OUDEJAARSAVOND-GEBRUIK. J N 1 61 iiiiiiiiiiiiiiiiiü 3X WASC! j- j. G j. Ross Ciark, Los Angelos, voormalig spoorwegmagnaat en financier. J. O. Armour, Londien, bekend beurs- ffguur. Marcus Loew, president der Metro- Gold wyn-Mayer filmonderneming. J. Schoonmaker, Pittsburg, kolenbaron en staal-magnaat. Sport. Karl von Opel, Frankfort, bekend ama teur in de wielersport. Sybil Bauer, Chicago, bekend Ameri- kaansch zwemster. Jimmy Deianey, Amerikaansch bokser. Van Coile, Brussel, bekend voetbadier. Young Corbett, Denver, bekend bokser. David Janowski, bekend schaakmeester. Freddy Welsh, New-York, Engelsch bokser, wereld-kampioen lichtgewicht. Captain Barmard, Bristol, bekend vlie ger. Tiger Flowers, oud-wereldkampioen bokser. Slachtoffers der Oceaan- v 1 u c h t e n. Mei de Fransche vliegers Nungesser en Coli op hun vlucht (FrankrijkVer. Staten). Augustus de Amerikaan Paul Redfern (op zijn vlucht van Georgia naar Brazilië). - 31 Augustus en 1 September Laatste berichten ontvangen van de Engelsche vliegers captain L. Hamilton en kolonel Minchin en van prinses Loewen- stein Wertheim (op hun vlucht Engeland naar d<e Ver. Staten). September.- De Amerikanen Bertaud, Hill en de journalist Payne (op hun vlucht Vereenig- de Staten'Europa). De Amerikanen" Tiidly, Medcalf (op hun vlucht Vereen. Staten-r-Londen). In de Stille Zuidzee zijn voorts zeven personen, bij een poging om naar Hono- loeloe te vliegen, verongelukto.w. Miss Doran, het eerste vrouwelijke slachtoffer van een Oceaanvlucht. Personen die door bijzon- dere omstandigheden bekendheid verkregen. Sacco en Vanzetti, Itaüaansche anar chisten, terechtgesteld in den Staat Mas sachusetts. Het is een typisch verschijnsel, dat onze eigenlijke viering van Kerstmis en Oude jaarsdag eerst 's avonds begint. Hoe zou dit toch komen Wij moeten ver teruggaan in het verle den, willen wij de beteekenis dezer ge woonte begrijpen. Onze heidensche voorvaderen telden met nachten inplaats van zooals wij, met dagen. Bij ben begon de nieuwe dag, als 's avonds ide zon was ondergegaan. Uit het donkor, zoo zeiden zij, werd het Hcht geboren, daarom is de nacht de vader van den morgen. De eerste tijdrekening telde met nachten en met manen. Volle maan en nieuwe maan waren betrouwbare tijd wijzers. Later ging men over tot de reke ning met zonnejaren. De zon is, ook in verhouding tot de tijd rekening, belangrijker dan de maan. Met weemoed zagen onze voorvaderen wij trouwens met niet minder na den lang- sten dag des jaars de dagvorstin zich meer en meer van het aardrijk afkeeren. Den bewoners van Scandinavië scheen zij ten slotte als een wiel aan den horizon te draaien. Dit schijnbare vertoeven in haar laagsten stand (op den kortsten dag des jaars) noemden zij den Juliijd, den tijd van het zonnewiel. En nog steeds viert men in de Noordelijke landen wel Kerstteest, .maar het meest onder den naam Julfeest. Dan werd feestelijk het tijdstip, waarop de zon zich weer verhiel, begroet. Van Kerstmis tot Driekoningen duurde nog langen tijd de vreugde van dit heidensche jaarfeest. Die twaalf feestdagen wezen op de twaalf manen in het jaar en zij werden de twaalf moedernachten genoemd, omdat zij het nieuwe jaar baarden. Dan kwamen onze voorvaderen feeste lijk bijeen, want de vreugde over de nieu we opstanding der zon, deed hen den grimmigen winter met zijn kou en donker heid vergeten. Zij wisten het immers Nu zou het weer lente worden 1 En door de landen ging in het nachtelijk uur het Jui- gebod „Nu is het de verbeide tijd De zon keert terug, laat ons haar feestelijk begroeten V' Hun goden, die zij onzichtbaar