60 cent per half pond Eerste Blad 1927- Dit nummer bestaat uit 2 bladen. BERICHT. Brieven uit de Hofstad FEUILLETON DE LIEFDE VAN EEN VROUW Beursbeschouwingen BINNENLAND ^)\6ÖELAA/C? KOFFIE <5De Gouden sHhcvri* ONDER DE MENTAWEIERS. VLISSINGSCHE COURANT Zijg die zich met 1 October op de „Vlis- singsche Courant" abonnee- ren, ontvangen de tot dien datum verschijnende num mers gratis. Cijfers over 1927. Het eerste halfjaar van 1927 geeft voor de residentie cijfers die niet alle even gun- ctia zijn. Natuurlijk wijst dit niet onmiddel- liik op een achteruitgang* en is 'het best motrelhk dat het een tijdelijke inzinking is die straks weer verdwijnt, maar het neemt niet weq, dat de achteruitgang er is. In de eerste plaats valt op, het zeer geringe aan tal personen dat zich in dat eerste ihalf jaar in den Haag méér heeft gevestigd dan den Haa0, heeft verlaten. Het z.g. vestigings overschot is inderdaad in die zes maanden klein In de tweede plaats is het sterfte cijfer iets hooger dan gewoonlijk het geval was. Men schrijft dit toe aan de griep- periode, die vooral in Januari en Februari heeft geheersdht en inderdaad zijn het vooral die twee maanden welke een hooger cijfer vertoonen. Verder is het geboortecijfer iets lager. Alles te samen ging den Haag in het eerste jaar maar 2700 zielen vooruit, d.w.z. iets meer dan de helft van het cijfer der laatste jaren. Gewoonlijk rekenen wij -er op dat jaarlijks 8 a 10 duizend personen in den Haag er bij komen en men ziet dus dat dit cijfer gering is. Natuurlijk kan men zich er in verdiepen waarom het vestigingsover schot zoo gering is, te meer omdat het vertrekcijfer vrijwel gelijk is gebleven. Er komen er iedere maand altijd een twee dui zend bij, maar er gaan er steeds niet veel minder de stad weer verlaten. Die cijfers toonen wel aan wat een vlottende bevolking er in de residentie is. Natuurlijk zitten daar zeer vele honderden Indische verlofgangers in, maar dat kan toch niet zooveel wezen dat dit de cijfers heel sterk beïnvloedt. Er is dus een algemeene achteruitgang ten opzichte van vorige jaren en zelfs de latere maanden van het eerste halfjaar zijn niet gunstig. Juni geeft ook slechts een toe neming van ruim 600 personen, dat als ge middelde over het jaar minder is dan wij gewend waren. Stijgend blijft de toeneming van het aantal beschikbare woningen. Ter wijl de bevolking in een half jaar met 2600 toenam, nam het aantal woningen met 1800 toe. Aangezien de verhouding van 1 woning op 4 personen zeker voldoende is, is in dit halve jaar een getal van 11 a 1200 wonin gen meer gebouwd dan voor den aanwas onmiddellijk noodzakelijk was. Over deze verhouding verheugen wij ons en eerlijk ge zegd zijn wij niet zoo geschokt over de geringe toename der bevolking. Wij zien daarin niet zooveel heil, zoolang andere om standigheden niet beter zijn geworden. Verontrustend zijn drie cijfers. In de eerste plaats de toeneming van het aantal faillissementen in de eerste helft van 1927. 