ZATERDAG 13 MEI
:rman
~-s NO. 113
66e Jaargang
1928
gemeentebestuur
Michiel Adriaansz. de Ruyter
_FEUILLET0N
EEN WANHOPIGE KEUZE
Brieven uit de Hofstad
ei van
Vlei te
p. 10
Iisabeth
uitr.)
Corunna
port Said
Ouessant
n- Kaapstad
10 Mei vaa
Wladiwostock
n Belawan
ter dam
Perim,
naar
Deli naar
Batavia
Amsterdam
10
Mei
Mei te
ïi te
Mei
Mei
Mei
'erim
Vlissingen
te Port Swet-
v Suez
Rotterdam van
- Madras
van Port Said
Batavia naar
vani
Mei
0 Mei
lisr.)
Suez
Cape Race
p. 10 Mei de
lei van
Mei
Mei
Padang
van Port Said
van Cherbourg
ito's en Fietsen.
uur
8.12
8.14
e Vlissingen
n.m.
v.m.
6.07
7.18
7.46
ND A
elijkheden. Openbare
■gaderlngen enz.
Dagelijks voorstellin-
8 uur. Woensdags
gs 2 matinée's.
jorstellingen op Vrij-
Zondag en Maandag,
r. Matinée Zaterdag-
gs 2 matinée's.
Zaterdag en Zondag
uur. Zondag matinée
in 4—-6.30 uur.
!ÖRES
ILDESTRAAT 7
:n moderne
ERWAGEN.
dinghal „Vliss. Crt."
VENHUIS
ite Markt 17, f24,
VdresMEERH0LZ,
ie weg 77.
flEISJE
lor de morgenuren,
lhuisstraat 131.
raagd te Vlissingen,
reeverdlepingshuis
manswoning),
tters R. U., bureau
nt".
•LJUFFROUW
or het seizoen, zij
elsche taal machtig
de voorkeur.
:tters R. T., bureau
int".
n de huishouding ge-
ulp in den winkel of
je
une Markt 7.
IONGEN
res: Schoenmagazijn
tRS", St. Jacobstr. 23
een
MEISJE
■genuren, leeftijd on-
r. Aanmelden tusschen
dhuisstraat 66.
schoonmaak gevraag»
jRKVROUW
evr. KUILER, Boule
iter.
wegens ver rek
3K, een MEISJES
JONGENSFIETS.
ijdinghal „Vlis6. Crt
onderhouden blau*
ielwaglntje
resBonedijHstraa'
voor oude Juffrouw,
nslaapkamer
etters R. W-> bur
rant".
.oope Zonte'"
liet verkocht)
ijn geldig 'n
uks verkrijg-
VOORDEEL.
is Tromboli")
van de Follies
VLISSINGSCHE COURANT
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
ZOMERTIJD.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen0 brengen ter openbare kennis, dat
vanaf Dinsdag 15 Mei 1928 de wettelijke
tijd met één uur wordt vervroegd.
De overgang geschiedt in dezer voege,
dat wanneer de middelbare zonnetijd van
Amsterdam twee uur aanwijst in den nacht
van 14 op 15 Mei 1928, het wordt geacht
drie uur in den nacht te zijn.
Mitsdien moeten alle klokken om 2 uur
in den nacht van 14 op 15 Mei 1928 (of
wanneer men zich op 14 Mei 1928 des
avonds ter ruste begeeft) een uur vooruit
oezet worden.
0 Vlissingen, 9 Mei 1928.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F, BISSCHOP.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen
gelet op de beschikking van Zijne Excel
lentie den Minister van Arbeid, Handel! en
Nijverheid d.d. 2 December 1925 no. 1790
G, afdeelimg Volksgezondheid
doen te weten
dat de opgaven 'bedoeld' in artikel 31 dei-
Drankwet vanaf heden ter inzage liggen
ter secretarie (2e Afdeelimg) en tegen be
taling der kosten 1.verkrijgbaar
worden gesteld.
Vlissingen, 11 Mei 1928.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
BEKENDMAKING.
