1000 150 100 25 19izeSratis-Vgrzekeriitgte;ea0nyeluldcen KWATTA?5A WOENSDAG 13 MEI Eerste Blad PLOUVIER HEEFT DE SCHOENEN 64e Jaargang 1926 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Feestdagen DRIE HONDERD GOLDEN j DE INKOMSTENBELASTING. FEUILLETON UIT DEN TIJD VAN RUWE RIDDERLIJKHEID. Beter dan Goed: DE BESTE No. lit VL1SS1N0SCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSVoorVIissingen en de gemeenten op Walcheren 2.20 per 3 maanden, franco door het geheele rijk 2.50. Voor België en de overige landen der Post-Unie, bij wekelijk- sche verzending 4.15bij dagelijksche verzending ƒ6.10. Afzonderlijke nummers 5 cent. Ifjtp: Firma F. VAN CF VELDE Ir Jaistraat 58-60, Vlissingeit. ïetef. 10. Postrekening 06287 ADVERTENTIEPRIJSVan 14 regels 1.10voor iederen regel meer 26 cent. Familieberichten van 1—6 regels 1.70, Reclames 52 cent per regel. Kleine advertenties van 1—5 regels 75 cent, voor eiken regei meer 15 cent. Bij abonnement speciale prijs. De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. Rftfi e"lde;orood Qflfl dl#til een ongeluk. UUU gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim. gulden bij verlies wijsvinger. gulden bij verlies van eiken anderen vinger. gniniiiiBiiiiBiiiiniiiiBiiiiHimiiiHiiMiiiniiaiiiiaiiiiaiiiiBiiiiHra'^siinniiiiHiiiigiiiiBiiiiaiiMiiiHiiin Re abonné J. DE Fd. te Vüssingen, houder van Polis 1871, had op Maandag 12 April II. het ongeluk bij het risscheri van klinknagels op de werf der Kon. Maatti „De Schelde" een stukje ijzer in het linkeroog te krijgen, waardoor dit oog verwijderd is geworden. IngevoSge onze Poiis-Voorwaarden werd aan genoem den abonné een uitkeering gedaan van Viissingen, 31 Mei 1926. ginBIIIIBIIIIBIIIIBIIIIBIIIIflllllBIIIIBIIIIBIIIIBIIIIBilllBHIIBIIIlBllllflllllBIIIIBIIIIBIIIIB! DE UITGEVERS. iiiiiHiiiaiiiiaiiiiBüiiBiiiii Dit nummer bestaat uit 2 bladen WEGENS DEN HEMELVAARTSDAG ZAL DONDERDAG 13 A4EI DE „VLIS- SINGSCHE COURANT" NIET VERSCHIJ NEN. Nu het nieuwe belastingjaar 1926/1927 op 1 Mei is ingegaan, meenen we goed te doen om aan het meermalen geuite ver langen tot het opnemen van een beknopte doch bevattelijke leiddraad bij het invullen der aangiftebiljetten dezer belasting, gevolg te geven. In de eerste plaats, wanneer u een biljet wordt uitgereikt, vul dat dan volledig in, ook al lijkt u een antwoord op de gestelde vraag van minder belang, verwijs niet zon der meer naar vorige jaren of de door uw werkgever ingeleverde loonlijst en boven dien onderteeken bet. Een te booge aanslag bij gebreke eener aangifte, d.w.z. ambts halve vastgesteld, is niet zoo gemakkelijk te veranderen. Lees verder de vragen aan dachtig alvorens er een antwoord achter te zetten. Goed lezen brengt u ook hier een heel eind. De vragen 1 tot en met 10 moeten steeds worden beantwoord naar den toestand op 1 Mei van het belastingjaar. Vergeet niet bij vraag 8c, volledige naam en adres van uwen werkgever op te geven. Alvorens over te gaan tot het invullen uwer inkomsten, houde men rekening met het volgende Losse werklieden worden wat hun inkomsten uit arbeid betreft altijd aangeslagen over het inkomen dat zij in het laatst verloopen kalenderjaar hebben genoten. Voor het belastingjaar 1926/1927, dus over het tijdvak van 1 Januari tot en met 31 December 1925, onverschillig of zij bij éen of meer patroons hebben gewerkt. Ook doet het niet ter zake of ze op 1 Mei van het belastingjaar zonder werk zijn. Bij vraag 8 wordt dan ingevuld los timmermansknecht, metselaarsknecht enz. al naar gelang van het beroep dat zij uit oefenen. naar het Engelsch van L. M. RAE. 5) De laird liet zijn vuist op tafel vallen en lachte verheugd. ..Juist, mistress Dat is hetIk had dat goede, oude Schotsche gebruik totaal ver goten Maar zóó zullen we doen De