^Sentebêstuur binnenland VOLLE-MELK-REEP Beter dan Goed: DE BESTE g-.No.260' VL1SS1NGSCHE COURANT DONDEROAÜ 4 NOVEMBER git nummer bestaat uit 2 bladen ABONNEMENTSPRIJS Voor Vlissingen en gemeenten op Wal- «heren f 2.2Ö per drie maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Week-abon- nementen 17 cent, alles bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent. ADVERTENTIE-PRIJS Van 14 regels 1.10 voor iedere regel meer 26 cent bij abonnement spe ciale prijzen. Reclames 52 cent per regel Kleine Advertenties betreffende Huur en Verhuur, Koop en Verkoop. Dienstaanbie dingen en Dienstaanvragen, enz. prijs, bij vooruitbetaling van 15 regels 0.75, elke regel meer 15 cent. Familieberichten van 16 regels f 1.70, Iedere regel meer 26 cent BEKENDMAKING. Burgemeester en Wethouders van Vlis singen brengen, ter voldoening aan artikel 75, le alinea, der lageronderwijswet 1920, ter openbare kennis, dat door den Raad dier gemeente bij besluit d.d. 29 October 1926, no. 9, aan het Bestuur d^r Vereeniging tot bevordering van Christelijk Onderwijs al daar op diens verzoek d.d. 22 October 1926 no. 44, voor de uitbreiding van de school aan de Wagenaarstraat, een drietal lokalen van het schoolgebouw der gemeente aan de Frans Naereboutstraat, na verbouwing, in bruikleen wórden afgestaan, alsmede de noodige gelden worden toegestaan voor de eerste inrichting dier lokalen, voor zoover de benoodigde schoolmeubelen niet dor de gemeente uit voorraad kunnen worden ver strekt. Vlissingen, 4 November 1926. Burg. en Weth. voornoemd, M. LAERNOES, L.B. i/V i/ De Secretaris, F. BISSCHOP. AANKONDIGING. Reglement der Wegen en Voetpaden Art. 42 3. Burgemeester en Wethouders der ge meente Vlissingen, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat te beginnen op 16 November 1926, vanwege de gemeente een algemeene opne ming zal worden gehouden van de Voet paden met de Kunstwerken. Vlissingen, 4 November 1926. Burg. en Weth. voornoemd, M. LAERNOES, L.B. De Secretaris, F. BISSCHOP. KAMER-OVERZICHT Tweede Kamer. Zitting van Woensdag 3 November. Het verdrag met België. Het is moeilijk en het wordt eigenlijk iederen dag moeilijker om zich een voor stelling te maken van de beteekenis van dit Verdrag. De materieele gevolgen daar van zijn in den breede uiteengezet maar op de ideëele gevolgen wordt daarnaast de nadruk gelegd. Men wil met België tot een accoord komen zoodat goede naouurschap verzekerd is. Wij moeten daarvoor bereid zijn om concessies te doen, omdat goede trouw dit eischt. Dat was het standpunt van den heer Nolens en dat was ook het standpunt van den heer Heemskerk al wilde deze laatste nog wel eens trachten tot een beter vergelijk te komen, met name ten aanzien van het kanaal AntwerpenMoer dijk en de opvatting van de casus belli. De anti-revolutionairen zijn waarschijn lijk verdeeld, al is het met bekend hoe de verdeeling is. Er wordt nog altijd aangestuurd op een compromis, waaromtrent men het echter ook niet eens is. De heer Marchant bijvoor beeld wilde vandaag wel een motie aanne men, waarin wordt aangedrongen op her opening der onderhandelingen, maar daar naast wilde hij toch een beslissing over het verdrag. Hoe hij die beslissing wenscht, bleek duidelijk, want al liet hij de moge lijkheid open dat de Minister hem alsnog bekeerde, hij was op tal van punten tegen het tractaat. Mr. Marchant ging de voor geschiedenis nog eens na, releveerde hoe Nederland door de groote mogendheden werd gedwongen om zich bereid te verkla ren tot herziening van het verdrag van 1839, een dwang die Nederland werd op gelegd omdat men België wilde tegemoet komen nadat men zijn eischen omtrent ter ritoriale