en het Kind
Koor en soli met
uckig is het land,
eerd of wend. Uit
c. Gezongen door
;gel. 5. O Heer
:nte spreyt. „Konr
nen". Uit Valerius
tngen door Mevr
niet orgelbegef
Vader, die in de
:ch. Orgel. 7 Te
iph. Diepenbroek.
- 10.50 Tijdsein,
incert. Radiokwar-
cello. 1.20—2.20
3.35 Lezing
badger. 4.20
Monday. 4.35
inrtje. 6.20 Dans-
'oor Europa. 7.20
ber., nieuws. 7.45
iven. 8.00 Lezing
0 De Luton Red
bariton. 8.50
d. Soc. of Somer-
L50 Speech v. d.
0 Muziek. 10.20
Harp-concert tot
imuziek, v. h. Sa
let van Hansje Teddybeer
1750 M. 12.50
(piano-viool-cello)
Orkestconcert.
1300 M. 7.50
ir, sopraan. 9.50—-
•5 Fragmenten van
v. Audran, 9.05
ionne la téléphonie
0.20 Nieuws.
35—1.50 Walsen
:n in Es-du r, door
aschingsgebr&uche
0 Lezing Sinnes-
er- und Pflanzen-
ich. Strauss, die
sopraanzang. 8.35
:11e 410", comedie.
orie per Radio.
latje, behoorende
van den heer R
is der N.V. Phi-
radiotheorie" ge
worden voor den
O. op 15 Februari,
delen over electro-
tie van
•HUIJSEN.
VROUW
E OPVOEDING.
neen, 't is geen
werkelijkheid
er en een moeder,
twee volwassen
beeldden vader en
:n met hun kindje,
n geleerd had aan
Plotseling liep de
huilde zich achter
en later volgde de
leder stonden ze
>m en ze lachten,
kleine miniatuur-
artelijk gillend en
gelaten tusschen
id, met radelooze
sen gezichtje, ver-
ndend gevoel van
vader noch moe-
.1 aan anderen met
r als een „aardig-
later, veel later,
„aardigheidje" de
kinderzieltje voor
zenuwspanning,
op die zelfde wij-
erstoppertje op
maar niet wanneer
un nog heel jonge,
n, voor de aardig
heid van geest en
mtstaat angst uit,
angst, die in één
i kinderhartje ver
ding, niet in staat
gezond voelend en
ngst aanjagen uit
liet genoeg tragiek
.aardigheid", hoe
dienstigheid" angst
aanjagen, wat le-
resultaten op in de
zijn boterham niet
rinnering aan den
>m hém te verslin-
boterham sdhielijk
aan en als Pietje
er's pantoffels van
n woord over Sin-
enoeg, om het hem
en doen.
:oo onberedeneerd
er zei eens een
il steeds 's avonds
ik wil hem niet
heid Ik laat hem
ven in 't donker.
te menschen, wien
ijsheid en deernis,
jen, deernis vooral
i te leiden hebben
lensch.
s, kent men geen
/il sparen, deernis
n waar de kinder-
wil die wegen ver
breekt, daar is ge-
cent men geen ge-
dwillig forceeren.
iet kind geleidelijk
:e het kind ouder
racht groeit, zal ei
:rstand èti door de
:te normaler span-
wleven, zal stilaan
wat eerst nog als
j. Zoo men slechts
ild bezit.
acht, van het kind
dat het dien angst
alleen wreedheid
Delletje van politie-
Vlirni en haar vriendinnetjes zijn naar
L j raam gesneld en zien haar vallen. Ze
Eyilen van angst en schrik.
En in allerijl hollen ze naar beneden,
roepen moeder en vliegen naar den ach
terkant van het huis, waar Piepa moet zijn
neergekomen.
Gelukkig lag aan dien achterkant een
Iheel groote zandhoop en onze dakklimster
lis daarop terecht gekomen, wonder boven
wonder zonder armen of beenen gebroken
Ite hebben.