in hun midden waanden, brachten zij offers, zij tooiden den denneboom, het zinnebeeld der onvergankelijke nieuwontwakende na tuur, met allerlei feestgeschenken, deden zich tegoed aan het feestmaal en dronken gerstebier uit hun hoornen, hun goden ter eer, hunzeltf tot genoegen. En als wij op Oudejaarsavond punch drinken, dan herin nert dat hed-endaagsch gebruik aan de vroolijke gelagen onzer voorvaderen. Zoo vierden zij de lange rij midwinter- dagen. Toen echter de Romeinen overwin nend voortrukten en ook onze voorvaderen •met hen in aanraking kwamen, kwamen zij ook in kennis met de Romeinsche tijdreke- nig, welke, na eerst door Paus Gregorius eenigszins gewijzigd, te zijn, ook heden ten dage nog onzen kalender indeelt. Bij de meeste Germaansche volken werd die tijdrekening met geweld ingevoerd. De Nieuwjaarsdag werd ingesteld en daar deze midden in de Germaansche feestda gen viel, werd al spoedig het voornaamste feest dier twaalf dagen, volgens de wet van geven en nemen, gesteld op den avond welke tegenwoordig onze Kerstavond is. Wel ijverde de geestelijkheid tegen die lange heidensche zonnefeesten, de bloedi ge offers werden streng verboden, maar de oude zeden en gewoonten icon zij niet uitroeien en om toch haar zin te krijgen, gaf zij die heidensche feesten een Christe lijke beteekenis. En om haar leer gemak kelijker ingang te doen vinden, gaf zij ook toe, dat de ouden het Nieuwjaarsfeest des avonds begonnen, dus op onzen Oude- jaarsavondj die later naar Paus Sylvester genoemd werd. Zoo is het gebleven tot op den huldigen dag. De Kerstboom, die ons op Kerstavond in een gezem^ Stierf wordt op Oudejaarsavond weer aangestoken appel- en oliebollen, noten en gebak in allerlei vorm doen hun geuren opstijgen en wijn, punch en chocolademelk dienen zich aan om door te spoelen. Onze voorvaderen mochten den heiligen vrede en rust gedurende hun wintersche feestdagen niet door alfledaagschen arbeid verstoren. Daarvandaan heerschl thans nog in enkele streken van Duilschland het bijgeloof dat degene, die tusschen Kerst mis en Nieuwjaar een wasch ophangt met Paschen moet stenven. De goden straffen zulk een begin met den dood. Slechts of fervuur koelde die wraak. Offerfeesten en offermaaltijden stemden de goden genadig. Zij zouden dan wel voor een goed nieuw jaar zorgen en onheilen en rampen afwen den. Offerdieren waren de ever, stier, bok, paard, ganzen, haijen, visschen, enz. De ever werd den Zonnegod geofferd en te zijner eere varkensvleesch gegeten. Frey, zoo heette die god, mocht zooiets wel en werd er goed door gestemd. In zijn boek „Noorsche Mythen" schrijft H. A. Guerber (vertaler Dr. H. W. Ph. E. van den Bergh van Eijsinga) „Gekroond met laurier en rosmarijn werd de kop van den ever in de eetzaal gebracht m>et veel ceremonieel een ge woonte, die men lang in eere hield, zooals blijkt uit de volgende regels „Caput Apri defero Red'dens laudes Domino, Den Zwijnskop draag ik in mijn handen Met rozemarijn en grcenguirlanden Nu moet gij zingen allemaal Qui estis in convivio." De vader van het gezin legde zijn hand op den gewijden schotel, die „het zwijn der verzoening" heette, en bezwoer dat hij en zijn familie trouw zou zijn en al zijn verplichtingen nakomen, een voorbeeld dat door alle aanwezigen werd gevolgd, van de hoogsten tot de laagsten. De schotel mocht slechts worden aangesneden door een man van onbevlekten naam en be proefden moed, want de zwijnskop was een gewijd zinnebeeld dat zoo dacht men elk met vrees vervulde. Om die reden werd dikwijls een zwijnskop gebruikt als versiering voor de helmen der Noor sche