1000
150
100
25
19izeSratis-Vgrzekeriitgte;ea0nyeluldcen
KWATTA?5A
WOENSDAG
13 MEI
Eerste Blad
PLOUVIER HEEFT DE SCHOENEN
64e Jaargang
1926
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende
Feestdagen
DRIE HONDERD
GOLDEN j
DE INKOMSTENBELASTING.
FEUILLETON
UIT DEN TIJD VAN RUWE
RIDDERLIJKHEID.
Beter dan Goed: DE BESTE
No. lit
VL1SS1N0SCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJSVoorVIissingen en de gemeenten op Walcheren 2.20 per 3 maanden,
franco door het geheele rijk 2.50. Voor België en de overige landen der Post-Unie, bij wekelijk-
sche verzending 4.15bij dagelijksche verzending ƒ6.10. Afzonderlijke nummers 5 cent.
Ifjtp: Firma F. VAN CF VELDE Ir Jaistraat 58-60, Vlissingeit. ïetef. 10. Postrekening 06287
ADVERTENTIEPRIJSVan 14 regels 1.10voor iederen regel meer 26 cent.
Familieberichten van 1—6 regels 1.70, Reclames 52 cent per regel. Kleine advertenties
van 1—5 regels 75 cent, voor eiken regei meer 15 cent. Bij abonnement speciale prijs.
De abonné's in 't bezit eener
Polis, zijn GRATIS verze
kerd tegen ongelukken voor
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
Rftfi e"lde;orood Qflfl
dl#til een ongeluk. UUU
gulden bij verlies
van een
hand, voet of oog.
gulden bij verlies
van
een duim.
gulden bij verlies
wijsvinger.
gulden bij verlies
van eiken
anderen vinger.
gniniiiiBiiiiBiiiiniiiiBiiiiHimiiiHiiMiiiniiaiiiiaiiiiaiiiiBiiiiHra'^siinniiiiHiiiigiiiiBiiiiaiiMiiiHiiin
Re abonné J. DE Fd. te Vüssingen, houder van Polis
1871, had op Maandag 12 April II. het ongeluk bij het
risscheri van klinknagels op de werf der Kon. Maatti
„De Schelde" een stukje ijzer in het linkeroog te
krijgen, waardoor dit oog verwijderd is geworden.
IngevoSge onze Poiis-Voorwaarden werd aan genoem
den abonné een uitkeering gedaan van
Viissingen, 31 Mei 1926.
ginBIIIIBIIIIBIIIIBIIIIBIIIIflllllBIIIIBIIIIBIIIIBIIIIBilllBHIIBIIIlBllllflllllBIIIIBIIIIBIIIIB!
DE UITGEVERS.
iiiiiHiiiaiiiiaiiiiBüiiBiiiii
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
WEGENS DEN HEMELVAARTSDAG
ZAL DONDERDAG 13 A4EI DE „VLIS-
SINGSCHE COURANT" NIET VERSCHIJ
NEN.
Nu het nieuwe belastingjaar 1926/1927
op 1 Mei is ingegaan, meenen we goed te
doen om aan het meermalen geuite ver
langen tot het opnemen van een beknopte
doch bevattelijke leiddraad bij het invullen
der aangiftebiljetten dezer belasting, gevolg
te geven.
In de eerste plaats, wanneer u een biljet
wordt uitgereikt, vul dat dan volledig in,
ook al lijkt u een antwoord op de gestelde
vraag van minder belang, verwijs niet zon
der meer naar vorige jaren of de door uw
werkgever ingeleverde loonlijst en boven
dien onderteeken bet. Een te booge aanslag
bij gebreke eener aangifte, d.w.z. ambts
halve vastgesteld, is niet zoo gemakkelijk
te veranderen. Lees verder de vragen aan
dachtig alvorens er een antwoord achter te
zetten. Goed lezen brengt u ook hier een
heel eind.
De vragen 1 tot en met 10 moeten steeds
worden beantwoord naar den toestand op 1
Mei van het belastingjaar.
Vergeet niet bij vraag 8c, volledige naam
en adres van uwen werkgever op te geven.