't Is wel geen hoog percentage, maar het feit, dat dit cijfer in plaats van te dalen stijgt, wijst toch er op, dat de economische toestand niet voor alle beter wordt. Trou wens de gemeentefinanciën wijzen hetzelfde uit. Er zit wel eenige beweging in, maar lang niet wat wij gaarne zouden wenschen. Het waren er nu weer dertig meer dan in het eerste halfjaar van 1926. Dat in zes maanden 203 personen in den Haag failliet slaan is toch een leelijk ding, want dat te kort is natuurlijk voor een goed d-eel een stropje voor den Haag. In de tweede plaats is verontrustend het cijfer, dat aanwijst dat de werkloosheid eer m6" dan a*neenit- Behalve Januari, dat een kleine daling te zien gaf, zijn de maanden ongunstiger dan in 1926. De gemiddelde naar het Engelsch van A. QUILLE PENNE (Nadruk verboden) .."Wat heb ik dan misdaan... Me dunkt, aari vanm>ddag toch voortreffelijk feCaragen, is het niet, Violet?... Als u mij >et meeneemt, dan ga ik tóch... al zou ik °°k 'n cte hanebalken zitten Of mis- nien zal kapitein Deane mij nog wel meenemen „Als Deane dit deed, weet hij wat hem wachten staatOnmiddellijk wordt er aan krijgsraad belegd, en..." «nr'S' maar zóó ver zijn wij nog niet ep t eerst uw thee eens op en ga dan toch na' mons'eur le colonel, of die loge H"f groot genoeg is voor ons allen." uit7aa !t ^eane» 200 bleek als Leslie er ghaar oogen hadden weer precies haar \ermoeide uitdrukking van toen hij "aar den eersten keer zag. u 7iitr i"°^ da* w'i maar niet te druk voor ^cnbuige^d611^ vr'er^eHjk over kaar Drik?öiïeen"' antwoordde zij, koud en wat vrouw r "Ik ben nog geen; stokoude zei'hlfY bedoelde 'k het toch niet", Dit ertf i "!de. wéér tot Maud, vertafil es^e ineens zoo'n onaangenaam °Pval!enrigKtV°?' dat ZH .rilde en dan ook vallip ha eek w?rd- Phil Carlisle, die toe- ar kant uitkeek, trad onwiiekeurig toeneming bedraagt ongeveer 8 Dat ziet er leelijk uit en het wordt dringend tijd dat men eens ernstiger zijn aandacht daaraan gaat wijden dan tot nu toe het geval was. Het staat nu wel vast, dat met de gevolg de methode een verlaging niet is te ver krijgen en den Haag moet van dit leelijke verschijnsel af, niet alleen om de hooge kos ten die er aan verbonden zijn, maar ook omdat er een daling der arbeidskracht en de waardeering daarvan, die verminderen moet, het gevolg van zullen zijn. Het derde leelijke cijfer is dat van de roodvonk. Wat daar toch de oorzaak van mag zijn In de eerste helft van 1927 zijn 1150 huizen als besmet met roodvonk aan gegeven tegen 370 in hetzelfde tijdvak van 1926. En dat ondanks de ontzaglijke maat regelen die tegen besmetting worden geno men. Tot voor kort mochten familieleden de roodvonk-patiënten bezoeken vóór de ra men van de barakken. Thans is bepaald, dat kinderen niet meer bij die ramen mogen komen, terwijl de ouderen op een afstand moeten blijven. Dit is maar een staaltje van de vele krasse maatregelen die men nam en waarmede men misschien nog erger uit breiding heeft voorkomen. Gelukkig zijn de sterftecijfers voor deze ziekte zeer gering, maar het neemt niet weg, dat een ziekte- géval op zichzelf al heel veel beroering in de huizen brengt en het noodzakelijk is dat de haard dezer ziekte wordt opgespoord. Het aantal der overige besmettelijke ziekten is gering en bleef stationnair, hetgeen dunkt ons bewijst dat de algemeene hy giënische toestand niet achteruitging en er dus een speciale oorzaak voor het roodvonk alleen moet zijn. Het genreentepersoneel ging in aantal weer vooruit, een verschijnsel dat ons min der bekoort. Echter blijkt, dat het de zieken huizen zijn die tengevolge van het roodvonk veel meer personeel vroegen en een paar gemeentebedrijven, die nu bij de toeneming der bevolking onvermijdelijk grooter moeten worden. Een maatstaf voor de welvaart achten wij altijd de toeneming van het aan tal telefoonaansluitingen. Deze is echter niet groot en dat