vrouw spoedde zich naar de deur en nep opgewonden «Kom eens gauw hier, Jack, om getuige S.,z'in va" het huwelijk tussschen master uilmour en de dame De tolbaas verscheen, met het plecht- statig gezicht dat hij altijd zette als er de oen of andere plechtigheid viel bij te wonen maa|0tZ^ ^an ^e£ra*en's' huwelijk of doop- Eón van degenen, die er toch wel het nauwste bij betrokken was, zat bijzon der veel aandacht te wijden aan hetgeen er besproken werd. Blijkbaar kon zij het fiosprek ook niet volgen, want als ze zoo voorsloegen in hun dialect, dan was het n'ot verstaanbaar voor iemand, die niet uit o streek was. Enkel toen mr. Gilmour zijn op de hare legde, wekte haar dit weer tot leven. ..Kom, kindje", zei hij vriendelijk. „Ik 'Je tot mijn vrouw maken, hier en op dit genblik, eer ik je naar Girth meeneem (hïi vr.ouw -- I" riep ze ontzet. „Maar kan nietdat is onmogelijk »ti, madam, we zijn in Schotland en we uwen volgens Schotsch gebruik." een- dat wil ik nietIk kan u niet n v°lgens Schotsch gebruik noch volgens eenig ander gebruik m" 1S beter om het nu te doen, dan er te wachten, tot we in Girth zijn ga niet naar Girth", sprak ze, vast Houd zelf aanteekeningen van uw in komsten en bewaar uw bondsboekjes en werkloosheidskaarten De eindbeslissing inzake de belastbaar heid der uitkeering eener organisatie we gens werkloosheid of ziekte, en daar tegen over de aftrek van contributie, is nog niet gevallen. Vermeld het deswege genoten be drag aan uitkeering afzonderlijk. Ook een uitkeering van de rijksverzekeringsbank, terzake van een ongeval e.d, genoten, moet worden opgegeven. Een uitkeering van het burgerlijk armbestuur of kerk is niet belast. Voor de verdere bronnen van inkomen (hierna nader omschreven) is het onver schillig welk beroep men uitoefent, zoodat hetgeen hieromtrent wordt uiteengezet voor iedereen geldt. Verder zij nog opge merkt, dat in sommige gevallen van het hierboven omtrent losse werklieden gerele veerde, moet worden afgeweken. Voor een bespreking dezer gevallen is hier geen aan leiding. Zulks zou slechts verwarring bren gen. Voor vaste werklieden, kantoorbedien den, onderwijzers, enz. enz., kortom een ieder welke niet onder het begrip „los werkman" valt, of een vak uitoefent waar periodieke werkloosheid regel is, geldt het volgende. Hierbij houde men er rekening mede, dat in tegenstelling met de z.g. losse werklieden, niet het beroep als zoodanig, doch de dienstbetrekking bij A. of B., de bron van inkomen is. Gaat men over van A. naar B., dan ontstaat er een nieuwe bron van inkomen, en is de oude dus ver vallen. Wanneer men dus vastgelegd heeft welke bronnen van inkomen uit arbeid of onder neming men op 1 Mei van het belasting jaar heeft, gaat men na welke verdere bronnen van inkomen er nog bestaan. Dat kunnen zijn le. Onroerend goed, huizen, landerijen, enz. Elk 'huis, enz. is een afzonderlijke bron van inkomen, niet dus het onroerend bezit in zijn geheel. Heeft men dus 2 hui zen, dan zijn dat 2 bronnen van inkomen. 2e. Roerend kapitaal, zooals schuldvor deringen met en zonder hypothecair ver band, schuldvorderingen waarvan geen bewijs is afgegeven, effecten en verder alle geldswaardige papieren. Ieder stuk vormt een aparte bron van inkomen. Dus 10 effec ten en 2 schuldvorderingen, zijn 12 bronnen van inkomen. 