60 cent per half pond
Eerste Blad
1927-
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
BERICHT.
Brieven uit de Hofstad
FEUILLETON
DE LIEFDE VAN EEN VROUW
Beursbeschouwingen
BINNENLAND
^)\6ÖELAA/C?
KOFFIE
<5De Gouden sHhcvri*
ONDER DE MENTAWEIERS.
VLISSINGSCHE COURANT
Zijg die zich met 1
October op de „Vlis-
singsche Courant" abonnee-
ren, ontvangen de tot dien
datum verschijnende num
mers gratis.
Cijfers over 1927.
Het eerste halfjaar van 1927 geeft voor
de residentie cijfers die niet alle even gun-
ctia zijn. Natuurlijk wijst dit niet onmiddel-
liik op een achteruitgang* en is 'het best
motrelhk dat het een tijdelijke inzinking is
die straks weer verdwijnt, maar het neemt
niet weq, dat de achteruitgang er is. In de
eerste plaats valt op, het zeer geringe aan
tal personen dat zich in dat eerste ihalf jaar
in den Haag méér heeft gevestigd dan den
Haa0, heeft verlaten. Het z.g. vestigings
overschot is inderdaad in die zes maanden
klein In de tweede plaats is het sterfte
cijfer iets hooger dan gewoonlijk het geval
was. Men schrijft dit toe aan de griep-
periode, die vooral in Januari en Februari
heeft geheersdht en inderdaad zijn het
vooral die twee maanden welke een hooger
cijfer vertoonen.
Verder is het geboortecijfer iets lager.
Alles te samen ging den Haag in het eerste
jaar maar 2700 zielen vooruit, d.w.z. iets
meer dan de helft van het cijfer der laatste
jaren. Gewoonlijk rekenen wij -er op dat
jaarlijks 8 a 10 duizend personen in den
Haag er bij komen en men ziet dus dat dit
cijfer gering is. Natuurlijk kan men zich er
in verdiepen waarom het vestigingsover
schot zoo gering is, te meer omdat het
vertrekcijfer vrijwel gelijk is gebleven. Er
komen er iedere maand altijd een twee dui
zend bij, maar er gaan er steeds niet veel
minder de stad weer verlaten. Die cijfers
toonen wel aan wat een vlottende bevolking
er in de residentie is. Natuurlijk zitten daar
zeer vele honderden Indische verlofgangers
in, maar dat kan toch niet zooveel wezen
dat dit de cijfers heel sterk beïnvloedt.
Er is dus een algemeene achteruitgang
ten opzichte van vorige jaren en zelfs de
latere maanden van het eerste halfjaar zijn
niet gunstig. Juni geeft ook slechts een toe
neming van ruim 600 personen, dat als ge
middelde over het jaar minder is dan wij
gewend waren. Stijgend blijft de toeneming
van het aantal beschikbare woningen. Ter
wijl de bevolking in een half jaar met 2600
toenam, nam het aantal woningen met 1800
toe. Aangezien de verhouding van 1 woning
op 4 personen zeker voldoende is, is in dit
halve jaar een getal van 11 a 1200 wonin
gen meer gebouwd dan voor den aanwas
onmiddellijk noodzakelijk was. Over deze
verhouding verheugen wij ons en eerlijk ge
zegd zijn wij niet zoo geschokt over de
geringe toename der bevolking. Wij zien
daarin niet zooveel heil, zoolang andere om
standigheden niet beter zijn geworden.
Verontrustend zijn drie cijfers. In de
eerste plaats de toeneming van het aantal
faillissementen in de eerste helft van 1927.
't Is wel geen hoog percentage, maar het
feit, dat dit cijfer in plaats van te dalen
stijgt, wijst toch er op, dat de economische
toestand niet voor alle beter wordt. Trou
wens de gemeentefinanciën wijzen hetzelfde
uit. Er zit wel eenige beweging in, maar
lang niet wat wij gaarne zouden wenschen.
Het waren er nu weer dertig meer dan in
het eerste halfjaar van 1926. Dat in zes
maanden 203 personen in den Haag failliet
slaan is toch een leelijk ding, want dat te
kort is natuurlijk voor een goed d-eel een
stropje voor den Haag.