betreuren wij. Wij hebben er al eens op gewezen dat de wijze waarop dit bedrijf handelt niet kaufmannisch is. Daar was heel wat meer te bereiken als men het handiger inpikte en het publiek meer wist te trekken. Maar daaraan is schijnbaar niets te doen. Als men van de ruim twintig duizend aansluitingen eens die van de kantoren, winkels en departementen afneemt, blijft er voor de particulieren geen hoog cijfer over en juist bij den toenemenden groei van het oppervlak van den Haag zou vergemakke lijking bij het nemen van een aansluiting zeer gewenschf zijn. Uit al deze cijfers te diepgaande con clusies te trekken is niet mogelijk en niet gewenschf. Maar onze aandacht blijft er op gevestigd, omdat zij toch het beeld geven van den algemeenen toestand en dit is voor de beoordeeling van het levenslot der resi dentie van belang. We komen er nog eens op terug, maar eerst gaan wij een weekje frissche lucht happen, zoodat wij de volgende week onze lezers niet zullen vermoeien met een brief uit de hofstad. EIBER. De Staatsbegrooting voor 1928. Mooie overschotten op vorige jaren. Nog altijd geen besnoeiing der staatsuitgaven. Belastingverlaging met een reserve. Het hinkende paard. Op de Amsterdamsche beurs. H.V.A. beduidend hooger en Rubbers flauwer. De Neder- landsch-Amerikaansche Hypotheek bank. Wat bij de door Minister De Geer inge diende Staatsbegrooting voor 1928 weder om het meest de aandacht trekt, is de scha duw van zijn voorganger, die wel reeds een paar jaar „ambteloos bürger" is, maar op de financiën van ons land zijn sporen heeft achtergelaten. Dat de jaren 1924, 1925 en 1926 inplaats van groote tekorten, overschotten hebben gelaten is voor een goed deel zijn werk. De tekorten van de jaren 1924 en 1925 werden destijds tezamen geraamd op 180 millioen, minister Colijn bracht ze op papier terug tot een schrede naderbij met een half-onder- «frukten uitroep van ontsteltenis. „Scheelt er wat aan, mrs. Lestrange „Leslie", keerde zich nu ook mrs. Farrar zich tot haar zuster, „wat is er „In het geheel niets zei Leslie lachend. „Mr. Carlisle verbeeldde het zich zeker maar." „Je ziet er weer erg moe uit, kind vermaande Violet. „Ze heeft het ook veel te druk gehad met thee-ronddienen", verweet Maud zich. „Maar het is nu te laat om die fout te her stellen, Eem volgenden keer zal ik er voor zorgen „Je kunt niet half zoo goed thee-zetten als Leslie", plaagde de kolonel weer. „Ze heeft ook nog niet zoo'n langjarige •ondervinding", vergoelijkte Leslie. „Nu als je beterschap belooft is er misschien ook nog wel ruimte in mijn loge voor zes „Dat zal ik dan maar voor haar beloven", viel Violet in. „Kapitein Deane en, mr. Car lisle zullen misschien bij ons dineeren Er is nog ruimschoots tijd voor hen om zich te gaan kleeden en weer terug te zijn." „Hoe allervriendelijkst van u, mrs. Far rar riep Phil met warmte. „Je hoeft nog in geen half uur te gaan", zei mrs. Farrar. „Wat spdfcpn ja^jJruce „De Strijd van een Vrotfl^, antwoordde kolonel Farrar. „Mrs. Kendal moet er heel goed in zijn". „Zij is altijd goed", zei' Maud geestdrif tig. „O, ik vind u zoo hef, voogd; dat ik u wel zou kunnen kussen, als Violet er niet bij was rond 35 millioen, de werkelijkheid deed echter een overschot zien van 47 millioen. Daar hebben natuurlijk bizondere, in casu gelukkige omstandigheden, aan meegewerkt. Het economisch leven herstelde zich en meerdere bronnen van inkomsten begonnen voor