3e. Rechten op periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk. Hieronder vallen o.a. pensioenen, wachtgelden, lijfrenten, ver schuldigde verstrekkingen van levensonder houd, ouderdomsrente, riddersoldij, gage- ment, enz." Van elke bron van inkomen gaat men na hoelang deze heeft bestaan. Heeft een bron (welke men dus op 1 Mei van het belastingjaar heeft) bestaan gedurende het geheele afgeloopen kalen derjaar (voor 1926/1927 dus 1925) dan moet worden opgegeven hetgeen over dat tijdvak de zuivere opbrengst was. Aange zien dit meestentijds het geval is, is hieruit de meening ontstaan, dat men zonder meer betaalt naar zijn inkomsten over het l^atst- verloopen kalenderjaar, hetgeen absoluut onjuist is, wat nader zal worden aange toond. Eerst een voorbeeld met betrekking tot het vorenstaande geval. (Onder de toe lichting op uw aangiftebiljet, na vraag 12, onder letter a aangeduid). A. is op 1 Mei 1926, kantoorbediende bij B. al sedert jaren, dus ook het geheele kalenderjaar 1925. Hij geeft uit deze bron op wat hij over het kalenderjaar 1925, heeft genoten. Hij bezit verder op 1 Mei 1926 een vor dering op C. ad ƒ2000 a Deze vordering bestaat sedert 1 Februari 1924, dus op 1 Mei 1926 ook een vol kalenderjaar. Opgave alsvoren. Ook bezit hij een huis, sedert meerdere jaren. Huuropbrengst over 1925 600. Hij moet hiervan aftrekken de lasten (grond belasting, straatgeld, tonnengeld, sltiisgeld, assurantie voor het huis, e.d.) stel 60 benevens de uitgaven voor onderhoud van het huis over 1925, stel ƒ140. Blijft zuiver ƒ400, welk bedrag hij dus opgeeft onder vraag 14b. Er wordt op gewezen, dat alleen de werkelijk betaalde bedragen wegens on derhoud mogen worden afgetrokken, zon der eenige beperking. Echter mag geen af trek plaats hebben voor vernieuwing en verbetering, ook niet w§nneer 2ulks b.v. plaats vond op last van Bouw- en Woning toezicht. Wat dus buiten het begrip onder houd valt mag niet worden afgetrokken, zooals b.v. aanleg gas; electriciteit, water leiding, waterputten, bijbouw enz. In twij felachtige gevallen informeere men ter In spectie Zeilmarkt, of omschrijve deze pos ten op het aangiftebiljet. Een procentsge- wijze aftrek, zooals meermalen wordt ver ondersteld, bestaat niet. Woont men in zijn eigen huis, dan geve men de huurwaarde op onder vraag 14a. De eventueele huuropbrengst welke men nog niet (b.v. wanneer men een gedeelte er van heeft verhuurd) onder vraag 14b. Ook in dit geval lasten en kosten van on derhoud eerst aftrekken. Nu een voorbeeld voor 't geval eenige bron van inkomen op 1 Mei van het belas tingjaar nog geen vol kalenderjaar heeft gevloeid. Let goed op het woord kalender jaar. Een bron van inkomen kan op 1 Mei van het belastingjaar wel eén jaar bestaan (q.l. 12 maanden) en zelfs langer als een jaar, zonder echter een vol kalenderjaar te bestaan. Wanneer dus de op 1 Mei 1926 bestaan de bron van inkomen is ontstaan na 1 Januari 1925 (elke bron afzonderlijk te be- oordeelen) dan valt men wat die bron be treft onder het geval, dat in de toelichting op uw biljet, na vraag 12 opgenomen, on der letter b. aangeduid. Voorbeeld C. is op 1 Mei 1926 als kantoorbediende in dienst van D. en wel sedert 1 Februari 1925. Op 1 Mei 1926 bestond deze bron van inkomen dus nog geen vol kalender jaar. Nu moet dus niet worden opgegeven het inkomen dat C. in het jaar 1925 genoot, doch het te schatten jaarlijksch bedrag dat hij vermoedelijk in het belastingjaar, in dit geval dus 1 Mei 1926 tot en met 30 April 1927, zal genieten. Deze begrooting moet worden gemaakt naar de op 1 Mei*van het belastingjaar (hier dus 1 Mei 1926) be staande feiten, en altijd naar het jaarlijksch bedrag. Verondersteld dat C. op 1 Mei 1926 een salaris geniet van ƒ200 per maand, terwijl omtrent een eventueele wijziging ge durende het belastingjaar niets vaststaat, dan geeft hij dus een bedrag op van 2400. Bij andere bronnen van inkomsten ge schiedt de berekening op gelijke wijze. De gevallen a. en b. van meergenoemde toelichting op uw biljet, kunnen ook heel goed samengaan. Neem aan dat C. nog een bron van inkomen heeft op 1 Mei 1926, b.v. een pensioen als militair ad ƒ200, welk pensioen is ingegaan 1 Mei 1919. Deze bron (periodieke uitkeering) bestond