wijzigingen had afgewezen. Het was politieke dwang die geoefend werd, maar tevens werd de herziening van het verdrag van '69 een kwestie tusschen Ne derland en België. Een ander gevolg was dat de economische eischen die België stelde los werden gesteld van de militaire eischen, die door de commissie van veer tien werden afgewezen. Voor dit resultaat van het beleid van den minister van buiten landsche zaken bracht mr. Marchant dien bewindsman hulde. België heeft toen zijn economische eischen gesteld als compensa te voor zijn niet-verjeregen militaire tege moetkoming. Daarin ligt de grondslag voor Je onderhandelingen die tot dit tractaat nebben geleid. Men heeft politieke eischen meigend in de lucht laten zweven en het is juist de sfeer die daardoor geschapen werd, welke mr. Marchant ongeschikt acht voor net sluiten van een tractaat dat als toena- de"ng is bedoeld. 'i de beoordeeling van het tractaat j 1" de uitlatingen van ofiicieele personen milten de officieeie sfeer waarin het ver- 2 is behandeld, voor de beoordeeling «2'V óe bedoelingen van het grootste ge acht. Uit verschillende uitlatingen van mnister Vandervelde in de Belgische Kamer s gebleken hoe men dit tractaat als een begin van afbetaling beschouwt, een begin dat door andere eischen en wenschen zal gevolgd worden. Dat is precies het tegen gestelde van hetgeen de heer Nolens be tuigde, die aan al dergelijke uitlatingen geen waarde hecht. Voor den heer Mar chant zit hierin juist de ernstige zijde van het tractaathet is hier niet mee uit en wij bereiken niet wat velen zich dan voorstel len de bevredigende oplossing en een begin van goede verstandhouding. Alle onderhandelingen met België moe ten gevoerd worden los van ieder verband met militaire eischen, want die hebben er niets mee te maken evenmin als ze iets te maken hebben met het vervallen der neu traliteit van België. Evenmin mogen de on derhandelingen gevoerd worden met op den achtergrond de vrees voor herleving der politieke eischen. De indeeling in drie pe riodes gelijk de heer Nolens die gaf achtte mr. Marchant onjuist. De eerste periode was niet die van vrees. België wierp het zwaard in de weegschaal en Nederland wachtte in berusting af. Toen bleek dat België zich had vergist in de beteekenis van die daad was een betere toestand her steld en kon op voet van gelijkheid onder handeld worden. Het tractaat is een regeling voor goed, want alleen met w'ederzijdsch goedvinden kan er wijziging in gebracht worden. Van daar dat geen vrafgen open moeten blijven die straks moeilijkheden kunnen geven. Dit geldt bijv. bij de vastlegging van het re giem op de Wester-Schelde. Hoewel het bestaande regiem geen aanleiding tot klachten heeft gegeven, was een betere regeling mogelijk, maar dan moet ook vaststaan dat die inderdaad beter is. Het beslag is zelden toegepast, maar wie zegt wat de preventieve werking ervan is ge weest Intrekking dier bepaling ontneemt deze werking aanstonds. Het regiem in tijd van oorlog en oorlogsgevaar is z.i. niet af doende vastgesteld, want nu is reeds geble? ken dat men in België een andere opvat ting daarvan heeft dan wij wenschen. Zoo'n kwestie mag niet open blijven, want ze geeft straks tal van moeilijkheden. Wat de economische bezwaren betreft, bepaalde hij zich tot het kanaal Antwerpen Moerdijk. Met protectionisme onzerzijds heeft het verzet daartegen niets te maken. Het is juist aan Belgische zijde een neiging tot bescherming. De natuurlijke waterwe gen willen wij houden en geen kunstmid deltjes van tegemoetkomingen. Wij willen vrijheid en geen dwang van den één op den ander. Dit tractaat is om concurrentie te weren en België te