ZATERDAG 13 MEI :rman ~-s NO. 113 66e Jaargang 1928 gemeentebestuur Michiel Adriaansz. de Ruyter _FEUILLET0N EEN WANHOPIGE KEUZE Brieven uit de Hofstad ei van Vlei te p. 10 Iisabeth uitr.) Corunna port Said Ouessant n- Kaapstad 10 Mei vaa Wladiwostock n Belawan ter dam Perim, naar Deli naar Batavia Amsterdam 10 Mei Mei te ïi te Mei Mei Mei 'erim Vlissingen te Port Swet- v Suez Rotterdam van - Madras van Port Said Batavia naar vani Mei 0 Mei lisr.) Suez Cape Race p. 10 Mei de lei van Mei Mei Padang van Port Said van Cherbourg ito's en Fietsen. uur 8.12 8.14 e Vlissingen n.m. v.m. 6.07 7.18 7.46 ND A elijkheden. Openbare ■gaderlngen enz. Dagelijks voorstellin- 8 uur. Woensdags gs 2 matinée's. jorstellingen op Vrij- Zondag en Maandag, r. Matinée Zaterdag- gs 2 matinée's. Zaterdag en Zondag uur. Zondag matinée in 4—-6.30 uur. !ÖRES ILDESTRAAT 7 :n moderne ERWAGEN. dinghal „Vliss. Crt." VENHUIS ite Markt 17, f24, VdresMEERH0LZ, ie weg 77. flEISJE lor de morgenuren, lhuisstraat 131. raagd te Vlissingen, reeverdlepingshuis manswoning), tters R. U., bureau nt". •LJUFFROUW or het seizoen, zij elsche taal machtig de voorkeur. :tters R. T., bureau int". n de huishouding ge- ulp in den winkel of je une Markt 7. IONGEN res: Schoenmagazijn tRS", St. Jacobstr. 23 een MEISJE ■genuren, leeftijd on- r. Aanmelden tusschen dhuisstraat 66. schoonmaak gevraag» jRKVROUW evr. KUILER, Boule iter. wegens ver rek 3K, een MEISJES JONGENSFIETS. ijdinghal „Vlis6. Crt onderhouden blau* ielwaglntje resBonedijHstraa' voor oude Juffrouw, nslaapkamer etters R. W-> bur rant". .oope Zonte'" liet verkocht) ijn geldig 'n uks verkrijg- VOORDEEL. is Tromboli") van de Follies VLISSINGSCHE COURANT Dit nummer bestaat uit 2 bladen. ZOMERTIJD. Burgemeester en Wethouders van Vlis singen0 brengen ter openbare kennis, dat vanaf Dinsdag 15 Mei 1928 de wettelijke tijd met één uur wordt vervroegd. De overgang geschiedt in dezer voege, dat wanneer de middelbare zonnetijd van Amsterdam twee uur aanwijst in den nacht van 14 op 15 Mei 1928, het wordt geacht drie uur in den nacht te zijn. Mitsdien moeten alle klokken om 2 uur in den nacht van 14 op 15 Mei 1928 (of wanneer men zich op 14 Mei 1928 des avonds ter ruste begeeft) een uur vooruit oezet worden. 0 Vlissingen, 9 Mei 1928. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F, BISSCHOP. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Vlis singen gelet op de beschikking van Zijne Excel lentie den Minister van Arbeid, Handel! en Nijverheid d.d. 2 December 1925 no. 1790 G, afdeelimg Volksgezondheid doen te weten dat de opgaven 'bedoeld' in artikel 31 dei- Drankwet vanaf heden ter inzage liggen ter secretarie (2e Afdeelimg) en tegen be taling der kosten 1.verkrijgbaar worden gesteld. Vlissingen, 11 Mei 1928. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. BEKENDMAKING. Aangifte van nieuwe leerlingen voor de openbare lagere scholen. Burgemeester en Wethouders van Vlis singen maken bekend, dat vanaf Donderdag 10 Mei tot en met Zaterdag 26 Mei e.k. ge legenheid bestaat tot aangifte van nieuwe leerlingen voor de openbare laigere scholen, ter gemeente-secretarie, le afdeeling iede- ren werkdag van des voormiddags 9 tot 131/2 uur en des namiddags van 2 tot 5% uur" ('s Zaterdags alleen van 9 tot 12% UlHet nieuwe schooljaar begint 14 Augus tus 1928. Toegelaten kunnen worden de kinderen, die vóór of op 14 Februari 1928 vijf jaar zijn geworden. Zij, die in het bezit zijn van een trouw boekje, worden verzocht dit bij de aangifte mede te brengen. Vlissingen, 5 Mei 1928. