WOENSDAG 7 JULI
No. 137 64e Jaargang 1926
GEMEENTEBESTUUR
BINNENLAND
FEUILLETON
IN DE SCHADUW VAN EEN
GROOTE MISDAAD
VLISS1NGSCHE COURANT
DIENSTPLICHT.
Overgang naar de aanvullingsreserve en
inlevering van rijksgoederen.
Behoudens onvoorziene omstandigheden
zullen op 1 October a.s. naar de aanvul
lingsreserve overgaan de gewone dienst
plichtigen van de landmacht, behoorende
tot de lichting 1911.
De tot de aanvullingsreserve behoorende
dienstplichtigen zijn bestemd om in geval
van mobilisatie eerst na de algemeene op
roeping in werkelijken' dienst te worden
geroepen en om dan op te komen bij de
depóts.
De aan deze dienstplichtigen verstrekte
rijksgoederen, zullen met uitzondering
van het zakboekje in December van dit
jaar moeten worden ingeleverd. Blijkt bij
de inlevering, dat er goederen ontbreken of
dat deze niet in den vereischten staat ver-
keeren, dan stelt de dienstplichtige, wien
het aangaat, zich o.a. aan bestraffing bloot.
Nader zal aan belanghebbenden worden
bekend gemaakt wanneer en waar de in
levering moet plaats hebben.
Aan de hierbij betrokken dienstplichtigen
wordt in hun eigen belang aanbevolen er
intijds voor te zorgen, dat hun goederen bij
de inlevering geheel in orde zijn.
Ten aanzien van den overgang naar de
aavullingsreserve worden de dienstplichti
gen, al verkeeren zij in een bijzonder geval,
niet gerekend te behooren tot een- andere
lichting dan die, waarvoor zij zijn inge
lijfd. Genoten uitstel van eerste oefening,
onderbreking van dienst, enz. hebben, alzoo
niet tengevolge, dat de overgang in een
later jaar geschiedt.
Vlissingen., 7 Juli 1926.
De Burgemeester voornoemd,
VAN WOELDEREN.
SCHIETOEFENINGEN VLISSINGEN.
De Burgemeester van Vlissingen maakt
aan zeevarenden bekend, dat op 8 Juli, zoo
noodig ook op 9 Juli a.s. om 9 uur vra.
schietoefeningen zullen worden gehouden
met licht geschut geplaatst op den Weste
lijken oever van de Marinehaven.
Onveilig is een. gedeelte van de Wester-
schelde en van de reede van Vlissingen
tusschen- de peilingen 90° en' 155° (ware
richtingen) van de batterij tot een afstand
van 7 K.M.
Op 13 Juli, zoo noodig ook op 14 Juli a.s.
om 9 uur voorm. zullen schietoefeningen
worden- gehouden met middelbaar geschut,
geplaatst ten Zuiden vani het licht van
Kaapduinen.
Onveilig is een gedeelte van' Galgeput,
Oostgat en Deurloo, van het strand en van
de duinen tusschen de peilingen 250° en
300° (ware richtingen) van de batterij tot
een afstand van 8 K.M.
Vlissingen', 7 Juli 1926.
De Burgemeester voornoemd,
VAN WOELDEREN.
Oud-minister Colijn.
Naar „de Stand." verneemt, is den heer
H. Colijn aangeboden de gezantschapspost
te Washington. Deze heeft daarvoor be-
dartkt.
Het blad verneemt voorts, dat het in de
bedoeling ligt bij de verkiezingen voor de
Eerste Kamer den heer H. Colijn no. 1 te
plaatsen op de Noordelijke lijst.
De aardbeving op Sumatra.
Meer dan vier honderd menschen wer
den gedood bij de aardbeving in West-
Sumatra.
Te Fort de Koek had een nieuwe, sterke
aardbeving plaats. Verscheidene gebouwen
werden beschadigd. Overal heerscht een
paniek.
Gisteren werd uit Padang gemeld dat
wederom een zware schok is gevoeld te
Fort de Koek en te Solok.
De muur van het postkantoor te Fort
de Koek is zwaar gescheurd. Het hulppost
kantoor te Siloengkang dreigt in te storten.
Het station Solok is onbruikbaar de wo
ningen van het spoorweg-personeel zijn
onbewoonbaar geworden. Het Chineesche
kamp is een puinhoop.
De muur van het assistent-residents
kantoor te Sawah Loento is omgevallen.