Aangifte van nieuwe leerlingen voor de
openbare lagere scholen.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen maken bekend, dat vanaf Donderdag
10 Mei tot en met Zaterdag 26 Mei e.k. ge
legenheid bestaat tot aangifte van nieuwe
leerlingen voor de openbare laigere scholen,
ter gemeente-secretarie, le afdeeling iede-
ren werkdag van des voormiddags 9 tot
131/2 uur en des namiddags van 2 tot 5%
uur" ('s Zaterdags alleen van 9 tot 12%
UlHet nieuwe schooljaar begint 14 Augus
tus 1928.
Toegelaten kunnen worden de kinderen,
die vóór of op 14 Februari 1928 vijf jaar
zijn geworden.
Zij, die in het bezit zijn van een trouw
boekje, worden verzocht dit bij de aangifte
mede te brengen.
Vlissingen, 5 Mei 1928.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
VISSCHERIJWET.
Uitnoodiging tot aanvraag van visch-
hengelakten.
De Burgemeester van Vlissingen,
noodigt de ingezetenen, die voor het
dienstjaar 19281929 een visch- of hengel-
akte mochten venlangen, uit zich daarvoor
in den loop van deze maand ter Secretarie
(2e afdeeling) aan te melden.
Vlissingen, 11 Mei 1928.
De Burgemeester voornoemd,
VAN WOELDEREN.
door Prof. Dr. P. J. BLOK
BEKENDMAKING.
Aangifte van nieuwe leerlingen voor de
Openbare U.L.O. school.
Burgemeester en Wethouders van Vlis
singen maken bekend, dat vanaf Donderdag
10 Mei tat en met Zaterdag 26 Mei e.k. ge
legenheid bestaat tot aangifte van nieuwe
leerlinigen voor de openbare school voor
uitgebreid lager onderwijs, ter gemeente
secretarie, le afdeeling, iederen werkdag
van des voormiddags 9 tot 12%» uur en des
namiddags van 2 tot 5% uur ('s Zaterdags
alleen van 9 tot 12% uur).
Onderwijs wordt gegeven in de vakken
voor gewoon, lager onderwijs, benevens in
de drie moderne talen, wiskunde en han
delskennis.
De school leidt op voor de diploma's A
en B der vereenigimg voor M.U.L.O.
Zij, die in het bezit zijn van een trouw
boekje, worden verzocht dit bij de aangifte
mede te brenjgjen.
Vlissingen, 5 Mei 1928.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
SCHULDVORDERINGEN.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente Vlissingen verzoeken ieder, die nog
iets te vorderen heeft van de gemeente
Vlissingen over het dienstjaar 1927, de re
keningen) zoo spoedig mogelijk in te
zenden ten gemeentehuize.
Vlissingen, 11 Mei 1928.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
door
MARIE CORNOR LEIGHTON.
(Nadruk verboden).
IV.
Kruiserkapitein 16361640.
„In het jaar van zijn tweede huwelijk op
1 Juli 1636 schijnt De Ruyter niet, tenminste
niet lang ter zee te hebben gevaren im
mers in het midden van den zomer is hij in
Vlissingen om te trouwen. Eerst in 1637
vinden wij hem terug als kapitein op een
van twee door de gebroeders Lampsins uit
geruste particuliere kruisers, die moesten
trachten den in dezen tijd zeer lastigen
Duinkerkers afbreuk te doen, en hun, zoo
mogelijk prijzen „af te jagen", wat dus fei
telijk op kaapvaart neerkwam. Ook van
deze reis is het journaal tot ons gekomen.
Den 23en April 1637 zeilden de beide
schepen, het eene onder De Ruyter, het an
dere onder Joos van Sluijs, de haven uit.