Dat is dus goed afgeloopen Maar ze
zou Piepa niet zijn, als ze na opgekrab
beld te zijn, niet een geweldige keel op
zette. „Stil nu, Piepa, er is immers niets
gebeurd
Woensdag vervolg.)
■mannen die het stoute kind komen halen,
|van Onze Lieve Heer die het straffen zal,
't niet eerlijk de waarheid zegt en van
[Sinterklaas die het in den zak meeneemt
als het niet dadelijk vader en moeder ge
hoorzaamt. Want al mag oogenschijnlijk
!dat angst aanjagen, dat practische hulp
bruggetje in de opvoeding goede resulta-
Iten opleveren, het kind gaat toch het leven
lin met brokstukken van angst, waarvan
'het er in 't roezemoezige leven wel enkele
[verliest, maar toch nog genoeg overhoudt
|om het te beletten te komen tot dien
moedigen, rustigen, beheerschten en zelf-
Ibewusten mensch, die het zou wenschen
[en behoort te worden.
Maar wie alle angst uit het kinderleven
[ontneemt, zij het dan ook vaak met veel
[opofferen van den kant der opvoeders,
wie het kind altijd vergezelt door donkere
[gangen en het een lichtje geeft om bij te
papen, zoolang het bang is alleen te gaan
jen in 't donker te liggen, wie uit de op
voeding alle hulpbruggetjes van angst
aanjagen als onwaardig gebannen houdt
jen „aardigheidjes" die voor 't kind angst
[inhouden, weet te vermijden, die zal be-
dat het kind in later levensdagen
loe mensch is, die het moet zijn be-
Jheerscht en evenwichtig en onder alle om-
jstandigheden in staat tot rustige concen
tratie.
LET OP UW ZAAK
Wie zich even goed in 't feit indenkt,
[kan geen grappigheid, maar alleen bittere
erast ontdekken in de geschiedenis van 't
vrouwtje, dat bij den kapper kwam om
heur haar te laten bobben en meenend dat
daar maar één beteekenis van bestond,
paar direct van „ja" knikte op de vraag
[van den kapper„A l'óphèbe, mevrouw
[en eerst toen kortwieking een feit gewor
den was, tot de ontdekking kwam, dat
fniet een glunderend gezichtje kwam uit
[«en omlijsting van korte, dartele lokjes,
maar het schamele beetje, dat zich nog
kan 't hoofd hechtte, glad naar achteren
geborsteld lag. Voor zoover de korte haar
tjes tot „liggen" in staat waren
I Een les voor alle vrouwen, die in de
paaste of verre toekomst heur haar willen
[offeren op het altaar der mode.
Om onze lezeressen, die dit van plan
Rn^te doen, voor een dergelijke „verras-
P'ng" als hierboven beschreven, te sparen,
Keven we een uiteenzetting van de vijf
(verschillende korte haardrachten, die men
[thans kent.
De „haute coiffure" onderscheidt zich
gen eerste in de „coiffure a l'adolescent",
Tpt jongelingskapsel, waarbij het haar van
pt voorhoofd geborsteld wordt, licht ge-
polfd is en dicht aan den nek sluit,
I De „coiffure a la gargonne" is het wel-
pekende shingled kapsel, waarbij het haar
pot hoog in den nek, kort geknipt is en
rnp een scheiding draagt. Met breede
plven valt het ver over het voorhoogd.
L De „coiffure a l'éphèbe", die veel door
fjussische vrouwen gedragen wordt, on-
peischeidt zich door haar strakheid. De
peer kort geknipte haren worden glad naar
peuteren geborsteld en laten de ooren ge-
peel vrij. b
De „coiffure a la Jeanne d'Arc", gelijkt
pet meest op het bekende pagekopje met
|rnniijs«niy Cn bij"a recJlthoek'Se gezichts-
1 En dan kent men nog de „coiffure a la
L^ergine", waarbij de naar achter ge-
P rstelde lokken weelderig gegolfd en de
laa ik"ten 'an£s ooren en hals een weinig
lilf/ nnen gebogen zijn, waardoor hef
flgeknfpt liaren 'n 'iet geheel niet zijn
Tn/Zu?ei' wanneer ge dus de groote -stap
ent doen, let dan op uw zaak
ALS KLEINE ZUS DE NAALD LEERT
HANTEEREN.