dus op 1 Mei 1926 wèl een vol kalenderjaar, zoodat C. hieruit het over 1925 genoten bedrag ad 200 opgeeft, en voor zijn bron als kan toorbediende bij D. (onderneming en ar beid) een raming maakt zooals hiervoren is ueteengezet. Nog een voorbeeld E. was het geheele jaar 1925 werkzaam als kantoorbediende bij F. doch wordt met ingang van 1 Mei 1926 gepensionneerd. Zijn bron van inkomen op 1 Mei 1926, is dus het pensioen en niet meer kantoorbediende bij F. Stel dat hij op 1 Mei 1926, een pen sioen geniet ad ƒ100 per maand, dan vult hij zijn aangifte als volgt in Als ant woord op vraag 8 Gepensionneerd. Als inkomen (vraag 16c) 1200 n.l. het jaar lijksch bedrag geraamd zooals in het vorig voorbeeld is aangegeven. Hoeveel hij over 1925 als kantoorbediende heeft genoten doet niets meer ter zake. Eventueele andere bronnen van inko men welke hij nog heeft op 1 Mei 1926 moeten worden getoetst aan de hiervoren gegeven voorbeelden, al naar gelang ze vallen onder a. of b. der toelichting. Vergeet verder niet de bijverdiensten, uit welken hoofde ook, op te geven, zooals het geven van lessen, avondbetrekkingen, enz. alsmede de inkomsten uwer echtgenoote. Vele navorderingen vinden haar oorsprong in het verzwijgen dezer inkomsten. De bronnen van inkomen der gehuwde vrouw worden beschouwd als bronnen van inkomen harer echtgenoot. De berekening geschiedt op dezelfde wijze. We meenen hiermede te kunnen volstaan, en zullen nog een bespreking wijden aan de aftrekposten (vraag 18 van het biljet). Daaronder worden bedoeld aftrekpos ten, die met de bron van inkomen niet in verband staan, d.w.z. met de verwerving van het inkomen hebben zij niets te maken. Hieronder vallen ook renten van hypothe caire schulden. Deze worden dus niet afge- besloten. „Madam, wek niet mijn drift op bul derde hij, „want ik verzeker u, dat ik ge weldig kan wezen Geef mij uw rechter hand en ik zweer u, dat het waar is het geen ik zeg." Maar Elizabeth bleef zich verzetten. „Als u mij nu niet trouwt, madam", brul de hij, „dan gaan we zóó. De hemel weet, dat ik u op eerzame wijze behandelen wil. Maar wèl stelt u mijn geduld op een zware proef „Nu nu, nu suste de tolvrouw. „U zult haar wel trouwen, eer u het tolhuis verlaten heeftLady", pleitte ze toen, „ik zou hem ook niet boos maken. U weet nooit wat er dan gebeuren kon Trouw hem trouw hem, als hij u dit vraagt, en u zult zich niet beschaamd hoeven voelen als u op Girth komt Elizabeth voelde zich niet langer in staat tot tegenstand. Ze konden met haar doen wat ze wilden. De tolvrouw nam haar weerspannige hand en legde die in die van den laird. „Hier is haar hand, master Gilmour. Spreek nu de woorden fy'j sloot haar koud handje in de zijne en nam zijn pruik af. „Ik zal voor den Almachtige staan, zoo als Hij mij geschapen heeft", zei hij, en het licht viel op zijn gouden haar terwijl hij daar stond, met opgeheven hand. „Ik, Stair Gilmour", begon hij, met een stem, die Frilde van ontroering, j.neem Elizabeth Braxley tot mijn vrouw'en ik zv$eer voor God, dat ik goed en trouw voor haar zal zijn, alle dagen mijns levens." Toen kuste hij haar eerbiedig de hand. „Zoo is het in orde", knikte de tolbaas goedkeurend. „En nu u die woord#* herhaalt, lady fluisterde de tolvrouw tot Elizabeth. „Zeg na, wat ik u vóórzeg, madam beval de laid. „Ik, Elizabeth Braxley..." „Ik, Elizabeth Braxley" herhaalde zij. werktuigelijk. „Neem u, Stair Gilmour, tot mijn wetti gen echtgenootging de laird voort. „Dit is al wat ik u vraag" „Neem u, Stair Gilmour..." ging ze voort maar verder kwam ze niet. „...Tot mijn wettigen echtgenoot", viel hij weer in. „Tot mijn echtgenootprevelde zij zóó zacht, dat ze bijna niets hoorden. „Zóó is 't goed", zei de tolvrouw met voldoening. „Nu kunt u het hoofd hoog