Joos van Sluijs was de „ammyrael" van de
twee. Den 25sten „creghen wij jacht", de
technische term voor het ontdekken van den
gezochte maar het bleek een Engelschman
te zijn, die „met passenghyers" uit Rotter
dam kwam. Den volgenden dag hoorde men
„seere schieten" en kapitein Cornelis Evert-
sen, dien men ontmoette, behoorende tot de
Zeeuwsche wachtvloot tegen de Duinker
kers, meldde, dat er aan de'kust door een
ander schip een prijs bemachtigd was. Zulk
een succes hadden De Ruyter en Van Sluijs
niet, zij ontmoetten slechts visschers, koop
vaarders en oorlogsschepen, maar geen en
kelen Duinkerker. Eerst op 30 April maakte
een voorbijzeilende vloot van koopvaarders
uit La Rochelle melcfing van een fregat, dat
achter hen aankwam. Het bleek werkelijk
een Duinkerker te zijn en De Ruyter's
scheepsvolk, tuk op buit, maakte zich ge
reed „om de Meye met haer te planten",
maar de opstekende wind en zware regen
gaven den vijand gelegenheid om te ont
snappen. Langs de kust patrouilleerende,
ontmoetten de beide kruisers (2 Mei) een
verdacht schip, dat zeide van Dover te ko
men. Men had „(h)achterdyncken" op het
met Hollanders en Vlamingen bemande
vaartuig en hield het een paar dagen scherp
in het oog maar bezorgde het, gewoon
koopvaarder gebleken, ten slotte „tuys" in
Oostende, het latende „loopen". Een
Spaansch fregat ontsnapte nog juist naar
het Kanaal. Voor Duinkerken gekomen, zag
men daar slechts drie schepen in de haven
ligeng en kruiste nu verder in de richting
van Calais en Noord-Voorland, maar alwe
der zonder resultaat er was geen Duin
kerker te zien, niet anders dan arme vis
schers en Hollandsche of Engelsche jachten
en koopvaarders en Staatsche wachtschepen.
Toch waren de Duinkerkers met wel 22
15)
..Dat doet niets ter zake", zei ze scherp,
»Wat je in de eerste plaats dient te doen is
roij te beloven dat, wanneer je Clara «rouwt
je met geen woord over hel geld zult rep-
Pen. Dat moet je mij schriftelijk verklaren.
Het zal niet van kracht zijm voor de wet,
waar als je ooit aanspraak op het geld
zoudt willen maken, kan ik daarmede ten-
minste aantoonen dat je even schuldig bent
als ik. Ik ben heelemaal niet bevreesd voor
gevangenisstraf of zelfs voor de galg ik
ben een wanhopige vrouw em durf alles
onder de oogen te zien. Maar wat mij ooit
overkomt, zul jij ook meemaken."
„Zeer goed", antwoordde haar elegant
gekleede medeplichtige met een van zijn
eigenaardige glimlachjes: „Mijn eenig stre
ven is er voorloopig slechts op gericht je
Knappe stiefzuster tot vrouw te krijgen. Ik
jeb al1 jaren naar haar verlangd en ik
begeer haar des te meer, nu een andere
man haar bemint. Ik zal haar trouwen,
«aar -medenemen naar Algiers en daar een
nieuw leven beginnen, terwijl Malcolm King
zucht of sterft in het hol van den
?nden Tom. Maar jij hoe zal het met
jou en het werk gaan, wanneer ik er niet
weer ben
..Uitstekend", antwoordde Joan Tempest
Koelbloedig, terwijl ze haar rusteloos heen
e« weer geloop plotseling staakte. „Je bent
een goede onderwijzer geweest, maar nu
ben ik je boven het hoofd gegroeid. Jij bent
al tweemaal met de gevangenis in aanra
king geweest, maar ik heb nog nooit met
de politie te maken gehad. Dit Blythswood
zaakje is het laatste, dat we samen zullen
behandelen. Eu het moet een volkomen
succes worden", voegde ze erbij, terwijl ze
dicht op hem toetrad en er een nieuw vuur
de ondernemingsgeest voor een nieuwe
inbraak in haar oogen gloeide. „Die
diamanten zijn waard o.m er alles voor op
het spel te zetten."
Blacklock knikte toen vroeg hij waar
Clara was.
