RATEN en ETSEN
DONDERDAG 1 DECEMBER
,1^0.283
de Jiiss
BINNENLAND
J De heer Duymaer van Twist lid van de
Iweede Kamer heeft aan den minister van
Interstaat de volgende vragen gesteld
Kan de minister mededeelen, of door het
Aofdbestuur der posterijen,g telegrafie en
tJefonie reeds maatregelen'zijn getroffen
j Zondag 1 Januari 1928 geheel buiten
i Nieuwjaarsdrukte te houden
enProvincienieuws
loor G. TH. ROTMam.
4937!
r-'n schreeuw van verrasJ
alle kanten de kikkers td
eboeid
ook
Elsji
en
en terwijl veran-
maar in een kikkerl
- uit de kast, riep-
",V, da?r stond Elsjei
(Zaterdag vervolg.)
»J
nden
ater
ordt
is
rekening redelijk ver-'
elangwekkende van het!
stakende hotelgast deze
veertien dagen lang vol-i
l,i daaraan een honger-
en naar zijn zeggen
en biscuits geleefd
v belegerd door ver-,
in spanning over denl
eheel onzekeren uitslag
staking.
.maatschappij moest een
itbetalen, doch wenschte
n, nog eenige bijzonder-,
mtrent de oorzaken vanl
man. 'Na heel wat cor-'
er tenslotte een brief
volgende verzuchting:
moeite om mijn gel.
werkelijk som-
mijn man niet door
eel
ik
at
Auto's en Fietsen!
cember uur
1 4.20
te VUssingen.
'er v.m. n.m.
5.29 6.12
Schaakrubriek.
moet de pion op g3 van]
illen.
J. D. C. DE VRIES.
leisjes gevraagd
14 jaar. Zich per
schriftelijk aan te I
EUWSCHE CON-I
BRIEK, Molenwater J
Middelburg. Naop-
loon.
uïevard.
LISS1NGSCHE COURANT
j nummer bestaat uit 2 bladen.
t NederlafldschBelgisch verdrag.
|j)e Brusselsche correspondent van „de
asbode" meldt
jij de voortzetting van het debat over
jegeeringsverklaring zei de vroegere
Iholieke premier Carton de Wiart, spre-
Le over de Belgisch-Nederlandsche be-
Ujjjngen, dat België pijnlijk getroffen is
Iveest door het verwerpen- van het trac-
k We vernemen- thans met genoegen,
onze regeering zal ageeren om de be-
^de moeilijkheden op te lossen ten-
::<je onze rechten te vrijwaren.
Rij mogen niet vergeten- dat de Tracta-
tivan 1839 België goede, zekere en ge
melijke maritieme verbindingswegen
brandeerdën. Echter hebbeni de sedert
L zonder onze toestemming uitgevoerde
[erken de verbindingen mei den Rijn min-
j»rgoedi, veilig en gemakkelijk gemaakt.
[Anderzijds bepaalt het verdrag van Ver-
dat de Tractaten van 1839 dienen
jizien te worden om schikkingen uit den
L<r te ruimen, die niet meer beantwoor-
aan de belangen van beide landen,
men hiermede rekening houde bij
j besprekingen. Wij stellen vertrou-
l in de regeering, dat zij deze tot een
deinde zal brengen.
De Nieuwjaarsdrukte.
[Zoo ja, is ide minister dan bereid deze
aatregeien aan de Kamer mede te dee-
Jo?
Moet de eerste vraag nog ontkennend
■orden beantwoord, wil de minister dan
|k)g tijdig de in die vraag bedoelde
aatregelen doen treffen
Onze gezant te Brussel.
Het ,,-Hbld." meldt uit Brussel De Ne-
rland9che gezant te Brussel, jhr. dr. van
Iredenburch, is in het ziekenhuis aldaar
drie geneesbeeren geopereerd van
pendencitis. De operatie is uitstekend
jd. De patiënt heeft een rustigen
Bcht doorgebracht. Zijn toestand is' zeer
De begrooting van posterijen.