steunen in de concur rentie tegen Rotterdam. Van samenwerking in wederkeerig belang is geen sprake het is een handelszaak en anders niets. Over de kosten van den aanleg van dit kanaal zal men zich later verstaan. Alweer een bepaling die in de lucht zweeft. Reeds nu spreekt men in België er over dat Ne derland 31/54 deel zal betalen omdat 31 van de 54 K.M. op Nederlandsch grondge bied ligt Volgens mr. Marchant leeft ons gansche. volk met dit verdrag mede. Het heeft zich altijd diep gegriefd gevoeld door het Bel gische annexionisme en het wil niet geven, want het heeft al gegeven. Aan Belgisghe zijde zegt men nu wel dat het annexionisme weg is en dat het er eigenlijk nooit is ge weest. Maar dan is ook het hoofdmotief voor dit verdrag verdwenen. Nederland is door niets gebonden en kan volkomen vrij onderhandelen en verdragen sluiten en zelf overwegen wat het voor zich zelf goed vindt. Ons volk voelt dit tractaat als een onrecht en dus zal aan onze zijde een bete re verstandhouding van de aanneming niet het gevolg zijn. Bukken wij dan zal onze reputatie er door lijden bukken wij niet dan zullen wij in het internationaal verkeer gaan m,et opgeheven hoofd. Het was wel de beste rede die wij in deze dagen hebben gehoord zij was zakelijk en ernstig, zonder overdrijving, zonder po litieleen tendenz en zij zal den Minister de handen vol geven. Het zal dien bewindsman wel niet gelukken den heer Marchant te overtuigen, zoodat de zeven vrijzinnig democraten wel tegen het verdrag zullen stemmen. Tamelijk slap was daarna de rede van den heer Vliegen, die het Belgische stand punt verdedigde en o.a. meende dat het agitatie-comité in Nederland de speelbal van politieke intriges was. Hoe zou Neder land gehandeld hebben als het op België's plaats stond Zou het niet gehecht geweest zijn aan zijn eenige haven, die gebonden is aan de medewerking van zijn concurrent Zou het niet trachten die haven veilig te stellen en concessies te verkrijgen, waar door het onbelemmerd bestaan werd ver zekerd. In België leeft altijd nog de herin nering na van de toestanden vóór 1830, toen het aan Nederland was gebonden en verre van billijk werd behandeld. Is het nu wonder dat in de overwinningsroes van 1918 de oude herinneringen bizonder her leefden Op die wijze trachtte hij de stem ming te verklaren die in België pleegt te leven en die onder invloed van bizondere onhandigheden nog sterker wordt. Van annexatie-plannen is in België geen sprake meer, meende hij, want de Belgische arbei derspartij heeft zich daar vierkant tegen verklaard. Echter bleef het verlangen naar economische concessies bestaan, omdat men die als billijk heeft geacht. En de heer Vliegen heeft begrepen dat die billijk wa ven. Het is als'een eereschuld te beschou wen dat wij bereid zijn België tegemoet te konien. Het moet een zeer slechten indruk maken als Nederland thans terugkrabbelde. Het heeft er den schijn van dat de heer Vliegen zijn vrienden in België heeft zoet gehouden met toezeggingen op economisch gebied. Een billijke ruil op grond van weder- zijdsch belang was bij dit verdrag niet mo gelijk, want België was ingesloten en Ne- deiland niet. Lijnrecht ging deze afgevaar digde in tegen zijn partijgenoot Braatigam. V/at had België als tegenprestatie moeten I doen Het is door niemand gezegd. Het Als U zich Onwel gevoelt is dit zeer dikwijls een teeken dat Uw stoelgang niet voldoende geregeld is. Mijnhardt's Laxeertabletten regelen dezen vltïg, zonder kramp of pijn. Bij lApoth. en Drogisten. Doos 60 ct. verbod dat Antwerpen geen oorlogshaven mocht zijn, achtte de heer Vliegen abnor maal. Practisch heeft het niet veel te be- teekenen omdat