„Het laatst heb ik haar in de eetkamer
gezien", antwoordde Joan. snel. De gloed
in haar oogen werd nog begeeriger en nog
meer koortsachtig. Haar knap gelaat
scheen te veranderen in, dat van een duive
lin met een mooie menschelijke gedaante.
„Ga nu naar haar toe", ging ze voort, „er
is geen tijd te verliezen. En in het belang
van je eigen hartstocht voor haar praat je
verstandig. Doe je uiterste best om haar
over te halen. Vandaag zal ze moeten kie
zen tusschen jouw liefde en het lot van
haar zusters."
HOOFDSTUK XVIII.
Teruggekeerd.
Het hart van Stephen Blacklock klopte
hevig, toen hij de eetkamer binnentrad en
daar Clara Escott bemerkte. Ze stond voor
het venster en staarde met een treurige,
peinzende uitdrukking naar buiten. Een
ieder, die haar niet meer had gezien sedert
de verdwijning van Malcolm King, zou ont
steld hebben gestaan over de verandering
die ze had ondergaan.
De memschen, diie haar meer van nabij
kenden, hadden diep medelijden met haar.
i schepen in zee, meldde de Zeeuwsche kapi
tein van een oorlogsschip, Abraham
Crynssen Het eenige schip dat men
buitmaakte, was een Duinkerker visschers-
schuit, die 200 rantsoen moest betalen en
daarvoor als borgen twee man moest af
geven, anders ƒ400 en één man als borg.
Ook de bekende admiraal der Staatsche
oorlogsvloot tegen de Duinkerkers, Van
Dorp, en kapitein Joost Banckert, die tot
dezelfde vloot behoorde, hadden van den
vijand niets bemerkt.
Over een uit Oostende gekomen vaartuig,
gevoerd door een blijkbaar bekenden „lor-
rendraeier" 2), Adam Krabbe, die door den
„amyrael" tot strijken gedwongen werd, en
een Hamburger lorrendraeier, dien De Ruy
ter najoeg en liet strijken, kreeg men twist
met elkander, waarbij de Vlissinger „amy
rael", ontevreden over het geringe succes,
verklaarde den 19en absoluut met zijn schip
thuis te willen zijn en naar Vlissingen terug
keerde.
De Ruyter bleef met het zijne nog kruisen
en werkelijk meldde Crynssen bij een nieu
we ontmoeting op zee, nog dien zelfden dag,
dat hij wel 16 Duinkerkers bij elkander had
gezien. Dat scheen wat veel maar De
Ruyter hield toch vol en bleef bij Oostende
kruisen, totdat op den 21sten zijn scheeps
volk begon te „meytyneren" (d.i. muiten),
weigerde voort te gaan en „naer huys toe"
begeerde. Zoo moest hij tegen zijn zin wel
langs de kust oostwaarts op in de richting
van de Vlissinger haven varen, „want het
mét onghewyllyge (h)onden quaet (h)asen
te vanghen is." Toen kwamen bij Blanken-
berge 13 zeilen in het zicht, de Duinkerker
vlootOverwegende echter, „dat veel
(h)onden den (h)ase syn doot is", „speelde"
de kapitein wyselijk „op de loop" en „ont-
donkerde" gelukkig den vijand. Donder en
bliksem met zwaren regen ontnamen intus-
schen zijn scheepsvolk allen moed het wilde
onder geen voorwaarde langer in-zee blij
ven, ja, „qualyck meer uteyeken". Zoo moest
ook De Ruyter's kruiser wel naar huis en
kwam 22 Mei in Vlissingen met „weynych
profyt, Godt betert", zucht de teleurgestelde
kapitein aan het slot van zijn journaal.
Dan hooren wij weder een paar jaren
lang niet van hem.
Den grooten slag bij Duins schijnt hij niet
te hebben bijgewoond, want onder de daar
aanwezige kapiteins wordt hij niet genoemd
en Tromp leerde hem eerst in 1652 kennen.