koningen en helden, wier dapperheid1 buiten twijfel was. Daar Frey's naam Fro naar den klank dezelfde is als het woord dat in het Duitsch voor blijdschap wordt gebruikt, werd1 hij als den beschermer van alle vreugde beschouwd en werd steeds aange roepen door gehuwde paren die in goede harmonie wilden leven." Nog heden ten dage heeft men in Duitschland streken, waar op Oudejaars avond gebraden zwijnenvleesch gegeten wordt. Oliebollen en appelkoekjes bakken is de kunst der huisvrouw. Zulke bakvaardigheid was bij de godin van het huisgezin hoog in aanzien en ook herinnert de cirkelvorm aan de zon. Derhalve werden in deze feest- spijzen beide geëerd, de god Frey (zon) en de godin Elde (aarde). Naar haar heet in ons land de Melkweg ook wel Vrouw- eldienstraat. Ook de appelen en noten gelden als symbool der nieuw-ontwakende natuur. De appel bergt het klokhuis in zich, daarin de pitten, de kiem. Hij blijft lang frisch en smakelijk, om welke eigenschappen de appel bij de heidenen gold als zinnebeeld der jeugd. Als" de appels van de boom en vielen, dan roofden de reuzen, de vijanden der goden, den boom Iduna, welks gouden appelen den goden tot spijs dienden. Daardoor verloren de bladeren hun groene kleur, de goden verouderden, hun macht nam van dag tot dag, met het scheidende licht der stervende natuur, af. Maar met het Julfeest stond Baldur weer op, het nieuw geboren zonnelicht. Hij wekte Nanna, zijn vrouw en de godin der •bloesemsj uit den doodsslaap en als de appelboomen weer bloeiden, bevrijdde de opnieuw gesterkte zonnekracht, in den persoon van den »od Donar, Iduna weer uit handen der wijiterreuzen. Zoo hulden de ouden op zinrijke wijze de wisseling der jaargetijden in een my thisch kleed. Daarom ontbreekt ook de appel op Kerst- en Oudejaarsavond niet. Evenmin als de noot. De vergulde noot aan den Kerstboom is een gelijkenis van de met gouden zonlicht bestraalde aarde in de harde dop slaapt de pit. Zoo bergt ook de aarde in haar bevroren grond de kiem van het nieuwe leven, die in het voorjaar door de in kracht toenemende zon opgewekt en tot groeien gebracht wordt. Verder geloofde men dat op den kort sten dag van het jaar de zon stilstond, al vorens zich te wenden. Daardoor ontstond een spleet in den tijd, waardoor de lich tende eeuwigheid straalde. Daarom geloof de men, dat op dat oogenblik het water wijn werd, de boomen en dieren konden praten, de poorten der onderwereld zich openden en het dichte voorhangsel van één ging, waardoor de toekomst bloot lag. Nog thans heerscht in sommige streken van Duitschland de gewoonte om de toe komst te ontsluieren. De meisjes schi.Ien een appel, werpen de schil over den schou der en kijken of de schil den vorm van een letter aangenomen heeft en welken. Deze ■letter wijst dan aan dat het meisje in het nieuwe jaar een vrijer bekomen zal en met welken voornaam. Ook werpen zij wel, met den rug naar de deur gekeerd, hun linker pantoffel over het hoofd. Is de neus naar de kamer gekeerd, dan komt in het nieuwe jaar zeker een vrijer opdagen. Wie op Oudejaarsavond tusschen elf en twaalf uur achterwaarts het huis uit loopt en naar het dfak kijkt, ziet daar een zerk, een wieg of een bruiloftskroon. Ook een bijgeloof, waarvan echter de meeste menschen zich niet bewust zijn, is het schieten en iawaaimaken bij de jaar wisseling. Als de kerkklokken luiden, in de haven steden de sirenen der zeebooten gillen, revolvers afgeschoten worden, dan is de oude beteekenis van dat leven maken het verdrijven der bcoze geesten. Laten wij maar hopen dat dat helpt AI gelooven wij niet meer hetgeen onze hei densche