België geen oorlogsvloot meer heeft. Wat den loodsdienst betreft, wees hij er op dat het hier toch is een dienst voor een Belgische haven en het dus begrijpelijk is dat de Belgische loodsen vóór gaan. In Antwerpen hebben de schippers vrije keuze en men mag die niet tegengaan. Op die wijze ging de heer Vliegen door. Hij bezag de kwestie niet van Nederlandsch stand punt, maar van algemeen standpunt alsof hij de derde was die beide partijen zoo eer lijk en billijk mogelijk had te bedenken. Hij vergat daarbij dat er een toekomst be staat en dat bij verandering daarvan één partij het loodje legt. •Het kanaal AntwerpenMoerdijk was ook maar een peulschilletje. Antwerpen heeft het recht een verbinding te hebben en het is moedwil een betere tegen te gaan als de huidige niet voldoende is. Dat was z.i. een logische eisch. Onjuist was de bewering van den heer Marchant dat Nederland een deel van den aanleg zal moeten betalen. Men zegt just in België dat het kanaal wel nooit zal komen omdat men het niet beta len kan. Op die manier is alles wel goed te praten. De belangstelling voor de behandeling van dit tractaat is al aanmerkelijk gezakt. De vele sprekers die nog lust hebben om het woord te voeren, zullen moeilijk anders kunnen doen dan in herhalingen vervallen. Avondvergadering. Voortgezet wordt de behandeling van het Nederlandsch-Belgisch verdrag. De heer Lingbeek is van meening, dat bij dit verdrag meer wordt gegeven dan waartoe het oude verdrag verplichtte. Hij denkt hierbij vooral aan het Moerdijkka naal, waaraan men vroeger zelfs heelemaal niet heeft gedacht. De door den heer No- lens genoemde voordeelen zinken bij de nadeelen in het niet. Dit kanaal noemt spr. een zwaar offer, een bloedig offer. Voorts is spr. van meening, dat wij ook hiermde nog niet aan 't einde der internationale problemen zullen zijn gekomen. Wel moe ten wij, zooals de heer Nolens wil, naasten liefde bewijzen, maar daarmede mogen we ons zelf geen afbreek doen. Nu reeds is de haven van Antwerpen een van de grootste wereldhavens. Spr. acht het sluiten van dit verdrag in strijd met onzen volksaard en onze volksgeschiedenis. De heer Albarda merkt op dat de Kamer bij haar beslissing geheel vrij is, al moet worden erkend, dat zij noch in 1919, noch voor 1925, toen de onderhandelingen wer den voortgezet, de regeering heeft gewaar schuwd, dat er wel eens tegenkanting kon bestaan. Daarbij moet evenwel ook weder niet uit het oog verloren worden, dat ook de Kamer niet een volledig overzicht van de kwestie had, voordat in het voorjaar het ontwerp bij haar werd ingediend. Spr. erkent, dat het batig saldo van de rekening en verantwoording aan de zijde van België zal zijn, doch a priori heeft hij daartegen geen bezwaar. Daarna merkt spr. op, dat de actie tegen het verdrag schromelijk is overdreven en dat de leiders dezer actie hebben voorbij gezien, dat zij daarin hebben gemengd elementen, welke niet strekken in het be lang van onze Nederlandsche eer, doch welke ten doel hadden het zaaien van haat en wrok. Wij moeten trachten met België tot over eenstemming te komen. Wij moeten toonen bereid te zijn tot een oplossing, om het geografische bezwaar van belgië zoo ge ring mogelijk te doen zijn en voorts om te trachten te beseffen met welke moeilijkhe den België te kampen heeft. De heer De Visser (C.