I Blijkens de memorie van antwoord in-
lae de begrooting der P.T.T. voor 1928
Is in overweging een portverlaging voor
k gedrukte stukken, benevens wederin-
knng van een verlaagd tarief voor locale
pneveni en briefkaarten.
voornemen bestaat tot verlaging
Ir telefoontarieven in locaal, interlocaal
P internationaal verkeer.
I Tijdens de Olympische Spelen zal in het
plion te Amsterdam een tijdelijk rijks-
Moor voor dën. P.T.T.-dienst worden
kesteld.
I In verband' met de noodige administra
te en technische voorbereidingen kan in
I? nog geen luchtverbinding met Ned.-
pfië worden ingesteld.
S cheep vaart be we ging.
I Gedurende November zij» den Nieuwen
fcweg binnengekomen 1297 schepen,
pende 2.119.638 netto reg. ton, waarvan
Izeelichters met 3688 netto reg. ton. Voor
Ptterdam waren hiervan bestemd 1070
Pepern, metende 1.749.777 netto reg. ton.
I In November 1926 kwamen den Nieuwen
Waterweg binnen 1970 schepen, metende
■579.918 netto reg. ton, waarvan 1 zeil-
jfcp niétende 8S6 netto reg. ton en 8 zee-
ttters metende 3574 netto reg. ton. Voor
Pterdam waren hiervan bestemd 1393
ptpi-n, met. 1.861.332 netto reg. ton.
I Sedert 1 Januari zijn aangekomen
1 Schepem N. R. T.
f Waterweg 1927 14.733 23.429.130
1926 18.639 26.554.671
pterdam 1927 12.127 19.584.485
1926 13.347 19.467.973
IET BESTE ADHE5 \I00M
HUIMESOUTEERlNG
IZóó'
VLISSINGEN, 1 DECEMBER.
^gvereeniging „Looft dien Heer".
Die jahreszeiten.
Concertgebouw.
n uitvoering heeft Vlissingen nog
idfe.'ce.nc^ ziedaar de meening van
,e Vlissingers, die het muzikale leven
■^,en gevolgd en medegemaakt. Wij wis-
p?,» Soed, dat we niet naar een uitvoe-
■aLS1" ^engelberg gingen met een ge
il °.?r en 0rhestdoch dat „Looft
|lta|k,eJr" een dergelijk hoogtepunt had
n flet Haydn's „Die Jahreszeiten"
pvoeren met die prachtvolle resulta
ten £'s^erenav°nd behaald, ziedaar een
n{. s.c"aP> welke we nog maar enkele
Geelachtig zijn. Wij zijn huiswaarts
getogen beladen met de heerlijkste indruk
ken, met de meest aangename herinnerin
gen, met een gevoel van bewondering voor
koor, orkest en solisten. En naast deze ge
moedsaandoeningen beheerschen ons ge
voelens van groote dankbaarheid voor hem,
die het initiatief nam, voor hem die het koor
cultiveerde, voor hem, die dezen avond heeft
gemaakt tot een, welke niet spoedig uit ons
geheugen zal worden gewischt. En nu zul
len we hem maar noemen getrouw aan
onze onderteekening den directeur, den
heer Theo Höfelein.
Het ligt voor de hand, dat een recensent
zich niet op den menschen welgevallige
wijze kan uitleven, wanneer hij in een ha
gel- en sneeuwbui heeft geloopen, en huive
rig en verkleumd zich aan zijn schrijftafel
zet. Doch als hij een Haydnschen winter
heeft beleefd en met Van Tulder in den
storm door de dikke sneeuw heeft gewaad,
je zelfs verdwaald is geraakt, toen de avond
aan het raam stond, dan kan hij zijn in
spiratie niet missen, dan staakt zijn en
thousiaste pen niet, dan zoekt hij niet naar
woorden, dan gaat het in één stroom, in één
vloedgolf, in één fluïdum.
Hij, die in deze constellatie eischt, dat
een verslaggever melding maakt van het
springen van een snaar (een Nurks in de
concertzaal zal boos kijken, een ander zal
er om lachen), of van het „omslaan" van
een hoorn- of trompethoorn (in de zaal
zijn er dan aanwezigen die zeggen „die
vent blaast valsch") of van een kleine vo
cale of instrumentale mislukking is o.i.
strafbaar onredelijk. Wie muziek aanhoort
alleen om critiek uit te oefenen doet beter
thuis te blijven, want het groote kunstwerk
gaat aan hem voorbij. Hoofdzaak blijft
voor ons wordt de bedoeling van den com
ponist, aan de hand van datgene, wat wij
er over gelezen hebben van gezaghebbende
zijde, zoo dicht mogelijk benaderd En dit
is naar onze meening gisterenavond inder
daad geschied.