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. VISSCHERIJWET. Uitnoodiging tot aanvraag van visch- hengelakten. De Burgemeester van Vlissingen, noodigt de ingezetenen, die voor het dienstjaar 19281929 een visch- of hengel- akte mochten venlangen, uit zich daarvoor in den loop van deze maand ter Secretarie (2e afdeeling) aan te melden. Vlissingen, 11 Mei 1928. De Burgemeester voornoemd, VAN WOELDEREN. door Prof. Dr. P. J. BLOK BEKENDMAKING. Aangifte van nieuwe leerlingen voor de Openbare U.L.O. school. Burgemeester en Wethouders van Vlis singen maken bekend, dat vanaf Donderdag 10 Mei tat en met Zaterdag 26 Mei e.k. ge legenheid bestaat tot aangifte van nieuwe leerlinigen voor de openbare school voor uitgebreid lager onderwijs, ter gemeente secretarie, le afdeeling, iederen werkdag van des voormiddags 9 tot 12%» uur en des namiddags van 2 tot 5% uur ('s Zaterdags alleen van 9 tot 12% uur). Onderwijs wordt gegeven in de vakken voor gewoon, lager onderwijs, benevens in de drie moderne talen, wiskunde en han delskennis. De school leidt op voor de diploma's A en B der vereenigimg voor M.U.L.O. Zij, die in het bezit zijn van een trouw boekje, worden verzocht dit bij de aangifte mede te brenjgjen. Vlissingen, 5 Mei 1928. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. SCHULDVORDERINGEN. Burgemeester en Wethouders der ge meente Vlissingen verzoeken ieder, die nog iets te vorderen heeft van de gemeente Vlissingen over het dienstjaar 1927, de re keningen) zoo spoedig mogelijk in te zenden ten gemeentehuize. Vlissingen, 11 Mei 1928. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. door MARIE CORNOR LEIGHTON. (Nadruk verboden). IV. Kruiserkapitein 16361640. „In het jaar van zijn tweede huwelijk op 1 Juli 1636 schijnt De Ruyter niet, tenminste niet lang ter zee te hebben gevaren im mers in het midden van den zomer is hij in Vlissingen om te trouwen. Eerst in 1637 vinden wij hem terug als kapitein op een van twee door de gebroeders Lampsins uit geruste particuliere kruisers, die moesten trachten den in dezen tijd zeer lastigen Duinkerkers afbreuk te doen, en hun, zoo mogelijk prijzen „af te jagen", wat dus fei telijk op kaapvaart neerkwam. Ook van deze reis is het journaal tot ons gekomen. Den 23en April 1637 zeilden de beide schepen, het eene onder De Ruyter, het an dere onder Joos van Sluijs, de haven uit. Joos van Sluijs was de „ammyrael" van de twee. Den 25sten „creghen wij jacht", de technische term voor het ontdekken van den gezochte maar het bleek een Engelschman te zijn, die „met passenghyers" uit Rotter dam kwam. Den volgenden dag hoorde men „seere schieten" en kapitein Cornelis Evert- sen, dien men ontmoette, behoorende tot de Zeeuwsche wachtvloot tegen de Duinker kers, meldde, dat er aan de'kust door een ander schip een prijs bemachtigd was. Zulk een succes hadden De Ruyter en Van Sluijs niet, zij ontmoetten slechts visschers, koop vaarders en oorlogsschepen, maar geen en kelen Duinkerker. Eerst op 30 April maakte een voorbijzeilende vloot van koopvaarders uit La Rochelle melcfing van een fregat, dat achter hen aankwam. Het bleek werkelijk een Duinkerker te zijn en De Ruyter's scheepsvolk, tuk op buit, maakte zich ge reed „om de Meye met haer te planten", maar de opstekende wind en zware regen gaven den vijand gelegenheid om te ont snappen. Langs de kust patrouilleerende, ontmoetten de beide kruisers (2 Mei) een verdacht schip, dat zeide van Dover te ko men. Men had „(h)achterdyncken" op het met Hollanders en Vlamingen bemande vaartuig en hield het een paar dagen scherp in het oog maar bezorgde het, gewoon koopvaarder gebleken, ten slotte „tuys" in Oostende, het latende „loopen". Een Spaansch fregat ontsnapte nog juist naar het Kanaal. Voor Duinkerken gekomen, zag men daar slechts drie schepen in de haven ligeng en kruiste nu verder in de richting van Calais en Noord-Voorland, maar alwe der