-H.) wil niets af doen aan den grooten invloed van den po- litieken leider der R. Kath. fractie, maar toch wil spr. opmerken, dat hij, al is hij oud-minister, het censorschap van den heer Nolens op zijn houding thans als Kamer lid niet erkent. Spreker brengt voorts hulde aan den minister van buitenlandsche zaken en ver klaart, dat voor. hem deze bewindsman nog steeds van hetzelfde hooge gehalte is, dat hij inhield bij de aanvaarding van zijn mi nisterschap. Spreker is het volkomen met de heeren Marchant en Albarda eens, dat niet het opgeven van annexionistische neigingen door België de grondslag voor onze hande lingen mag zijn. Op grond van het tractaat van 1839 zijn de door België gestelde eischen niet onrechtmatig en het is goed gezien van den minister deze eischen in te wlligen. Persoonlijk is spreker als lid der Kamer bereid daarvoor offers te brengen. Verder zegt spreker, dat hij het als een groot voordeel van het verdrag beschouwt, dat Nederland moet medebetalen in de on derhoudskosten van de Schelde. Daarbij wordt het beginsel vastgelegd, dat de Schelde een aangelegenheid is, die geheel door Nederland en België moet worden geregeld. Hiermede zou spreker kunnen volstaan, wanneer er niet eenige bezwaren waren, welke spreker noodzaken vooralsnog zijn stem voor te behouden. Een bezwaar, waarover spreker nog niet kan heenstappen, is gelegen in het Ant werpenMoerdijkkanaal. Ten aanzien van deze zaak moeten we ontzaglijk op onze hoede zijn, en in dit verband herinnert spr. aan de door den heer Brautigam genoem de cijfers en aan de zwakke positie van Rotterdam, waarop de heer Brautigam wees. Wanneer België 90 a 100 millioen goudfrancs voor dit kanaal wil betalen, dan moet het toch zeker voor Rotterdam nadee- lig zijn. Het tweede bezwaar acht spreker gele gen in verschillende dubia. Waar spreker op een goeden afloop van de onderhande lingen prijsstelt, wil hij opmerken, dat Bel gië het ons in het laatste stadium niet ge makkelijk heeft gemaakt. Spreker hoopt, dat alsnog een voor beide partijen bevredigende oplossing tot stand zal komen, waarvoor hij bereid is offers te brengen. Het thans voorgelegde verdrag bevat eenige offers, waarmede spreker zich niet kan vereenigen. Hij hoopt dat het de- j zen minister zal gelukken een andere over- j eenkomst tot stand te brengen. De heer L. de Visser (communist) is er j zeker van dat de groote massa van het i proletariaat vierkant is tegen dit tractaat. Het Fransch-Belgische bloc is door middel van deze overeenkomst bezig zich een nieuw terrein te scheppen voor een nieuwe formatie. De nieuwe kanalen ontmoeten bij spreker slechts bezwaar, wanneer en voor zoover zij zouden moeten dienen tot middel van vervoer voor de oorlogsmiddelen. Het verdrag noemt spreker verder een indirecten weg om Nederland in een ko menden oorlog te betrekken. Het zal van de Kamei heel verstandig zijn, wanneer zij zich niet laat overtuigen aoor de mooie woorden, welke zij morgen van den minis ter zal hooren, maar dat zij zich zal kee- ren tegen dit verdrag. Spreker is ervan overtuigd, dat de massa van het Nederlandsche volk tegen dit oor- logstractaat is. Hij zal tegenstemmen. Het woord is daarna aan den minister van buitenlandsche zaken, die heden zijn rede zal houden. ct. Het Nederlandsch-Belgisch verdrag. In een vergadering der anti-rev. kiesver- eeniging te Middelburg heeft de heer mr. P, Dieleman een uiteenzetting gegeven van het Nedelandsch-Belgisch verdrag en zijn bezwaren daartegen ontwikkeld, ten voor stel waarin de anti-rev. Kamerfractie werd uitgenoodigd het verdrag niet goed te keu ren, werd aangenomen. De „Nation Beige" merkt op, dat in zake nationale belangen de buitenlandsche socia listen altijd een andere houding aannemen dan de Belgische.Vandervcide en zijn vrien den zijn schrijft de „Nation" er ten deele de oorzaak van dat de gewettigde eischen van België op Limburg en op de Schelde mislukt zijn. Maar zeer naïef is het hunnerzijds, thans te verwachten dat de Nederlandsche