Dit is bereikt door het engageeren van
drie solisten mevr. B. Mak van Waay
Dooremans, sopraan, die over uitnemende
zangtalenten beschikt, als Hanne Louis
van Tulder, tenor, die men in zijn volle
meesterschap aanschouwen kon als Lucas
en Piet Meershoek, bas, een goed geschool
de, jonge zanger met veel begaafdheid,
wiens geluid in het lage register alleen nog
wat voller moet worden, die Simon zong. De
gelukkige keuze bleek ook in de duo's en
terzetti, doordat er hoegenaamd geen ver
schil in de kleur der stemmen was.
De tweede zeer voorname factor was de
samenstelling van een orkest, wat alle
„sprekende" instrumenten bevatte. En zoo
kwhm men tot een getal van 35 musici
deels beroepskunstenaars die ons de
voortreffelijkste schilderingen hebben ge
geven van Haydn's palet. Last not least
voegen we daarbij het koor, wat bewezen
heeft uitermate gedisciplineerd te zijn, wat
met frischheid en overtuiging gezongen
heeft en blijk heeft gegeven met ijver, op
offering, toewijding en wil te hebben ge
studeerd.
Laten wij trachten door een ietwat am
pele beschouwing „Die Jahreszeiten" nog
eenmaal aan ons geestesoog en -oor te
laten voorbijtrekken.
De Lente. De ouverture stelt den over
gang voor van Winter naar Lente. In de
bassen beluisteren we nog een vasthouden
aan zijn troon door „Koning Winter" ter
wijl de lichte arabesken in de melodie de
lentewindjes imiteeren, zoodanig dat men
de zefirs hoort zuchten. Simon en Lucas
verhalen daarna het vlieden van den Win
ter, waarna de hobo het verschijnen verkon
digt van de deugdzame, reine Hanne. Een
treffende symboliseering van de Lente
Hanne deelt mede„der Frühlingsbote
streicht", hetgeen nader door die blazers
prachtig wordt geïllustreerd. Daarna volgt
het bekende, melodieuse „Lentekoor der
landlieden", met fraaie bas- en tenorpartij.
Goed kwam uit het verschil tusschen „To-
desschlaf" (p.) en „erwecke die Natur
(cresc. tot f). Ook de alten spraken in „er
wecke die Natur enz.", terwijl de vierstem
mige mannen- en vrouwenkoren voldeden
en de motiefjes voor fluit goed tot hun
recht kwamen. Dan klinkt de eveneens be
kende aria van Simon „Schon eilet froh
der Ackersmann", in welker orkestrale be
geleiding Haydn thema's van „the Sur
prise" (symphonie met den Paukenslag)
aanwendde, wat een aardig effect sorteert.
Typisch is ook de piccolo, die weerklinkt
na „flötend nach". Even hier onzen welbe
kenden oud-Vüssingschen fluitist, den heer
A. S. J. van Kesteren memoreeren, ook voor
zijn verder, betooverend spel. Gelegenheid
om de fijnbesnaarde voordracht van Lucas
te bewonderen geeft vervolgens het recita
tief in „Sei nun gnadig, milder Himmel",
waarna het koor vol devotie den smeek-
zang, de bede om regen aanheft met de
zelfde woorden, afgewisseld door zang der
solisten. Ook heerlijk polyphoon-weefsel
brengt dit koor om ten slotte blijk te geven
van diepdoorvoelde voordracht en contact
met den directeur in „Dank und Rhum".