Alvorens over te gaan tot het invullen
uwer inkomsten, houde men rekening met
het volgende Losse werklieden worden
wat hun inkomsten uit arbeid betreft altijd
aangeslagen over het inkomen dat zij in
het laatst verloopen kalenderjaar hebben
genoten. Voor het belastingjaar 1926/1927,
dus over het tijdvak van 1 Januari tot en
met 31 December 1925, onverschillig of zij
bij éen of meer patroons hebben gewerkt.
Ook doet het niet ter zake of ze op 1 Mei
van het belastingjaar zonder werk zijn.
Bij vraag 8 wordt dan ingevuld los
timmermansknecht, metselaarsknecht enz.
al naar gelang van het beroep dat zij uit
oefenen.
naar het Engelsch van L. M. RAE.
5)
De laird liet zijn vuist op tafel vallen en
lachte verheugd.
..Juist, mistress Dat is hetIk had dat
goede, oude Schotsche gebruik totaal ver
goten Maar zóó zullen we doen
De vrouw spoedde zich naar de deur en
nep opgewonden
«Kom eens gauw hier, Jack, om getuige
S.,z'in va" het huwelijk tussschen master
uilmour en de dame
De tolbaas verscheen, met het plecht-
statig gezicht dat hij altijd zette als er de
oen of andere plechtigheid viel bij te wonen
maa|0tZ^ ^an ^e£ra*en's' huwelijk of doop-
Eón van degenen, die er toch wel het
nauwste bij betrokken was, zat bijzon
der veel aandacht te wijden aan hetgeen
er besproken werd. Blijkbaar kon zij het
fiosprek ook niet volgen, want als ze zoo
voorsloegen in hun dialect, dan was het
n'ot verstaanbaar voor iemand, die niet uit
o streek was. Enkel toen mr. Gilmour zijn
op de hare legde, wekte haar dit weer
tot leven.
..Kom, kindje", zei hij vriendelijk. „Ik
'Je tot mijn vrouw maken, hier en op dit
genblik, eer ik je naar Girth meeneem
(hïi vr.ouw -- I" riep ze ontzet. „Maar
kan nietdat is onmogelijk
»ti, madam, we zijn in Schotland en we
uwen volgens Schotsch gebruik."
een- dat wil ik nietIk kan u niet
n v°lgens Schotsch gebruik
noch volgens eenig ander gebruik
m" 1S beter om het nu te doen, dan er
te wachten, tot we in Girth zijn
ga niet naar Girth", sprak ze, vast
Houd zelf aanteekeningen van uw in
komsten en bewaar uw bondsboekjes en
werkloosheidskaarten
De eindbeslissing inzake de belastbaar
heid der uitkeering eener organisatie we
gens werkloosheid of ziekte, en daar tegen
over de aftrek van contributie, is nog niet
gevallen. Vermeld het deswege genoten be
drag aan uitkeering afzonderlijk. Ook een
uitkeering van de rijksverzekeringsbank,
terzake van een ongeval e.d, genoten, moet
worden opgegeven. Een uitkeering van het
burgerlijk armbestuur of kerk is niet belast.
Voor de verdere bronnen van inkomen
(hierna nader omschreven) is het onver
schillig welk beroep men uitoefent, zoodat
hetgeen hieromtrent wordt uiteengezet
voor iedereen geldt. Verder zij nog opge
merkt, dat in sommige gevallen van het
hierboven omtrent losse werklieden gerele
veerde, moet worden afgeweken. Voor een
bespreking dezer gevallen is hier geen aan
leiding. Zulks zou slechts verwarring bren
gen.
Voor vaste werklieden, kantoorbedien
den, onderwijzers, enz. enz., kortom een
ieder welke niet onder het begrip „los
werkman" valt, of een vak uitoefent waar
periodieke werkloosheid regel is, geldt het
volgende. Hierbij houde men er rekening
mede, dat in tegenstelling met de z.g. losse
werklieden, niet het beroep als zoodanig,
doch de dienstbetrekking bij A. of B., de
bron van inkomen is. Gaat men over van
A. naar B., dan ontstaat er een nieuwe
bron van inkomen, en is de oude dus ver
vallen.