In de tweede plaats is verontrustend het
cijfer, dat aanwijst dat de werkloosheid eer
m6" dan a*neenit- Behalve Januari, dat een
kleine daling te zien gaf, zijn de maanden
ongunstiger dan in 1926. De gemiddelde
naar het Engelsch van A. QUILLE PENNE
(Nadruk verboden)
.."Wat heb ik dan misdaan... Me dunkt,
aari vanm>ddag toch voortreffelijk
feCaragen, is het niet, Violet?... Als u mij
>et meeneemt, dan ga ik tóch... al zou ik
°°k 'n cte hanebalken zitten Of mis-
nien zal kapitein Deane mij nog wel
meenemen
„Als Deane dit deed, weet hij wat hem
wachten staatOnmiddellijk wordt er
aan krijgsraad belegd, en..."
«nr'S' maar zóó ver zijn wij nog niet
ep t eerst uw thee eens op en ga dan
toch na' mons'eur le colonel, of die loge
H"f groot genoeg is voor ons allen."
uit7aa !t ^eane» 200 bleek als Leslie er
ghaar oogen hadden weer precies
haar \ermoeide uitdrukking van toen hij
"aar den eersten keer zag.
u 7iitr i"°^ da* w'i maar niet te druk voor
^cnbuige^d611^ vr'er^eHjk over kaar
Drik?öiïeen"' antwoordde zij, koud en wat
vrouw r "Ik ben nog geen; stokoude
zei'hlfY bedoelde 'k het toch niet",
Dit ertf i "!de. wéér tot Maud,
vertafil es^e ineens zoo'n onaangenaam
°Pval!enrigKtV°?' dat ZH .rilde en dan ook
vallip ha eek w?rd- Phil Carlisle, die toe-
ar kant uitkeek, trad onwiiekeurig
toeneming bedraagt ongeveer 8 Dat ziet
er leelijk uit en het wordt dringend tijd dat
men eens ernstiger zijn aandacht daaraan
gaat wijden dan tot nu toe het geval was.
Het staat nu wel vast, dat met de gevolg
de methode een verlaging niet is te ver
krijgen en den Haag moet van dit leelijke
verschijnsel af, niet alleen om de hooge kos
ten die er aan verbonden zijn, maar ook
omdat er een daling der arbeidskracht en de
waardeering daarvan, die verminderen
moet, het gevolg van zullen zijn.
Het derde leelijke cijfer is dat van de
roodvonk. Wat daar toch de oorzaak van
mag zijn In de eerste helft van 1927 zijn
1150 huizen als besmet met roodvonk aan
gegeven tegen 370 in hetzelfde tijdvak van
1926. En dat ondanks de ontzaglijke maat
regelen die tegen besmetting worden geno
men. Tot voor kort mochten familieleden de
roodvonk-patiënten bezoeken vóór de ra
men van de barakken. Thans is bepaald,
dat kinderen niet meer bij die ramen mogen
komen, terwijl de ouderen op een afstand
moeten blijven. Dit is maar een staaltje van
de vele krasse maatregelen die men nam en
waarmede men misschien nog erger uit
breiding heeft voorkomen. Gelukkig zijn de
sterftecijfers voor deze ziekte zeer gering,
maar het neemt niet weg, dat een ziekte-
géval op zichzelf al heel veel beroering in
de huizen brengt en het noodzakelijk is dat
de haard dezer ziekte wordt opgespoord.
Het aantal der overige besmettelijke ziekten
is gering en bleef stationnair, hetgeen
dunkt ons bewijst dat de algemeene hy
giënische toestand niet achteruitging en er
dus een speciale oorzaak voor het roodvonk
alleen moet zijn.