voorvaderen zich in het hoofd haalden, toch bewijzen die herriemakers nog te bezitten geloof in en hoop op het nieuwe jaar en te verwachten Een gelukkig Nieuwjaar P. MONS. DE MAN DIE TERUG KWAM Oudejaarsavondschets door H. (j. CANNEüiETER. (Nadruk verboden). Toen Blomhof tusschen de overige pas sagiers van üe Gloria aan land was ge schuifeld, wierp hij ten afscheid een blik van voldoening op de geweldige letters, waarin hij bij net inschepen onmiddellijk een symbool had geiezen. Gloria, ja oat was voor hem de terugreis geweest na de vijrtien moeilijke jaren, waarin hij zijn mis daad in batiigschap had geboet, Vveik een tegenstelling, deze glorieuze tenuiskomt en de bange, ellendige vlucht uit het vader land in u, man in welstand, eerste-klasse in alle opzien ten, toen een schamele tusschenaekspassagier, die zijn hoofd niet durfde vertoonen uit vrees voor scnandaal. Schandaal, zou hij hiervoor nu niet opnieuw behoeven te vreezen Het was, of die heer, die hem op de schemerachtige kade voorbijkwam even gegluurd had naar zijn gezicht i Zou hij zien in 't voile licht van oe hotel-zaal straks durven bewegen Vijftien jaar zóó om en een mensch ver andert met veel. Hij riep een taxi-chauffeur aan en liet zich naar het hotel rijden. De innigheid van de Hollandsche winkelstraten stemde hem week. 't Was alles nog 't zelfde gebleven, hier in zijn goede, oude vaderland. En 't was in de week tusschen Kerst en Oude jaar Mooier oogerbuk haa mj niet kun nen kiezen, om zijn oude schuld te ver zoenen. Gehaast at h.ij in de van licht flonkerende restauratie zijn maal. Hij voelde zich ze nuwachtig, bemerkte met schrik, hoe hij zijn ouden angst nog niet was vergeten. Telkens, wanneer de deur openwentelde, sperue hij zijn oogen naar den niéuw bin nentredende, speurend, of men hem zou herkennen. hij zou maar den meesten spoed betrach ten met het afwikkelen van zijn zaken. Onderwijl de kellner de borden verwisselde voor het dessert, haalde hij uit zijn 'binnen zak het papier, dat hij dagelijks met schrik en voldoening had bestudeerd. Alle namen stonden er op en elk met het bedrag, dat hij, rente op rente, zijn slachtoffers thans was verschuldigd. Wat had hij daarginds in Amerika moeten werken om die kapitalen bijeen te krijgen. O, als de fortuin hem niet gunstig geweest was... Maar nu zou hij zich rehabiliteeren, volkomen Morgen, vanavond nog als het kon. Zijn blaam woog hem nog als lood hij moest zich ervan verlossen, hoe eerder hoe beter. Eén naam vooral had hem ook nu weer het schaamrood op de wangen gejaagd. Die arme mevrouw Weduwe nog wel met vijf kinderen. Door zijn toedoen geruïneerd. Wat zou er van dat gezin zijn geworden Hij laafde zijn droge keel met een slok wijn. En een behaaglijke voorpret door gloeide hem eensklaps, nu hij er aan dacht, hoe hij voor Kerstmannetje zou kunnen gaan spelen in dat gedupeerde gezin. Wat zouden ze verrast zijn geheel hun in vijf tien jaar tijds meer dan verdubbeld ver mogen terug te ontvangen Persoonlijk wou hij, die de smaad had gedragen, nu ook de voldoening gaan innen van het eere herstel. Hij had er recht op bitter en hard was de boete geweest. Toen dé kellner de koffie bracht, vroeg hij om het adresboek. Vanavond nog wou hij er op uit. Maar juist, nadat hij het adres van de mevrouw genoteerd had, kruiste zijn blik dien van een pas binnengetreden gast. Als geëlectriseerd rees Blomhof op van zijn stoelmet een spierwit gelaat keek hij den man aan, die verwonderd op zijn dwaas gestaar reageerde. Blomhof vermande zich en schoot op den man toe. Maar deze scheen hem niet te her kennen, zelfs