De Ruyter zelf heeft ook nooit van dezen
slag gesproken. Ook voor die jaren mogen
wij echter aannemen, dat hij, hetzij als
kruiserkapitein want nog eenige jaren
lang bleven de heeren Lampsins zulke krui
sers uitzenden hetzij als koopvaarder is
uitgevaren. Het lag niet in zijn aard om
werkeloos te blijven.
Zijn jong gezin breidde zich intusschen
uit door de geboJrte-vau~een zoon Adriaan
(27 Sept. 1637), een dochter Neeltje, in later
tijd deftig Cornelia genoemd (20 Sept.
1639) en een dochter Aelken, later Alida
(16 Nov. 1642) een ander kind stierf drie
dagen oud (16 Aug. 1641). Hij moet in
dezen tijd ook poorter van Vlissingen, vol-
gerechtigd burger, niet slechts inwoner zij
ner stad geworden zijn, dus reeds, evenals
indertijd zijn vader, zekeren welstand heb
ben genoten. Dit laatste blijkt ook uit den
aankoop van onderscheidene rentebrieven
in deze jaren. Een van 10 Januari 1637 be
draagt 1800, een van 6 Mei 1633 zelfs
6000.
Schipper ter koopvaardij 1640'41.
Met het „Jordynael" van 1640 komt De
Ruyter weder ten volle binnen onzen ge
zichtskring. Hij zeilt op 17 Januari als
schipper van een der vrachtschepen van de
heeren Lampsins, de Vlissinge, naar het
toen aan de West-Indische Compagnie on-
derhoorige, in 1630 veroverde „Fernabocke
in Bresyl", weder te samen met eenige
j vaartuigen, die ten deele voor West-Indië,
ten deele voor Bordeaux waren bestemd.
i/
O Dit is niet de latere emtdukkui1 van Suri
name, zooals Blok aanteekent, het is een
naamgenoot, die vóór 1650 overleden, in de
Jacobskerk begraven is.
'-) Een schip, dat op vijandelijk gebied
handelt, zonder daartoe tegen betaling
„licent" (d.i. verlof) te hebben gekregen.
Men vond het verschrikkelijk, dat zoo'n
knap en bekoorlijk meisje haar hart hacr
geschonken' aan iemand, die na een verlo
ving van slechts een dag een schurk bleek
te zijn en die niet alleen haar, maar ook
zijn, vrienden bad bedrogen. Ze wist, dat er
op die wijze werd;gesproken, en dat stemde
haar bitter. Maar nog verschrikkelijker was
het en ze moest wel aannemen dat het
waar was dat hetgeen men vertelde
juist was.
Toen Stephen Blacklock het vertrek
binnenkwam keek ze op, maar de uitdruk
king van haar bleek gelaat onderging geeru
verandering. Ze gevoelde niet meer als
vroeger een soort afkeer voor hem. Hoe
zou ze nog iemand kunnen veroordeelen nu
haar vertrouwen zoozeer geschokt was in
den man, dien ze had liefgehad en: van
wiens eerlijkheid ze overtuigd! was ge
weest Malcolm King, voor haar het ideaal
van den man, werd thans immers door het
geheele land door de politie gezocht
Iets jn haar blik scheen Blacklock te ver
tellen, wat er in haar gemoed omging. Hij
vond de stoutmoedigheid dadelijk op haar
toe te treden en haar smalte, koude handjes
in de zijne te nemen.
„Clara", zei hij, „je vermoedt zeker wel,
wat ik je kom vragen. Morgen ga je heen
en ik zou zoo gaarne zekerheid willen heb
ben. Wil je mijn vrouw worden?"
Het meisje trok haar handen, terug en
drukte ze tegen ihaar voorhoofd.
„Ik zal niet lang genoeg leven, om
iemands vrouw te worden", mompelde ze.
„Maar ter wille van Joan om haar een
genoegen te doen zal ik met u trouwen.
Ja, terwille van Joan omdat zij het zoo
gaarne heeft."
Glara herhaalde de woorden op doffen
Nog altijd toch maakten de rooverijen der
Duinkerkers het voor de koopvaarders wen-
schelijk zoowel gewapend te zijn als in
zeker getal bijeen te blijven, ook al had het
optreden van Maerten Harpertsz. Tromp als
admiraal van Holland en Zeeland aanstonds
in de veiligheid op de Noordzee verbetering
gebracht.