Het aantal dooden is gestegen tot 400.
Telefoongesprekken in sluitingstijd.
Bij dienstorder is bepaald, dat het geven
van gelegenheid tot het voeren van inter-
locale en internationale telefoongesprekken
in sluitingstijd uit andere tefefonisch aan
gesloten perceelen, dan die in de lijst van
doorverbindingen zijn vermeld en dan tegen
het minimum vergoedingsrecht van 0.50,
zoowel op de kantoren, die op werkdagen
doorloopend geopend zijn, als op de ande
re kantoren, beperkt moeten blijven tot bij
zondere gevallen bijv. in geval van ernstige
ziekte.
Maatregeksn tegen den smokkelhandel
in vee.
Teneinde den smokkelhandel m vee te
gen te gaan, wegens het daaraan verbon
den gevaar voor het overbrengen van het
mond- en klauwzeer naar ons land, heeft
de minister van binnenlandsche zaken en
landbouw met ingang van heden een ver
boden- strook afgekondigd voor veevervoer
langs de Belgische en een gedeelte der
LimburgschDuitsche grens.
Leerzame cijfers.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
heeft opnieuw een overzicht van den belas
tingdruk in verschillende gemeenten gepu
bliceerd, thans over 1925-—1926. Daaruit
blijkt, dat bij een inkomen van resp. 2000
en van 5000 de hoogste belastingdruk
185.87 en 957.73, de laagste belasting
druk 31.51 en 193.37 bedraagt.
Hieruit valt af te leiden, hoe aanzienlijk
de belastingdruk in verschillende gemeen
ten van ons land uiteenloopt. Dit geldt ook
voor de grootste gemeenten-, immers voor
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en
Utrecht zijn de cijfers resp. 79.30 en
428.50 59.27 en 358.59 58.69 en
337.24 71.06 en 430.76.
Het merkwaardige verschijnsel doet zich
hierbij voor, dat in Amsterdam de belasting
van de kleine inkomens het hoogst is, hoo-
ger zelfs dan in Utrecht, dat van inkomens
van 5000 nog iets meer heft dan de
hoofdstad.
Het is bekend, dat in Amsterdam de ge
meentelijke bemoeiing uitgebreider is dan
elders, hetgeen verdedigd wordt met een
beroep op het sociaal belang der minder
gegoeden-. Maar daarvoor hebben die min
der gegoeden dan ook 20.61 méér ge
meentebelasting te betalen dan in Den
Haag. Dat zij dit intusschen- zouden terug
krijgen. in den' vorm van goedkoopere van
gemeentewege verstrekte artikelen werd
nog nimmer vernomen.
VOORSTELLEN
AAN DEN GEMEENTERAAD.
Door Burg. en Weth. zijn nog de vol
gende voorstellen aan den gemeenteraad
gedaan
Zooals uwen raad bekend zal zijn, gaf
de Pensioenwet 1922, (Stbld. 240) in arti
kel 134, aan de ambtenaren, in den zin dier
wet gelegenheid om hun diensttijd vóór
1 Juli 1922, welke om de een of andere re
den nog niet voor pensioen geldig was,
voor pensioen in te koopen.
De bijdragen welke voor dien inkoop aan
het rijkspensioenfonds verschuldigd zijn ko
men- ten laste van de gemeente en worden
vastgesteld door den Pensioenraad aan de
hand van een tarief opgenomen in een
Koninklijk besluit d.d. 22 December 1922,
Stbld. 684, gewijzigd en aangevuld bij Kon.
besluit van 22 Maart 1926, Stbld. 47.
Moesten deze inkoopsommen oorspron
kelijk worden betaald in eens of in 10 jaar-
lijksche termijnen, sinds de laatste op 1
Juli 1925 in werking getreden wijziging
der Pensioenwet bedraagt het aantal ter
mijnen, behoudens een enkele uitzonde
ring, 15.
In verband met genoemde betalingen is
de vraag naar voren gekomen, o-f er voor
de gemeente termen aanwezig zijn om ge
bruik te maken, van het haar bij de Pen
sioenwet gegeven recht om een deel der
verschuldigde inkoopsommen op de betrok
ken ambtenaren te verhalen. Dit verhaal
bedroeg oorspronkelijk ten hoogste een
vierde deel der inkoopsom. Bij de evenbe-
doelde wijziging is zulks, behoudens een
enkele uitzondering, gebracht op ten hoog
ste de helft.
