GEN
WOENSDAG 3 NOVEMBER
NO. 259
64e Jaargang1
BINNENLAND
Ruwe Huid
IM26
MEISJE
voor de morgenuren. I
Kondekerksche weg 30,
d een net
MEISJE
norgenuren. Adres :E
39.
Ill
n - Middelb.-Rotterdara I
chengelegen plaatsen.
v.Midd.
v.m.uur
8
8
v.
v.m uur I
vember
ag 4
5
8
9
ormntlèn té bskcmea i
N.V Transport- »d Erp. I
'.h. Er-.en G. VOfl, Wit f
1
irg: B. EENHOOBH, Ti! Uil
W.v OOSTERS OFT, Til BI I
Oabr. PVITTWEE T.I Wil
VLÏSSIINCSCHE COURANT
ABONNEMENTS-PRIJS
Voor Vlissingen en gemeenten op Wal
keren f 2.20 per drie maanden. Franco
door liet geheele rijk f 2.50. Week-abon-
ntmenten 17 cent, alles bij vooruitbetaling.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
ADVERTENTIE-PRIJS
yan i4 regels 1.10 voor iedere
reeel meer 26 cent bij abonnement spe
ciale prijzen. Reclames 52 cent per regel
Kleine Advertenties betreffende Huur en
Verhuur, Koop en Verkoop. Dienstaanbie
dingen en Dienstaanvragen, enz. prijs, bij
vooruitbetaling van 15 regels 0.75, elke
regel meer 15 cent.
Familieberichten van 16 regels f 1.70,
iedere regel meer 26 cent.
KAMEROVERZICHT
Tweede Kamer.
Zitting van Dinsdag 2 November.
Ket Nederlandsch-Belgisch verdrag.
De heer Heemskerk wijst er op, dat het
een vereischte is van het parlementaire
stelsel dat een zaak als deze niet worde
beschouwd als partijzaak, maar als een
zaak rakende het internatioaal belang. De
critiek op dit verdrag door den heer Knot
tenbelt uitgebracht, lijkt spreker wel wat
al te donker. Het komt hem zeer gewenscht
voor, dat dit tractaat gesloten zal worden,
opdat er een goede nabuurschap met Bel
gië zal zijn. Het Traktaat beschouwende in
zijn algemeenheid kan het geen „do ut des"
traktaat zijn in zijn aard en in den tijd
van zijn totstandkoming ligt vanzelf een
bevoorrechting voor België.
Het annexionisme keurt spreker ook zeer
afde houding van de Belgische regeering
destijds was niet volkomen juistin dit
verband zij gewezen op de mentaliteit der
Belgen, die tijdens den overwinningsroes
een gedeelte van ons land voor zich eisch-
ten, waartegenover wij vergoeding zouden
kunnen vinden in een stuk gebied van
Duitschland. Ook gezien de gastvrije hou
ding die ons land gedurende den oorlog
tegenover zeer vele Belgen heeft getoond,
is de annexionistische geest niet genoeg af
te keuren.
Onze plicht is België tegemoet te komen
in economische opzichten dit is ook de
bedoeling geweest van onzen minister van
buitenlandsche zaken.
In ons voordeel is het tractaat niet, een
sequeel van het verdrag is de opheffing van
het verbod voor Antwerpen als oorlogs
haven.
Wij mogen België dat een natuurlijke
uitgang in de Schelde heeft niet lastig
vallen," dat strijdt met de goede verstand
houding met een nabuur.
Tot de kwestie van het Schelderegiem
komende, bestrijdt spreker allereerst de
overdrijving, die hier heerscht ten aanzien
van de kosten. Voorts wordt in dit verband
melding gemaakt van de bepaling t.a.v.
doorsnijdingen van den Schelde-oever, eer.
bepaling, die spreker niet aangenaam heeft
getroffen. Wat is hier de kwestie Is de be
vaarbaarheid der Schelde steeds afhanke
lijk van het aantal doorsnijdingen
De kwestie of zelfs in tijd van oorlog
Nederland verplicht zal zijn oorlogsschepen
door de Schelde te laten gaan, is een vraag
die nooit had kunnen moeten rijzen.