zonder resultaat er was geen Duin kerker te zien, niet anders dan arme vis schers en Hollandsche of Engelsche jachten en koopvaarders en Staatsche wachtschepen. Toch waren de Duinkerkers met wel 22 15) ..Dat doet niets ter zake", zei ze scherp, »Wat je in de eerste plaats dient te doen is roij te beloven dat, wanneer je Clara «rouwt je met geen woord over hel geld zult rep- Pen. Dat moet je mij schriftelijk verklaren. Het zal niet van kracht zijm voor de wet, waar als je ooit aanspraak op het geld zoudt willen maken, kan ik daarmede ten- minste aantoonen dat je even schuldig bent als ik. Ik ben heelemaal niet bevreesd voor gevangenisstraf of zelfs voor de galg ik ben een wanhopige vrouw em durf alles onder de oogen te zien. Maar wat mij ooit overkomt, zul jij ook meemaken." „Zeer goed", antwoordde haar elegant gekleede medeplichtige met een van zijn eigenaardige glimlachjes: „Mijn eenig stre ven is er voorloopig slechts op gericht je Knappe stiefzuster tot vrouw te krijgen. Ik jeb al1 jaren naar haar verlangd en ik begeer haar des te meer, nu een andere man haar bemint. Ik zal haar trouwen, «aar -medenemen naar Algiers en daar een nieuw leven beginnen, terwijl Malcolm King zucht of sterft in het hol van den ?nden Tom. Maar jij hoe zal het met jou en het werk gaan, wanneer ik er niet weer ben ..Uitstekend", antwoordde Joan Tempest Koelbloedig, terwijl ze haar rusteloos heen e« weer geloop plotseling staakte. „Je bent een goede onderwijzer geweest, maar nu ben ik je boven het hoofd gegroeid. Jij bent al tweemaal met de gevangenis in aanra king geweest, maar ik heb nog nooit met de politie te maken gehad. Dit Blythswood zaakje is het laatste, dat we samen zullen behandelen. Eu het moet een volkomen succes worden", voegde ze erbij, terwijl ze dicht op hem toetrad en er een nieuw vuur de ondernemingsgeest voor een nieuwe inbraak in haar oogen gloeide. „Die diamanten zijn waard o.m er alles voor op het spel te zetten." Blacklock knikte toen vroeg hij waar Clara was. „Het laatst heb ik haar in de eetkamer gezien", antwoordde Joan. snel. De gloed in haar oogen werd nog begeeriger en nog meer koortsachtig. Haar knap gelaat scheen te veranderen in, dat van een duive lin met een mooie menschelijke gedaante. „Ga nu naar haar toe", ging ze voort, „er is geen tijd te verliezen. En in het belang van je eigen hartstocht voor haar praat je verstandig. Doe je uiterste best om haar over te halen. Vandaag zal ze moeten kie zen tusschen jouw liefde en het lot van haar zusters." HOOFDSTUK XVIII. Teruggekeerd. Het hart van Stephen Blacklock klopte hevig, toen hij de eetkamer binnentrad en daar Clara Escott bemerkte. Ze stond voor het venster en staarde met een treurige, peinzende uitdrukking naar buiten. Een ieder, die haar niet meer had gezien sedert de verdwijning van Malcolm King, zou ont steld hebben gestaan over de verandering die ze had ondergaan. De memschen, diie haar meer van nabij kenden, hadden diep medelijden met haar. i schepen in zee, meldde de Zeeuwsche kapi tein van een oorlogsschip, Abraham Crynssen Het eenige schip dat men buitmaakte, was een Duinkerker visschers- schuit, die 200 rantsoen moest betalen en daarvoor als borgen twee man moest af geven, anders ƒ400 en één man als borg. Ook de bekende admiraal der Staatsche oorlogsvloot tegen de Duinkerkers, Van Dorp, en kapitein Joost Banckert, die tot dezelfde vloot behoorde, hadden van den vijand niets bemerkt. Over een uit Oostende gekomen vaartuig, gevoerd door een blijkbaar bekenden „lor- rendraeier" 2), Adam Krabbe, die door den „amyrael" tot strijken gedwongen werd, en een Hamburger lorrendraeier, dien De Ruy ter najoeg en liet strijken, kreeg men twist met elkander, waarbij de Vlissinger „amy rael", ontevreden over het geringe succes, verklaarde den 19en absoluut met zijn schip thuis te willen zijn en naar Vlissingen terug keerde. De Ruyter bleef met het zijne nog kruisen en werkelijk meldde Crynssen bij een nieu we ontmoeting op zee, nog dien zelfden dag, dat hij wel 16 Duinkerkers bij elkander had gezien. Dat scheen wat veel maar De Ruyter hield toch vol en bleef bij Oostende kruisen, totdat op den 21sten zijn scheeps volk begon te „meytyneren" (d.i. muiten), weigerde voort te gaan en „naer huys toe" begeerde. Zoo moest hij tegen zijn zin wel langs de kust oostwaarts op in de richting van de Vlissinger haven varen, „want het mét onghewyllyge (h)onden quaet (h)asen te vanghen is." Toen kwamen bij Blanken- berge 13 zeilen in het zicht, de Duinkerker vlootOverwegende echter, „dat veel (h)onden den (h)ase syn doot is", „speelde" de kapitein wyselijk „op de loop" en „ont- donkerde" gelukkig den vijand. Donder en bliksem met zwaren regen ontnamen intus- schen zijn scheepsvolk allen moed het wilde onder geen voorwaarde langer in-zee blij ven, ja, „qualyck meer uteyeken". Zoo moest ook De Ruyter's kruiser wel naar huis en kwam 22 Mei in Vlissingen met „weynych profyt, Godt betert", zucht de teleurgestelde kapitein aan het slot van zijn journaal. Dan hooren wij weder een paar jaren lang niet van hem. Den grooten slag bij Duins schijnt hij niet te hebben bijgewoond, want onder de daar aanwezige kapiteins wordt hij niet genoemd en Tromp leerde hem eerst in 1652 kennen. De Ruyter zelf heeft ook nooit van dezen slag gesproken. Ook voor die jaren mogen wij echter aannemen, dat hij, hetzij als kruiserkapitein want nog eenige jaren lang bleven de heeren Lampsins zulke krui sers uitzenden hetzij als koopvaarder is uitgevaren. Het lag niet in zijn aard om werkeloos te blijven. Zijn jong gezin breidde zich intusschen uit door de geboJrte-vau~een zoon Adriaan (27 Sept. 1637), een dochter Neeltje, in later tijd deftig Cornelia genoemd (20 Sept. 1639) en een dochter Aelken, later Alida (16 Nov. 1642) een ander kind stierf drie dagen oud (16 Aug. 1641). Hij moet in dezen tijd ook poorter van Vlissingen, vol- gerechtigd burger, niet slechts inwoner zij ner stad geworden zijn, dus reeds, evenals indertijd zijn vader, zekeren welstand heb ben genoten. Dit laatste blijkt ook uit den aankoop van onderscheidene rentebrieven in deze jaren. Een van 10 Januari 1637 be draagt 1800, een van 6 Mei 1633 zelfs 6000. Schipper ter koopvaardij 1640'41. Met het „Jordynael" van 1640 komt De Ruyter weder ten volle binnen onzen ge zichtskring. Hij zeilt op 17 Januari als schipper van een der vrachtschepen van de heeren Lampsins, de Vlissinge, naar het toen aan de West-Indische Compagnie on- derhoorige, in 1630 veroverde „Fernabocke in Bresyl", weder te samen met eenige j vaartuigen, die ten deele voor West-Indië, ten deele voor Bordeaux waren bestemd. i/ O Dit is niet de latere emtdukkui1 van Suri name, zooals Blok aanteekent, het is een naamgenoot, die vóór 1650 overleden, in de Jacobskerk begraven is. '-) Een schip, dat op vijandelijk gebied handelt, zonder daartoe tegen betaling „licent" (d.i. verlof) te hebben gekregen. Men vond het verschrikkelijk, dat zoo'n knap en bekoorlijk meisje haar hart hacr geschonken' aan iemand, die na een verlo ving van slechts een dag een schurk bleek te zijn en die niet alleen haar, maar ook zijn, vrienden bad bedrogen. Ze wist, dat er op die wijze werd;gesproken, en dat stemde haar bitter. Maar nog verschrikkelijker was het en ze moest wel aannemen dat het waar was dat hetgeen men vertelde juist was. Toen Stephen Blacklock het vertrek binnenkwam keek ze op, maar de uitdruk king van haar bleek gelaat onderging geeru verandering. Ze