Evengenoemde vraag meenen wij beves
tigend te mogen beantwoorden.
Zoowel het vaste als het tijdelijke perso
neel, dat bij het inwerking treden der nieu
we Pensioenwet (1 Juli 1922) in dienst
was, kreeg bij die wet het recht om dienst
tijd, welke ingevolge de vroegere wet nim
mer met pensioen zou zijn vergolden, als
nog voor pensioen geldig te maken.
Gezien dif onmiskenbare voordeel is het
toch zeker billijk te achten, dat degeen, die
dit voordeel geniet, eenigmate in de hooge
lasten, welke te dier zake op de gemeente
zijn gelegd, bijdraagt.
Wij zijn echter van meening, dat de billijk
heid medebrengt dit verhaal niet verder uit
te strekken dan een vierde deel der in
koopsom, derhalve het maximum hetwelk
oorspronkelijk in de wet stond. Een ver
haal van de helft der inkoopsommen zou
o.i te zwaar op de ambtenaren drukken
Dit verhaal zal ook dienen te worden
toegepast op de ambtenaren bedoeld bij
artikel 158 der Pensioenwet 1922, dat zijn
de ambtenaren, die op 1 Mei 1913 reeds in
dienst der gemeente waren- en voor wie de
gemeente geen bijdragen voor eigen pensi
oen en evenmin inkoopsommen verschul
digd is. Echter moet bij pensionneering het
pensioengedeelte, hetwelk betrekking heeft
op den in deze gemeente doorgebrachten
diensttijd jaarlijks aan het Pensioenfonds
uitgekeerd worden. Door inkoop van dienst
tijd wordt dit pensioensgedeelte derhalve
grooter.
Ofschoon ons van slechts enkele ambte
naren en werklieden het bedrag van de in
koopsommen bekend is, laat het zich aan
zien, dat de verdere vaststelling nog wel
geruimen tijd op zich zal laten wachten,
zoodat wij het ongewenscht achten de hier
omtrent te nemen beslissing langer uit te
stellen.
Betreft het bovenstaande den diensttijd
vóór 1 Juli 1922 bewezen, de artikelen 40
en 42a regelen den inkoop van na dien da
tum' vallenden tijd, te weten onbezoldigden
en zijdelingschen dienst na 1 Juli 1922 en
tijdelijken dienst na 1 Juli 1925 (art. 40) en
den tijd op wachtgeld doorgebracht na 30
Juni 1925 (art. 42a.) De hiervoor verschul
digde inkoopsommen moeten in 10 termij
nen worden betaald, terwijl het te verhalen
bedrag, oorspronkelijk een vierde van de
inkoopsommen bedragende, bij de meerge
noemde wijzigingswet op ten hoogste de
helft is gebracht (diensttijd bedoeld in art.
40.) Artikel 42a is eerst bij die wijziging
in de wet opgenomen. Hiervoor gelden
overigens dezelfde regelen.
Ofschoon inkoop van diensttijd als hier-
bedoeld tot heden nog niet heeft plaats ge
had, verdient het naar onze meening aan
beveling thans ook een beslissing te nemen
met betrekking tot een te dezer zake even
tueel toe te passen verhaal. Wij stellen U
voor dit verhaal eveneens te bepalen op
een vierde deel der inkoopsom.
Wij nemen deze gelegenheid te baat nog
een andere aangelegenheid van meer for-
meelen aard te regelen. Sedert 1 Januari
jl. is, zooals U bekend is, aan een drietal
openbare scholen een onderwijzer verbon
den, wiens jaarwedde niet door het Rijk
wordt vergoed.
Deze leerkrachten vallen derhalve niet
meer onder het Kon. besluit van 28 Novem
ber 1922 (Stbld. nr. 638) regelende het
verhaal van pensioensbijdragen op de rijks
ambtenaren.
Het behoeft geen betoog, dat niettemin
de billijkheid eischt, dat ook op hen de kor
ting zal worden blijven toegepast. Immers,
niet alleen zouden enkele leerkrachten die
toevallig overcompleet zijn, op ongemoti
veerde wijze bevoorrecht worden boven het
overig onderwijzend personeel, doch bo
vendien is het aan een bepaalde school
niet steeds dezelfde leerkracht die als bo
ventallig wordt aangemerkt.