Concludeerende zegt spreker de noodza
kelijkheid van een regeling met België
dringend te achten een goede verstand
houding met België is zeer wenschelijk en
waar ten duidelijkste blijkt de hartelijke
wensch ook bij ons hier in de Kamer om
tot een bevredigende regeling te komen,
zou spreker het op hoogen prijs stellen
todien zulks mogelijk was alsnog over
leg te plegen om tot wijziging te komen.
Waren de reserves en de hooge kosten van
het Moerdijkkanaal niet hier aan gehecht,
zonder twijfel zou spreker gaarne voor
stemmen. Ook zooals de zaken nu staan,
zou spreker een verwerping van dit verdrag
wel bedenkelijk vinden.
De heer Kersten wijst er op dat men in
1920 zoo ver is gegaan als mogelijk was
toen echter is het verdrag door België
verworpen. Thans zijn de omstandigheden
zeer veranderd.
Hét verdrag van 1839 dwingt ons land
geenszins tot aanneming van het verdrag
zooals het thans is aangekondigd. Neder
land heeft steeds nauwgezet aan zijn ver
plichtingen voldaan een zedelijke ver
plichting om dit verdrag te onderteekenen
bestaat voor ons niet.
Kan de minister aldus spreker me-
dedeelen dat België in zake de kwestie van
de oorlogsschepen de Nederlandsche ziens
wijze deelt? Spreker zou dit gaarne zien.
De eer van ons land eischt dat wij ons
politietoezicht op de Schelde, handhaven.
Spreker kan zijn steun aan dit ontwerp
niet geven, hij keert zich af van inbreuk
op onze hoogheidsrechten in verband met
het beheer van de Schelde door de com
missie van beheer, waardoor onze souve-
reiniteitsrechten worden ondergeschikt ge
maakt.
Ook een woord van afkeuring over de
kwestie van de beloodsing moet spreker
v&n het hart.
Hoe ook het verdrag beziende, is het
voor spreker onaannemelijk.
Het Nederlandsch-Belgisch verdrag.
Aan het Kameroverzicht van de „Maas
bode ontleenen wij de volgende belangrij
ke verklaring
tj ?Pze economische offers, aldus onze frac-
eie'dcr, zijn onafscheidelijk verbonden aan
tj jjHvimpeling der Belgische annexionis-
clle eischen en moeten als zoodanig
vin gracht. Wij hebben in het betoog
u m§T- Nolens deze passage het minst
ni« etl' z'en 'n Belgisch annexio
ns geen reden om het verdrag te ver
ba ^en' indien het op zich zelf aanvaard-
t 'ware. Maar dat ondanks de onoverko-
JKé bezwaren van dit verdrag, ondanks
de nova in de geschiedenis van het con
cept, die zijn herziening gebiedend eischen,
wij de acceptatie van dit verdrag verschul
digd zouden zijn als een soort tegenpresta
tie, omdat de Belgen niet al hun onrecht
matige en ongemotiveerde eischen hebben
kunnen doorzetten nogmaals, wij verstaan
<lit niet.
Mgr. Nolens acht ons gebonden aan dit
verdrag. Maar bekende dan niet minister
Van Kar nebeek zelf in zijn jongste Mero-
rie van Antwoord, dat ook hij na de intre
ding van het Wielingen-incident elke mo-
reele gebondenheid aan het concept heeft
afgewezen
De rede van mgr. Nolens verdroeg in
haar geheel dezelfde karakteristiek, als die
we van minister van Karnebeek's laatste
memorie hebben gegeven.
Op het hoofdbezwaar van het verdrag,
het Moerdijkkanaal, de plotselinge reïncar
natie van de Belgische hebzucht tusschen
11 Februari en 20 Mei 1919, is mgr. Nolens
nauwelijks ingegaan. Gerechtvaardigd is
het kanaal in geen geval.