Het genreentepersoneel ging in aantal
weer vooruit, een verschijnsel dat ons min
der bekoort. Echter blijkt, dat het de zieken
huizen zijn die tengevolge van het roodvonk
veel meer personeel vroegen en een paar
gemeentebedrijven, die nu bij de toeneming
der bevolking onvermijdelijk grooter moeten
worden. Een maatstaf voor de welvaart
achten wij altijd de toeneming van het aan
tal telefoonaansluitingen. Deze is echter niet
groot en dat betreuren wij. Wij hebben er
al eens op gewezen dat de wijze waarop dit
bedrijf handelt niet kaufmannisch is. Daar
was heel wat meer te bereiken als men het
handiger inpikte en het publiek meer wist te
trekken. Maar daaraan is schijnbaar niets te
doen. Als men van de ruim twintig duizend
aansluitingen eens die van de kantoren,
winkels en departementen afneemt, blijft er
voor de particulieren geen hoog cijfer over
en juist bij den toenemenden groei van het
oppervlak van den Haag zou vergemakke
lijking bij het nemen van een aansluiting
zeer gewenschf zijn.
Uit al deze cijfers te diepgaande con
clusies te trekken is niet mogelijk en niet
gewenschf. Maar onze aandacht blijft er op
gevestigd, omdat zij toch het beeld geven
van den algemeenen toestand en dit is voor
de beoordeeling van het levenslot der resi
dentie van belang.
We komen er nog eens op terug, maar
eerst gaan wij een weekje frissche lucht
happen, zoodat wij de volgende week onze
lezers niet zullen vermoeien met een brief
uit de hofstad. EIBER.
De Staatsbegrooting voor 1928.
Mooie overschotten op vorige jaren.
Nog altijd geen besnoeiing der
staatsuitgaven. Belastingverlaging
met een reserve. Het hinkende
paard. Op de Amsterdamsche
beurs. H.V.A. beduidend hooger
en Rubbers flauwer. De Neder-
landsch-Amerikaansche Hypotheek
bank.
Wat bij de door Minister De Geer inge
diende Staatsbegrooting voor 1928 weder
om het meest de aandacht trekt, is de scha
duw van zijn voorganger, die wel reeds een
paar jaar „ambteloos bürger" is, maar op
de financiën van ons land zijn sporen heeft
achtergelaten.
Dat de jaren 1924, 1925 en 1926 inplaats
van groote tekorten, overschotten hebben
gelaten is voor een goed deel zijn werk. De
tekorten van de jaren 1924 en 1925 werden
destijds tezamen geraamd op 180 millioen,
minister Colijn bracht ze op papier terug tot
een schrede naderbij met een half-onder-
«frukten uitroep van ontsteltenis.
„Scheelt er wat aan, mrs. Lestrange
„Leslie", keerde zich nu ook mrs. Farrar
zich tot haar zuster, „wat is er
„In het geheel niets zei Leslie lachend.
„Mr. Carlisle verbeeldde het zich zeker
maar."
„Je ziet er weer erg moe uit, kind
vermaande Violet.
„Ze heeft het ook veel te druk gehad met
thee-ronddienen", verweet Maud zich.
„Maar het is nu te laat om die fout te her
stellen, Eem volgenden keer zal ik er voor
zorgen
„Je kunt niet half zoo goed thee-zetten
als Leslie", plaagde de kolonel weer.
„Ze heeft ook nog niet zoo'n langjarige
•ondervinding", vergoelijkte Leslie.
„Nu als je beterschap belooft is er
misschien ook nog wel ruimte in mijn loge
voor zes
„Dat zal ik dan maar voor haar beloven",
viel Violet in. „Kapitein Deane en, mr. Car
lisle zullen misschien bij ons dineeren Er
is nog ruimschoots tijd voor hen om zich
te gaan kleeden en weer terug te zijn."
„Hoe allervriendelijkst van u, mrs. Far
rar riep Phil met warmte.
„Je hoeft nog in geen half uur te gaan",
zei mrs. Farrar. „Wat spdfcpn ja^jJruce
„De Strijd van een Vrotfl^, antwoordde
kolonel Farrar. „Mrs. Kendal moet er heel
goed in zijn".
„Zij is altijd goed", zei' Maud geestdrif
tig. „O, ik vind u zoo hef, voogd; dat ik u
wel zou kunnen kussen, als Violet er niet
bij was
rond 35 millioen, de werkelijkheid deed
echter een overschot zien van 47 millioen.
Daar hebben natuurlijk bizondere, in casu
gelukkige omstandigheden, aan meegewerkt.