scheen zijn naam niet den minsten indruk op hem te maken. „Een oogenblikstamelde Blomhof. „Gaat u zitten, doet u mij het genoegen. Ik zal u alles uitleggen." Naar dit tijdstip had hij verlangd, jaren en jaren. Hij had er al zijn vooruitzichten aan besteed. Voor dit tijdstip had hij al die jaren gevreesd. Het had in zijn droomen en nachtmerries gespookt. Maar zóó had hij het zich heelemaal niet voorgesteld. „Vijftien jaar geleden," hervatte hij dap per. „Het was verschrikkelijk. Maar het lot, dat mij toen tot die katasfrofe gevoerd had, heeft mij in de gelegenheid gesteld alles goed te maken. Ik hoop, dat u me alles Ver geeft." Hij nam zijn checque-boekje, maar treu zelde nog met zijn vulpen. „Ik begrijp er totaal niets van," viel de man uit. Hij had een grof, purper gezicht en weinig geduld. „Wat wilt u eigenlijk meneer „U terug betalen, wat ik u schuldig ben. Hier is het bedrag." „Sjonges, dat is nog al van beteekenis. Maar wat moet ik daarmee De man loerde tersluiks naar den kellner hij kreeg vermoeden, dat hij met een krank zinnige had te doen. „Maar u herinnert u tochbegon Blomhof wanhopig voor de tweede maal zijn uiteenzetting. „Kleintje koffie", beval de man aan den op zijn werk toegeschoten kellner. Toch scheen hem plotseling een licht op te gaan. „Aha, nu ben ik er riep hij uit. „Ja, ja, u hebt waarachtig gelijk. Maar ik was het totaal vergeten. In vijftien jaar, en dan aan de beurs. wel meneer, dan maak je zooveel up und downs mee. Potdorie, als je dat allemaal moest onthouden En hij lachte een schorren schaterlach. „Nou, ik zou 't maar weer opsteken," zei hij, met een afwerend gebaar de cheque aan Blomhof toeschuivend, „U houdt er wonderlijke usances op na. Is dat in Ame rika gebruik tegenwoordig En weer lachte hij zijn schorren schater. Blomhof begon een verward betoog over de behoefte aan eerherstel. Hij voelde zich na het gebeurde onzeker als in een droom. Dat die man zóó onverschillig kon opne men wat vijftien jaar lang het éénige belang van zijn leven geweest was. „Weet je wat, geef 't aan de tuberculose bestrijding. Of aan de nazorg. Of aan 't Leger des Heils. Bij mij bent u gerehabili teerd, als u mijn kleintje koffie betaalt. Bonsoir, meneer, 't was me aangenaam 1" En mèt tippelde de barsche bezoeker naar een troepje andere oude heeren, die aanstalten maakten om te biljarten. Mistroostig zocht Blomhof zijn kamer op. Hij had meer voldoening van zijn nobele plannen verwachtNu zou hij terstond maar de weduwe opzoeken. Ze woonde op een ander adres dan toen ze zijn klant was. Natuurlijk had ze zich moeten verminderen. De straat, waar ze nu woonde, lag zeker in >een proletariërsbuurt hij had er althans nooit van gehoord. Eigenlijk zag hij er heel erg tegenop 't zou een schokkende- ont moeting worden. Hij gaf den chauffeur het adres. In den wagen verergerde zijn mis troostigheid. De sneeuw plekte tegen de portierruit. Wat was het nog een rit naar die weduwe. Hij herinnerde zich nog haar gelaat, 't Was een knappe vrouw geweest indertijd. Een flinke, kloeke verschijning met uiter mate verstandige oogen. Geen vrouw om verliefd op te worden, maar een vrouw om respect voor te hebben. Maar ze zou wel erg zijn vervallen. Zulk een krach houdt zelfs de sterkste niet uit. En dan vijf kinderen Toen hij den chauffeur had betaald en deze alweer zijn rijtuig op gang bracht, hield hij hem «tegen, 't Moest een vergissing zijn, deze straat en dit huis. Maar de chauf feur hield vol, dat het in orde was. 