gevoelde niet meer als vroeger een soort afkeer voor hem. Hoe zou ze nog iemand kunnen veroordeelen nu haar vertrouwen zoozeer geschokt was in den man, dien ze had liefgehad en: van wiens eerlijkheid ze overtuigd! was ge weest Malcolm King, voor haar het ideaal van den man, werd thans immers door het geheele land door de politie gezocht Iets jn haar blik scheen Blacklock te ver tellen, wat er in haar gemoed omging. Hij vond de stoutmoedigheid dadelijk op haar toe te treden en haar smalte, koude handjes in de zijne te nemen. „Clara", zei hij, „je vermoedt zeker wel, wat ik je kom vragen. Morgen ga je heen en ik zou zoo gaarne zekerheid willen heb ben. Wil je mijn vrouw worden?" Het meisje trok haar handen, terug en drukte ze tegen ihaar voorhoofd. „Ik zal niet lang genoeg leven, om iemands vrouw te worden", mompelde ze. „Maar ter wille van Joan om haar een genoegen te doen zal ik met u trouwen. Ja, terwille van Joan omdat zij het zoo gaarne heeft." Glara herhaalde de woorden op doffen Nog altijd toch maakten de rooverijen der Duinkerkers het voor de koopvaarders wen- schelijk zoowel gewapend te zijn als in zeker getal bijeen te blijven, ook al had het optreden van Maerten Harpertsz. Tromp als admiraal van Holland en Zeeland aanstonds in de veiligheid op de Noordzee verbetering gebracht. De Ruyter zeilde, na den volgenden dag bij Bevesier, in het Kanaal, afscheid te heb ben genomen van de met hem uitvarende „Bordeusvaarders", den 19den den Oceaan in („scheyt van lant"), en was den 30sten na een voorspoedige reis zonder bijzondere voorvallen op 37° 6' ter hoogte van Lissa bon. Dien dag maakte hij met schipper Pieter Arensen, die met hem naar West- Indië zeilde, een „compagnye" om „ghe- lycke part te doen van 't gene wy met mal- canderen soude mogen verwerven", blijk baar met het oog op het bemachtigen van een of anderen prijs onderweg. Intusschen ontmoette men geen vijandelijk schip, den 23sten Februari scheidde hij ook van Pieter Arensen en vijf dagen later was hij voor de kust van Brazilië, bezuiden Kaap Agostino. Den 3den Maart lag hij ten anker op de reede van Fernambuco, de residentie van den landvoogd der W. I. C., graaf Johan Maurits van Nassau, waar hij den volgenden dag binnen het veilige Recife zijn lading loste. Deze bestond waarschijnlijk uit levens middelen, textielwaren, oorlogs- en bouw materiaal. Hij bracht daar bijna een maand door met lossen, handel in de medegebrach te koopwaren en zoeken naar een retour lading. Toen dit blijkbaar niet voldoende gelukte, besloot hij te zeilen naar het zout- rijke Ilha de Mayo, een van de Kaap-Verdi- sche eilanden, waarheen hij dan ook 2 April vertrok. Tegenwind deed hem echter reeds den 5den besluiten, koers te zetten naar de Caraïben, waar hij vroeger ook reeds ge weest was. Den 20en ankerde hij op de reede. van het Engelsche eiland St. Christof- fel. Deze eilanden werden toen druk door onze kooplieden bezocht en hij vond er o.a. schipper Pieter Floriszn van Amsterdam, den lateren zeevoogd, die hem mededeelde, dat er nog vracht lag, bestemd voor een ander Vlissingsch schip, dat echter kort geleden reeds naar huis teruggekeerd was hij nam daarop die vracht over tegen den lagen prijs van een braspenning voor een pond 3). Wij zien den schipper dus tevens als zelfstandig handelaar optreden en hij toonde groote geschiktheid voor die combi natie, die in dien tijd regel was en voor den betrokkene aanzienlijke voordeelen oplever de. Dat zij voor den koopman, die het schip uitzond, niet altijd voordeelig was, ligt voor de hand, maar in het geval van De Ruyter schijnt zij nooit bezwaren te hebben opge leverd de verhouding tusschen hem en de Lampsins' schijnt tot het einde toe zeer goed te zijn