Overeenkomstig de verordening betref
fende het georganiseerd overleg voor de
ambtenaren en werklieden, heeft de ont
werpregeling in de vergaderingen dezer
commissies een punt van behandeling uit
gemaakt.
De desbetreffende rapporten worden
overgelegd.
Ten aanzien van het verhaal van pen
sioenbijdragen op de jaarwedden van de
boventallige leerkrachten, overeenkomstig
de rijksregeling voor het onderwijzend per
soneel, hebben wij eveneens van de orga
nisaties van het onderwijzend personeel ad
viezen ingewonnen welke stukken even
eens worden overgelegd waaruit blijkt,
dat men zich met den inhoud van art 3 der
ontwerp-verordening kan vereenigen.
Wat betreft de in de rapporten van het
georganiseerd overleg genoemde bezwaren
tegen de toepassing van het verhaal, deelen
wij U als ons standpunt mede, dat, waar de
Voor engros Firma GEBR. STEENLAND,
Stationstraat MIDDELBURG.
Pensioenwet de mogelijkheid heeft geopend
om diensttijd welke op grond van de vroe
gere wet niet me* pensioen kon worden
vergolden, alsnog voor pensioen geldig te
maken, het billijk is, dat de ambtenaar
daarvoor een deel van de inkoopsom be
taalt. Nu daarnaast de wet het tevens mo
gelijk maakt den onbezoldigden zijdeling
schen dienst na 1 Juli 1922 en den tijde
lijken dienst na 1 Juli 1925 later voor pen
sioen te doen medetellen, vinden wij het
tevens billijk, dat op den betrokken ambte
naar ook van den inkoop van dezen dienst
tijd een vierde deel verhaald wordt.
Wij merken hierbij nog op, dat degenen
die tijdelijken dienst hebben ingekocht,
daarbij de verklaring hebben afgelegd er
genoegen mede te nemen, dat eventueel een
gedeelte van de inkoopsom op hen wordt
verhaald.
Bij nadere beschouwing kunnen wij ons
er echter mede vereenigen, dat geen ver
haal zal plaats vinden ten aanzien van in
koop van diensttijd op wachtgeld doorge
bracht, daar, ten opzichte van de op wacht
geld gestelde ambtenaren, die, afgescheiden
van de financieele gevolgen die hun positie
leeds voor hen- medebrengt, niet alleen ge
durende den tijd, dien zij op wachtgeld
doorbrengen 5/2 van hun pensioens-
giondslag zouden moeten storten om zich
voor hun eventueel na te laten betrekkin
gen met recht op weduwen- en weezenpen-
sioen te verzekeren, doch, na weder in
functie te zijn getreden, bovendien 25
zouden moeten betalen van de inkoopsom
door de gemeente verschuldigd voor het
geldig maken van den tijd op wachtgeld
doorgebracht.
Een ontwerp-verordening wordt ter vast
stelling aangeboden.
Ten aanzien van de gevallen waarvoor
ten slotte nog de ophaaldienst der privaat-
tonnen door den reinigingsdienst in werking
zou moete blijven, werd in uw vergadering
van 27 November 1925 overeenkomstig
ons voorstel een bedrag van 10 per ton
voor het eerste halfjaar 1926 vastgesteld,
hetwelk de eigenaren der perceelen, wier
moor hli (101S KMUI, KdÉii J
naar het Engelsch van AMY SKENE.
8)
Het was tegen vieren toen, de rijtuigen
eindelijk terugkwamen en nu. Bissett zich
gereedmaakte, de uiterste wilsbeschikking
voor te lezen.
Er waren legaten bij van drie honderd
pond voor Warner en mrs. Pratt en klei
nere sommen voor ieder van de bedienden,
in verhouding tot hun aantal dienstjaren.
„Mijn dochter moet tweehonderd vijftig
pond per jaar uitgekeerd worden, volgens
een beschikking van haar moeder. Haar
ongehoorzaamheid doet mij persoonlijk af
zien van eenige soortgelijke beschikking
voor haar. Zijn de bewuste legaten dus uit
gekeerd, dan vervalt al hetgeen er dan nog
over is aan den erfgenaam van mijn titel,
den oudst-in-Ieven-zijnden zoon. van wijlen
George Dacre van Ballarat in Australië."
Had mrs. Conyers al iets anders ver
wacht, dan» gaf ze hier toch geen blijk van.