z'Jn meeste moeders nog zoo
■te mol om de meisjes al vroeg handig
wiet ntE" met de naa'd en deze opvoeding
Utaar aan de school overlaten,
net andig maken °P zich zelf, gaat
•lie 7rli 'n de meeste gevallen verstan-
Kind in nVaalc .wordt vergeten, dat een
aue opzichten nog maar een kind
is en geen volwassen vrouw, die voldoe
ning schept in geduldwerk en straks haar
arbeid beloond te zien.
Lakens zoomen is voor ons een prettig
of gewoon werkje, in geen geval een be
zigheid waarbij we steunen en zuchten.
Maar het kind met haar nog ongeoefende
vingertjes, met den drang naar een tast
baar resultaat, ziet het zoomen van lakens
als een onafzienbaren arbeid, dat ten slotte
niets anders dan een weggestopt rafelkant
je oplevert.
Leert ge de kleine meid de naald han-
teeren en wilt ge dat ze er plezier in
krijgt, laat haar dan dadelijk iets bruik
baars maken, geen broddellappen. Er zijn
genoeg eenvoudige dingetjes zakdoekjes,
een vliegendekje, een knoopenzakje, een
speldenkussen, een trekpotgreepje enz.
enz., dingen die allemaal gauw klaar zijn.
Vermijd ook alles wat ongeduld oproept.
Geef niet direct het stugge naaigaren, dat
zoo gauw knoopt en kronkelt, maar liever
een zachten, wollen draad. Laat de voor
werpjes die gemaakt worden, ook vooral
kleurig zijn. Het turen op een geel of wit
katoenen lapje is zoo saai voor kinder
oogjes. Heusch, het kleine naaistertje leert
later vanzelf geduld oefenen en ook het
saaie te voleindigen.
En tot slotBlijf ernstig als het eerste
kunststukje u getoond wordt. Lach en
spot niet als het zakdoekje twijfelachtig
vierkant is en d©or het knoopenzakje de
inhoud heenroltdat doodt alle schep
pingsvreugde. Zonder die te schaden kun
nen bij 'n volgend werkstukje de fouten in
de vorigen voorkomen worden. Als we
maar altijd bedenken, dat de kleine naai
ster nog een kind is, in alles
EEN HEERENBORSTROK.
(Op verzoek.)
De heerenborstrok, waarvoor we hier
onder een patroon geven, zal 70 c.M. lang
worden en 46 c.M. breed. De lengte zal
dus tot de breedte in verhouding staan als
van 3 tot 2.
Men breit den borstrok in de rondte op
4 pennen en zet zooveel steken op, als men
voor de geheele wijdte noodig heeft. De
borstrok kan in 2 recht, 2 averecht of ge
heel recht worden gebreid. In ieder geval
moet men er voor zorgen, dat het brei
werk goed rekbaar wordt. Een ribpatroon
is dus beter.
Heeft men 32 c.M. hoog gebreid, dan
begint men aan het borstsplit, dat men
vallen laat tusschen een van de twee brei
pennen, in. Men breit nu niet tneer rond,
maar in heen- en teruggaande toeren.
Voor men het split begint, heft men 4 c.M.
aan steken bij, hetgeen den overslag
wordt. Bij den volgenden toer worden die
steken-lussen opgenomen op de naaste
pen, zoodat de overslag zich vasthecht
aan het rechtergedeelte.
Heeft het split de lengte van 6 c.M., dan
maakt men in het linkervoorgedeelte 3 of
4 steken van den rand af, het eerste
knoopsgat door eenige steken af te kan
ten en in den volgenden toer weer zooveel
steken op te zetten als men heeft afgekant.
