WOENSDAG 7 JULI No. 137 64e Jaargang 1926 GEMEENTEBESTUUR BINNENLAND FEUILLETON IN DE SCHADUW VAN EEN GROOTE MISDAAD VLISS1NGSCHE COURANT DIENSTPLICHT. Overgang naar de aanvullingsreserve en inlevering van rijksgoederen. Behoudens onvoorziene omstandigheden zullen op 1 October a.s. naar de aanvul lingsreserve overgaan de gewone dienst plichtigen van de landmacht, behoorende tot de lichting 1911. De tot de aanvullingsreserve behoorende dienstplichtigen zijn bestemd om in geval van mobilisatie eerst na de algemeene op roeping in werkelijken' dienst te worden geroepen en om dan op te komen bij de depóts. De aan deze dienstplichtigen verstrekte rijksgoederen, zullen met uitzondering van het zakboekje in December van dit jaar moeten worden ingeleverd. Blijkt bij de inlevering, dat er goederen ontbreken of dat deze niet in den vereischten staat ver- keeren, dan stelt de dienstplichtige, wien het aangaat, zich o.a. aan bestraffing bloot. Nader zal aan belanghebbenden worden bekend gemaakt wanneer en waar de in levering moet plaats hebben. Aan de hierbij betrokken dienstplichtigen wordt in hun eigen belang aanbevolen er intijds voor te zorgen, dat hun goederen bij de inlevering geheel in orde zijn. Ten aanzien van den overgang naar de aavullingsreserve worden de dienstplichti gen, al verkeeren zij in een bijzonder geval, niet gerekend te behooren tot een- andere lichting dan die, waarvoor zij zijn inge lijfd. Genoten uitstel van eerste oefening, onderbreking van dienst, enz. hebben, alzoo niet tengevolge, dat de overgang in een later jaar geschiedt. Vlissingen., 7 Juli 1926. De Burgemeester voornoemd, VAN WOELDEREN. SCHIETOEFENINGEN VLISSINGEN. De Burgemeester van Vlissingen maakt aan zeevarenden bekend, dat op 8 Juli, zoo noodig ook op 9 Juli a.s. om 9 uur vra. schietoefeningen zullen worden gehouden met licht geschut geplaatst op den Weste lijken oever van de Marinehaven. Onveilig is een. gedeelte van de Wester- schelde en van de reede van Vlissingen tusschen- de peilingen 90° en' 155° (ware richtingen) van de batterij tot een afstand van 7 K.M. Op 13 Juli, zoo noodig ook op 14 Juli a.s. om 9 uur voorm. zullen schietoefeningen worden- gehouden met middelbaar geschut, geplaatst ten Zuiden vani het licht van Kaapduinen. Onveilig is een gedeelte van' Galgeput, Oostgat en Deurloo, van het strand en van de duinen tusschen de peilingen 250° en 300° (ware richtingen) van de batterij tot een afstand van 8 K.M. Vlissingen', 7 Juli 1926. De Burgemeester voornoemd, VAN WOELDEREN. Oud-minister Colijn. Naar „de Stand." verneemt, is den heer H. Colijn aangeboden de gezantschapspost te Washington. Deze heeft daarvoor be- dartkt. Het blad verneemt voorts, dat het in de bedoeling ligt bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer den heer H. Colijn no. 1 te plaatsen op de Noordelijke lijst. De aardbeving op Sumatra. Meer dan vier honderd menschen wer den gedood bij de aardbeving in West- Sumatra. Te Fort de Koek had een nieuwe, sterke aardbeving plaats. Verscheidene gebouwen werden beschadigd. Overal heerscht een paniek. Gisteren werd uit Padang gemeld dat wederom een zware schok is gevoeld te Fort de Koek en te Solok. De muur van het postkantoor te Fort de Koek is zwaar gescheurd. Het hulppost kantoor te Siloengkang dreigt in te storten. Het station Solok is onbruikbaar de wo ningen van het spoorweg-personeel zijn onbewoonbaar geworden. Het Chineesche kamp is een puinhoop. De muur van het assistent-residents kantoor te Sawah Loento is omgevallen. Het aantal dooden is gestegen tot 400. Telefoongesprekken in sluitingstijd. Bij dienstorder is