De Ruyter zeilde, na den volgenden dag
bij Bevesier, in het Kanaal, afscheid te heb
ben genomen van de met hem uitvarende
„Bordeusvaarders", den 19den den Oceaan
in („scheyt van lant"), en was den 30sten
na een voorspoedige reis zonder bijzondere
voorvallen op 37° 6' ter hoogte van Lissa
bon. Dien dag maakte hij met schipper
Pieter Arensen, die met hem naar West-
Indië zeilde, een „compagnye" om „ghe-
lycke part te doen van 't gene wy met mal-
canderen soude mogen verwerven", blijk
baar met het oog op het bemachtigen van
een of anderen prijs onderweg. Intusschen
ontmoette men geen vijandelijk schip, den
23sten Februari scheidde hij ook van Pieter
Arensen en vijf dagen later was hij voor de
kust van Brazilië, bezuiden Kaap Agostino.
Den 3den Maart lag hij ten anker op de
reede van Fernambuco, de residentie van
den landvoogd der W. I. C., graaf Johan
Maurits van Nassau, waar hij den volgenden
dag binnen het veilige Recife zijn lading
loste. Deze bestond waarschijnlijk uit levens
middelen, textielwaren, oorlogs- en bouw
materiaal. Hij bracht daar bijna een maand
door met lossen, handel in de medegebrach
te koopwaren en zoeken naar een retour
lading. Toen dit blijkbaar niet voldoende
gelukte, besloot hij te zeilen naar het zout-
rijke Ilha de Mayo, een van de Kaap-Verdi-
sche eilanden, waarheen hij dan ook 2 April
vertrok.
Tegenwind deed hem echter reeds den
5den besluiten, koers te zetten naar de
Caraïben, waar hij vroeger ook reeds ge
weest was. Den 20en ankerde hij op de
reede. van het Engelsche eiland St. Christof-
fel. Deze eilanden werden toen druk door
onze kooplieden bezocht en hij vond er o.a.
schipper Pieter Floriszn van Amsterdam,
den lateren zeevoogd, die hem mededeelde,
dat er nog vracht lag, bestemd voor een
ander Vlissingsch schip, dat echter kort
geleden reeds naar huis teruggekeerd was
hij nam daarop die vracht over tegen den
lagen prijs van een braspenning voor een
pond 3).
Wij zien den schipper dus tevens als
zelfstandig handelaar optreden en hij
toonde groote geschiktheid voor die combi
natie, die in dien tijd regel was en voor den
betrokkene aanzienlijke voordeelen oplever
de. Dat zij voor den koopman, die het schip
uitzond, niet altijd voordeelig was, ligt voor
de hand, maar in het geval van De Ruyter
schijnt zij nooit bezwaren te hebben opge
leverd de verhouding tusschen hem en de
Lampsins' schijnt tot het einde toe zeer goed
te zijn geweest.
Den 12den Mei had hij al zijn lading bin
nen en den dag daarop zette hij koers naar
het vaderland met, zooals*gebruikelijk was,
eenige „passygyers" 4) aan boord, waarvan
er een onderweg stierf en overboord „ge-
smackt" werd. Langs de eilanden St. Bar-
tholomé en St. Martin kwam hij in volle zee.
Langer dan een maand werd geen land ge
zien en herhaaldelijk zeilde hij tusschen ijs-
schotsen en in zwaren mist, totdat hij op
20 Juni eindelijk kaap Clear aan de Iersche
Westkust bereikte. Van hier was hij spoe
dig aan de „Sorrels", zooals onze zeelui de
Scilly-eilanden noemden, en zeilde het Ka
naal in, ankerde even bij Guernsey en lette
scherp op de gevreesde Duinkerkers, die hier
rondzwierven. Inderdaad joeg hij den 28sten
ten slotte een Duinkerker fregat nog een
prijs af, dien hij echter het bleek een
Engelschman uit Hull, die naar Havre wilde
als behoorende aan een bevriende natie,
weder vrij moest laten. Vlak langs Duin
kerken en de Vlaamsche kust zeilende, kwam
de Vlissinge den volgenden dag veilig in de
haven.