Met innige overtuiging noodt Hanne daarna
de meisjes tot wandelen op 't bloemenveld
Lucas roept zijn makkers naar 't groene
woud het koor onderstreept die vragen
men ziet de lammeren springen (hobo,
fluit, fagot) en machtig verklankt het koor
„Alles lebet", daarmede onbewust van
zich zelf getuigend doch tevens is men
zich bewust, dat men dank aan de Aller
hoogste Wijsheid verschuldigd is, getuige
„Lasst uns ehren, lasst uns loben". Monu
mentaal het gehieele orkest met koper
hoort men daarop „het Prijskoor" „Ewi-
ger, machtiger, gütiger Gotteen impo
neerenden climax van dezelfde woorden
door de solisten, een moeilijk, doch goed
inzetten door de enkele koren, een intonatie
van die hooge bes door de sopranen en een
breed, krachtig slot, waarvan de werking
verhoogd wordt, door eerst een stringuendo
te maken.
De Zomer. Het orkest teekent de mor
genschemering, het eerste ochtendgloren,
wat Lucas nader op pregnante wijze ver
klaart. De eerste violen, de tweede violen,
die alt-violen, de celli laten zich achtereen
volgens hooren de haan (hobo) kraait
driemaal (een schitterend kunstvol effect)
na een inleiding, waarin de waldhoorn
spreekt, zingt Simon zijn morgenliedje. Het
„Zonnekoor" wordt door de solisten inge
leid. Dit is bijzonder mooi. Eerst zingt
Hanne, dan valt Lucas, vervolgens Simon
en daarna het koor in, aldus illustreerend
het opgaan van de zon, 't welk echter ook
valt waar te nemen in die met halve tonen
voortschrijdende melodie van de sopraan
soliste. Zonder weifeling zong het koor a2
in „Heil, o Sonne Heil", het figuraalgezang
„jauchzet" was goed en zoo werd dat
„jauchzet" inderdaad een juichen en een
juichtoon. Buitengewoon van dictie was de
aria van Lucas „Dem Druck erlieget dié.'
Natur", de strijkers con sordini waren
voortreffelijk. Hanne prijst daarna de scha
duw van het woud, bij deze verzengende,
blakende hitte men hoort het beekje
ruischen zij looft de zoele zuchtjes de
herdersfluit weerklinkt waarna zij de van
roerende schoonheid getuigende aria
„Welche Labung für die Sinne", beteeke-
nisvol door de hobo-solo, zingt. Violen-
figuren beëindigen deze aria. In het vol
gende recitatief schetsen de solisten de na
tuurgesteldheid vóór het onweer, in de
verte rolt de donder (pauken), de regen
druppels vallen reeds (pizzicati van de
strijkers). Hanne zingt alleen en zonder be
geleiding (teekenend dus) „Todesstille
herrscht umher". De bliksem flitst (fluit)
Angstig valt het koor in „Ach das Unge-
witter naht" en nu ontplooit zich allengs
een machtig natuurschouwspel, waarin het
orkest een zeer werkzaam aandeel heeft,
het onweer is in vollen gang, pauken en
trombone, bij alle angst van de koren is dit
gebeuren toch majestueus, het tempeest
woedt in alle hevigheid, de koren imiteeren
■puncteerend „Schmetternd, Krachen" en
weeklagen „Weh uns 1"
Eindelijk vertelt Lucas, dat de donkere
wolken heendrijven, Simon <en Hanne be
schrijven in een subliem terzet den avond
stond, het avondklokje klinkt (hoorn), hout
en strijkers verhoogen de avondstemming,
mannen- en vrouwenkoor wisselen elkaar
af om ten slotte gezamenlijk, door af te ne
men in sterkte, het maken van een per-
dendosi de rust 'en 't slapen gaan te sug-
gereeren.
De Herfst. In de orkestinleiding treffen
violen, celli en fluit het oor, vooral in het
slot, waarin ook de tweede violen uitkomen.