Het economisch leven herstelde zich en
meerdere bronnen van inkomsten begonnen
voor den fiscus ruimer te vloeien. Maar
dat economisch herstel stond weer niet los
van de fiscale politiek en is voor een deel
ongetwijfeld ook aan de „sanierung" onzer
financiën te danken. En zoo kwam Minister
De Geer, wat het evenwicht der Staatsbe
grooting betreft, op een „opgemaakt bed."
Van hem werd daarom iets anders ver
wacht. Minister Colijn heeft het destijds on
omwonden gezegd dat zijn werk niet anders
was dan het opwerpen van een dijk tegen
den wassenden vloed. Maar nu moest die
vloed, die vloed der staatsuitgaven, op lager
niveau worden gebracht en dat financieele
irrigatiewerk wachtte dus Minister De Geer,
toen hij den heer Colijn opvolgde.
Neemt men dat in aanmerking, dan stelt
ook de nieuwe Staatsbegrooting teleur. Na
tuurlijk is er een evenwicht. De Minister be
cijfert een surplus van 3!/2 millioen op de
gewone uitgaven, een bedrag dat aan het
eind van dit jaar vermoedelijk weinig min
der dan tienmaal zoo groot zal zijn. Want
de Rijksmiddelen leverden in de eerste acht
maanden reeds f24l/2 millioen meer op dan
de raming. Wat de inkomsten betreft, loopt
het dus wel goed.
Maar een andere quaestie is en daar
op werd ook ten vorigen jare reeds met
aandrang gewezen dat de uitgaven niet
noemenswaard dalen.
Dat is voor een minister een nog grootere
kunst dan de inkomsten te doen stijgen.
En dat Minister De Geer die kunst ver
staat, heeft hij met de begrootingen van
1927 en 1928 nog niet bewezen.
De gewone uitgaven bedragen voor 1928
naar raming 592 millioen, ofwel evenveel
als de raming van 1927 en enkele millioenen
minder dan de werkelijke uitgaven over dat
jaar.
En zulks ondanks het feit dat op hoofd
stuk 7A (Nationale Schuld) een bedrag van
bijna 10 millioen kon worden bezuinigd,
door aflossing van vlottende schuld, amor
tisatie van een 6 geldleening en conversie
van een dito. Maai die 10 millioen wordt
weer op andere wijze uitgegeven. De af-
deeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen vraagt bijna f 4l/2 millioen meer, de af-
deeling Waterstaat 4 millioen etc. Wij
kunnen hier uiteraard niet treden in be
handeling van de vraag of deze grootere
uitgaven noodig zijn. Die van Waterstaat
betreffen meest den aanleg van kanalen,
maar op die van Onderwijs had zeker kun
nen worden bezuinigd, wanneer met de we
derinvoering van het zevende leerjaar ware
gewacht en niettemin de wachtgelders wa
ren „opgeruimd".
De vraag of voor het onderwijs zulke
groteske gebouwen moeten verrijzen, als
thans voor rekening van Rijk en Gemeente
gebouwd worden, is vermoedelijk ook niet
geheel en al misplaatst.
Maar hoe het ook zij, van een besnoeiing
der staatsuitgaven, waarvan de Minister
ook nu weer in schoone woorden spreekt,
is in feite geen sprake.
De verlichting van den belastingdruk,
waaiwan deze begrooting rept, is dan ook
weinig meer dan een verguldsel van de bit
tere pil, die ons de staatsapotheek eiken
herfst te slikken geeft.
Het klinkt prachtig dat de Inkomstenbe
lasting met 15 millioen zal worden ver
laagd, d.w.z. met circa 20 voor alle be
lastingbetalers. En ook spitsen we de ooren
wanneer er sprake is van een verlaging der
Personeele Belasting, die ons 6'/2 millioen
minder uit den zak klopt. Maar de Minister
houdt een slag om den arm in den vorm
van de Weeldeverteringsbelasting, die nog
„in portefeuille" is en wellicht in 1929 on
der het stof zal moeten worden weggehaald.