3) Een braspenning is twee en een halve
groot, 1 pond 30 grooten. Hij geeft dus 1/v>
of 8
l) Zij betaalden voor den overtocht 8
pond, 6 sch., 8 st. per persoon, dus ƒ50
toon, bijna werktuigelijk, zoodat de schelm
die haar aandachtig gadesloeg, er aam twij
felde of ze wel wist wat ze deed, toen ze
hem haar belofte gaf.
Als hij in haar binnenste had kunnen le
zen, zou hij versteld hebben gestaan over
de groote wanhoop, waaraan zij ten prooi
was. De ontdekking, dat Malcolm King een
schurk was, had haar zoodanig aangegre
pen, dat haar gezondheid ernstig gevaar
liep en vooral haar zenuwen' waren ern
stig geschokt. Ze kon- niet langer twijfelen
aan de algemeene meening, dat Malcolm
iemand was met misdadige neigingen. Had
hij haar niet een half dozijn brieven ge
stuurd, waarvan de eerste een bekentenis
van zijn schuld bevatte Had hij den ouden
dominee niet schandelijk bedrogen, die een
gedeelte van de kostbaarheden, waaraan
hij het meest was gehecht, had moeten
verkoopen om het aanzienlijke bedrag te
kunnen betalen, waarvoor hij borg was
gebleven Somtijds dacht zij weder aan
de woorden, die zij Stephen Biacklock tot
Joan had) hooren -spreken. „Hij is op een
plaats, waar hij niet levend' vandaan zal
komen", die haar een oogenblik deden
hopen, dat Malcolm daarmede was bedoeld
en dat zijn afwezigheid daardoor zou zijn
te verklaren. Maar ze had tegen Joan ge
zegd, dat ze die woorden had gehoord en
gevraagd, wat daarmede was bedoeld
Joan had' geantwoord, dat er sprake was
geweest van een armen man, dien Black
lock kende en die door zijn bemiddeling in
een ziekenhuis was opgenomen. Bovendien
waren de brieven er toch daar viel niets
tegen te zeggen, want het was duidelijk het
schrift van Malcolm. In den laatsten, die uit
Carlisle kwam, had1 hij geschreven, dat hij
zich tijdelijk daar verborgen hield en hij
Nog in hetzelfde jaar deed De Ruyter op
hetzelfde vaartuig een nieuwen tocht als
schipper en vrachtvaarder naar Brazilië. Op
den 26en Nov. neemt De Ruyter te Vlissin
gen 19 sofdaten voor Brazilië aan boord
benevens 4 „vryluyden", namelijk twee bak
kers en twee zoons van een hunner, bestemd
voor Brazilië, waar zij zcih blijkbaar als
kolonisten wilden vestigen. Den volgenden
dag gaat hij door de Spleet de Schelde uit,
samen met nog drie andere schepen en een
konvooier onder bevel van den Zeeuwschen
admiraliteitskapitein Brakman, van wien
eerst buiten het Kanaal, bij Ouessant, af
scheid werd genomen. De heenreis was heel
voorspoedig, de terugreis daarentegen slecht,
zoodat hij pas den len Mei 1641 in de haven
van Vlissingen terug was. De retourlading
bestaat in dien tijd meest uit Braziliaansch
hout en suiker, tabak uit de Antillen, wijn
of brandewijn uit La Rochelle.
Nauwelijks van dien tocht teruggekeerd,
nam hij een belangrijk commando van
gansch anderen aard op zich, ditmaal een in
dienst der Zeeuwsche admiraliteit, dus niet
als koopvaarder doch als kapitein ten
oorlog.
H. G. VAN GROL.
De 20e lijn. Vermaak.