De oogst is rijk. Dan volgt een van de
meest ontroerende deelen, het duet van
Hanne en Lucas. Wat hier gegeven wordt
laat zich niet beschrijven. Dat moet men
voelen Dat moet men beleven 't Was
innig Betooverend Wat een juweel van
een duet, licht en vlot met subtiele bege
leiding Wij hooren het nog „Liebstes
Hannchen" en „Bester Lucas" (bijna zon
der accompagnement) Hanne en Lucas in
stralenden, diepdoorvoelden luister, in de
in-innigheid Is het wonder, dat men tra
nen zag 't Was een hoogtepunt't Was
geweldig en overweldigend Doch ook
Simon liet zich niet onbetuigd. De aria,
welke de aankondiging van de jacht in
houdt was magnifiek wij zagen den jacht
hond loopen „Seht, wie der Hund in
Grase streiftWe hoorden het neerplaat
sen van zijn pooten in de orkestrale il
lustratie Prachtig Hulde aan de strijkers,
vooral de eerste violen voor den figuren-
stroom, welke dit deel kenmerkt. Bijzonder
expressief is ook het volgende recitatief,
waarin Lucas verhaalt van het in het nauw
gebrachte wild. Dat rustloos rennen, een
uitweg zoeken, het vallen, hoe werd het
toch uitgebeeld. Dan volgt een der moei
lijkste, doch bijzonder schitterend mooie
gedeelten. Het jachtkoor met zijn wald
hoorns, zijn lastige viool- en orkestpartij
zijn moeilijk te bespelen waldhoorns, met
de bijzondere klankeffecten, welke door
geen andere instrumenten kunnen worden
weergegeven. Men sloeg er zich ferm door
heen." misschien had het tempo Lets vlugger
genomen kunnen worden. Het koor was
eveneens flink op dreef en gaf zich met een
brio en een élan, welke lof verdienen.
Evenzoo in het wijnkoor, onuitputtelijk
van vroolijkheid, waarin de lust en de pret
ten top worden gevoerd door de vol-geïn-
strumenteerde orkestbegeleiding (alles
speelt mee triangel, tamboerijn) en ten
slotte bewezen wordt dat bij wijn noodzake
lijk een dansje hoort. Een hoogst, amu
sant, levendig en opgewekt koor, wat de be
oogde stemming zeer goed wekte.
Dé Winter. Hierin frappeeren 11a de or
kestinleiding het recitatief van Simon „Nun
senket sich das blosse Jahr" met de tee-
kenende begeleiding door strijkers, bene
vens de winterbeschrijving door Hanne.
Ook Lucas maalt in schrille kleuren het
wintertijdperk en vertelt van den ver
dwaalden reiziger. Als deze een lichtje -ont
waard heeft, keert de vreugde weer en we
bevinden ons weldra te midden van de
dorpsbewoners. Nu volgt weer een aardig
gedeelte, wat bijzonder expressief is de
vrouwen en meisjes aan het spinnewiel
„Knurre, Schnurre, Knurre", waarbij
Hanne den koorzang afwisselt. Men
hoort in het orkest het spinnewiel uit-
loopen Daarna doet Hanne de bekende
vertelling van het brave landmeisje, dat de
verleiding van den adellijken jonker weer
staat en haar beminde trouw blijft. Met
genotegen wordt dit onderwerp door het
volk meegeleefd, wat blijkt uit den afwis
selenden zang, welke culmineert in het
„Lachkoor". Ook dit koor werd frisch, le
vendig, en natuurlijk gezongen. In de
daarop volgende bas-aria herinnert Simon
nog eens aan lente en zomer, en treft de
vergelijking met het menschelijk leven. De
moeilijke orkestpartij werd goed gespeeld.
Vol zeggingskracht verkondigt Simon, dat
bij alle wisselingen in den loop der jaren
de deugd blijft bestaan. „Nur Tugend
bleibtbeet het. Aangekondigd door
trompetgeschal vangt het slotkoor aan, een
beurtzang in vragen en antwoorden tus
schen koor en solisten vindt plaats tot het
koor inzet„O seht der grosse Morgen
naht om vervolgens te gewagen van een
eeuwige Lente en grenzenlooze zaligheid.
De solisten wekken nog op tot werken en
Te Den Bosch werd door Z.Exc. Minister Kan, de nieuwe Koninklijke School voor
Kunst, Techniek en Ambacht geopend. Hierbij was ook aanwezig Z. K. H. Prins Hendrik.
streven, waarna het koor met innige over
tuiging en vroomheid besluit na van
God kracht en moed te hebben afgesmeekt
met„Dann singen wir, Dann gehn wir
ein, In deines Reiches HerrlichkeitAmen,
Amen
Ongetwijfeld heeft de heer Höfelein zijn
geheele ziel in dit oratorium gelegd en
heeft hij met deze uitvoering zijn reputatie
als koor- en orkestdirigent voor goed ge
vestigd. We vertrouwen en hopen dan ook
dat het laatste woord door hem op dit ter
rein nog niet gesproken is en zien met veel
belangstelling het volgende standaardwerk
tegemoet.