't Was een keurige straat en een keurig huis. Een keurig dienstmeisje deed open. Of meneer maar hier op mevrouw zou willen wachten. En ze stak licht aan in een keurig salon. „Wat is er van uw dienst, meneer Blom hof Ze vroeg het hem, of er geen vijftien jaren van zorg en schande lagen tusschen dit oogenblik en hun laatste gesprek in het kantoor van zijn bank. Zorg voor haar, schande voor hem. Hij stond verbouwereerd van haar resolute onaandoenlijkheid. Noch haar stem, noch haar voorkomen schenen veranderd. Rustig luisterde zij naar het relaas, dat hij als een morgen- en een avondgebed tel ken dag op de boot in zijn verbeelding her haald had. „Ik begrijpik begrijpzei ze al leen af en toe, als om hem op zijn gemak te stellen en aan te moedigen om verder te gaan. En statig knikte ze niet haar matro- nenhoofd. „Dat is dus een meevaller", constateerde ze, toen hij ten besluite van zijn breedvoe rige inleiding zijn checque presenteerde. „Dat had ik niet durven verwachten. Bui tengewoon correct van u, meneer Blomhof, buitengewoon correat. En dan spreekt u nog van rehabiliteeren Ik heb altijd wel ge weten, dat u een gentleman bent. Maar ja, tegen je noodlot kun je niet veel beginnen. Het moet voor u een vreeselijke tijd zijn geweest:" „En voor u ook riep hij uit, bijna smeekend. „Och", zei ze, met iets weifelends nu voor het eerst in haar stem. „Wat zal ik u daar van vertellen Ieder leven heeft zoo zijn eigen moeilijkheden. Maar mijn jóngens zijn heel goed terechtgekomen. Mijn oudste is tandarts, heeft een schitterende praktijk. De tweede ging in den handel, u kent zijn zaak wel." En ze noemde den naam van een groote tabaksfirma te Amsterdam. „Mijn dochter is naar Indië gegaan, zit op Deli, getrouwd met een planter. En de bei de jongsten hebben een goede betrekking, de één bij de rechterlijke macht, de ander op een notariskantoor." „Dat had ikdat had ik niet durven denken bracht Blomhof er zenuwachtig uit.. „U weet niet, wat me dat een, pak van het hart is. Ik had, om de waarheid te zeg gen, me uw geval als het vreeselijkste van mijn slachtoffers voorgesteld." „Och, wat zal ik zeggen 't Leven her stelt zoo veel, nietwaar. De tijd is de beste geneesmeester." „Maar er zullen toch wel gevallen zijn," viel Blomhof haastig in, „die minder goed zijn verloopen. Ziet u, mevrouw, ik zou zoo graag vóór den Oudejaarsavond mijn reke ning met het verleden hebben vereffend. Kunt u mij niet een geval noemen, van iemand, die door mijn krach destijds onher stelbaar is -gedupeerd „Die zijn er", bekende ze, en schudde ernstig het hoofd. „Helaas, die zijn er." „Noemt u ze drong hij aan. Hij ge voelde, hoe hij hartklopping kreeg. „Van Dani „Van Dam Die knappe blonde jongen? Ja, dien herinner ik me heel goed. Die ge weldige tennisser. Wat is er van hem ge worden, na de krach „Zich voor 't hoofd geschóten Was totaal geruïneerd." Een duizeling beving Blomhof. Daar zat hij nu met zijn in vijftien jaar moeizaam verworven kapitaal. Weg gedachte aan eerherstel Weg, gedachte aan verzoening Onherstelbaar, voor eeuwig. Voor eeuwig vervloekt. „Het leven herstelt wel veel, maar niet alles," hervatte de weduwe, die niet scheen te bemerken, hoezeer haar mededeeling den bezoeker geschokt had. Des nachts, op zijn hotelkamer, kon Blomhof den slaap niet vatten. Als een schuldige zou hij dan tóch nog het Nieuwe- jaar ingaan. Oudejaarsavond zou voor hem geen verzoendag zijn. Vereenzaamd dwaalde hij den volgenden dag door de sneeuwige stad. Alles was er veranderd sinds vijftien jaar en toch alles nog 't zelfde. Waar zou hij den Oudejaars avond gaan doorbrengen Tot nog toe had hij niet meer in de buurt durven komen, waar hij in die noodlottige dagen zijn kan toor en zijn woning