geweest. Den 12den Mei had hij al zijn lading bin nen en den dag daarop zette hij koers naar het vaderland met, zooals*gebruikelijk was, eenige „passygyers" 4) aan boord, waarvan er een onderweg stierf en overboord „ge- smackt" werd. Langs de eilanden St. Bar- tholomé en St. Martin kwam hij in volle zee. Langer dan een maand werd geen land ge zien en herhaaldelijk zeilde hij tusschen ijs- schotsen en in zwaren mist, totdat hij op 20 Juni eindelijk kaap Clear aan de Iersche Westkust bereikte. Van hier was hij spoe dig aan de „Sorrels", zooals onze zeelui de Scilly-eilanden noemden, en zeilde het Ka naal in, ankerde even bij Guernsey en lette scherp op de gevreesde Duinkerkers, die hier rondzwierven. Inderdaad joeg hij den 28sten ten slotte een Duinkerker fregat nog een prijs af, dien hij echter het bleek een Engelschman uit Hull, die naar Havre wilde als behoorende aan een bevriende natie, weder vrij moest laten. Vlak langs Duin kerken en de Vlaamsche kust zeilende, kwam de Vlissinge den volgenden dag veilig in de haven. 3) Een braspenning is twee en een halve groot, 1 pond 30 grooten. Hij geeft dus 1/v> of 8 l) Zij betaalden voor den overtocht 8 pond, 6 sch., 8 st. per persoon, dus ƒ50 toon, bijna werktuigelijk, zoodat de schelm die haar aandachtig gadesloeg, er aam twij felde of ze wel wist wat ze deed, toen ze hem haar belofte gaf. Als hij in haar binnenste had kunnen le zen, zou hij versteld hebben gestaan over de groote wanhoop, waaraan zij ten prooi was. De ontdekking, dat Malcolm King een schurk was, had haar zoodanig aangegre pen, dat haar gezondheid ernstig gevaar liep en vooral haar zenuwen' waren ern stig geschokt. Ze kon- niet langer twijfelen aan de algemeene meening, dat Malcolm iemand was met misdadige neigingen. Had hij haar niet een half dozijn brieven ge stuurd, waarvan de eerste een bekentenis van zijn schuld bevatte Had hij den ouden dominee niet schandelijk bedrogen, die een gedeelte van de kostbaarheden, waaraan hij het meest was gehecht, had moeten verkoopen om het aanzienlijke bedrag te kunnen betalen, waarvoor hij borg was gebleven Somtijds dacht zij weder aan de woorden, die zij Stephen Biacklock tot Joan had) hooren -spreken. „Hij is op een plaats, waar hij niet levend' vandaan zal komen", die haar een oogenblik deden hopen, dat Malcolm daarmede was bedoeld en dat zijn afwezigheid daardoor zou zijn te verklaren. Maar ze had tegen Joan ge zegd, dat ze die woorden had gehoord en gevraagd, wat daarmede was bedoeld Joan had' geantwoord, dat er sprake was geweest van een armen man, dien Black lock kende en die door zijn bemiddeling in een ziekenhuis was opgenomen. Bovendien waren de brieven er toch daar viel niets tegen te zeggen, want het was duidelijk het schrift van Malcolm. In den laatsten, die uit Carlisle kwam, had1 hij geschreven, dat hij zich tijdelijk daar verborgen hield en hij Nog in hetzelfde jaar deed De Ruyter op hetzelfde vaartuig een nieuwen tocht als schipper en vrachtvaarder naar Brazilië. Op den 26en Nov. neemt De Ruyter te Vlissin gen 19 sofdaten voor Brazilië aan boord benevens 4 „vryluyden", namelijk twee bak kers en twee zoons van een hunner, bestemd voor Brazilië, waar zij zcih blijkbaar als kolonisten wilden vestigen. Den volgenden dag gaat hij door de Spleet de Schelde uit, samen met nog drie andere schepen en een konvooier onder bevel van den Zeeuwschen admiraliteitskapitein Brakman, van wien eerst buiten het Kanaal, bij Ouessant, af scheid werd genomen. De heenreis was heel voorspoedig, de terugreis daarentegen slecht, zoodat hij pas den len Mei 1641 in de haven van Vlissingen terug was. De retourlading bestaat in dien tijd meest uit Braziliaansch hout en suiker, tabak uit de Antillen, wijn