Opgetogen, verrukt, enthousiast was het
auditorium, wat meerdere malen van zijn
voldoening liet blijken en aan het slot so
listen, orkest, koor en dirigent door verhef
fing van de zetels, een grootsche hulde
bracht.
Het wordt nu tijd dat Vlissingen een
heusche Concertzaal gaat bezitten, uitvoe
ringen van dergelijk gehalte vergen en
eischen zulks. Door samenwerking van den
exploitant den heer Ots en de zangvereeni-
ging „Looft den Heer" was nu het podium
uitgebreid tot ver in de zaal en was een
amphitheatersgewijze opstelling verkregen,
doch het klankvolume moet geschaad wor
den, daar de eene helft van de uitvoerenden
zich in een veel lagere en engere ruimte
bevindt dan de andere. Jammer dat we niet
in Amerika wonen, anders stond de Mid-
delburgsche Concertzaal op wielen en pro
fiteerden ook wij daarvan. Neen, dan was
er hier wel een goed geoutilleerd gebouw.
Doch wie weet. De noodzakelijkheid is nu
toch wel fel gedemonstreerd.
Ds. Voorhoeve opende en sloot op de
gebruikelijke wijze.
Na afloop werd den heer Höfelein in in-
tiemen kring door de leden een ets aan
geboden als"blijvend aandenken mevrouw
Höfelein had bloemen, mejuffrouw Anne
Minderhoud, de pianiste, een muziekalbum
in ontvangst te nemen. Mej. Meijer en de
heer v. d. Eijk voerden het woord, terwijl de
heer Höfelein met enkele woorden dankte.
Vanaf de Zeilmarkt vertrok een extra
tram naar Middelburg.
„Zóó'n uitvoering heeft Vlissingen
nog nimmer gekend
Vér i té.
Dietsche Kunstavond.
Grand Hotel Britannia.
Te weinigen hebben gisterenavond geno
ten van het schitterend programma, dat
mevr. Marguerite Couperus uit Haarlem
vertolkte voor de leden der afd. Vlissingen
van het Algemeen Nederlandsch Verbond,
waarbij ze aan den vleugel werd begeleid
door den heer Henk Valkenier uit 's-Gra-
venhage. De indruk die de liederen maak
ten, werd nog versterkt door de vaak schil
derachtige kleedij, welke een getrouwe
kopie was van de kleederdrachten uit den
tijd der liederen. In groote trekken kregen
we aldus een opeenvolging van costuums
te zien uit de Middeleeuwen, uit de 16e
eeuw, de 17e en de 18e eeuw met tot slot
de hedendaagsche kleederdracht. En de
voordrachtkunstenares, die met groot suc
ces haar medewerking verleende aan stam-
dagen en vereenigingsavonden, gaf bij
haast elk harer liederen een korte verkla
ring, waardoor haar gehoor het verschil in
stemming leerde inzien tusschen de liederen
der verschillende tijdvakken. Wat we on
langs dachten bij de voordrachten van Wil
lem van Capellen, vond hier nadere beves
tiging, nl. het feit, dat door de vertolking
meer uitdrukking, meer diepte gegeven
werd aan reeds bekende dingen.
We dachten, om maar een voorbeeld te
geven.dat we het lied „Merck toch hoe
sterek" kenden, maar de mimiek, de ver
tolking maakte er iets geheel aparts van.
We hebben ditmaal als 't ware de tragedie
van de „twee conincskindêren" meegeleefd
door de schitterende zeggings- of zingens
kracht der zangeres. Hoe teer klonk het
„Ghequetst ben ic van binnen" en hoe gees
tig het meienlied, waarin de traditioneele
meitak geweigerd wordt. Wat een spranke
ling van fijnen geest sprak uit het ,,'t Avont
sullen wi vrolic zijn".