Wanneer men dus vastgelegd heeft welke
bronnen van inkomen uit arbeid of onder
neming men op 1 Mei van het belasting
jaar heeft, gaat men na welke verdere
bronnen van inkomen er nog bestaan. Dat
kunnen zijn
le. Onroerend goed, huizen, landerijen,
enz. Elk 'huis, enz. is een afzonderlijke
bron van inkomen, niet dus het onroerend
bezit in zijn geheel. Heeft men dus 2 hui
zen, dan zijn dat 2 bronnen van inkomen.
2e. Roerend kapitaal, zooals schuldvor
deringen met en zonder hypothecair ver
band, schuldvorderingen waarvan geen
bewijs is afgegeven, effecten en verder alle
geldswaardige papieren. Ieder stuk vormt
een aparte bron van inkomen. Dus 10 effec
ten en 2 schuldvorderingen, zijn 12 bronnen
van inkomen.
3e. Rechten op periodieke uitkeeringen
van het leven afhankelijk. Hieronder vallen
o.a. pensioenen, wachtgelden, lijfrenten, ver
schuldigde verstrekkingen van levensonder
houd, ouderdomsrente, riddersoldij, gage-
ment, enz."
Van elke bron van inkomen gaat men na
hoelang deze heeft bestaan.
Heeft een bron (welke men dus op 1
Mei van het belastingjaar heeft) bestaan
gedurende het geheele afgeloopen kalen
derjaar (voor 1926/1927 dus 1925) dan
moet worden opgegeven hetgeen over dat
tijdvak de zuivere opbrengst was. Aange
zien dit meestentijds het geval is, is hieruit
de meening ontstaan, dat men zonder meer
betaalt naar zijn inkomsten over het l^atst-
verloopen kalenderjaar, hetgeen absoluut
onjuist is, wat nader zal worden aange
toond. Eerst een voorbeeld met betrekking
tot het vorenstaande geval. (Onder de toe
lichting op uw aangiftebiljet, na vraag 12,
onder letter a aangeduid).
A. is op 1 Mei 1926, kantoorbediende bij
B. al sedert jaren, dus ook het geheele
kalenderjaar 1925. Hij geeft uit deze bron
op wat hij over het kalenderjaar 1925,
heeft genoten.
Hij bezit verder op 1 Mei 1926 een vor
dering op C. ad ƒ2000 a Deze vordering
bestaat sedert 1 Februari 1924, dus op 1
Mei 1926 ook een vol kalenderjaar. Opgave
alsvoren.
Ook bezit hij een huis, sedert meerdere
jaren. Huuropbrengst over 1925 600. Hij
moet hiervan aftrekken de lasten (grond
belasting, straatgeld, tonnengeld, sltiisgeld,
assurantie voor het huis, e.d.) stel 60
benevens de uitgaven voor onderhoud van
het huis over 1925, stel ƒ140. Blijft zuiver
ƒ400, welk bedrag hij dus opgeeft onder
vraag 14b. Er wordt op gewezen, dat alleen
de werkelijk betaalde bedragen wegens on
derhoud mogen worden afgetrokken, zon
der eenige beperking. Echter mag geen af
trek plaats hebben voor vernieuwing en
verbetering, ook niet w§nneer 2ulks b.v.
plaats vond op last van Bouw- en Woning
toezicht. Wat dus buiten het begrip onder
houd valt mag niet worden afgetrokken,
zooals b.v. aanleg gas; electriciteit, water
leiding, waterputten, bijbouw enz. In twij
felachtige gevallen informeere men ter In
spectie Zeilmarkt, of omschrijve deze pos
ten op het aangiftebiljet. Een procentsge-
wijze aftrek, zooals meermalen wordt ver
ondersteld, bestaat niet.
Woont men in zijn eigen huis, dan geve
men de huurwaarde op onder vraag 14a.
De eventueele huuropbrengst welke men
nog niet (b.v. wanneer men een gedeelte
er van heeft verhuurd) onder vraag 14b.