Dokter Robertson sprak tot haar na af
loop van de voorlezing en zij antwoordde
kalm „Nu ben ik nog niet wel genoeg
om te reizen. Maar morgen ga ik naar
Londen om mijn baby te halen".
Het was te vergeefs dat dokter Robert
son, mr. Bisset en mr. Austin haar trachtten
te overreden, het kind mee te brengen naar
Dacreston, tenminste voorloopig nog.
De notaris had getelegrafeerd naar
Australië, maar de erfgenaam kon toch nog
in geen zes of acht weken verwacht
worden.
De huishouding op Dacreston. zou op
dezelfde wijze voortgaan tot de erfgenaam
er was, die dan in staat zou zijn verdere
beschikkingen te nemen.
Haar vader had immers niet gewild, dat
zij nog langer bleef in zijn huis misschien
dat hij zich nog wel bedacht had, als hij
haar nog wat langer had gezien, voegde
mrs. Conyers er goedmoedig aan toe.
Ze was dankbaar, dat ze althans genoeg
had om zichzelve, en haar zoontje te vrij
waren tegen gebrek en misschien, dacht
zij, dat die neef haar nog wel eens zou
nooden om met haar kleinen Basch te
komen lcrgeeren op het goed, waar zij toch
ook haar jeugd had doorgebracht.
Donderdagochtend kwam Barbara in
Londen terug en werd het nazoek begon
nen naar Maurice Hamilton, in nagenoeg
ieder huis in de buurt. In den loop van
enkele dagen werd er een telegram ontvan
gen uit Melbourne, dat meldde hoe de
oudst-in-leven-zijnde zoon van wijlen
George Dacre van Ballarat op weg was
naar Engeland en met het stoomschip
„Oritava" zou aankomen.
„Dat is Sir Beaumont Dacre", peinsde
mr. Bissett. „Het zal mij benieuwen wat
voor soort man hij is en of hij getrouwd
zal zijn. Misschien dat mrs. Conyers ons
dit kan vertellen.
Maar Barbara wist enkel dat de neef van
haar vader, George Dacre, als jongen naar
Australië was gegaan, daar getrouwd was
en een huisgezin had, maar uit hoeveel le
den het bestond, dat wist ze niet.
,.lk geloof, dat vader zoowat iedere drie
of vier jaar van zijn neef George hoorde",
zei ze. „Maar hij is nooit in Engeland ge
weest. Ik denk, dat er op Manor House wel
brieven of papieren zijn, die iets naders
daaromtrent zouden uitwijzen."
Maar mr. Bissett had alle laden en kasten
verzegeld, zoodat hij maar liever de komst
van den nieuwen eigenaar afwachtte.
Barbare verlangde er naar om uit Lon
den weg te komen wel allereerst voor
haar kind. Ze ging dus naar Chiselhurst en
verzocht nadrukkelijk of men haar liefst
niet opriep voor het volgende verhoor
als men eenigszins buiten haar tegenwoor
digheid kon.
Dit verhoor werd echter al weer uitge
steld, want men had nog in het geheel niets
ontdekt betreffende de plaats waar mr.
Hamilton zich zou ophouden zoo min als
er nog eenige getuigenis was afgelegd.
Intusschen deden allerlei praatjes de
rende van den nieuwen eigenaar Hij was
zeer jong, nog niet meerderjarig hij
was een man van middelbaren leeftijd, met
een vrouw en een groot huisgezin hij
was weduwnaar, met drie dochters en geen
zoon hij was verlamd of kreupel ging
althans op krukken.
Hoe dit gerucht zich eigenlijk had ver
spreid, valt moeilijk uit te maken maar
het werd nog het meest algemeen aange
nomen en men besprak dit onderwerp vrij
op Villa Belle Vue op een ochtend dat de
familie aan de ontbijttafel zat.
„Ik denk niet", zei Philip tot de zusjes,
„dat jullie een van allen lust zult hebben
een- man te trouwen, die op krukken loopt
ook al is hij nu ook baronet met vijfben
duizend pond per jaar
„Je kunt verbazend lomp zijn, Phil
verweet Marion. „Jack Mason zegt ook, dat
je in het geheel niet aardig spreekt van de
dames."
Haar moeder wierp haar een verwijten
den blik toe.