En in de tweede plaats heeft ook deze.
rede aangetoond, dat er van niet aanvaar
ding van dit verdrag geen abnormale in
ternationale moeilijkheden te duchten zijn.
Immers, als iemand, zóó geverseerd in Ne
derlands buitenlandsch beleid als deze
staatsman, blijkbaar angstvallig alles ver
mijdt, wat naar dergelijke verwachtingen
zou kunnen zweemen, waar blijven dan de
spoken van „Volk" en „Standaard"
De heer C. Ouwehand alhier verzoekt
ons plaatsing van het volgende
Indien het verslag in uw blad van giste
ren juist is, zou Mgr. Nolens, leider van de
R. Kath. Kamerfractie, zich omtrent het
Nederlandsch-Belgisch tractaat in den vol
genden geest hebben uitgelaten
„Van het verdrag verwacht spreker
een uitzicht op herstel der betrekkingen
en samenwerking als vóór den oorlog en
afwijzing van de eischen van territorialen
en militairen aard."
Het lijkt me noodig deze woorden in dui
delijk Nederlandsch te vertalen, opdat een
ieder het schandelijke (zoo mag het gerust
genoemd worden) van die uitlating ver
staat. De heer Nolens zegt dus dat de be
trekkingen tot en de samenwerking met
België niet meer zijn als vóór den oorlog,
en voor de kans alleen dat die betrekkin
gen en samenwerking zullen verbeteren,
heeft hij over, dat Nederland zich in de toe
komst vrijwel aan het Franco-Belgische
bloc verkoopt.
Dat die samenwerking zal verbeteren
weet de heer Nolens zelf nog niet zeker,
want hij verwacht slechts uitzicht daarop.
Voor die onzekere kans wil hij dus al die
zware offers brengen, zonder ook maar aan
te toonen dat samenwerking en goede be
trekkingen door ons zijn verbroken.
Wanneer men boete betaalt moet men
toch eerst een overtreding hebben begaan.
De heer Nolens vindt dat blijkbaar niet
noodig. Hij wil Nederland boete laten be
talen, terwijl vaststaat dat Nederland niets
misdreven heeft. België heeft destijds in
oorlogs- en overwinningsroes stukken
grondgebied van Nederland opgeëischt.
Deze wederrechtelijke eisch werd natuur
lijk afgewezen. Achteraf wenscht de heer
Nolens voor die afwijzing nog te betalen,
zonder tot betaling verplicht te zijn, daar
mee het annexatierecht van België erken
nende.
We mogen den heer Nolens voor die uit
lating toch wel dankbaar zijn, want we
kennen nu tenminste de motieven van een
groep voorstanders van het tractaat. Die
motieven zijn Iedereen die tegen Neder
land een grooten mond opzet, kan dat ge
rust doen en dan nog achteraf vragen wat
hij begeert. Hij kan er van verzekerd zijn,
dat de heer Nolens hem dat geven zal.
In verband daarmede zal de leeuw in het
Nederlandsche wapen vervangen worden
door een schichtigen haas, besprongen door
een wezel.
Deze uitlating van den leider der R.
Kath. Kamerfractie komt in alle bladen ge
lijkluidend voor en werd ook ons getele
foneerd door het Haagsche Corresponden
tie-bureau, zoodat aan de juistheid niet be
hoeft te worden getwijfeld. Red.)
Minister Francqui heeft aan den corres
pondent van de „N.R.Crt." te Brussel het
volgende verklaard „Nooit, ik herhaal het,
nooit heb ik met om even welke Duitsche
officieele of officieuse personaliteit over
haven van Antwerpen gesproken. Bewering
van „Nieuwe Rotterdamsche Courant" moet
ik dan ook op de formeelste wijze logen
straffen".
In de „Times" heeft prof. Geyl, onze
Londensche hoogleeraar voor Nederland
sche geschiedenis, een ingezonden stuk,
waarin hij de redactie op de door haar in
haar beschouwingen over het Neder-
landsch-Belgisch verdrag gemaakte vergis
sing, ten aanzien van onze souvereiniteit
over de Schelde en zijn toegangen wijst.
Politieke propaganda aan een graf.