Want voor 1929 grijnzen ons diverse nieu
we uitgaven tegen ƒ4.2 millioen voor het
Invaliditeitsfonds, 1 millioen voor Water
staatswerken, 3 millioen voor Pensioen
uitgaven en eenzelfde bedrag voor het Ze
vende leerjaar.
We moeten dus nog afwachten, wat er
van de belastingverlaging overblijft. Terwijl
men, wat het verleden betreft, dient te be
denken, dat verlaging der directe belastin-
„Ga anders gerust je gang verklaarde
die. „Ik kan> blind en doof zijn als het zoo
pas geeft. Ofschoon ik niet doof zal zijn als
Stephen ons op muziek onthaalt."
„Hè, toe drong nu ook Maud aan, met
smeekenden blik naar den donkeren jon
gen man.
Jack werd naar de kinderkamer gestuurd
en het gezelschapje zat verder ernstig te
luisteren want het komt niet veel voor dat
een officier zóó goed speelt, met zóó veel
uitdrukking en zóó veel' techniek.
Nadat hij een van Mendelssohn's „Lieder
ohne Worte" ten gehoore had gebracht,
verzocht Maud hem, of hij. er nu een mèt
woorden ten beste wilde geven en hij koos
daartoe het bekoorlijke „Chanson de For-
tunio".
Leslie was er zóó zeer door getroffen
dat zij zichzelve weer_tot de orde wilde
roepen met een„Hoe kom ik toch zoo
dwaas Dat Maud zich het hart nu onstui
mig zou voelen kloppen maar i k
fntusschen klonk het verder
„Si vous croyez, que je vais dire,
Qui j'ose aimer,
Je ne saurais, pour un empire,
Vous la nommer
en tegen Stephen opstond, zag hij bijzon
der bleek.
„Kom Phil, we moeten weg maan
de hij.
Nadat de jongelui dan ook het vertrek
verlaten hadden, zei mis9 Fordyce
„Ik denk, dat ik even een half uurtje
rusten ga".
De kolonel keek haar na en sprak tot
zijn vrouw „Stephen zong dat heel goed.
gen gecompenseerd is door een verhooging
der indirecte heffingen, waarvan de op
brengst sinds 1923 van 35 millioen tot 57
millioen is gestegen.
En nog zou men met deze staatsbegroo
ting redelijk content kunnen zijn we zijn
als contribuablen den laatsten tijd niet ver
wend ware het niet dat er een hinkend
paard achteraan kwam.
Dat hinkende paard is de financieele ver
houding tussohen Rijk en Gemeente.
Men weet dat daarover onlangs een rap
port is verschenen. Het Rijk heeft allengs
groote uitgaven naar de gemeentebudgetten
verschoven en de verlaging der Personeele
belasting beteekent als bekend voor de ge
meenten een (beduidende inkomstenvermin
dering, waarin moet worden voorzien.
We zullen dus niet te spoedig juichen over
verkregen belastingverlaging dusver was
ze meer schijn dan wezen. En de burgerij
moet blijven roepen, zoowel aan het oor
van den Rijks- als van den Gemeentelijken
thesaurier om verlaging van uitgaven.
Over de beurzen moeten en kunnen we
ditmaal kort zijn. De aandacht trok een
verder avans der aandeelen H.V.A.die van
ruim 800 tot 845 opliepen, waarbij geruch
ten over een nieuwe emissie de ronde deden.
Voor dit fonds schijnt men aan de beurs
geen koers te hoog te achten.
Ongeanimeerd waren Rubber aandeelen.
De Londensche voorraden zijn weer geste
gen, de rubberprijs is tot beneden 1 sh. 4 d.
dat is dus tot circa 85 ct. per f2 K.G. ge
daald. Men begint ook in Engeland toe te
geven dat het Stevensonplan, onder vigeur
waarvan thans slechts 60 der Standard-
productie geëxporteerd wordt, niet aan de
verwachtingen voldoet.
Overigens heerschte er ter beurze een
kalme stemming. Voor belegging worden
goede aandeelen nog steeds gekocht. Deze
week werden als zoodanig de Indische
tramaandeelen der Kediri en Malang uitge
zocht, op grond van het hooge rendement.