houden, lady Maar uw ring... U heeft haar nog geen ring geschonken, uw lord schap... „Een ring... O ja. Dat is waar ook Hij schoof den wijden saffieren ring af dien hij aan den middelvinger droeg. „Kijk.., deze zal wel goed zijn..." „O, wat mooi riep Jean, bewonderend. Hij nam de linkerhand van het meisje, maar vond daar al een ring aan den mid delvinger zitten, dien hij echter afschoof. „Neen, niet doen riep eij heftig, ter wijl zij de eene hand over de andere legde. „Bah Dat is de ring van Edmond Hes ton Was dat al, wat hij je gegeven heeft Dien moest je niet aangenomen hebben liet is een opalen en die steen brengt on geluk aan Nu moet je dezen dragen. (De r-ing was haar echter veel te wijd). En dan die er overheen, om den saffieren te be waken." „Maar hoè nu met het huwelijksbewijs, mr. Gilmour vroeg de tolvrouw weer. „Wat is zoo'n huwelijksbewijs nu nog noodig viel hij uit. „Iedere fatsoenlijke vrouw moet een huwelijksbewijs hebben, waarmee zij kan te voorschijn komen, als haar man haar soms loochent." „Haar loochenen... Denk je, dat ik de vrouw zou loochenen, die ik mij eenmaal gekozen heb Ik zou mij nog eerder laten hangen en vierendeelen en ik weet al niet wat, eer ik dat deed." „Ja, maar tegenover die menschen met bcoze tongen moet haar ladyschap toch in waarheid zulk een huwelijksbewijs heb ben hield Jean vol. „Kunt u het zelve niet opstellen U zult toch wel handig zijn met de pen, master Gilmour „Nu goed dan zal ik het doen Maar waar is je pen en inkt „Zulke dingen houd ik er niet op na, ziet u Want Jack noch ik we kunnen geen van beiden een pen vasthouden „Hoe moet ik dan een huwelijksbewijs schrijven... O, maar wacht, een pen heb ik wel bij mij Hij haalde er een te voor schijn uit zijn zak en ging die handig ver snijden. „Een stuk papier houd ik er ook nog wel op na, in mijn zakboek. En als je dan geen inkt hebt, dan zal ik het bewijs schrijven met mijn bloed. Me dunkt, mooier kan het al niet Hij strekte zijn pols uit, maakte daar een kerfje in met zijn pennemes en het bloed spoot er onmiddellijk uit. „De hemel zij ons genadig riep mis tress Mac Bayne. „Van mijn leven heb ik zoo iets nog niet gehoord Het is wat heel buitengewoons, lady, dat u uw huwe lijksbewijs krijgt, geschreven met het bloed van uw echtgenoot Elizabeth zelve voelde zich wee worden op het zien van dat bloed. Ze viel neer op een stoel, terwijl de laird aan tafel zat en met behoorlijke inspanning het volgende document kreeg opgesteld „Stair Gilmour van Girth, vrijgezel, tiouwde op dezen dag met Elizabeth Braxley, vrijgezelle, in het tolhuis, tien mijlen ten Oosten van Glasgow, op den koninklijken weg naar Edinburg. Het welk doende, den 15en November van het Jaar Onzes Heeren 1699. Onder getuigen van Jack Mc Bayne, tolbaas, en zijn vrouw Jean, die, hier onder, een kruisje zetten." „Zie zoo", zei hij met voldoening. „Dat is al weer klaar. Nu kan je er ieder een «te-REEP trokken bij de berekening van de inkom sten uit het onroerend goed, doch eerst la ter onder vraag 18, letter b. Uitdrukkelijk wordt er op gewezen dat alle aftrekposten moeten geschieden tot het jaarlijksch bedrag naar den toestand op 1 Mei van het belastingjaar, en niet over het laatstverloopen kalenderjaar, zooals meer malen wordt verondersteld. Wanneer men op 1 Mei van het belas tingjaar geen posten voor aftrek heeft, dan is dus geen aftrek toegestaan, on verschillig of men vóór 1 Mei ze wel had. Onder vraag 18a, wordt opgave ge vraagd van het bedrag dat de belasting plichtige wenscht af te trekken, wegens lijf renten, enz. (zie de omschrijving op het biljet). Hieronder vallen, b.v. ondersteu ningen aan behoeftige ouders, grootouders en meerderjarige kinderen en kleinkinderen. Voor minderjarige kinderen krijgt men den gewonen