Onder dit opschrift schrijft het „Vad.'
het volgende
De dood van vice-admiraal Umbgrove is
in wijden kring met leedwezen vernomen,
en vele mannen van naam gingen op naar
het kerkhof te Almen om hem de laatste
eer te bewijzen. Wat heel jammer is, was
dat de broeder van den overledene mr. rl.
V. J. Lulofs Umbgrove, procureur-generaal
bij het Hof te Arnhem, niet begrepen heeft,
dat hij aan dit graf geen politieke propa
ganda mocht houden, maar reeds toen wij
in den aanhef daarvan lazen, dat de over
ledene niet van politiek „gekonkel" hield,
begrepen wij, dat deze hooggeplaatste
ambtenaar zou derailleeren, en dit is ge
schied. Eerst kregen wij te hooren dat de
overledene door de verwerping van de
vlootwet, die een opoffering werd genoemd
van 's lands belangen aan politieke belan
gen, een knak kreeg, die hij nooit te boven
kwam, en verder dat hij vreesde, dat er ten
slotte een meerderheid' in de Kamer zou
van Handen en Gelaat verzacht
en geneest men zeer spoedig met
Doos 30, Tube 80 ct. PUftOL
zijn, die het Belgische tractaat zou aanne
men, en die de waardigheid des lands zou
opofferen aan de hebzucht, de brutaliteit
en de sluwheid van den tegenstander. Wij
vertrouwen dat de voorstanders van de
vlootwet en de tegenstanders van het trac
taat van zulke hulp niet gediend zijn. Eu
wij willen dezen loslippigen procureur-ge
neraal er op wijzen, dat hij van die door
hem gesmade Kamer goede manieren kan
leeren. Ook de hevigste tegenstander van
het Belgische tractaat heeft in de Volks
vertegenwoordiging -geen grievend woord
tot den Belgischen nabuur gericht, deze
twijfelachtige eer laat zij aan een procu
reur-generaal over.
Dat de allereerste les der wellevendheid
die is, dat men niet aanvalt van een plaats
waarop elk verweer voor den tegenstander
onmogelijk is, door dezen procureur-gene
raal niet is gekend, is in dit geval helaas
zeer duidelijk gebleken.
De ziekenhuiskwestie te Alkmaar.
Gelijk bekend is, bestaan te Alkmaar
plannen tot den bouw van een centraal
neutraal ziekenhuis voor Alkmaar en om
streken in de voormalige Cadettenschool.
Het comité dat zich voor de uitvoering
van het plan heeft geïnteresseerd, heeft
thans een som van bijna 150.000 bijeen
gebracht, maar, omdat in de laatste maan
den de uitwerking van de ziekenhuisplan
nen geen voortgang heeft, heeft het co
mité zich tot den raad gewend met ver
zoek zoo spoedig mogelijk de plannen uit
te voeren, daarbij vasthoudende aan hst
voorstel om de voormalige Cadettenschool
als ziekenhuis in te richten.
GEMEENTE-BEGROOTING VOOR 1927.
Door Burg. en Weth. is de gemeente-
begrooting voor 1927 en die voor de ver
schillende gemeente-bedrijven aan de leden
van den gemeenteraad toegezonden, ver
gezeld van den volgenden geleide-brief
Ter voldoening aan het bepaalde bij arti
kel 203 der Gemeentewet hebben wij de eer
U hierbij aan te bieden de begrooting van
inkomsten en uitgaven der gemeente voor
het jaar 1927, alsmede die van hét Grond
bedrijf, het bedrijf der Groente- en Fruit
veiling, het Havenbedrijf, het Badbedrijf,'
het Woningbedrijf, het bedrijf van den Vee-
en Vleeschkeuringsdienst en het bedrijf van
den gemeentelijken reingingsdienst voor
genoemd dienstjaar.