Ook in dit geval lasten en kosten van on
derhoud eerst aftrekken.
Nu een voorbeeld voor 't geval eenige
bron van inkomen op 1 Mei van het belas
tingjaar nog geen vol kalenderjaar heeft
gevloeid. Let goed op het woord kalender
jaar. Een bron van inkomen kan op 1 Mei
van het belastingjaar wel eén jaar bestaan
(q.l. 12 maanden) en zelfs langer als een
jaar, zonder echter een vol kalenderjaar te
bestaan.
Wanneer dus de op 1 Mei 1926 bestaan
de bron van inkomen is ontstaan na 1
Januari 1925 (elke bron afzonderlijk te be-
oordeelen) dan valt men wat die bron be
treft onder het geval, dat in de toelichting
op uw biljet, na vraag 12 opgenomen, on
der letter b. aangeduid.
Voorbeeld
C. is op 1 Mei 1926 als kantoorbediende
in dienst van D. en wel sedert 1 Februari
1925. Op 1 Mei 1926 bestond deze bron
van inkomen dus nog geen vol kalender
jaar. Nu moet dus niet worden opgegeven
het inkomen dat C. in het jaar 1925 genoot,
doch het te schatten jaarlijksch bedrag dat
hij vermoedelijk in het belastingjaar, in dit
geval dus 1 Mei 1926 tot en met 30 April
1927, zal genieten. Deze begrooting moet
worden gemaakt naar de op 1 Mei*van het
belastingjaar (hier dus 1 Mei 1926) be
staande feiten, en altijd naar het jaarlijksch
bedrag. Verondersteld dat C. op 1 Mei
1926 een salaris geniet van ƒ200 per maand,
terwijl omtrent een eventueele wijziging ge
durende het belastingjaar niets vaststaat,
dan geeft hij dus een bedrag op van 2400.
Bij andere bronnen van inkomsten ge
schiedt de berekening op gelijke wijze.
De gevallen a. en b. van meergenoemde
toelichting op uw biljet, kunnen ook heel
goed samengaan. Neem aan dat C. nog een
bron van inkomen heeft op 1 Mei 1926, b.v.
een pensioen als militair ad ƒ200, welk
pensioen is ingegaan 1 Mei 1919. Deze bron
(periodieke uitkeering) bestond dus op 1
Mei 1926 wèl een vol kalenderjaar, zoodat
C. hieruit het over 1925 genoten bedrag
ad 200 opgeeft, en voor zijn bron als kan
toorbediende bij D. (onderneming en ar
beid) een raming maakt zooals hiervoren is
ueteengezet.
Nog een voorbeeld
E. was het geheele jaar 1925 werkzaam
als kantoorbediende bij F. doch wordt met
ingang van 1 Mei 1926 gepensionneerd. Zijn
bron van inkomen op 1 Mei 1926, is dus
het pensioen en niet meer kantoorbediende
bij F. Stel dat hij op 1 Mei 1926, een pen
sioen geniet ad ƒ100 per maand, dan vult
hij zijn aangifte als volgt in Als ant
woord op vraag 8 Gepensionneerd. Als
inkomen (vraag 16c) 1200 n.l. het jaar
lijksch bedrag geraamd zooals in het vorig
voorbeeld is aangegeven. Hoeveel hij over
1925 als kantoorbediende heeft genoten
doet niets meer ter zake.
Eventueele andere bronnen van inko
men welke hij nog heeft op 1 Mei 1926
moeten worden getoetst aan de hiervoren
gegeven voorbeelden, al naar gelang ze
vallen onder a. of b. der toelichting.
Vergeet verder niet de bijverdiensten, uit
welken hoofde ook, op te geven, zooals het
geven van lessen, avondbetrekkingen, enz.
alsmede de inkomsten uwer echtgenoote.
Vele navorderingen vinden haar oorsprong
in het verzwijgen dezer inkomsten.
De bronnen van inkomen der gehuwde
vrouw worden beschouwd als bronnen van
inkomen harer echtgenoot. De berekening
geschiedt op dezelfde wijze.