den fiscus ruimer te vloeien. Maar dat economisch herstel stond weer niet los van de fiscale politiek en is voor een deel ongetwijfeld ook aan de „sanierung" onzer financiën te danken. En zoo kwam Minister De Geer, wat het evenwicht der Staatsbe grooting betreft, op een „opgemaakt bed." Van hem werd daarom iets anders ver wacht. Minister Colijn heeft het destijds on omwonden gezegd dat zijn werk niet anders was dan het opwerpen van een dijk tegen den wassenden vloed. Maar nu moest die vloed, die vloed der staatsuitgaven, op lager niveau worden gebracht en dat financieele irrigatiewerk wachtte dus Minister De Geer, toen hij den heer Colijn opvolgde. Neemt men dat in aanmerking, dan stelt ook de nieuwe Staatsbegrooting teleur. Na tuurlijk is er een evenwicht. De Minister be cijfert een surplus van 3!/2 millioen op de gewone uitgaven, een bedrag dat aan het eind van dit jaar vermoedelijk weinig min der dan tienmaal zoo groot zal zijn. Want de Rijksmiddelen leverden in de eerste acht maanden reeds f24l/2 millioen meer op dan de raming. Wat de inkomsten betreft, loopt het dus wel goed. Maar een andere quaestie is en daar op werd ook ten vorigen jare reeds met aandrang gewezen dat de uitgaven niet noemenswaard dalen. Dat is voor een minister een nog grootere kunst dan de inkomsten te doen stijgen. En dat Minister De Geer die kunst ver staat, heeft hij met de begrootingen van 1927 en 1928 nog niet bewezen. De gewone uitgaven bedragen voor 1928 naar raming 592 millioen, ofwel evenveel als de raming van 1927 en enkele millioenen minder dan de werkelijke uitgaven over dat jaar. En zulks ondanks het feit dat op hoofd stuk 7A (Nationale Schuld) een bedrag van bijna 10 millioen kon worden bezuinigd, door aflossing van vlottende schuld, amor tisatie van een 6 geldleening en conversie van een dito. Maai die 10 millioen wordt weer op andere wijze uitgegeven. De af- deeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen vraagt bijna f 4l/2 millioen meer, de af- deeling Waterstaat 4 millioen etc. Wij kunnen hier uiteraard niet treden in be handeling van de vraag of deze grootere uitgaven noodig zijn. Die van Waterstaat betreffen meest den aanleg van kanalen, maar op die van Onderwijs had zeker kun nen worden bezuinigd, wanneer met de we derinvoering van het zevende leerjaar ware gewacht en niettemin de wachtgelders wa ren „opgeruimd". De vraag of voor het onderwijs zulke groteske gebouwen moeten verrijzen, als thans voor rekening van Rijk en Gemeente gebouwd worden, is vermoedelijk ook niet geheel en al misplaatst. Maar hoe het ook zij, van een besnoeiing der staatsuitgaven, waarvan de Minister ook nu weer in schoone woorden spreekt, is in feite geen sprake. De verlichting van den belastingdruk, waaiwan deze begrooting rept, is dan ook weinig meer dan een verguldsel van de bit tere pil, die ons de staatsapotheek eiken herfst te slikken geeft. Het klinkt prachtig dat de Inkomstenbe lasting met 15 millioen zal worden ver laagd, d.w.z. met circa 20 voor alle be lastingbetalers. En ook spitsen we de ooren wanneer er sprake is van een verlaging der Personeele Belasting, die ons 6'/2 millioen minder uit den zak klopt. Maar de Minister houdt een slag om den arm in den vorm van de Weeldeverteringsbelasting, die nog „in portefeuille" is en wellicht in 1929 on der het stof zal moeten worden weggehaald. Want voor 1929 grijnzen ons diverse nieu we uitgaven tegen ƒ4.2 