of brandewijn uit La Rochelle. Nauwelijks van dien tocht teruggekeerd, nam hij een belangrijk commando van gansch anderen aard op zich, ditmaal een in dienst der Zeeuwsche admiraliteit, dus niet als koopvaarder doch als kapitein ten oorlog. H. G. VAN GROL. De 20e lijn. Vermaak. Al- is het niet direct een wereldschok kende gebeurtenis, we mogen er toch wel even de aandacht op vestigen dat Den Haag zijn twintigste tramlijn heeft gekre gen. Eigenlijk is het de één en twintigste. Twintig ja.ar geleden was het zóó dat er tien electrische tramlijnen waren, mitsga ders vijf stoomtrams. Van die vijf ouder- wefsche instrumenten zijm ér alWie? ver dwenen en het leven van de vijfde, die naar het Wesfland, loopt ook al1 op een eind. Er zijn in de stad zelf nu achttien electrische lijnen, waarvan er één alleen, 's zomers dienst doet. Daarnaast rijden de electrische naar Wassenaar—Leiden en naar Rijswijk Delft. Dan is er nog de electrische die van Scheveningen naar Voorschoten rij_dt en ten slotte is er ook altijd nog de elec trische van Scheveningen Kurhaus naar het Hollandsche Spoor-station. Deze laatste is eeft onderdeel van het spoorweg-net en eigenlijk bestaat die niet apart. Het is wel merkwaardig dat die lijn nooit heeft geren deerd. Zelfs de rechtstreeksche verbinding Scheveningen'Rotterdam heeft niets te beduiden. In' de wintermaanden levert die vrijwel niets op en daft zijn er nog maar een paar treinen per dag. Er is dus heel wat te trammen in de stad zelf, In den loop der jaren zijn vrijwel alle lijften uitgebreid. Sommige zijn zeer lang en het lijkt dan alsof het daarmede heel goedkoop rijden is omdat men het lange traject voor één dubbeltje mag benutten. Dat is natuurlijk theorie, want de praktijk is dat vrijwel niemand die lange ritten van het ééne naar het andere in zijn geheel meemaakt. Men rijdt slechts een gedeelte ervan, ml. het deel van het eindpunt tot in het centrum van de stad. De nieuwe lijn 20 die nu 1 Mei geopend is, is feitelijk de helft van een andere lijn. Zij ligt om de groote had gevraagd, of ze daarheen wilde komen om met hem te trouwen. Hierop had ze eer lijk en dapper geantwoord, nimmer een slecht man te zulten trouwen, hoe zielsveel ze ook van hem hield. Ze zou daaraan hebben kunnen toevoegen, hoewel ze het niet deed, dat de schaamte over zijn verra derlijk gedrag haar langzaam doodde. Ze had hem liefgehad met geheel haar jonge, onschuldige hart en de wetenschap, dat hij een misdadiger was, was meer dan ze kon verdragen. Daarom kwam het er niet op aan, wat ze deed. Als haar huwelijk met Stephen Blacklock Joan genoegen zou doen, waar om zou ze dan niet toegeven Het zou niet voor 'lang zijn. Ze zou niet veel langer kunnen leven terwijl ze zoo leed als thans. Wat hem betreft, het hinderde hem niet welke gevoelens er haar toe noopten om hem aan te nemen. Een donkerrood steeg naar zijm gelaat, toen zij op doffen toon haar toestemming gaf. Hij trachtte haar in zijn armen te nemen, maar ze weerde hem af. Toen legde hij zijn hand voorzichtig op haar zacht, bruin haar. Had1 ze geweten, hoeveel misdaden hij met die lange, smalle hand al had begaan, dan zou ze liever zijn gestorven, dan zijn aanraking te dulden. „Ik zou zoo gaarne willen, dat je meer van me hield", zei hij, „maar nu je dat on mogelijk is, moet ik me daarin schikken. Op één ding sta ik echter dat ons hu welijk spoedig zat plaats vinden." „Heel goed", antwoorldde het ongeluk kige meisje. „Misschien is het wel goed, dat het spoedig gebeurt, anders zou ik wel licht te ziek zijni Ze hield op en wendde zich plotseling af, als om de diepe ellende, die zich op haar gelaat afspiegelde te verbergen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1928 | | pagina 1