We meenen hiermede te kunnen volstaan,
en zullen nog een bespreking wijden aan de
aftrekposten (vraag 18 van het biljet).
Daaronder worden bedoeld aftrekpos
ten, die met de bron van inkomen niet in
verband staan, d.w.z. met de verwerving
van het inkomen hebben zij niets te maken.
Hieronder vallen ook renten van hypothe
caire schulden. Deze worden dus niet afge-
besloten.
„Madam, wek niet mijn drift op bul
derde hij, „want ik verzeker u, dat ik ge
weldig kan wezen Geef mij uw rechter
hand en ik zweer u, dat het waar is het
geen ik zeg."
Maar Elizabeth bleef zich verzetten.
„Als u mij nu niet trouwt, madam", brul
de hij, „dan gaan we zóó. De hemel weet,
dat ik u op eerzame wijze behandelen wil.
Maar wèl stelt u mijn geduld op een zware
proef
„Nu nu, nu suste de tolvrouw. „U
zult haar wel trouwen, eer u het tolhuis
verlaten heeftLady", pleitte ze toen, „ik
zou hem ook niet boos maken. U weet
nooit wat er dan gebeuren kon Trouw
hem trouw hem, als hij u dit vraagt, en u
zult zich niet beschaamd hoeven voelen als
u op Girth komt
Elizabeth voelde zich niet langer in staat
tot tegenstand. Ze konden met haar doen
wat ze wilden.
De tolvrouw nam haar weerspannige
hand en legde die in die van den laird.
„Hier is haar hand, master Gilmour.
Spreek nu de woorden
fy'j sloot haar koud handje in de zijne
en nam zijn pruik af.
„Ik zal voor den Almachtige staan, zoo
als Hij mij geschapen heeft", zei hij, en het
licht viel op zijn gouden haar terwijl hij
daar stond, met opgeheven hand.
„Ik, Stair Gilmour", begon hij, met een
stem, die Frilde van ontroering, j.neem
Elizabeth Braxley tot mijn vrouw'en ik
zv$eer voor God, dat ik goed en trouw
voor haar zal zijn, alle dagen mijns
levens."
Toen kuste hij haar eerbiedig de hand.
„Zoo is het in orde", knikte de tolbaas
goedkeurend.
„En nu u die woord#* herhaalt, lady
fluisterde de tolvrouw tot Elizabeth.
„Zeg na, wat ik u vóórzeg, madam
beval de laid. „Ik, Elizabeth Braxley..."
„Ik, Elizabeth Braxley" herhaalde zij.
werktuigelijk.
„Neem u, Stair Gilmour, tot mijn wetti
gen echtgenootging de laird voort. „Dit
is al wat ik u vraag"
„Neem u, Stair Gilmour..." ging ze voort
maar verder kwam ze niet.
„...Tot mijn wettigen echtgenoot", viel
hij weer in.
„Tot mijn echtgenootprevelde zij
zóó zacht, dat ze bijna niets hoorden.
„Zóó is 't goed", zei de tolvrouw met
voldoening. „Nu kunt u het hoofd hoog
houden, lady Maar uw ring... U heeft
haar nog geen ring geschonken, uw lord
schap...
„Een ring... O ja. Dat is waar ook
Hij schoof den wijden saffieren ring af dien
hij aan den middelvinger droeg. „Kijk..,
deze zal wel goed zijn..."
„O, wat mooi riep Jean, bewonderend.
Hij nam de linkerhand van het meisje,
maar vond daar al een ring aan den mid
delvinger zitten, dien hij echter afschoof.
„Neen, niet doen riep eij heftig, ter
wijl zij de eene hand over de andere legde.
„Bah Dat is de ring van Edmond Hes
ton Was dat al, wat hij je gegeven heeft
Dien moest je niet aangenomen hebben
liet is een opalen en die steen brengt on
geluk aan Nu moet je dezen dragen. (De
r-ing was haar echter veel te wijd). En dan
die er overheen, om den saffieren te be
waken."
„Maar hoè nu met het huwelijksbewijs,
mr. Gilmour vroeg de tolvrouw weer.