socialisten zich daarvoor erkentelijk zullen toonen. Commentaar ten eeneninale overbodig De mentaliteit van de Belgische nationalis ten wordt in deze enkele regels voldoende gedemonstreerd. Hoofdstuk, arbeid der staatsbegrooting voor 1927. Aan het voorloopig verslag van de afdee- lingen der Tweede Kamer over hoofdstuk arbeid der staatsbegrooting voor 1927 is het volgende ontleend Verschillende leden waren teleurgesteld en ontstemd over het beleid van den minis ter. Van krachtige sociale maatregelen op sociaal terrein is niets gekomen, JX\ achtten het dan ook geen wondei, dat de minister in werkgeverskringen een gunstig onthaal vindt en van conservatieve zijde geprezen wordt.De minister overweegt tal van vraag stukken, doch het ware te verkiezen, dat hij enkele met spoed aanpakte en tot oplos sing bracht. Deze leden vreesden, dat het moeilijk, zoo niet onmogelijk zou blijken met dezen bewindsman de nieest urgente sociale vraagstukken in bevestigenden zin op te lossen. Andere leden achtten de critiek op den minister ongegrond en kwamen met klem daartegen op. Na een ambtsbekleeding ge durende enkele maanden is het onmogelijk omtrent alls vraagstukken in bijzonderhe den een gevestigde meening te hebben. Nog minder kan men verwachten, dat de mi nister zijn meening, voor zoover dit noodig mocht blijken, reeds in bepaalde wetsont werpen zou hebben uitgewerkt. Sommige leden, die eveneens een woord van waardeering voor den minister niet wilden achterwege laten, achtten het geluk kig, dat het verstand het sociale hart een weinig remt. Dat de minister zich voors hands beperkt heeft tot regeling van de civielrechtelijke wijze der collectieve ar beidsovereenkomst, oordeelde zij het be wijs, dat de minister ten deze den voor- zichtigen en juisten weg gevonden heeft. Toch waren deze leden van oordeel, dat hij tegenover de andere ministers te bescheiden is. Als gevolg daarvan zijn de belasting wetten blijkbaar uitsluitend uit fiscaal oog punt behandeld. Ook is de minister, naar de meening van sommige leden, al te lijdelijk bij de behan deling van economische en sociale aangele genheden. Aan het vraagstuk van bestrij ding van de dumping politiek moet een ruime plaats worden ingeruimd. De terugkeer van oud-gouverneur-generaal Fock. De oud-gouverneur-generaal van Ned.- Indië, mr. D. Fock is gisterenmiddag, na zijn korte verblijven te Weenen en te Keu len, van zijn reis uit Indië naar het vader land te 's-Gravenhage teruggekeerd. In de le klasse-wachtkamer, waarheen het gezelschap zich begaf, had de eigenlijke begroeting plaats. Hier waren verscheidene belangstellenden aanwezig. Bij het binnentreden van den heer en me vrouw Fock ging eenig gduich op, waar na een dochtertje van mr. üoon mevrouw Fock bloemen aanbood. Mr. Crena de Jongh sprak daarop den heer Fock, die er slechts weinig vermoeid uitzag, terwijl een zware verkoudheid hem het spreken belette, toe en heette hem na- KWATTAsa Vraagt mm-spMUAS mens vele zijner zoowel persoonlijke als politieke vrienden in Den Haag van harte welkom in het vaderland. Mr. Boon sprak namens den Vrijheids bond. Hamburg, Antwerpen, Nieuwe Waterweg en Rotterdam. In de haven van Hamburg zijn in Octo ber binnengekomen 1442 schepen, metende 1.528.798 ton, tegen 1090 schepen, metende 1.406.079 ton in October 1925, zijnde een vermeerdering met 352 schepen en met 122.719 ton. In ie haven van Antwerpen zijn in Octo ber binnengekomen 1154 schepen, metende 1.682.851 ton (herleid), tegen 834 schepen, metende 1.451.677 ton (herleid) in October 1925. Er is dus een vermeerdering met 320 schepen en met 231.174 ton. De cijfers van de havenbeweging over de eerste 10 