63e «laargaiiÊ
'192S^
MISS BLANCHE
WOENSDAG S ÜUL.I
"^BTnnenland
FEUILLETON
DE HAND DER TRAGEDIE
I door E. PHILLIPS OPPENHELM.
aese i^sSO» -
VLISSINGSCHE COURANT
AB0NNEMENTS-P5HJS
'voer Vlissingen en gemeenten op Wal
enden f 2.2Ö oer drie maanden. Franco
occtr M-: ge/ieele rijk f 2.50. Week-abon-
•nerr,enten 17 cent, alles bij vooruitbetaling.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
ADVERTEMTiE-PRI.fS
V£n i4 regels: ƒ1.10 voor iedere
rese'1 'raeer 26 cent bij abonnement spe
ciale prijzen. Reclames 52 cent per regel
Kleine Advertenties betreffende Huur en
Verhuur, Koop en Verkoop, Dienstaanbie
dingen én Dienstaanvragen, enz., prijs, bij
vooruitbetaling van 1—5 regels ƒ0.75, elke
jenei meer 15 cent.
Familieberichten van 16 regels: ƒ1.70,
Sede'e regel meer 26 cent.
De kabinetscris;s.
De „Nederlander" schrijft over de kabi
netscrisis o.a. het volgende
De constitutioneel regeeringsvorm
eischt de vorming van een kabinet, dat
eenerzijds den koning krachtig steunt in
het volbrengen zijner roeping en dat zelf
wederom steun vindt in een meerderheid
in het parlement. Onmogelijkheid tot het
vervullen van dien eisch zou op den duur
de grondslagen van onzen constitutioneel-
monarchalen regeeringsvorm aantasten.
Indien alle politieke partijen, welke de
zen regeeringsvorm dankbaar waardeeren
als de zegenrijke vrucht onzer historische
volksontwikkeling, toonen hare verant
woordelijkheid te beseffen hetzij als re-
gèeringspartij, hetzij als loyale oppositie,
dan moet het mogelijk zijn voor onze in-
derdaad-moeilijke crisis een oplossing te
vinden, die. bij aanvaarding der onmis
kenbare beteekenis van den verkiezings
uitslag. voor ons volk zal openen de nieu-
j we periode van vrede, welvaart en recht,
waarnaar met hunkerend verlangen in alle
lagen der bevolking wordt uitgezien.
De Kamerverkiezingen.
Wij ontvingen van een ingezetene nog
een berekening over den U'tslag der Ka
merverkiezingen in 1922 en 1925.
Het volgende is daaraan ontleend
ln 1922 werden er bij de Kamerverkie
zingen uitgebracht 2.929.569 stemmen.Hier-
vaii verkreeg de coalitie 1.595.691 stem
men, zijnde bijna 54.4 van het totaal.
Niettemin bezette ze 59 zeteis.
De niet tot de coalitie behoorende kerke
lijke partijen (Staatk. Geref. partij, Chr.
Dem. Federatie, Christ. Volkspartij, Christ.
Sociale partij, Hen'. Geief. Staatspartij, R.
Kath. Volkspartij en Nieuwe i<ath. partij)
verkregen bij elkander 118.360 stemmen,
wat ruim 4 van het geheei was. Hierme
de werd slechts 1 Kamerze.el behaald.
Op de niet-kerkelijke partijen en groepen
werden in totaal uitgebracht 1.215.518
stemmen, zijnde bijna 41.5 c/r van het ge-
heele stemmenaantal. Hiervoor werden aan
ciien kant 40 Kamerzetels verkregen.
Thans zijn er uitgebracht 3.085.770 gel
dige stemmen, waarvan jie coalitie totaal
1.566.328 verkreeg, wat bijna '50.8 van
het geheel was. Hiervoor waren 54 Kamer
zetels het coalitie-deel.
Op de niet tot de coalitie behoorende
kerkelijke partijen (Herv. Ger. Staatspartij,
Vrije Christ, partij, Chr. Dem. Federatie,
Prot. Volkspartij, R. Kath. Volkspartij en
Staatk. Geref. partij), werden er uitge
bracht 162.501 stemmen, of wel bijna 4.3
Met bijna hetzelfde percentage als bij
de vorige verkiezing werden thans 4 Ka
merzetels veroverd.