Deze begrooting sluit, wat den gewonen
dienst aangaat, in ontvangst en uitgaaf met
een gelijk bedrag van 1.387.110.38, terwijl
die voor het ioopende jaar sluit met een
gelijk bedrag ad 1.366.354.68. De inkom
sten en uitgaven zijn derhalve in totaal
20.800 hooger geraamd dan voor het
Ioopende jaar, hetgeen wat de inkomsten
betreft, voortvloeit uit de hoogere raming
op
Hoofdstuk XII (Belastingen) 51.300
Hoofdstuk XIII 8 (Bedrijf van
den gemeentelijken reinigings
dienst)22.600
Totaal 73.900
en uit de lagere raming op
Hoofdstuk I (Vroegere
diensten) 42.000
Hoofdstuk V(Volkshuis
vesting) - 2.000
Hoofdstuk VI (Openba
re werken) - 2.500
Hoofdstuk VII (Eigen
dommen niet voor den
openbaren dienst be
stemd) - 4.000
Hoofdstuk VIII 2
(Openbaar gewoon la
ger onderwijs) - 3.000
53.500
Blijft 20.400
en wat de uitgaven aangaat uit
de hoogere raming op
Hoofdstuk IX 1 (ondersteuning
aan behoeftigen) 12.300
Hoofdstuk XI (Handel en Nijver
heid) - 2.600
Hoofdstuk XII (Belastingen) - 44.100
Hoofdstuk XIII 8 (Bedrijf van
den gemeentelijken reinigings
dienst) - 81.500
Totaal ƒ140.500
en uit de lagere raming op
Hoofdstuk V (Volks
huisvesting) 2.500
Hoofdstuk VI (Openba
re werken)-37.300
Hoofdstuk VIII 2
(Openbaar gewoon la
ger onderwijs)- 8.300
Hoofdstuk VIII 12
(Lager onderwijs niet
vallende onder 1
t/m 11)-... - 3.400
Hoofdstuk IX 2 (On
dersteuning aan werlc-
loozen)- 20.000
Hoofdstuk XVI (Onvoor
ziene uitgaven) -48.300
119.800
Blijft 20.700
De hoogere raming, zoowel in ontvangst
als in uitgaaf van het hoofdstuk Belastin
gen" houdt verband met de wijziging der
rekeningsvoorschriften in dier voege, dat de
kwade posten der door het Rijk geïnde
gemeentelijke inkomstenbelasting niet meer
van de inkomsten mogen worden afgetrok
ken, doch in uitgaaf moeten gebracht wor
den.
Deze kwade posten zijn voor 1927 ge
raamd op 45.000. Ten overvloede zij er
hier op gewezen, dat hieronder ook de
ontheffingen zijn begrepen.
De hoogere raming, zoowel in ontvangst
als in uitgaaf, van de paragraaf „Bedrijf
van den gemeentelijken reinigingsdienst"
alsmede de lagere raming in uitgaaf van
het hoofdstuk „Openbare werken" vloeien
voort uit de omzetting van den reinigings
dienst in een bedrijf met ingang van 1 Ja
nuari 1927.
Het goed slot over 1924, dat ten bate
van 1926 is gebracht, bedraagt 154.000,
terwijl wegens goed slot van 1925 aan 1927
een som ad 72.000 ten goede komt of
82.000 minder. Echter was op de Ioopen
de begrooting op den post onvoorziene uit
gaven een som van 70.000 gereserveerd
voor het jaar 1927. In werkelijkheid is der
halve slechts 154.000 70.000 of
84.000 ten bate van den dienst 1926 ge
komen. Was de post „Werkverschaffing
aan werkloozen" het Ioopende jaar op
20.000 geraamd, thans is dit artikel op
Memorie uitgetrokken, in het vertrouwen,
dat in 1927 geen werkverschaffing inge
steld zal behoeven te worden. Intusschen
is veiligheidshalve voor dit doel een bedrag
ad 20.000 gereserveerd op „Onvoorziene
uitgaven". Waar laatstgenoemde post thans
op 38.000 is uitgetrokken 20.000 zoo
even genoemd 18.000 gewoon onvoor
zien) tegen 86.000 in 1926 70.000 re
serve bovengenoemd 16.000 gewoon
onvoorzien), is de raming van dezen post
derhalve 86.000 38.000 48.000
lager dan het Ioopende jaar.