Men maakt deze knoopsgaten tot aan den
hals toe, met telkens 7 c.M. tusschenruimte.
Heeft men nu in 't geheel een lengte
van 46 c.M. bereikt, dan wordt het arrn-
gat begonnen. De voorgedeelten en den
rug breit men nu afzonderlijk op 2 pen
nen. Aan den voorkant is de hals 7 c.M.
diep. Is dus de lengte van den borstrok tot
7 c.M. na klaar, dan maakt men de ron
ding van den hals, door aan den halskant
telkens een paar steken weg te minderen.
Men gaat hiermee voort tot de schouder
een breedte van 12 c.M. bereikt heeft en de
borstrok de vereischte lengte heeft. Daar
na kant men af.
Aan den rugkant is de hals 4 c.M. diep.
Ongeveer 8 c.M. aan steken in het midden
van de naald worden afgekant en met de
overblijvende steken wordt aan beide kan
ten de ronding gemaakt door steken weg
te minderen. Men naait dan de schouders
aan elkaar.
Men maakt den hals af door den rand
te ombooren met wit katoen of veterband.
De mouw wordt als volgt gebreid Men
neemt alle lussen van het armgat op, ter
wijl men er voor zorgt, dat aan den bo
venkant bij den schouder eenige steken
gemeerderd worden, door van 1 ïus 2 ste
ken te maken Na het opnemen der lussen
moet er wanneer men 9 c.M. gebreid
heeft, 1/3 van het aantal steken zijn weg-
geminderd. Dit doet men op de volgende
wijze Onder den arm maakt men een
naadje en plaatst de minderingen 2 steken
vóór en voorbij het naadje. Na de 9 c.M.
breit men 10 c.M. zonder te minderen,
daarna nog 13 c.M. waarin ongeveer 4
c.M. aan steken wordt weggeminderd.
De polsboord wordt 12 c.M. lang en
kan op fijnere naalden gebreid worden in
1 recht, 1 averecht.
Aan den linkerkant van het split zet
men tegen de binnenzijde een reep katoen,
even breed als de overslag is. In het katoen
knipt men de knoopsgaten en festonneert
ze tegelijk met de gebreide knoopsgaten
mee.
Ook aan den binnenkant van het rech
tergedeelte wordt een reep katoen aange
zet, alvorens men de knoopen aannaait.
BESCHILDERDE HOEDJES.
„Lieve tijd riep Kitty uit, toen ze Je
anne ontmoette, ,,'t Schijnt er aan te zitten
bij jou Een hand beschilderd hoedje
Heb je uit de loterij getrokken
,,'t Zit er aan bij jou Uit de loterij ge
trokken bouwde Jeanne Kitty plagend
„Kind, wat 'n chic kweelde Kitty
weer. „In ernst. Heb je een overwinning op
je heer gemaal gemaakt Niet Nu, als 't
niet te onbescheiden is... hoe kom je er
aan
Jeanne hief haar twee, keurig gegan-
teerde handjes op. „Hieraan heb ik modi-
euse exemplaar te danken."
„Je wilt toch niet... Menschenlief, Jean,
heb je 't zelf gemaakt
„Precies. En 't kost me nog geen twee
gulden
„Maar..."
„Hoe 'k 't klaar speelde O, zoo een
voudig. Ik kocht een doodgewoon wit
glazen vormpje, 't kostte een gulden en in
een winkel van teekenbehoeften kocht ik
een tube Chineesch wit en wat verguldsel,
t laatste aangemengd met èen goedje, dat
de verkooper medium noemde, 't Wit
drukte ik uit de tube op een schoteltje,
doopte mijn penseel even in water en be
streek toen met de witte verf mijn vormpje,
ook den binnenkant van den rand. 'k Liet
het wit door en door indrogen en ben
daarna bloempjes en bladerranken van
goud met 't verguldsel gaan opschilderen.