bepaald, dat het geven van gelegenheid tot het voeren van inter- locale en internationale telefoongesprekken in sluitingstijd uit andere tefefonisch aan gesloten perceelen, dan die in de lijst van doorverbindingen zijn vermeld en dan tegen het minimum vergoedingsrecht van 0.50, zoowel op de kantoren, die op werkdagen doorloopend geopend zijn, als op de ande re kantoren, beperkt moeten blijven tot bij zondere gevallen bijv. in geval van ernstige ziekte. Maatregeksn tegen den smokkelhandel in vee. Teneinde den smokkelhandel m vee te gen te gaan, wegens het daaraan verbon den gevaar voor het overbrengen van het mond- en klauwzeer naar ons land, heeft de minister van binnenlandsche zaken en landbouw met ingang van heden een ver boden- strook afgekondigd voor veevervoer langs de Belgische en een gedeelte der LimburgschDuitsche grens. Leerzame cijfers. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft opnieuw een overzicht van den belas tingdruk in verschillende gemeenten gepu bliceerd, thans over 1925-—1926. Daaruit blijkt, dat bij een inkomen van resp. 2000 en van 5000 de hoogste belastingdruk 185.87 en 957.73, de laagste belasting druk 31.51 en 193.37 bedraagt. Hieruit valt af te leiden, hoe aanzienlijk de belastingdruk in verschillende gemeen ten van ons land uiteenloopt. Dit geldt ook voor de grootste gemeenten-, immers voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn de cijfers resp. 79.30 en 428.50 59.27 en 358.59 58.69 en 337.24 71.06 en 430.76. Het merkwaardige verschijnsel doet zich hierbij voor, dat in Amsterdam de belasting van de kleine inkomens het hoogst is, hoo- ger zelfs dan in Utrecht, dat van inkomens van 5000 nog iets meer heft dan de hoofdstad. Het is bekend, dat in Amsterdam de ge meentelijke bemoeiing uitgebreider is dan elders, hetgeen verdedigd wordt met een beroep op het sociaal belang der minder gegoeden-. Maar daarvoor hebben die min der gegoeden dan ook 20.61 méér ge meentebelasting te betalen dan in Den Haag. Dat zij dit intusschen- zouden terug krijgen. in den' vorm van goedkoopere van gemeentewege verstrekte artikelen werd nog nimmer vernomen. VOORSTELLEN AAN DEN GEMEENTERAAD. Door Burg. en Weth. zijn nog de vol gende voorstellen aan den gemeenteraad gedaan Zooals uwen raad bekend zal zijn, gaf de Pensioenwet 1922, (Stbld. 240) in arti kel 134, aan de ambtenaren, in den zin dier wet gelegenheid om hun diensttijd vóór 1 Juli 1922, welke om de een of andere re den nog niet voor pensioen geldig was, voor pensioen in te koopen. De bijdragen welke voor dien inkoop aan het rijkspensioenfonds verschuldigd zijn ko men- ten laste van de gemeente en worden vastgesteld door den Pensioenraad aan de hand van een tarief opgenomen in een Koninklijk besluit d.d. 22 December 1922, Stbld. 684, gewijzigd en aangevuld bij Kon. besluit van 22 Maart 1926, Stbld. 47. Moesten deze inkoopsommen oorspron kelijk worden betaald in eens of in 10 jaar- lijksche termijnen, sinds de laatste op 1 Juli 1925 in werking getreden wijziging der Pensioenwet bedraagt het aantal ter mijnen, behoudens een enkele uitzonde ring, 15. In verband met genoemde betalingen is de vraag naar voren gekomen, o-f er voor de gemeente termen aanwezig zijn om ge bruik te maken, van het haar bij de Pen sioenwet gegeven recht om een deel der verschuldigde inkoopsommen op de betrok ken ambtenaren te verhalen. Dit verhaal bedroeg oorspronkelijk ten hoogste een vierde deel der inkoopsom. Bij de evenbe- doelde wijziging is zulks, behoudens een enkele uitzondering, gebracht op ten hoog ste de helft. Evengenoemde vraag meenen wij beves tigend te mogen