Hiervoor werd reeds gememoreerd dat
op de begrooting voor 1926 op den post
„Onvoorziene uitgaven" een bedrag ad
70.000 gereserveerd is voor het dienst
jaar 1927. Thans is echter gebleken, dat
van deze som slechts 40.000 noodig is
om den post „belasting naar het inkomen"
op hetzelfde bedrag uit te kunnen trekken
als 't Ioopende jaar, te weten op 488.000.
Derhalve wordt voorgesteld voor 1927
slechts over 40.000 te beschikken en het
restant op 30.000 te reserveeren voor
1928. Intusschen zal in 1927 derhalve wor
den verbruikt aan batige sloten 72.000
40.000 112.000, tegen 84.000 in
1926.
Bij vergelijking van de begrootingen
voor 1926 en 1927 vallen de volgende ver
schillen nog op
Uitgaven Meer. Minder.
Onderhoud van wegen
en voetpaden7.000
Kosten ter zake van
verzekering, pension-
neering enz. van
ambtenaren en be
ambten (openbare
werken) 2.800
Rente van geldleenin-
gen ten laste van
Hoofdstuk VI (open
bare werken) komen
de - 2.600
Kosten van de ge
meentereiniging, voor
zoover niet vallende
onder Hoofdst. XIII - 44.000
(In verband met de
omzetting van de rei
niging in een bedrijf is
deze post van Hoofd
stuk VI, Openbare
werken afgevoerd).
Jaarwedden van tijde
lijke ondei wijzers (L.
O.)- 2.300
Aanschaffen en onder
houden van school
boeken, leermiddelen
en schoolbehoeften
L. O.) - 3.000
Verstrekking van ge
meentewege van voe
ding en kleeding aan
schoolgaande kinde
ren- 3.000
Kosten van ziekenver
pleging en verpleging
van ouden van dagen - 8.600
Subsidie aan het Bur
gerlijk Armbestuur - 10.500
Subsidie aan het bur
ger weeshuis- 5.600
Werkverschaffing aan
werkloozen - 20,000
(Zie de toelichting
hiervóór).
Uitkeering aan het rijk
van het aandeel in de
kwade posten wegens
dir. belasting- 4.500
(Zie de toelichting
hiervóór).
Kosten terzake van
verzekering, pension-
neering enz. van amb
tenaren en beambten
(bedrijf van den ge
meentelijken reini
gingsdienst) - 9.600
Uitkeering aan het be
drijf wegens verlies
(bedrijf van den ge
meentelijken reini
gingsdienst) - 63.800
Reserve van door het m
bedrijf betaalde aflos
sing (van den ge
meentelijken reini
gingsdienst)- 8.100
Onvoorziene uitgaven - 48.300
(Zie de toelichting
hiervóór).
Totaal 152.600 ƒ131.600
Af -131.600
Blijft meer 21.000
Ontvangsten Meer.
Batig slot van den ge
wonen dienst volgens
de laatst vastgestelde
rekening voor zoover
daaraan niet reeds
een bestemming is ge-
Minder.
(Zie de toelichting
hiervóór).
Gedeelte van het (ver
moedelijk) batig slot
van den gewonen
dienst van het dienst
jaar 1926
(Zie de toelichting
hiervóór).
Vergoeding van de
kosten wegens het
ophalen van privaat-
tonnen van hen, die
hunne perceelen nog
niet aan het gemeen
te-riool hebben doen
aansluiten
Renten van kapitalen
Opcenten op de hoofd
som der grondbelas
ting, personeele be
lasting en vermogens
belasting - 5.100
Belasting naar het in
komen 45.000
(Betreft de kwade pos
ten zie de toelich
ting hiervóór).
Uitkeering van het be
drijf wegens rente, af
lossing enz. (bedrijf
van den gemeentelij
ken reinigingsdienst) - 22.500
82.000
40.000
- 6.000
- 4.000
Totaal/ 112.600 92.000
Af - 92.000
Blijft meer 20.600
Uitgaven meer 21.600
Ontvangsten meer - 20.600
Verschil 400
De vermeerdering in ontvangst en in
uitgaaf komt derhalve vrijwel op hetzelfde
bedrag uit.