Ook dit heb 'k toen goed laten indrogen
en tot slot heb ik om den bol een goud
lint gestrikt. Nu
Kitty vond geen woorden en een kwar
tier later was ze op weg naar een winkel
in gazen hoedenvormpjes en een in tee
kenbehoeften.
ONS WEEKMENUE.
Maandag Runderlapjes, bruine boonen,
appelmoes, aardappelen flensje.
Dinsdag Gebakken bloedworst (of rol
pens), roode kool, aardappelen rijstenbrij.
Woensdag Erwtensoep met kluifjes
gort met rozijnen.
DonderdagVarkensgehakt, wortelen,
aardappelen warme broodpudding.
VrijdagGebakken spiering, bieten,
gebakken aardappelen griesmeelpap.
ZaterdagRookworst, stamppot van
boerenkool en aardappelen appelprol.
Zondag Preisoep Duitsche biefstuk,
Brusselsch lof, aardappelen sinaasappel
pudding.
SINAASAPPELPUDDING.
Benoodigd 2 sinaasappelen, \'2 liter
melk, liter water, 3 eetlepels maizena,
1 ei, 3 eetlepels suiker, eenige bitterkoek
jes, wat sago of aardappelmeel.
BereidingWasch de sinaasappelen,
pers ze uit en snijd een halve schil in snip
pers. Week in het vruchtensap de bitter
koekjes. Kook de melk en maak de maize
na aan met het geklopte ei en de helft
van het vruchtensap. Giet het bij de ko
kende melk, roer tot het stijf is en doe de
massa in een met koud water omgespoel-
den puddingvorm, telkens een laagje van
de crème en twee geweekte bitterkoekjes.
Zet voor de saus het water op met de
suiker en de oranjesnippers, laat het zacht
jes aan den kook komen en voeg er de
sago of het aardappelmeel bij, aangemengd
met de rest van het vruchtensap. Zoodra
de saus gebonden is, wordt ze afgenomen.
De Brievenbus
Mej. J. te V. vraagt een middel om over
tollig haar van gezicht en armen te ver
wijderen, tevens een adres waar deze
middelen verkrijgbaar zijn.
Antwoord Er bestaan wel middelen
voor dit doel. Of ze echter onschadelijk
zijn en met succes kunnen worden toege
past kan ik niet zeggen. Ik kan en mag u
dan ook niet zoo'n middel aanraden.
Waarom raadpleegt u niet eens een huid
arts, die u zeker afdoende inlichtingen
over ontharen zal kunnen geven. Wilt u in
't vervolg uwe vragen volledig ondertee
kenen
ONZE HANDWERKEN.
Daar de vorige week in ons handwerk-
artikeltje een verkeerd cliché werd ge
plaatst, geven we in dit nummer nog eens
hetzelfde artikeltje met de goede teekening.
VOOR HET KIND
DE SPIEGEL.
Riekje ging naar 't bal-masqué toe
Met haar kleine broertje Ko.
Riekje die ging als Roodkapje,
Kleine Kootje als Pierrot.
Riekje vond 't eng een beetje,
Kootje zei Och ben je mal
Geef me maar een hand, hoor Riekje,
Zie, wat pret ik schoppen zal.
Kootje kwam met zusje Riekje
Aan 't huis, waar 't feest zou zijn.
In de gang riep Riekje plots'ling
Kijk eens Ko, wat zou dat zijn
Ze wees naar 't einde van de gang toe,
Twee kind'ren stonden daar bijeen.
Een meisje met een vuurrood mutsje
En een rooden mantel rond zich heen.
Een jongen met een muts vol kwasten
En met een wijde, witte buis...
Ko stond van angst en schrik te beven
En rende weer met Riek naar huis.
Maar thuis liet moeder Ko en Riekje
Eens samen naar den spiegel gaan.
Toen zagen ze dezelfde kind'ren
Van 't feest weer voor zich staan.
DE NIEUWELING.
Er was een nieuwe jongen op school
gekomen. Dat was natuurlijk een gewich
tige gebeurtenis en het nieuwelingetje, dat
even vóór schooltijd de klas inkwam, had
dan ook vele nieuwsgierige blikken te
doorstaan.