beantwoorden. Zoowel het vaste als het tijdelijke perso neel, dat bij het inwerking treden der nieu we Pensioenwet (1 Juli 1922) in dienst was, kreeg bij die wet het recht om dienst tijd, welke ingevolge de vroegere wet nim mer met pensioen zou zijn vergolden, als nog voor pensioen geldig te maken. Gezien dif onmiskenbare voordeel is het toch zeker billijk te achten, dat degeen, die dit voordeel geniet, eenigmate in de hooge lasten, welke te dier zake op de gemeente zijn gelegd, bijdraagt. Wij zijn echter van meening, dat de billijk heid medebrengt dit verhaal niet verder uit te strekken dan een vierde deel der in koopsom, derhalve het maximum hetwelk oorspronkelijk in de wet stond. Een ver haal van de helft der inkoopsommen zou o.i te zwaar op de ambtenaren drukken Dit verhaal zal ook dienen te worden toegepast op de ambtenaren bedoeld bij artikel 158 der Pensioenwet 1922, dat zijn de ambtenaren, die op 1 Mei 1913 reeds in dienst der gemeente waren- en voor wie de gemeente geen bijdragen voor eigen pensi oen en evenmin inkoopsommen verschul digd is. Echter moet bij pensionneering het pensioengedeelte, hetwelk betrekking heeft op den in deze gemeente doorgebrachten diensttijd jaarlijks aan het Pensioenfonds uitgekeerd worden. Door inkoop van dienst tijd wordt dit pensioensgedeelte derhalve grooter. Ofschoon ons van slechts enkele ambte naren en werklieden het bedrag van de in koopsommen bekend is, laat het zich aan zien, dat de verdere vaststelling nog wel geruimen tijd op zich zal laten wachten, zoodat wij het ongewenscht achten de hier omtrent te nemen beslissing langer uit te stellen. Betreft het bovenstaande den diensttijd vóór 1 Juli 1922 bewezen, de artikelen 40 en 42a regelen den inkoop van na dien da tum' vallenden tijd, te weten onbezoldigden en zijdelingschen dienst na 1 Juli 1922 en tijdelijken dienst na 1 Juli 1925 (art. 40) en den tijd op wachtgeld doorgebracht na 30 Juni 1925 (art. 42a.) De hiervoor verschul digde inkoopsommen moeten in 10 termij nen worden betaald, terwijl het te verhalen bedrag, oorspronkelijk een vierde van de inkoopsommen bedragende, bij de meerge noemde wijzigingswet op ten hoogste de helft is gebracht (diensttijd bedoeld in art. 40.) Artikel 42a is eerst bij die wijziging in de wet opgenomen. Hiervoor gelden overigens dezelfde regelen. Ofschoon inkoop van diensttijd als hier- bedoeld tot heden nog niet heeft plaats ge had, verdient het naar onze meening aan beveling thans ook een beslissing te nemen met betrekking tot een te dezer zake even tueel toe te passen verhaal. Wij stellen U voor dit verhaal eveneens te bepalen op een vierde deel der inkoopsom. Wij nemen deze gelegenheid te baat nog een andere aangelegenheid van meer for- meelen aard te regelen. Sedert 1 Januari jl. is, zooals U bekend is, aan een drietal openbare scholen een onderwijzer verbon den, wiens jaarwedde niet door het Rijk wordt vergoed. Deze leerkrachten vallen derhalve niet meer onder het Kon. besluit van 28 Novem ber 1922 (Stbld. nr. 638) regelende het verhaal van pensioensbijdragen op de rijks ambtenaren. Het behoeft geen betoog, dat niettemin de billijkheid eischt, dat ook op hen de kor ting zal worden blijven toegepast. Immers, niet alleen zouden enkele leerkrachten die toevallig overcompleet zijn, op ongemoti veerde wijze bevoorrecht worden boven het overig onderwijzend personeel, doch bo vendien is het aan een bepaalde school niet steeds dezelfde leerkracht die als bo ventallig wordt aangemerkt. Overeenkomstig de verordening betref fende het georganiseerd overleg voor de ambtenaren en werklieden, heeft de ont werpregeling