gehad had. Een ont zettende angst voor herkenning hield hem van die verschrikkelijke plek terug. Zoo werd hem de Oudejaarsdag tot een kwelling. Hij moest afleiding zoeken, hoe en bij wien dan ook. Bij den maaltijd sloot hij zich aan bij een anderen eenzamen stam gast. Deze stelde hem voor naar een caba ret te gaan, dat, in een voorname stadswijk gelegen, uitmuntte door chicque mondani- teit. Hij nam de uitnoodiging aan. Het was, toen hij met zijn makker de auto uitsteeg, of hij plotseling door waan zin werd aangegrepen. Hij stond voor zijn eigen huis. Alles was nog onveranderd het zelfde de stoep met de massieve deuren daarboven, de breede vensters met de ge beeldhouwde hardsteenen kozijnen Maar nu stroomde een veelkleurig gescha keerd licht door tusschen pompeuze por- tières. En schrille muziek schetterde op uit de holle gangen ,,'t Is werkelijk een aardige gelegenheid", merkte animeerend zijn makker op ,,'t Moet vroeger een kassierskantoor zijn geweest. Ze hebben van de ruimten en van de architectuur toch handig partij getrok ken. Nee, meneer, gaat u voor. Ira u meneer, na u ZEEHONDEN. De Russische hoogleeraar Smirnoff heeft met Noorsche deskundigen sedert den laat- sten tijd een studie gemaakt van de zeehonden in de Witte Zee, om na te gaan hoeveel er jaarlijks gedood kunnen worden zonder gevaar voor het uitsterven der d.e- ren. Hij begon zijn ondet<zoek Ln 1901 als lid van de Kniphowicks-expeditie, die in de Kara-, de Witte- en de Oostzee arbeid de. De belangrijkste jacht werd toen ter tijde echter gehouden in de Kaspische Zee, waarvan het water een genng zout-gehalte heeft. In die zee leeft een. soort zeehond, -die herinnert aan de dieren uit het late tertiaire era het vroege quartenair tijdperk Het is een van de vetste soorten, maar niet groot van stuk. De jacht op zeehonden in de Kaspische Zee staat ondier strenge controle. Ze is alleen maar geoorloofd op zekere tijden van het jaar en dan naar'bepaalde metho den. Uit de statistieken is gebleken, dat er in de Kaspische Zee jaarlijks 100.000 zee honden gedood kunnen worden, zonder cat dit gevaar voor het uitsterven der dieren oplevert. Wanneer er echter 130.C00 hon den per jaar werden gedood, zouden de dieren op den duur verdwijnen. Na liet onderzoek door de Russen in de Kaspische Zee ingesteld, hebben zij dit ook overgebracht naar de Witte-, de Kara- en de Poolzee. Daarmee begonnen ze in 1924, toen Noorwegen voor het eerst het dooden van zeehonden in de Witte Zee toeliet. Daarna hebben Noorsche geleer den zich bij de Russen aangesloten. Ze werkten volgens eeh gemeenschappelijk plan en publiceerden het gezamenlijk ver kregen statistisch materiaal. Het weten schappelijk materiaal is nog niet uitge werkt. Maar een voorloopig "resultaat zal misschien in dit najaar worden gepubli ceerd, wanneer de Noorsch-Russische com missie te Oslo bijeen zal komen. Dan zal blijken welken invloed' de tegenwoordige wijze van dooden op het aantal zeehon den heeft. iiimiimi lilllH!] IIMIIIMIIIinillBIIII wertschl A' JJ Spuistraat 53j TOB N001T-H0EKJE. ZELFBEHEERSCH1NG. Wie zichzelf verwint is sterker dan de bedwinger van zeven steden. ln onze samenleving, die ons dagelijks in aanraking brengt met talrijke men schen, die elk zijn beslommeringen, elk zijn karakter, elk zijn humeur heeft, moet de verstandige mensch zijn evenmensch ontzien en niet, zonder te Ietten op zijn omgeving eigen ideeën, eigen gevoelens, eigen verlangens willen doordrijven. Wie voortdurend in botsing wil komen met zijn naasten, die trekke zich van zijn mede- menschen niets aan, ga zijn eigen gang in alles en