liefhebben Ze lachte, maar het geleek meer op een snik. „Ik haat u Ik heb een afschuw van u Tracht me niet aan te raken. Ik verzeker u plechtig, dat ik liever zou sterven dan dat een man als g»j mijn hand zoudt aanraken." Nooit had Stephen Blacklock haar gezien als nu. Haar gelaat was onder den invloed van haar wanhopige woede geheel veran derd. Haar oogen brandden met een koorts- achtigen gloed en haar lichtbruin haar glansde als goud. In dit uur van haar grootste leed was ze schoon, als wellicht nimmer te voren. Ze stond daar als een go- d'ini van iden toorn. Ze was tot alles in staat, want de man, dien ze liefhad werd immers bedreigd. Stephen Blacklock deed een stap naar voren. Met een onderdrukten kreet draaide ze «zich om en snelde de kamer uit. Zonder aan de gasten te denken en wat er van haar mocht worden gezegd, liep ze de trappen op naar het kamertje, dat ze, sinds ze een klein kind was, had bewoond. Hier trad ze binnen, sloot de deur achter zich en zonk uitgeput en bevende als een riet op een rustbank. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1928 | | pagina 5