maanden van 1926 en 1925 zijn (met herleiding van de Antwerpsche cijfers om ze vergelijkbaar te maken) Hamburg Antwerpen Schepen Ton Schepen Ton 1926 12.071 14.444.864 9507 16.006.670 1925 11.166 14.046.337 8269 14.142.177 -F 905 398.527 1238 -F 1.864.493 N. Waterweg Rotterdam Schepen Ton Schepen Ton 1926 16.605 23.897.992 11.906 17.545.746 1925 11.558 16.981.151 9270 13.894.416 5047 -F 6.916.841 2636 -F 3.651.331 Over de eerste 10 maanden van 1926 heeft dus de havenbeweging van den Nieu wen Waterweg die van Antwerpen met 7.891.332 ton overtroffen, terwijl het ver schil ten voordeele van Rotterdam in deze maanden 1.539.076 ton bedroeg. OPGAVE DER PERSONEN die zich in deze gemeente hebben gevestigd of deze hebben verlaten, gedurende de 2e helft der maand October. INGEKOMEN. P. Lorier, zonder, Lange Zelke 29, van Apeldoorn. J. S. de Roode-Velghe, zonder, Coosje Buskenstraat 48, van Eindhoven. J. K. Schaarman, machinist, Boulevard Bankert 108, van New-Yersey. C. D. Klos, bankwerker, Noordstraat 10, van Rotterdam. C. L. Berting, slager, Breewaterstraat 16, van Gendringen. J. de Gans, kwartiermeester Koninklijke Marine, Bonedijkestraat 2, van Gorinchem. P. J. Heerschap, bootsman Koninklijke Marine, wachtschip, van Gorinchem. K. Wielemaker, zonder,Hellebardierstraat 10, van Goes. J. A. G. de Koster-Hemmekam, zonder. Boulevard Bankert 24, van Batavia. G. Visser-Reitsma, zonder, Boulevard Bankert 10, van Ulrum. S. C. van 't Hoff-Rosevelt, zonder, Paar denstraat 14, van O.- en W. Souburg. M. R. C. Odijk-Hagedoorn, zonder, Ho- beinstraat 42, van Gorinchem. J. de Graaf, bootsman Koninklijke Mari ne, wachtschip, van Gorinchem. P. C. Geensen, loods, Aagje Dekenstraat 3, van Ter Neuzen. A. Kroes-de Joode, zonder, Winkelman straat 12, van Helder. C. van Dijke, chauffeur, Breestraat 6, van Den Haag. O. P. Lootsma, loodsleerling, Kasteel straat 105, van O.- en W-Souburg. F. H. H. Gattow, conducteur Mitropa, Boulevard Evertsen 6, van Amsterdam. Mej. J. Schönmann, kapster, Walstr. 90, van Nijmegen. J. H. Treffers, lichtmatroos, wachtschip, van Kapelle. A. P. Paling, korporaal-monteur, wacht schip, van Amsterdam. A. Overduijn, bootsman Koninklijke Ma rine, wachtschip, van Gorinchem. C. W. Kentin, smid, Rozengracht 22, van Zeist. E. J. Chaffart, buffetchef, Palingstraat 4, van 's-Gravenhage. P. J. Bromlewe, sergeant-majoor-mari niers, Kanaalstraat 52, van Gorinchem. J. P. van Meir, zonder, Koestraat 15, van Middelburg. W. J. Kluniper, machinist-majoor, Ka steelstraat 111, van Helder. C. Braun, winkelbediende, Evertsenstraat 11, van O- en W. Souburg. H, H. Velting, kwartiermeester, wacht schip, van Gorinchem. S. Holsderver, korporaal-hofmeester, O, J. Lang Straat, korporaal mariniers, H. J. C. Bode, korporaal-machinist, W. van Velzen, D. J. Beck en J. C. W. Ph. van der Vliet, alle matroos le klasse, A. Simpelaar, ma rinier le klasse, J. J. Heijkoop, lichtmatroos, allen wachtschip, alle van Gorinchem. P. J. Roelse, werkman, Slijkstraat 41, va t Amerika. J. Zonneveld, A. Hofman, W. G. Jacque- mier, J. J. de Booy, J. F. van Dam, alle lichtmatroos, W. W. van Maanen, J. C. Rombouts, beide matroos 3e klasse, G. H. van der Beek, lichtmatroos, S. Wagenaar, W. den Bak, J. Kollaarl en W. de Jong, alle matroos 3e klasse, K. F. Schurings, j. G. A. van Velpen, A. Roverts, A. J. Brands en G. van den Berg, alle lichtmatroos, J. van Loenen, matroos 3e klasse, R. J. B. Schoot, lichtmatroos, K. van der Zee en W. de Wit, beide matroos 3e klasse, B. J. van Vive en J. van Hove, beide lichtmatroos, J. J.. Mooldijk, matroos 3e klasse, F. H. J. van

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1926 | | pagina 1