Al- is het niet direct een wereldschok
kende gebeurtenis, we mogen er toch wel
even de aandacht op vestigen dat Den
Haag zijn twintigste tramlijn heeft gekre
gen. Eigenlijk is het de één en twintigste.
Twintig ja.ar geleden was het zóó dat er
tien electrische tramlijnen waren, mitsga
ders vijf stoomtrams. Van die vijf ouder-
wefsche instrumenten zijm ér alWie? ver
dwenen en het leven van de vijfde, die naar
het Wesfland, loopt ook al1 op een eind. Er
zijn in de stad zelf nu achttien electrische
lijnen, waarvan er één alleen, 's zomers
dienst doet. Daarnaast rijden de electrische
naar Wassenaar—Leiden en naar Rijswijk
Delft. Dan is er nog de electrische die
van Scheveningen naar Voorschoten rij_dt
en ten slotte is er ook altijd nog de elec
trische van Scheveningen Kurhaus naar het
Hollandsche Spoor-station. Deze laatste is
eeft onderdeel van het spoorweg-net en
eigenlijk bestaat die niet apart. Het is wel
merkwaardig dat die lijn nooit heeft geren
deerd. Zelfs de rechtstreeksche verbinding
Scheveningen'Rotterdam heeft niets te
beduiden. In' de wintermaanden levert die
vrijwel niets op en daft zijn er nog maar
een paar treinen per dag.
Er is dus heel wat te trammen in de stad
zelf, In den loop der jaren zijn vrijwel alle
lijften uitgebreid. Sommige zijn zeer lang
en het lijkt dan alsof het daarmede heel
goedkoop rijden is omdat men het lange
traject voor één dubbeltje mag benutten.
Dat is natuurlijk theorie, want de praktijk
is dat vrijwel niemand die lange ritten van
het ééne naar het andere in zijn geheel
meemaakt. Men rijdt slechts een gedeelte
ervan, ml. het deel van het eindpunt tot in
het centrum van de stad. De nieuwe lijn 20
die nu 1 Mei geopend is, is feitelijk de helft
van een andere lijn. Zij ligt om de groote
had gevraagd, of ze daarheen wilde komen
om met hem te trouwen. Hierop had ze eer
lijk en dapper geantwoord, nimmer een
slecht man te zulten trouwen, hoe zielsveel
ze ook van hem hield. Ze zou daaraan
hebben kunnen toevoegen, hoewel ze het
niet deed, dat de schaamte over zijn verra
derlijk gedrag haar langzaam doodde. Ze
had hem liefgehad met geheel haar jonge,
onschuldige hart en de wetenschap, dat hij
een misdadiger was, was meer dan ze kon
verdragen.
Daarom kwam het er niet op aan, wat ze
deed. Als haar huwelijk met Stephen
Blacklock Joan genoegen zou doen, waar
om zou ze dan niet toegeven Het zou niet
voor 'lang zijn. Ze zou niet veel langer
kunnen leven terwijl ze zoo leed als thans.
Wat hem betreft, het hinderde hem niet
welke gevoelens er haar toe noopten om
hem aan te nemen. Een donkerrood steeg
naar zijm gelaat, toen zij op doffen toon
haar toestemming gaf. Hij trachtte haar in
zijn armen te nemen, maar ze weerde hem
af. Toen legde hij zijn hand voorzichtig op
haar zacht, bruin haar. Had1 ze geweten,
hoeveel misdaden hij met die lange, smalle
hand al had begaan, dan zou ze liever zijn
gestorven, dan zijn aanraking te dulden.
„Ik zou zoo gaarne willen, dat je meer
van me hield", zei hij, „maar nu je dat on
mogelijk is, moet ik me daarin schikken.
Op één ding sta ik echter dat ons hu
welijk spoedig zat plaats vinden."
„Heel goed", antwoorldde het ongeluk
kige meisje. „Misschien is het wel goed,
dat het spoedig gebeurt, anders zou ik wel
licht te ziek zijni
Ze hield op en wendde zich plotseling af,
als om de diepe ellende, die zich op haar
gelaat afspiegelde te verbergen.
(Wordt vervolgd.)