in de vergaderingen dezer commissies een punt van behandeling uit gemaakt. De desbetreffende rapporten worden overgelegd. Ten aanzien van het verhaal van pen sioenbijdragen op de jaarwedden van de boventallige leerkrachten, overeenkomstig de rijksregeling voor het onderwijzend per soneel, hebben wij eveneens van de orga nisaties van het onderwijzend personeel ad viezen ingewonnen welke stukken even eens worden overgelegd waaruit blijkt, dat men zich met den inhoud van art 3 der ontwerp-verordening kan vereenigen. Wat betreft de in de rapporten van het georganiseerd overleg genoemde bezwaren tegen de toepassing van het verhaal, deelen wij U als ons standpunt mede, dat, waar de Voor engros Firma GEBR. STEENLAND, Stationstraat MIDDELBURG. Pensioenwet de mogelijkheid heeft geopend om diensttijd welke op grond van de vroe gere wet niet me* pensioen kon worden vergolden, alsnog voor pensioen geldig te maken, het billijk is, dat de ambtenaar daarvoor een deel van de inkoopsom be taalt. Nu daarnaast de wet het tevens mo gelijk maakt den onbezoldigden zijdeling schen dienst na 1 Juli 1922 en den tijde lijken dienst na 1 Juli 1925 later voor pen sioen te doen medetellen, vinden wij het tevens billijk, dat op den betrokken ambte naar ook van den inkoop van dezen dienst tijd een vierde deel verhaald wordt. Wij merken hierbij nog op, dat degenen die tijdelijken dienst hebben ingekocht, daarbij de verklaring hebben afgelegd er genoegen mede te nemen, dat eventueel een gedeelte van de inkoopsom op hen wordt verhaald. Bij nadere beschouwing kunnen wij ons er echter mede vereenigen, dat geen ver haal zal plaats vinden ten aanzien van in koop van diensttijd op wachtgeld doorge bracht, daar, ten opzichte van de op wacht geld gestelde ambtenaren, die, afgescheiden van de financieele gevolgen die hun positie leeds voor hen- medebrengt, niet alleen ge durende den tijd, dien zij op wachtgeld doorbrengen 5/2 van hun pensioens- giondslag zouden moeten storten om zich voor hun eventueel na te laten betrekkin gen met recht op weduwen- en weezenpen- sioen te verzekeren, doch, na weder in functie te zijn getreden, bovendien 25 zouden moeten betalen van de inkoopsom door de gemeente verschuldigd voor het geldig maken van den tijd op wachtgeld doorgebracht. Een ontwerp-verordening wordt ter vast stelling aangeboden. Ten aanzien van de gevallen waarvoor ten slotte nog de ophaaldienst der privaat- tonnen door den reinigingsdienst in werking zou moete blijven, werd in uw vergadering van 27 November 1925 overeenkomstig ons voorstel een bedrag van 10 per ton voor het eerste halfjaar 1926 vastgesteld, hetwelk de eigenaren der perceelen, wier moor hli (101S KMUI, KdÉii J naar het Engelsch van AMY SKENE. 8) Het was tegen vieren toen, de rijtuigen eindelijk terugkwamen en nu. Bissett zich gereedmaakte, de uiterste wilsbeschikking voor te lezen. Er waren legaten bij van drie honderd pond voor Warner en mrs. Pratt en klei nere sommen voor ieder van de bedienden, in verhouding tot hun aantal dienstjaren. „Mijn dochter moet tweehonderd vijftig pond per jaar uitgekeerd worden, volgens een beschikking van haar moeder. Haar ongehoorzaamheid doet mij persoonlijk af zien van eenige soortgelijke beschikking voor haar. Zijn de bewuste legaten dus uit gekeerd, dan vervalt al hetgeen er dan nog over is aan den erfgenaam van mijn titel, den oudst-in-Ieven-zijnden zoon. van wijlen George Dacre van Ballarat in Australië." Had mrs. Conyers al iets anders ver wacht, dan» gaf ze hier toch geen blijk van. Dokter Robertson sprak tot haar na af loop van de voorlezing en zij antwoordde kalm „Nu ben ik nog niet wel genoeg om te reizen. Maar morgen ga ik naar Londen om mijn baby te halen". Het was te vergeefs dat dokter Robert son, mr. Bisset en mr. Austin haar trachtten te overreden, het kind mee te brengen naar Dacreston, tenminste voorloopig nog. De notaris had getelegrafeerd naar Australië, maar de erfgenaam kon toch nog in geen zes of acht weken verwacht worden. De huishouding op Dacreston. zou op dezelfde wijze voortgaan tot de erfgenaam er was, die dan in staat zou zijn verdere beschikkingen te nemen. Haar vader had immers niet gewild, dat zij nog langer bleef in zijn huis misschien dat hij zich nog wel bedacht had, als hij haar nog wat langer had gezien, voegde mrs. Conyers er goedmoedig aan toe. Ze was dankbaar, dat ze althans genoeg had om zichzelve, en haar zoontje te vrij waren tegen gebrek en misschien, dacht zij, dat die neef haar nog wel eens zou nooden om met haar kleinen Basch te komen lcrgeeren op het goed, waar zij toch ook haar jeugd had doorgebracht. Donderdagochtend kwam Barbara in Londen terug en werd het nazoek begon nen naar Maurice Hamilton, in nagenoeg ieder huis in de buurt. In den loop van enkele dagen werd er een telegram ontvan gen uit Melbourne, dat meldde hoe de oudst-in-leven-zijnde zoon van wijlen George Dacre van Ballarat op weg was naar Engeland en met het stoomschip „Oritava" zou aankomen. „Dat is Sir Beaumont Dacre", peinsde mr. Bissett. „Het zal mij benieuwen wat voor soort man hij is en of hij getrouwd zal zijn. Misschien dat mrs. Conyers ons dit kan vertellen. Maar Barbara wist enkel dat de neef van haar vader, George Dacre, als jongen naar Australië was gegaan, daar getrouwd was en een huisgezin had, maar uit hoeveel le den het bestond, dat wist ze niet. ,.lk geloof, dat vader zoowat iedere drie of vier jaar van zijn neef George hoorde", zei ze. „Maar hij is nooit in Engeland ge weest. Ik denk, dat er op Manor House wel brieven of papieren zijn, die iets naders daaromtrent zouden uitwijzen." Maar mr. Bissett had alle laden en kasten verzegeld, zoodat hij maar liever de komst van den nieuwen eigenaar afwachtte. Barbare verlangde er naar om uit Lon den weg te komen wel allereerst voor haar kind. Ze ging dus naar Chiselhurst en verzocht nadrukkelijk of men haar liefst niet opriep voor het volgende verhoor als men eenigszins buiten haar tegenwoor digheid kon. Dit verhoor werd echter al weer uitge steld, want men had nog in het geheel niets ontdekt betreffende de plaats waar mr. Hamilton zich zou ophouden zoo min als er nog eenige getuigenis was afgelegd. Intusschen deden allerlei praatjes de rende van den nieuwen eigenaar Hij was zeer jong, nog niet meerderjarig hij was een man van middelbaren leeftijd, met een vrouw en een groot huisgezin hij was weduwnaar, met drie dochters en geen zoon hij was verlamd of kreupel ging althans op krukken. Hoe dit gerucht zich eigenlijk had ver spreid, valt moeilijk uit te maken maar het werd nog het meest algemeen aange nomen en men besprak dit onderwerp vrij op Villa Belle Vue op een ochtend dat de familie aan de ontbijttafel zat. „Ik denk niet", zei Philip tot de zusjes, „dat jullie een van allen lust zult hebben een- man te trouwen, die op krukken loopt ook al is hij nu ook baronet met vijfben duizend pond per jaar „Je kunt verbazend lomp zijn, Phil verweet Marion. „Jack Mason zegt ook, dat je in het geheel niet aardig spreekt van de dames." Haar moeder wierp haar een verwijten den blik toe. „Jack Mason... Maar Marion, wat praat je nu „We hebben hem onlangs in Braxbury ontmoet, toen we daar met Janet heenge gaan. waren en hij zei Miss Traiey