Ten opzichte van de Nederlandsch-Ame-
rikaansche Hypotheekbank, waarover wij
eenigen tijd geleden schreven, komen de ge
moederen in beweging. De Vereeniging voor
Fondsenhouders heeft een oproep gericht
tot pandbriefhouders om hun stukken in te
leveren, ten einde gezamenlijk op de gestie
van het bestuur invloed te kunnen oefenen.
De directie meent dezen stoot te kunnen
pareeren door de Vereeniging voor den
Effectenhandel te verzoeken een verandering
van pandbriefhouders bijeen te roepen en
daar een commissie te benoemen.
Zij geeft hiermede dus zelve toe dat zulk
een commissie thans voor pandbriefhouders
kan worden verlangd, wat voor (hen, die
een pandbriefhouderscommissie overbodig
achtten, wel een wonderlijke openbaring zal
zijn.
Wij zien echter niet in waarom de directie
de Vereeniging voor Fondsenhouders moet
passeeren, hoewel er vermoedelijk wel een
reden is waarom zij dit wenscht te doen.
De Vereeniging voor Fondsenhouders
heeft echter sinds haar oprichting niet alleen
haar bestaansrecht bewezen, maar voor
fondsenhouders kostelijke resultaten bereikt.
Haar intregiteit staat boven elke be
denking.
En wanneer er een Vereeniging van
Fondsenhouders is, kan de Vereeniging
voor den Effectenhandel de bescherming
van pandbriefhouders gevoegelijk aan haar
overlaten.
Ieder blijve hier op eigen gebied.
Bond tegen het schenden door het vloeken
van Gods heiligen Naam.
Op de vergadering van het bestuur van
den Bond tegen het schenden door het
vloeken van Gods heiligen Naam, werd
besloten om de verbleekte opschriften op
de stations, haltes en stopplaatsen der
Ned. Spoorwegen door nieuwe te ver
vangen.
Aan de gemeenteraden, die nog geen
maatregelen tegen het vloeken hebben ge
nomen, zal het onderstaande adres worden
verzonden
In het jaar 1923 namen wij de vrijheid
ons tot uwen raad te richten met het na-
Ik hoop, dat Maud het heeft gevoeld, zoo-
als het door hem bedoeld werd."
„Maud' is stfms wat hard in de leer".
„Nu, hij is anders zoo'n uitstekend
mensch, d:at ik niet hoop dat ze dwaas met
hem coquetteert 1"
„Waar heeft hij zoo leeren spelen
„In Duitschland", antwoordde Bruce.
„Zijn moeder bleef als weduwe achter met
zeer beperkte middelen, toen hij zoowat
drie jaar oud was. Zijn vader was als mi
litair bij een opstand in Indië gedood en
mrs. Deane had nu eenmaal beslist, dat
haar zoon het ambt van zijn vader zou vol
gen. Dit was een moeilijk ondernemen,
want zij bezat niet eens gefortuneerde fa
milie aangenomen dan al dat zij die om
hulp had1 willen vragen. Zij ging naar Leip
zig, waar de opvoeding van haar zoon en
het leven over het geheel nog het goed
koopst waren. Hij vergoodde zijn moeder
hij is nooit meer dezelfde geworden sinds
haar dood, die plaats vond een half jaar
nadJat hij bij ons regiment kwam. Het was
dan ook een bijzonder lieve vrouw. Je her
innert je haar immers nog wel, Vi
„Ik herinner mij haar duidelijk, ofschoon
ik haar niet eens heb gezien", zei Violet.
„Arme jongen Met dat lied van hem be
gon onze vriendschap."
Dit zeggende, keek zij eens naar Leslie,
die als blijk van sympathie haar zuster de
hand! reikte.