kinderaftrek, zonder meer. Aftrek voor broers, zusters of andere familieleden (waartoe men niet kan worden verplicht) is niet toegestaan. De aftrek wordt in de eerste plaats ge toetst aan het werkelijk bedrag dat wordt bijgedragen. Geschiedt de bijdrage inge volge een beslissing van het bevoegd ge zag, dan wordt deze bijdrage zonder meer afgetrokken. In de meeste gevallen is zoo'n beslissing er echter niet en geschiedt de bijdrage in het onderhoud dezer familie leden, vrijwillig. In dat geval mag niet meer worden afgetrokken dan redelijkerwijs ver wacht mag worden het bedrag te zullen zijn, wanneer een beslissing daaromtrent was gevallen. Er wordt dus rekening ge houden met het aantal kinderen dat wet telijk moet bijdragen tot het onderhoud hunner ouders en hun financieele positie. Mag b.v. worden aangenomen dat iemand verplicht zou kunnen werden tot een bij drage van ƒ2.50 per week, doch hij geeft ƒ5 per week omdat een zijner broers of zusters zich aan de verplichting tot bijdrage onttrekt, dan mag het meerdere dat hij dus boven zijn portie en onverplicht geeft, niet worden afgetrokken. Trek geen fictieve bedragen af. Bedenk ook hierbij dat deze dingen nauwkeurig worden onderzocht en niet zelden komt hieruit een navordering voort. Aftrek voor behoeftige meerderjarige kinderen is natuurlijk eenvoudiger omdat daarvoor doorgaans alleen de ouders moe ten bijdragen. Men geve verder op de achterzijde van het aangiftebiljet een aanduiding te wieiis behoeve men dat bedrag aftrekt, met op gave van volledige naam en adres. Vraag 18b. Aftrek wegens te betalen rente van schulden. Heeft men op 1 Mei van het belasting jaar een schuld waarvan men rente moet betalen, dan kan hier het jaarlijksch be drag der te betalen rente worden in min dering gebracht, naar de grootte der schuld op 1 Mei van het belastingjaar. Vraag 18 c en d. Hieraan willen we even extra de aan- kruisje onder zetten en het stuk is rechts geldig." Om beurten nam het paar de pen in de ongeoefende hand en maakte het teekentje, waarop Gilmour het met een buiging aan Elizabeth presenteerde. „Uw huwelijksbewijs, madam Als ooit iemand de onbeschaamdheid mocht hebben uw huwelijk in twijfel te trekken, laat hem dan dit zien, of verwijs hem naar mij „Ik verlang het niet", antwoordde Eliza beth koud. En, zich toen loswringend uit haar apathie, riep ze „Wat geef ik om een huwelijks-certificaat, mr. Gilmour Ik be schouw deze plechtigheid als van nul en geenerlei waarde Ik ben niet uw wettige vrouw „Wel degelijk ben je datbulderde de laird. „Even wettig of het met den Bijbel gezworen was en ik beschouw je als mijn vrouw tot ik sterf... Ik zal het bewijs veilig voor je bewaren, tot je het soms noodig mocht hebben Hij stak het document in zijn zakboek. „Nu, mijn kind", zei hij vrij wat vriendelijker. „Ik geef je een kus ter bezegeling van hetgeen ik zei." Hij hoog zich over haar heen en drukte haar eerbiedig een kus op de koude hand, waarna hij Mac Bayne toeriep, dat die zijn paard zou zadelen. Elizabeth zat voor zich uit te staren met een blik, die niets zag. De tolvrouw bood haar een kop melk met een paar cakes aan, maar ze weigerde ze, verdrietig als zij was. „Maar uw ladyschap moet niet zoo be droefd zijn troostte de goede vrouw. „Alles is nu in orde De bancf is even hecht of de dominé in de kerk het huwelijk had ingezegend. Er is u geenerlei leed geschied. Het is een fatsoenlijk man, de laird, al is hij dan ook wat wild. Geef hem niet te veel toe, des te hooger zal hij u stellen.... En wees dan eens verstandig en gebruik die melk, of u zult nog ergen honger krijgen, eer u op Girth komt Elizabeth was getroffen door de welge meende vriendelijkheid. Ze stak haar dan

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1926 | | pagina 1