,,'t Lijkt wel een jongejuffrouw, zeg
fluisterde Wim van Laren. „Kijk hij eens
een mooi wit kraagje om hebben en een
mooie krulletjes in zijn haar
De anderen lachten, maar de onderwij
zer gebood stilte.
„Hoe heet je vroeg de onderwijzer.
„Freddie de Groot, meneer."
„Freddie riep Bob Sanders brutaal,
„zoo heet m'n zusje ook
Weer klonk er gelach, hetgeen een
diepe blos bracht op de wangen van den
nieuwen jongen. Spoedig echter werd met
de les een aanvang genomen en het bleek
dat Freddie de Groot lang niet dom was,
zelfs de anderen in sommige dingen ver
vooruit.
„Zeg Wim, die is jou de baas fluis
terde een jongen achter in de klas tot zijn
buurman.
„Die jongejuffrouw fluisterde Wim
van Laren terug. „Dat zou ik eerst nog
eens moeten zien. Ik denk dat hij bleek
wordt om zijn neus, als je hem een vuist
voor houdt."
Jaap Velders grinnikte „Probeer het
straks eens op de speelplaats, zeg."
„Neen, ik weet wat beters. We gaan
hem zwaaien."
„Ja, ja juichte Jaap ingehouden. „Wat
zal hij een bang gezicht zetten. Misschien
roept hij wel om zijn moe. Maar hoe krij
gen we hem er in
„We tillen hem gewoon, zoo'n ventje,
't is de moeite waard We nemen hem
mee naar de manden en op een gegeven
oogenblik zetten we hem er in en zwaaien
wij samen."
Jaap proestte en wel luid, dat meester
hem berispen moest.
Zonder stoornis verliep de les tot om
half elf de bel luidde voor het speelkwar
tier. Na ordelijk de gang door te zijn ge-
loopen, stormden de jongens de speel
plaats op.
„Kom zeg, ga je met ons mee riep
Wim tot Freddie de Groot, terwijl Jaap
intusschen aan de anderen het plan vertel
de, dat z£ met den nieuweling hadden en
dat met gejuich en gelach werd begroet.
„Graag", antwoordde Freddie op die
uitnoodiging. ,,'k Ben blij dat jullie me
direct in je kring opnemen, 't Is zoo saai
alleen te staan. Gaan jullie spelen
Misschien. Laten we eerst eens kennis
maken. Daar ginds is een fijn hoekje, daar
staan we vaak."
Wim en Fred volgden de jongens die
met Jaap aan het hoofd, al naar den voor
het plan bestemden hoek van de speel
plaats gingen, waar een viertal groote
manden stonden, elk voorzien van twee
handgrepen. Die manden hadden de jon
gens al eens heimelijk vermaak bezorgd.
Bestemd voor papieren, prulletjes en der
gelijke onbruikbare dingen, was er meestal
één geheel ledig. Een van de jongens ging
daar dan in zitten en twee anderen zwaai
den dan de mand aan de handgrepen heen
en weer.
Ze begrepen wel, dat dit door den on
derwijzer, wanneer hij het wist, niet goud
gekeurd zou worden en daarom zorgden
ze ook, dat het „zwaaien" zooals het ver
maak genoemd werd, niet kon worden ge
merkt. Een van de jongens bleef dan ook
steeds op den uitkijk staan, terwijl de an
deren een kring vormden om de zwaaiende
mand en de twee jongens, die de mand vast
hielden. Zoo was het dus voor den onder
wijzer niet direct merkbaar bovendien
was het steeds heel druk op de speelplaats,
daar er nog meerderer klassen op dit uur
waren.
„Zoo en hoe heet je nou eigenlijk
vroeg Nico Verstraten, toen Wim en de
nieuwe jongen zich bij de anderen hadden
aangesloten in het hoekje waar de manden
stonden.