„Wat is zoo'n huwelijksbewijs nu nog
noodig viel hij uit.
„Iedere fatsoenlijke vrouw moet een
huwelijksbewijs hebben, waarmee zij kan
te voorschijn komen, als haar man haar
soms loochent."
„Haar loochenen... Denk je, dat ik de
vrouw zou loochenen, die ik mij eenmaal
gekozen heb Ik zou mij nog eerder laten
hangen en vierendeelen en ik weet al niet
wat, eer ik dat deed."
„Ja, maar tegenover die menschen met
bcoze tongen moet haar ladyschap toch in
waarheid zulk een huwelijksbewijs heb
ben hield Jean vol. „Kunt u het zelve
niet opstellen U zult toch wel handig
zijn met de pen, master Gilmour
„Nu goed dan zal ik het doen Maar
waar is je pen en inkt
„Zulke dingen houd ik er niet op na,
ziet u Want Jack noch ik we kunnen
geen van beiden een pen vasthouden
„Hoe moet ik dan een huwelijksbewijs
schrijven... O, maar wacht, een pen heb ik
wel bij mij Hij haalde er een te voor
schijn uit zijn zak en ging die handig ver
snijden. „Een stuk papier houd ik er ook
nog wel op na, in mijn zakboek. En als je
dan geen inkt hebt, dan zal ik het bewijs
schrijven met mijn bloed. Me dunkt, mooier
kan het al niet
Hij strekte zijn pols uit, maakte daar een
kerfje in met zijn pennemes en het bloed
spoot er onmiddellijk uit.
„De hemel zij ons genadig riep mis
tress Mac Bayne. „Van mijn leven heb ik
zoo iets nog niet gehoord Het is wat
heel buitengewoons, lady, dat u uw huwe
lijksbewijs krijgt, geschreven met het bloed
van uw echtgenoot
Elizabeth zelve voelde zich wee worden
op het zien van dat bloed. Ze viel neer op
een stoel, terwijl de laird aan tafel zat en
met behoorlijke inspanning het volgende
document kreeg opgesteld
„Stair Gilmour van Girth, vrijgezel,
tiouwde op dezen dag met Elizabeth
Braxley, vrijgezelle, in het tolhuis, tien
mijlen ten Oosten van Glasgow, op den
koninklijken weg naar Edinburg.
Het welk doende,
den 15en November van
het Jaar Onzes Heeren 1699.
Onder getuigen van Jack Mc Bayne,
tolbaas, en zijn vrouw Jean, die, hier
onder, een kruisje zetten."
„Zie zoo", zei hij met voldoening. „Dat
is al weer klaar. Nu kan je er ieder een
«te-REEP
trokken bij de berekening van de inkom
sten uit het onroerend goed, doch eerst la
ter onder vraag 18, letter b.
Uitdrukkelijk wordt er op gewezen dat
alle aftrekposten moeten geschieden tot het
jaarlijksch bedrag naar den toestand op 1
Mei van het belastingjaar, en niet over het
laatstverloopen kalenderjaar, zooals meer
malen wordt verondersteld.
Wanneer men op 1 Mei van het belas
tingjaar geen posten voor aftrek heeft,
dan is dus geen aftrek toegestaan, on
verschillig of men vóór 1 Mei ze wel had.
Onder vraag 18a, wordt opgave ge
vraagd van het bedrag dat de belasting
plichtige wenscht af te trekken, wegens lijf
renten, enz. (zie de omschrijving op het
biljet). Hieronder vallen, b.v. ondersteu
ningen aan behoeftige ouders, grootouders
en meerderjarige kinderen en kleinkinderen.
Voor minderjarige kinderen krijgt men den
gewonen kinderaftrek, zonder meer. Aftrek
voor broers, zusters of andere familieleden
(waartoe men niet kan worden verplicht) is
niet toegestaan.