De kapitaaldienst sluit in ontvangst en
uitgaaf met een gelijk bedrag ad
19.239.611/2
Ten vorigen jare merkten wij reeds op
dat het noodzakelijk is de kapitaalsuitga
ven tot het uiterste te beperken. Afgezien
van het geraamde verlies van het grond
bedrijf ad 10.632.40 en het ten laste van
Hoofdstuk VI (openbare werken) komende
nadeelige slot van den kapitaaldienst der
rekening over 1925 ad 1.157.21*4, hebben
wij dan ook slechts één post op den kapi
taaldienst gebracht, waarvan de uitgaven
door leeningsgeld gedekt zullen moeten
worden, te weten aanleg van riolen ad
7450. Deze post, in de begrooting nader
toegelicht, stond ook reeds op de begroo
ting voor 4926. Deze werkzaamheden wor
den dit jaar echter niet meer uitgevoerd.
Met betrekking tot de verplichte bijdrage
der gemeente in de kosten van de uit te
voeren werken tot verbetering der haven
te Vlissingen ad 25 000 per jaar, merkten
wij het vorige jaar op, dat de desbetref
fende overeenkomst was gewijzigd, in dier
voege, dat de eerste storting zou geschie
den in 1927, inplaats van in" 1924. Thans
kunnen wij U mededeelen, dat het jaar 1927
nader is gewijzigd in 1929.
Hiervoor werd reeds gememoreerd dat
de gemeentereiniging met ingang van 1
Januari 1927 als een bedrijf geëxploiteerd
zal worden. Brengt dit uiteraard geen ver
meerdering of vermindering van uitgaven
mede, anders staat de zaak ten aanzien van
de invoering van autotractie. Was op de
gemeente-begrooting voor 1925 voor kos
ten van de gemeentereiniging een som van
44.600 uitgetrokken, thans is het verlies
voor 1927 op 63.800 geraamd. Echter zijn
deze bedragen niet zonder meer te verge
lijken, hetgeen moge blijken uit het vol
gende overzicht.
Raming van de kosten der ge
meentereiniging volgens de ge-
meentebegrooting voor 1925 ƒ44.600
Bij niet-invoering van autotrac
tie zou aan loonen voor werklie
den voor 1927 meer geraamd
moeten worden- 4.430
Wegens pensioensbijdragen enz.
zou in 1927 moeten worden be
taald 7360.
Deze bijdragen zullen door het
bedrijf aan de gemeente terugbe
taald worden, hetgeen tot heden
uiteraard niet geschiedde. Ge
noemd bedrag ad 7360 is als
volgt te specificeeren
a. Toelagen 156
b. Pensioensbijdragen (in
clusief voor nieuw per
soneel) -3.890
c. Bijdragen voor inkoop
van pensioen - 418
d. Uitkeering aan het pen
sioenfonds wegens pen
sioensgedeelten - 2.898
Totaal 7.362
rond - 7.360
Contract tonnen wisselen (hier
voor was in 1925 uiteraard niets
geraamd) - 750
Bijdrage aan gemeentewerken
voor directe administratie. Deze
post drukt op de bedrijfsbegroo-
ting doch staat in de gemeente-
begrooting weder in ontvangst, 't
Is dus slechts een administratieve
post verband houdende met de in
voering van den bedrijfsvorm - 1.500
Totaal ƒ58.640
Raming tekort (zie boven) ƒ63.800
Verschil 5.160
Voorts moet nog in aanmerking worden
genomen, dat bij niet-invoering van auto
tractie gerekend zou moeten worden op
vernieuwing van wagens en gebouwen,
benevens cp aanschaffing van paarden.
In de memorie van toelichting merkten
wij bij den post opcenten op de hoofdsom
der personeele belasting o.a. op, dat bij de
raming geen rekening was gehouden mei