Na de pauze kwamen de liederen, die de
stemming, het gevoelsleven van een tijd
perk, dat achter ons ligt, nl. uit de eer
ste helft der 19e eeuw, met als begin het
geestige lied van den Trommelaar met foo-
den mond en het eenigszins sentimenteele,
teere Veitsterliedeken. Deze afdeeling werd
■I
afgesloten door de voordracht van een
amoureuse scène bij een ongetrouwde tante.
Tot slot van den avond waren bewaard
de hedendaagsche liederen. Deze afdeeling
werd geopend met het teere liedje van
Catharina van Rennes „Als de ziele luis
tert...", dat gevolgd werd door de innige,
zeer natuurlijke voordracht van „Als 't
kindje wakker wordt" van Hendrika van
Tussenbroek, waarin een ochtendpraatje
tusschen een heel klein kindje en zijn moe
der kunst- en gevoelvol wordt weergegeven.
Het liedje „Voor de school" van Manna de
WijsAlouton, waar we verschillende kin
deren en menschentypen natuurlijk hoorden
en zagen nagebootst, besloot deze afdeeling,
waarbij een schilderijtje „Het snoepwinkel
tje" als toegift werd gegeven.
Waar gezongen wordt is begeleiding, zoo
ook hier en we mogen dit versla-g dan ook
niet eindigen zonder een woord van dank
en lof voor de prestatie van den heer Henk
Valkenier, die niet alleen de zangnummers
smaakvol accompagneerde, maar zich bo
vendien verdienstelijk heeft gemaakt door
de verkleedpauzes te gebruiken voor het
ten gehoore brengen o.a. van verschillende
oud-Nederlandsche volksdansen, waarin hij
zijn pianospel deed bewonderen. Een warm
handgeklap beloonde het tweetal voor hun
geboden kunst.
Een gouden jubileum.
De heer P. Janssen, werkzaam als vuur
werker in de smederij der Kon. maatsch.
„de Schelde", herdenkt heden zijn 50-ja-
rig dienstjubileum bij die maatschappij.
In den loop van den voormiddag op het
kantoor ontboden, had hij aldaar de harte
lijke geiltukwenschen van de directie in ont
vangst te nemen, benevens een geschenk
in enveloppe, bestemd tot aankoop van een
een souvenir.
Hierna werd hij in de werkplaats gehul
digd door zijn collega's bij monde van den
baas der afdeeling, den heer J. Tromp, die
dien jubilaris namens het personeel der
smederij en bankwerkerij als volgt toe
sprak
Geachte vriend Janssen,
Als baas van de afdeeling smederij is het
mij een behoefte u van harte te feli cite eren
met dit jubileum. In de eerste plaats omdat
wij 36 jaar samen plezierig hebben ge
werkt en ten tweede omdat ik in die twee
jaren dat ik hier als voorman en baas
mocht optreden, niets anders kan getuigen
dan dat Janssen altijd trouw zijn best heeft
gedaan, en nu heb ik hier uit naam der
afdeeling smederij en bankwerkerij u deze
cadeaux te overhandigen, hopende dat u
nog veelt genoegen er van mag onder
vinden.
Hierna overhandigde de heer Tromp den
heer Janssen een fraaie prismakijker en ta
bakspijp als blijk van hoogachting van zijn
collega's.
De jubilaris werd daarna namens de be
drijfsleiding met enkele welgekozen woor
den gelukgewenscht door den heer Nie-
meijer.
Diep onder den indruk zegde de heer
Janssen d'aarna zijn chefs en collega's har
telijk dank voor deze bewijzen van belang
stelling in zijn jubileum.
Verder werd de jubilaris nog hartelijk
gelukgewenscht en toegesproken namens
het personeel door den heer G. van Maas
bommel, waarvoor de heer Janssen' even
eens dankzegde.
Voor de rest van den dag werd de jubi
laris vrijaf gegeven om dien in den familie
kring te kunnen doorbrengen.
Grand Hotel Britahnia.
In het Grand' Hotel Britannia wordt Za
terdag een soirée-dansante gegeven,waar
voor het muzikaal gedeelte is opgedragen
aan „The Jolly Band'", uit Rotterdam,welk