millioen voor het Invaliditeitsfonds, 1 millioen voor Water staatswerken, 3 millioen voor Pensioen uitgaven en eenzelfde bedrag voor het Ze vende leerjaar. We moeten dus nog afwachten, wat er van de belastingverlaging overblijft. Terwijl men, wat het verleden betreft, dient te be denken, dat verlaging der directe belastin- „Ga anders gerust je gang verklaarde die. „Ik kan> blind en doof zijn als het zoo pas geeft. Ofschoon ik niet doof zal zijn als Stephen ons op muziek onthaalt." „Hè, toe drong nu ook Maud aan, met smeekenden blik naar den donkeren jon gen man. Jack werd naar de kinderkamer gestuurd en het gezelschapje zat verder ernstig te luisteren want het komt niet veel voor dat een officier zóó goed speelt, met zóó veel uitdrukking en zóó veel' techniek. Nadat hij een van Mendelssohn's „Lieder ohne Worte" ten gehoore had gebracht, verzocht Maud hem, of hij. er nu een mèt woorden ten beste wilde geven en hij koos daartoe het bekoorlijke „Chanson de For- tunio". Leslie was er zóó zeer door getroffen dat zij zichzelve weer_tot de orde wilde roepen met een„Hoe kom ik toch zoo dwaas Dat Maud zich het hart nu onstui mig zou voelen kloppen maar i k fntusschen klonk het verder „Si vous croyez, que je vais dire, Qui j'ose aimer, Je ne saurais, pour un empire, Vous la nommer en tegen Stephen opstond, zag hij bijzon der bleek. „Kom Phil, we moeten weg maan de hij. Nadat de jongelui dan ook het vertrek verlaten hadden, zei mis9 Fordyce „Ik denk, dat ik even een half uurtje rusten ga". De kolonel keek haar na en sprak tot zijn vrouw „Stephen zong dat heel goed. gen gecompenseerd is door een verhooging der indirecte heffingen, waarvan de op brengst sinds 1923 van 35 millioen tot 57 millioen is gestegen. En nog zou men met deze staatsbegroo ting redelijk content kunnen zijn we zijn als contribuablen den laatsten tijd niet ver wend ware het niet dat er een hinkend paard achteraan kwam. Dat hinkende paard is de financieele ver houding tussohen Rijk en Gemeente. Men weet dat daarover onlangs een rap port is verschenen. Het Rijk heeft allengs groote uitgaven naar de gemeentebudgetten verschoven en de verlaging der Personeele belasting beteekent als bekend voor de ge meenten een (beduidende inkomstenvermin dering, waarin moet worden voorzien. We zullen dus niet te spoedig juichen over verkregen belastingverlaging dusver was ze meer schijn dan wezen. En de burgerij moet blijven roepen, zoowel aan het oor van den Rijks- als van den Gemeentelijken thesaurier om verlaging van uitgaven. Over de beurzen moeten en kunnen we ditmaal kort zijn. De aandacht trok een verder avans der aandeelen H.V.A.die van ruim 800 tot 845 opliepen, waarbij geruch ten over een nieuwe emissie de ronde deden. Voor dit fonds schijnt men aan de beurs geen koers te hoog te achten. Ongeanimeerd waren Rubber aandeelen. De Londensche voorraden zijn weer geste gen, de rubberprijs is tot beneden 1 sh. 4 d. dat is dus tot circa 85 ct. per f2 K.G. ge daald. Men begint ook in Engeland toe te geven dat het Stevensonplan, onder vigeur waarvan thans slechts 60 der Standard- productie geëxporteerd wordt, niet aan de verwachtingen voldoet. Overigens heerschte er ter beurze een kalme stemming. Voor belegging worden goede aandeelen nog steeds gekocht. Deze week werden als zoodanig de Indische tramaandeelen der Kediri en Malang uitge zocht, op grond van het hooge rendement. Ten opzichte van de