„Jack Mason... Maar Marion, wat praat
je nu
„We hebben hem onlangs in Braxbury
ontmoet, toen we daar met Janet heenge
gaan. waren en hij zei
Miss Traiey viel haar in de rede, al her
innerend „Maak liever wat voort met
ontbijten, Marion anders kom je nog te
Iaat op je teekenles".
Want op dezen dag kwam er altijd een
teekenleeraar op Ville Belle Vue en mrs.
Radcliffe had allerminst graag dat de
meisjes iets verzuimen zouden van deze
„schrikbarend dure" lessen
Maar nu moest mrs. Radcliffe er toch het
hare van hebben dus informeerde zij
verder „Ben je gewoon leden van de
familie Mason op je wandelingen, te
ontmoeten
Eer miss Tracey nog één woord kon
zeggen, trad Marion* al met haar antwoord
te voorschijn.
„Miss Tracey was er niet. Die had toen
erg hoofdpijn en wij waren met Janet in
de stad."
De koude blik van- mrs. Radcliffe was nu
gericht op haar oudste dochter ze zag,
dat die bloosde en ging voor het oogen-
blik niet verder.
AI heel gauw kreeg Ethel Tracey haar
leerlingetjes nu mee naar de leerkamer.
„Ik begrijp niet, hoe je het nu in je hoofd
krijgt om met Mason te willen flirten zei
Philip met een verachtelijk neus-ophalen.
„Je bent gewoonlijk zoo bijzonder lastjg. op
degenen met wie ik omga en nu zou je je
zelve in het publiek vertoonen met zoo'n-
kwast
„Mr. Mason heeft zich altijd als een
echte heer gedragen", antwoordde Janet,
„en- ik zou ook niet heimelijk loopen met
iemand, met wien ik mij niet in het publiek
wilde vertoonen."
Mrs. Radcliffe viel haar zoon bij.
„Philip heeft gelijk, Janet. Die Masons
hebben een zaak gehad ik wil niet dat je
met hen spreekt of dat je dien jongen man
aanmoedigt om je oplettendheden te be
wijzen, versta je
„Ik heb ook geen reden om te denken,
dat hij dit verlangt", antwoordde Janet
nu echt-boos. „Maar ik kan niet zoo lomp
zijn om niet tegen de menschen te spreken
als ik ze van aangezicht tot aangezicht
ontmoet, en het is ook meer dan gek om
zoo'n drukte te maken- over zoo'n nulliteit.
We kwamen mr. Mason tegen toen we boe
ken ruilden in de bibliotheek en hij ging met
ons mee naar het postkantoor. Wat kan
daar nu tegen zijn?"
Heel onverwacht had zij een waardig
kampioen in haar vader, die zoo voor het
oog even stijf en strak als altijd in zijn
papieren verdiept had gezeten.
„Mason junior is in het geheel niet een.
dwaze kwast. Ik hoor dat hij heel knap en
heel solide is. Hij heeft nog een verbetering
aangebracht aan een machine in de katoen
spinnerij die hem naam zal bezorgen."
„Zijn vader deed in wiskey zei mrs.
Radcliffe vol verachting.
„Ja en daar heeft hij een groot fortuin
mee gemaakt I" antwoordde haar echtge
noot. „Het komt er ook in het geheel niet
op aan, op welke wijze dat geschiedde, als
hij maar gelukkig was Het zou vrij wat
beter zijn als Philip vrienden had onder
dergelijke jongelui als Mason junior, dan
als die Johnstones en Furness, die maar
schulden maken of het zoo niets is
Met een uitroep van ongeduld stond
Philip op en verliet het vertrek. Mr. Rad
cliffe verdiepte zich weer in zijn brieven en
Janet ging enkele liederen instudeeren en
intusschen nadenken over het voorvalletje
aan de ontbijttafel.
Vreemd, dat haar moeder toch zoo be
vooroordeeld was Iedereen zag immers
wel aan Mason dat hij een gentleman was
maar nog vreemder vond zij het haast, dat
zijn vader zoo deelgenomen had in dit
gesprek.
Vriendelijk van miss Tracey, dat zij de
situatie nog zoo had willen, redden. Janet
hield wat eerder op met haar zangstudies
en ging naar de leerkamer, om te vragen
waar de wandeling dien- dag heenging en
of "de meisjes haar vooral wilden waarschu
wen, want dat zij graag meeging.
„We gaan door het Dacreston-bosch,
Janet", zei Marion, toen ze een uur later
op weg gingen-.
(Wordt vervolgd.)