„Nu, dat heb je toch wel gehoord", ant
woordde de nieuweling, die een beetje
verwonderd keek naar al die lachende ge
zichten van de jongens, die zich in en
kring om hem hadden heen geschaard. „Ik
heet Alfred de Groot en ze noemen me
Freddie of Fred. En hoe heeten jullie
„Dat zullen we je straks wel eens ver
tellen riep Wim van Laren uit en tege
lijkertijd pakte hij met Jaap en Nico den
jongen op en zette hem in een leegen pa
piermand.
Vóór Fred de Groot iets kon uitbrengen,
werd hij al in de mand heen en weer ge
zwaaid onder gelach van de jongens.
„Hij is zoo licht als een veertje, hoor
schreeuwde Jaap Velders.
„Hooger zeg Hooger Wim I Hooger
juichten de jóngens en het zwaaien ging
al wilder en wilder, Fred werd er duizelig
van.
Opeens een gil.
Verschrikt stoven de jongens achteruit
en door het plotseling lichter worden van
de mand, tuimelden Jaap en Wim bijna
onderste boven.
Wat was er gebeurd Tijdens het
zwaaien had de bodem van de oude, door
regen verweerde mand, los gelaten en was
Fred met een smak op den steenen vloer
geslingerd. Bleek en roerloos lag hij nu
daar. Opeens zagen de jongens een hel
derrood stroompje bloed kronkelen van
onder de blonde haren uit.
De onderwijzer, wiens aandacht was ge
trokken door het plotseling eindigen van
het rumoer in den hoek, kwam haastig
aanloopen. Zonder tijd te verliezen met
vragen ,nam hij den doodsbleeken jongen
op en droeg hem de speelplaats over naar
binnen, waar hij met behulp van een on
derwijzeres den jongen bijbracht en de
wond, die gelukkig minder erg was dan
ze zich eerst liet aanzien, verbond.
Stil en bedrukt, kwamen de jongens,
onder geleide van een anderen onderwijzer
de klas weer binnen. Een algemeene zucht
van verademing brak door toen ze daar
Fred de Groot weer zagen zitten, nog wel
bleek en het hoofd gewonden in een ver
band, maar toch niet meer zoo akelig
strak en roerloos als ze hem op den grond
hadden zien liggen.
Zorgzaam leidde de onderwijzer den
jongen weer naar zijn bank, na een ont
kennend antwoord te hebben gekregen op
de vraag of hij niet liever naar huis wilde.
„Hoe is het toch gebeurd vroeg de
onderwijzer, de jongens aanziend.
Maar het antwoord kwam snel van Fred
de Groot, heel eenvoudig en gewoon
„Och meneer, recht weet ik 't zelf niet.
Maar ik ging in een mand zitten en vroeg
de jongens wie mij kon optillen en toen dit
gebeurde, toen hield de bodem het zeker
niet uit en plof, daar lag ik."
Freddie lachte nu zelf. ,,'t Was dom van
me", voegde hij er bij, „ik had eerst moe
ten kijken of het ding er wel tegen kon."
„Jongen, jongen zei meneer, „dat is
nu meteen een les voor-je om in 't ver
volg minder gevaarlijke spelletjes uit te
halen. Fred, beloof je me voortaan zooiets
niet meer te doen
„Ja meneer", antwoordde Fred.
Toen nam de les weer een aanvang.
Maar er was weinig aandacht en toch was
het muisstil in de klas. Was dit te verwon
deren De jongens waren diep beschaamd.
En toen om twaalf uur de school uitging,
waren Wim en Jaap de eersten, die Fred
hun spijt over 't' gebeurde betuigden.
„Denk er maar niet meer aan lachte
Fred. „Kom, laten we vrienden zijn."
En dit werden ze. En zelfs toen ze niet
meer op school waren en al opgegroeid
tot groote, flinke mannen, kon men ze nog
samen zien. En als Wim het nog wel eens
een keertje had over hun lafheid, dan
lachte Fred en hij zei „Kom jó, misschien
als dit niet gebeurd was, zouden we nooit
vrienden geweest zijn. Zoo zie je dat ook
het kwade zijn goede zijde heeft."