Nederlandsch-Ame- rikaansche Hypotheekbank, waarover wij eenigen tijd geleden schreven, komen de ge moederen in beweging. De Vereeniging voor Fondsenhouders heeft een oproep gericht tot pandbriefhouders om hun stukken in te leveren, ten einde gezamenlijk op de gestie van het bestuur invloed te kunnen oefenen. De directie meent dezen stoot te kunnen pareeren door de Vereeniging voor den Effectenhandel te verzoeken een verandering van pandbriefhouders bijeen te roepen en daar een commissie te benoemen. Zij geeft hiermede dus zelve toe dat zulk een commissie thans voor pandbriefhouders kan worden verlangd, wat voor (hen, die een pandbriefhouderscommissie overbodig achtten, wel een wonderlijke openbaring zal zijn. Wij zien echter niet in waarom de directie de Vereeniging voor Fondsenhouders moet passeeren, hoewel er vermoedelijk wel een reden is waarom zij dit wenscht te doen. De Vereeniging voor Fondsenhouders heeft echter sinds haar oprichting niet alleen haar bestaansrecht bewezen, maar voor fondsenhouders kostelijke resultaten bereikt. Haar intregiteit staat boven elke be denking. En wanneer er een Vereeniging van Fondsenhouders is, kan de Vereeniging voor den Effectenhandel de bescherming van pandbriefhouders gevoegelijk aan haar overlaten. Ieder blijve hier op eigen gebied. Bond tegen het schenden door het vloeken van Gods heiligen Naam. Op de vergadering van het bestuur van den Bond tegen het schenden door het vloeken van Gods heiligen Naam, werd besloten om de verbleekte opschriften op de stations, haltes en stopplaatsen der Ned. Spoorwegen door nieuwe te ver vangen. Aan de gemeenteraden, die nog geen maatregelen tegen het vloeken hebben ge nomen, zal het onderstaande adres worden verzonden In het jaar 1923 namen wij de vrijheid ons tot uwen raad te richten met het na- Ik hoop, dat Maud het heeft gevoeld, zoo- als het door hem bedoeld werd." „Maud' is stfms wat hard in de leer". „Nu, hij is anders zoo'n uitstekend mensch, d:at ik niet hoop dat ze dwaas met hem coquetteert 1" „Waar heeft hij zoo leeren spelen „In Duitschland", antwoordde Bruce. „Zijn moeder bleef als weduwe achter met zeer beperkte middelen, toen hij zoowat drie jaar oud was. Zijn vader was als mi litair bij een opstand in Indië gedood en mrs. Deane had nu eenmaal beslist, dat haar zoon het ambt van zijn vader zou vol gen. Dit was een moeilijk ondernemen, want zij bezat niet eens gefortuneerde fa milie aangenomen dan al dat zij die om hulp had1 willen vragen. Zij ging naar Leip zig, waar de opvoeding van haar zoon en het leven over het geheel nog het goed koopst waren. Hij vergoodde zijn moeder hij is nooit meer dezelfde geworden sinds haar dood, die plaats vond een half jaar nadJat hij bij ons regiment kwam. Het was dan ook een bijzonder lieve vrouw. Je her innert je haar immers nog wel, Vi „Ik herinner mij haar duidelijk, ofschoon ik haar niet eens heb gezien", zei Violet. „Arme jongen Met dat lied van hem be gon onze vriendschap." Dit zeggende, keek zij eens naar Leslie, die als blijk van sympathie haar zuster de hand! reikte. „Ben je toch niet goed, kindje vroeg Violet bezorgd. „Je hand is zoo warm „Je zoudt mij nog suggereeren, ViNeen ik ben waarlijk heel goed en ik verlang Jack nog even te zien, eer hij in bed ge- ej60Cl£AR^gFn^J500rmOPBOOrm^LITtl£ A.v-oftlGGELAaa g. C» ROOSENDAAL volgende verzoek „Het bestuur van den Bondt tegen het schenden door het vloeken van Gods heiligen