„Ben je toch niet goed, kindje vroeg
Violet bezorgd. „Je hand is zoo warm
„Je zoudt mij nog suggereeren, ViNeen
ik ben waarlijk heel goed en ik verlang
Jack nog even te zien, eer hij in bed ge-
ej60Cl£AR^gFn^J500rmOPBOOrm^LITtl£
A.v-oftlGGELAaa g. C» ROOSENDAAL
volgende verzoek „Het bestuur van den
Bondt tegen het schenden door het vloeken
van Gods heiligen Naam, wiens statuten
zijn goedgekeurd bij Kon. besluit van den
26en Februari 1923, no. 61, acht het zijn
roeping onder uw aandacht te brengen,
dat ontheiliging van Gods Naam door vloe
ken en ij del gebruik in ons volksleven zeer
groot is en met alle wettige middelen dient
te worden tegengegaan. Overwegende, dat
de overheid op haar terrein dit hoogst ern
stig kwaad, zooveel mogelijk is, behoort te
bestrijden, komt het bestuur voornoemd tot
Uw Edelachtbaar College, met het eerbie
dig verzoek regelingen te treffen, waarbij
het vloeken en ijdel gebruik van Gods hei
ligen Naam in woord en geschrift wordt
verboden op alle terreinen, waar de plaat
selijke overheid bevoegd is haar gezag te
doen gelden.
Voor zoover dóór ons is kunnen worden
nagegaan, werden regelingen als door ons
gevraagd, in uw gemeente nog niet vastge
steld. Wij nemen de vrijheid' nogmaals met
grooten ernst er bij u op aan te dringen,
dat, waar de zonde van het misbruiken van
Gods heiligen Naam nog steeds ons natio
nale leven ontsiert en verlaagt, door u ge
bruik zal worden gemaakt van uw be
voegdheid, dit kwaad door het vaststellen
van bedoelde regelingen krachtig te be
strijden."
Inlichtingen over het adres worden gaar
ne verstrekt door het secretariaat van den
bond Polderweg 56, Den Helder.
Uit de „Mémoires" van een oud-Hoofd
officier van het Ned. Oost-Ind. leger.
X.
De doorslag tot het succes bij het vat
ten der moordenaars was wel geweest het
interneeren te Moeara Siberoet van de
naaste familieleden. Bij elkaar telden de ge-
interneerden zoowat veertig zielen, mannen,
vrouwen en kinderen. Er zat nog heel wat
aan vast om deze „logé's" te huisvesten, te
voeden en nuttig bezig te houden.
Huisvesting werd gevonden in het bivak
der gewapende politie, dat ging gemakkelijk
genoeg. De voedselvoorziening daarente
gen vereischte eenige zorgvoorloopig
werden de menschen gevoed met rijst uit
den voorraad van de gewapende politie, en
dat vonden ze ook heerlijk. Men moet weten,
dat de Mentaweiers nooit rijst verbouwd
stopt wordt."
De dames gingen naar de kinderkamer
en het gelaat van den kolonel stond nu
weer dubbel ernstig, toen hij een brief uit
den zak haalde en dien1 langzaam en met
bijzondere aandacht las.
„Ik hoef mijn arm vrouwtje nu nog niets
te zeggen. Het is beter dat ik dit eerst doe
na het bal. Ze zal het moedig dragen om
der wilTè van mij en om den jongen En
Maud ook als zij voelt voor Deane dan zal
haar hartje wel' gebroken zijn. Maar dat is
eenmaal het lot van alle officiersvrouwen
Nog even ging kolonel Farrar ook kijken
bij Jack, en zóó zeer wa9 hij getroffen door
het alleraardigst tooneeltje van dit stoeien
de drietal, dat het hem niet mogelijk was
er langer dam een paar minuten bij te
blijven.
HOOFDSTUK VI.
Juist ging de belBruce Farrar bood zijn
vrouw den arm en zij begaven zich naar de
kleedkamer.
Toen mrs. Lestrange haar kleedkamer
binnentrad, verwelkomde Rachel haar
meesteres met vriendelijken glimlach.
„Het diner zal van middag een beetje
vroeger zijn", kondigde Leslie aan. „Wij
gaan naar den schouwburg, Rachel."
„Daar zult ü'wël méë ingenomen zijn,
miss Leslie U houdt immers zoo veel van
het tooneel?"
„O ja Weet je nog wel, Rachel, hoe wij
indertijd toen we in Brussel waren, hebben
gezien „Le Gendre de Monsieur Poivier",
en later „Les Fourchambauts". Ik genoot
nog zoo echt van alles, toen ik jong was."
(Wordt vervolgd.)