zette zijn wil door. Spoedig zal hij zien, dat hij zijn hoofd te pletter loopt. Nog afgezien, of het billijk is, wan neer de mensch slechts zijn eigen weg volgt, zonder eenige ggards te toonen voor de verlangens van anderen, moet ons de opmerking van het hart, dat hij, die zoo leeft een der grootste factoren mist, die tot zijn groei als edel mensch moeten bijdragen. Hij ontbeert de Zelf tucht De mensch, die zich uitleeft en aan zijn onmiddellijk opkomende begeerten toe geeft, zonder zich af te vragen „Is het goed, wat ik doe „Schaad ik mijn naaste niet?" Is gelijk het roofdier, dat op prooi uitgaat en zich deze zonder scrupules toeeigent. De mensch verheft zich slechts dap boven het redelooze dier, wanneer hij zichzelf weet te tuchtigen in zijn ideeën en strevingen. Niet de rede alleen verheft den mensch boven den tij ger, maar de zelfbesnoeiïng, zelftucht, zelfbedwang, die moeten uitloopen op een toestand, dat hij meester „en heer" over zichzelf iszelfbemeestering en zelfbe; heersching. De „beheerschte" mensch, de mensch die zichzelf steeds in toom weet te houden en de teugels in handen houdt van zijn hartstochten, die als ongebrijdelde paarden willen voorthollen, die mensch heeft het gebracht tot het ware mensch zijn. Daarom moeten wij er naar streven in alle dingen ons te beheerschen. Dr. JOS DE COCK. Voor de lezers van ons blad geeft onze psychologische medewerker Dr. Jos de Cock, van Merlenstraat 120, 's-Graven- hage, gratis zielkundige adviezen o.m. over de wijze, waarop zij hun geest kun nen verfrisschen en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen in dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beant woordingen te uitvoerig worden, dan direct schriftelijk aan de aanvragers. Werker te V. Wij raden U aan eens wat afwisseling te zoeken. Het is zeker, dat door eenzijdigen arbeid van de her senen na verloop van tijd een vermoeid heid intreedt, die een vruchtbaar functio neeren in den weg staat. Afwisseling is derhalve aan te bevelen aan allen, die langen tijd een bepaald werk, hetzij gees; telijk of lichamelijk, hebben verricht. Gij zult bemerken, dat, als gij Uw werk eens eenigen tijd laat rusten, gij plotseling een beteren kijk erop krijgt, daar gij er dan frisscher tegenover staat en dat Uw werk dan beter vlot. Uw rusttijd komt dan weer ten goede aan Uw werk. Afwisseling zoo wel in arbeid als in omgeving, is voor ieder goed, na een lange periode van ge stadig werken aan één soort werk. In Uw geval, is het zeker het beste, eens even volslagen rust te nemen. Gij hebt die ze ker wel verdiend en zooals wij U hier boven schreven, die rusttijd komt in ieder geval Uw werk ten goede. P.' te V. Niet bij de pakken neerzit ten hoor Moedig voort, nu gaat het er juist om. De laatste loodjes wegen het zwaarst, maar dan wacht ook de over winning. Wij wenschen U alle succes. Aan onderstaande adressen is persoon lijk antwoord gezonden, aangezien be antwoording in dit blad te uitvoerig werd: S. H. te V. Mevr. G. te V. Ondergeteekeil den en Begunst| jaar. Handel i| Hellebardierstl Electr. Sif Noordstraat Badhuisstraat! P.l Ml Spuistraat 65.| J. E.l k| Badhuisstraat! Ril Noordstraat 71 F. J. VA Gil wenscht zijn g| Iukkig Nieuwjaarf p. Rund- enl Noordstraat 68f Spui boezem. FRANS voorheen B. I R'il Badhuisstraat A. N| Café Boulevard Banll J. Hl Mr. Metselaar| wenscht zijn Nieuwjaar. C. VAN Handel in Mc Korte Zelke 22. toegewen D J. VAN Filiaalhoi Ned. Zuiveli C. M Zeeuwsche Kleei Noordstraat 42. M. C. In Kruit Bonedijkstraat Bellamypark

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1927 | | pagina 14