De aftrek wordt in de eerste plaats ge
toetst aan het werkelijk bedrag dat wordt
bijgedragen. Geschiedt de bijdrage inge
volge een beslissing van het bevoegd ge
zag, dan wordt deze bijdrage zonder meer
afgetrokken. In de meeste gevallen is zoo'n
beslissing er echter niet en geschiedt de
bijdrage in het onderhoud dezer familie
leden, vrijwillig. In dat geval mag niet meer
worden afgetrokken dan redelijkerwijs ver
wacht mag worden het bedrag te zullen
zijn, wanneer een beslissing daaromtrent
was gevallen. Er wordt dus rekening ge
houden met het aantal kinderen dat wet
telijk moet bijdragen tot het onderhoud
hunner ouders en hun financieele positie.
Mag b.v. worden aangenomen dat iemand
verplicht zou kunnen werden tot een bij
drage van ƒ2.50 per week, doch hij geeft
ƒ5 per week omdat een zijner broers of
zusters zich aan de verplichting tot bijdrage
onttrekt, dan mag het meerdere dat hij dus
boven zijn portie en onverplicht geeft, niet
worden afgetrokken.
Trek geen fictieve bedragen af. Bedenk
ook hierbij dat deze dingen nauwkeurig
worden onderzocht en niet zelden komt
hieruit een navordering voort.
Aftrek voor behoeftige meerderjarige
kinderen is natuurlijk eenvoudiger omdat
daarvoor doorgaans alleen de ouders moe
ten bijdragen.
Men geve verder op de achterzijde van
het aangiftebiljet een aanduiding te wieiis
behoeve men dat bedrag aftrekt, met op
gave van volledige naam en adres.
Vraag 18b. Aftrek wegens te betalen
rente van schulden.
Heeft men op 1 Mei van het belasting
jaar een schuld waarvan men rente moet
betalen, dan kan hier het jaarlijksch be
drag der te betalen rente worden in min
dering gebracht, naar de grootte der schuld
op 1 Mei van het belastingjaar.
Vraag 18 c en d.
Hieraan willen we even extra de aan-
kruisje onder zetten en het stuk is rechts
geldig."
Om beurten nam het paar de pen in de
ongeoefende hand en maakte het teekentje,
waarop Gilmour het met een buiging aan
Elizabeth presenteerde.
„Uw huwelijksbewijs, madam Als ooit
iemand de onbeschaamdheid mocht hebben
uw huwelijk in twijfel te trekken, laat hem
dan dit zien, of verwijs hem naar mij
„Ik verlang het niet", antwoordde Eliza
beth koud. En, zich toen loswringend uit
haar apathie, riep ze „Wat geef ik om een
huwelijks-certificaat, mr. Gilmour Ik be
schouw deze plechtigheid als van nul en
geenerlei waarde Ik ben niet uw wettige
vrouw
„Wel degelijk ben je datbulderde de
laird. „Even wettig of het met den Bijbel
gezworen was en ik beschouw je als mijn
vrouw tot ik sterf... Ik zal het bewijs veilig
voor je bewaren, tot je het soms noodig
mocht hebben Hij stak het document in
zijn zakboek. „Nu, mijn kind", zei hij vrij
wat vriendelijker. „Ik geef je een kus ter
bezegeling van hetgeen ik zei."
Hij hoog zich over haar heen en drukte
haar eerbiedig een kus op de koude hand,
waarna hij Mac Bayne toeriep, dat die zijn
paard zou zadelen.
Elizabeth zat voor zich uit te staren met
een blik, die niets zag. De tolvrouw bood
haar een kop melk met een paar cakes aan,
maar ze weigerde ze, verdrietig als zij was.
„Maar uw ladyschap moet niet zoo be
droefd zijn troostte de goede vrouw.
„Alles is nu in orde De bancf is even hecht
of de dominé in de kerk het huwelijk had
ingezegend. Er is u geenerlei leed geschied.
Het is een fatsoenlijk man, de laird, al is
hij dan ook wat wild. Geef hem niet te veel
toe, des te hooger zal hij u stellen.... En
wees dan eens verstandig en gebruik die
melk, of u zult nog ergen honger krijgen,
eer u op Girth komt
Elizabeth was getroffen door de welge
meende vriendelijkheid. Ze stak haar dan