Naam, wiens statuten zijn goedgekeurd bij Kon. besluit van den 26en Februari 1923, no. 61, acht het zijn roeping onder uw aandacht te brengen, dat ontheiliging van Gods Naam door vloe ken en ij del gebruik in ons volksleven zeer groot is en met alle wettige middelen dient te worden tegengegaan. Overwegende, dat de overheid op haar terrein dit hoogst ern stig kwaad, zooveel mogelijk is, behoort te bestrijden, komt het bestuur voornoemd tot Uw Edelachtbaar College, met het eerbie dig verzoek regelingen te treffen, waarbij het vloeken en ijdel gebruik van Gods hei ligen Naam in woord en geschrift wordt verboden op alle terreinen, waar de plaat selijke overheid bevoegd is haar gezag te doen gelden. Voor zoover dóór ons is kunnen worden nagegaan, werden regelingen als door ons gevraagd, in uw gemeente nog niet vastge steld. Wij nemen de vrijheid' nogmaals met grooten ernst er bij u op aan te dringen, dat, waar de zonde van het misbruiken van Gods heiligen Naam nog steeds ons natio nale leven ontsiert en verlaagt, door u ge bruik zal worden gemaakt van uw be voegdheid, dit kwaad door het vaststellen van bedoelde regelingen krachtig te be strijden." Inlichtingen over het adres worden gaar ne verstrekt door het secretariaat van den bond Polderweg 56, Den Helder. Uit de „Mémoires" van een oud-Hoofd officier van het Ned. Oost-Ind. leger. X. De doorslag tot het succes bij het vat ten der moordenaars was wel geweest het interneeren te Moeara Siberoet van de naaste familieleden. Bij elkaar telden de ge- interneerden zoowat veertig zielen, mannen, vrouwen en kinderen. Er zat nog heel wat aan vast om deze „logé's" te huisvesten, te voeden en nuttig bezig te houden. Huisvesting werd gevonden in het bivak der gewapende politie, dat ging gemakkelijk genoeg. De voedselvoorziening daarente gen vereischte eenige zorgvoorloopig werden de menschen gevoed met rijst uit den voorraad van de gewapende politie, en dat vonden ze ook heerlijk. Men moet weten, dat de Mentaweiers nooit rijst verbouwd stopt wordt." De dames gingen naar de kinderkamer en het gelaat van den kolonel stond nu weer dubbel ernstig, toen hij een brief uit den zak haalde en dien1 langzaam en met bijzondere aandacht las. „Ik hoef mijn arm vrouwtje nu nog niets te zeggen. Het is beter dat ik dit eerst doe na het bal. Ze zal het moedig dragen om der wilTè van mij en om den jongen En Maud ook als zij voelt voor Deane dan zal haar hartje wel' gebroken zijn. Maar dat is eenmaal het lot van alle officiersvrouwen Nog even ging kolonel Farrar ook kijken bij Jack, en zóó zeer wa9 hij getroffen door het alleraardigst tooneeltje van dit stoeien de drietal, dat het hem niet mogelijk was er langer dam een paar minuten bij te blijven. HOOFDSTUK VI. Juist ging de belBruce Farrar bood zijn vrouw den arm en zij begaven zich naar de kleedkamer. Toen mrs. Lestrange haar kleedkamer binnentrad, verwelkomde Rachel haar meesteres met vriendelijken glimlach. „Het diner zal van middag een beetje vroeger zijn", kondigde Leslie aan. „Wij gaan naar den schouwburg, Rachel." „Daar zult ü'wël méë ingenomen zijn, miss Leslie U houdt immers zoo veel van het tooneel?" „O ja Weet je nog wel, Rachel, hoe wij indertijd toen we in Brussel waren, hebben gezien „Le Gendre de Monsieur Poivier", en later „Les Fourchambauts". Ik genoot nog zoo echt van alles, toen ik jong was." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1927 | | pagina 1