viel haar in de rede, al her innerend „Maak liever wat voort met ontbijten, Marion anders kom je nog te Iaat op je teekenles". Want op dezen dag kwam er altijd een teekenleeraar op Ville Belle Vue en mrs. Radcliffe had allerminst graag dat de meisjes iets verzuimen zouden van deze „schrikbarend dure" lessen Maar nu moest mrs. Radcliffe er toch het hare van hebben dus informeerde zij verder „Ben je gewoon leden van de familie Mason op je wandelingen, te ontmoeten Eer miss Tracey nog één woord kon zeggen, trad Marion* al met haar antwoord te voorschijn. „Miss Tracey was er niet. Die had toen erg hoofdpijn en wij waren met Janet in de stad." De koude blik van- mrs. Radcliffe was nu gericht op haar oudste dochter ze zag, dat die bloosde en ging voor het oogen- blik niet verder. AI heel gauw kreeg Ethel Tracey haar leerlingetjes nu mee naar de leerkamer. „Ik begrijp niet, hoe je het nu in je hoofd krijgt om met Mason te willen flirten zei Philip met een verachtelijk neus-ophalen. „Je bent gewoonlijk zoo bijzonder lastjg. op degenen met wie ik omga en nu zou je je zelve in het publiek vertoonen met zoo'n- kwast „Mr. Mason heeft zich altijd als een echte heer gedragen", antwoordde Janet, „en- ik zou ook niet heimelijk loopen met iemand, met wien ik mij niet in het publiek wilde vertoonen." Mrs. Radcliffe viel haar zoon bij. „Philip heeft gelijk, Janet. Die Masons hebben een zaak gehad ik wil niet dat je met hen spreekt of dat je dien jongen man aanmoedigt om je oplettendheden te be wijzen, versta je „Ik heb ook geen reden om te denken, dat hij dit verlangt", antwoordde Janet nu echt-boos. „Maar ik kan niet zoo lomp zijn om niet tegen de menschen te spreken als ik ze van aangezicht tot aangezicht ontmoet, en het is ook meer dan gek om zoo'n drukte te maken- over zoo'n nulliteit. We kwamen mr. Mason tegen toen we boe ken ruilden in de bibliotheek en hij ging met ons mee naar het postkantoor. Wat kan daar nu tegen zijn?" Heel onverwacht had zij een waardig kampioen in haar vader, die zoo voor het oog even stijf en strak als altijd in zijn papieren verdiept had gezeten. „Mason junior is in het geheel niet een. dwaze kwast. Ik hoor dat hij heel knap en heel solide is. Hij heeft nog een verbetering aangebracht aan een machine in de katoen spinnerij die hem naam zal bezorgen." „Zijn vader deed in wiskey zei mrs. Radcliffe vol verachting. „Ja en daar heeft hij een groot fortuin mee gemaakt I" antwoordde haar echtge noot. „Het komt er ook in het geheel niet op aan, op welke wijze dat geschiedde, als hij maar gelukkig was Het zou vrij wat beter zijn als Philip vrienden had onder dergelijke jongelui als Mason junior, dan als die Johnstones en Furness, die maar schulden maken of het zoo niets is Met een uitroep van ongeduld stond Philip op en verliet het vertrek. Mr. Rad cliffe verdiepte zich weer in zijn brieven en Janet ging enkele liederen instudeeren en intusschen nadenken over het voorvalletje aan de ontbijttafel. Vreemd, dat haar moeder toch zoo be vooroordeeld was Iedereen zag immers wel aan Mason dat hij een gentleman was maar nog vreemder vond zij het haast, dat zijn vader zoo deelgenomen had in dit gesprek. Vriendelijk van miss Tracey, dat zij de situatie nog zoo had willen, redden. Janet hield wat eerder op met haar zangstudies en ging naar de leerkamer, om te vragen waar de wandeling dien- dag heenging en of "de meisjes haar vooral wilden waarschu wen, want dat zij graag meeging. „We gaan door het Dacreston-bosch, Janet", zei Marion, toen ze een uur later op weg gingen-. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1926 | | pagina 1