Maar Jaap en Wim dachten dan, dat het
toch prettiger zou geweest zijn, wanneer
dit kwade niet hun lafheid als oorzaak had
gehad.
Ons Raadselhoekje
Jammer dat er dit keer eentje was, die
een verkeerd antwoord instuurde, anders
waren alle antwoorden, zonder uitzonde
ring, goed geweest.
Nu, vóór we aan de raadsels beginnen,
even een vraag. Wie van de kinderen heeft
een eigen tuintje Wat zouden die kinde
ren er van zeggen als we zoo iedere week
samen eens bepraten hier in ons hoekje,
wat je alzoo in dat tuintje kan doen
Hoor ik het eens Dag allemaal.
Goede oplossingen stuurden Piet
Voorbrood, Maatje Baljé, Marietje Ver
heul, Maria Werner, Koos Linders, Paula
Schaar, Albert Debral, Sjaan Koole, Diena
Koole, Toos Melis, Bertie Heine, Bets Ha-
rinck, Albert van der Linden.
Twee goede oplossingen kwamen van
Rieka Brasser.
Oplossingen
1zebralamkoeram.
2. SportSprot.
3. molen. molen.
Nieuwe Raadsels
(Oplossingen inzenden vóór Dinsdag
avond onder het opschrift „Ons Raadsel
hoekje".)
I. Ik besta uit 11 letters en ben een
dorp in Overijsel.
II, 10, 9, 7, 8 is een mensch die hier niet
voorkomt.
6, 2, 3, 8, 5 is een visch.
1. 2, 4 is een deel van een schoen.
2. Welk woord kun je maken van
zesdornongang.
3. Mijn le deel is een hondennaam,
mijn 2e en 3e vormen samen hoogten en
mijn geheel is een eilandengroep in de
Noordelijke IJszee.
(Allen ingezonden door
Albert van der Linden.)
Ons Brievenhoekje
Albert van der Linden. Dank je wel
voor de raadsels. Ik vind ze knap bedacht.
Bertie Heine. 'k Vind je voorstel erg
lief hoor. 't Is over eenige weken. Oud
Neen, heelemaal niet. Maar toch ook niet
meer zoo jong als... als... als jij bijvoor
beeld. Kan ook niet, hé Dag Bertie.
Toos Melis. Je moet vooral je opge
wektheid trachten te behouden, Toos.
Waar moet het heen, als jij en je zusje nu
ook al het hoofd laten hangen Probeeren
jullie moeder op te vroolijken, daar doe je
niet alleen moeder, maar ook vader een
groot plezier mee. Want dacht je, dat het
voor vader nu zoo goed was, als hij jullie
zoo terneergeslagen en lusteloos weet
Neen hoor. Dus maar goed je best gedaan,
Toos. En dat kun je best, je bent zoo flink
en vader knapt nu toch op
Albert Debral. Je bent hartelijk wel
kom.
Koos Linders. Maar Koos, wie wordt
er nu ziek Gaat het al weer wat beter
Maria Werner. Je bent een flinke
meid, Marie, dat je je door niets wil laten
ontmoedigen. Ik ben erg nieuwsgierig naar
je eerste verhaal en ik beloof je, dat ik
het aandachtig zal doorlezen.
Marietje Verheul. Wel gefeliciteerd
Marietje, met je voortdurende beterschap.
Keken de boomen en de huizen niet echt
blij toen ze je weer buiten zagen
Maatje Baljé. Je bent hartelijk wel
kom. Maar altijd zijn er geen wedstrijden,
hoor.
Piet Voorbrood. Qat's een leuke kin
deroperette, hé, dat „Jantje in Modder-
stad". Is dat niet van dat jongetje, dat al
tijd schreeuwde als zijn moeder hem
wasch te en zijn haren kamde Je vriend
is welkom.