De niet-kerkelijke partijen en groepen
De spreuk, die ieder Rooker in
zijn wapen voert, luidt
Geef 'MIJ maar
(Ingez. Mededeeling.)
Met drie groote stappen was hij terug.
I Een groote vierkante enveloppe iag op den
I grond, bijna vlak voor mijn voeten
Terwijl hij bukte om ze op te rapen,
I wierp ik er nog een blik op. Een uitroep
I van verwondering ontsnapte mijn lippen.
I Hij keek mij vragend aan.
,.Is er iets
Ik schudde het hoofd.
„Goeden morgen, mijnheer Deville,"
Hij aarzelde een oogenblik. Blijkbaar
was hij belangstellend om te weten wat
mij zoo verwonderd had. ik had echter
geen lust, zijn nieuwsgierigheid te bevre-
digen.
I „Ik meende, dat u zooeven een opmer-
I king^maakte", zeide hij. „Wat was het."
Het was niets", gaf ik ten antwoord.
I „U zeide, naar ik meen, dat u haast had.
E Laat mij u niet ophouden."
I Hij stak de enveloppe in den zak en liep
I heen. Alice kwam naar mij toe en keek hem
I met groote oogen na.
„Wat een vreemde man", mompelde zij.
Ik antwoordde haar niet terstond. Ik had
I iets anders gevonden om over te denken.
I Vergissing was geheel en al buitenges io-
I ten het handschrift op de enveloppe, die
I de heer Deville had laten vallen v/as geheel
I hetzelfde als dat van den brief, die mijn
I vader naar Londen had geroepen.
HOOFDSTUK VI.
De millionair.
Op den Donderdag na het vertrek van
I nnjn vader naar Londen, zond Lady N'asel-
I ton mij haar rijtuig en een briefje, gemerkt
behaalden bij elkaar 1.356.941 geldige
stemmen, overeenkomende met bijna 44
van het geheel en verkregen 42 zetels.
We zien dus, dat de cóalitie en een waar
schijnlijk straks opnieuw te vormen coali
tie-ministerie slechts op nauwelijks de helft
van het aantal geldig gesiemd hebbende
Neaerlandsche kiezers en kiezeressen kan
steunen, hoewel er, geheel overeenkomstig
de bepalingen der Kieswet, 54 coalitie-ze
tels v;erkregen zijn.
Minister Aalbei se.
„Het Centrum" schrijft In de veronder
stelling dat mr. P. J. M. Aa.bcrse als mi
nister van Arbeid zal aftreden, is hein een
belangrijke plaats in de hooiaredactie van
het dagblad „Het Centrum' aangeboden.
Mr. Aalberse heeft dit aanbod in zeer
ernstige overweging genomen.
De conferentie inzake de veiligheids-
kwestie.
Naar door het departement van buiten-
landsche zaken wordt medegedeeld, is het
bericht, als zou de Duitsche gezant hier te
lande een démarche hebben gedaan om te
vernemen of de Nederlandsche regeering
bereid zou zijn, als gastvrouw op te treden
voor deze internationale conferentie over de
veiligheidskwestie, van alien grond ont
bloot.
Georganiseerd overleg bi? den
P. T. T.-dienst.
Naar „de Tel." verneemt, is na gehouden
bespreking tusschen den minister van wa
terstaat, den heer Van Swaay, en het
hoofdbestuur van den C. B. P. T. T. door
de regeering besloten, het contact met ge-,
noemde organisatie te herstolen. Het ge
volg hiervan zal zijn, dat de C. B. P. T. T.
thans weer zitting zal nemen «n de postale
commissie voor georganiseud overleg.
De onveiligheid op de wegen.
De Commissaris der Koningin in Zuid-
Holland heeft de volgende circulaire gezon
den aan de burgemeesters der gemeenten
in Zuid-Holland, betreffende de onveilig
heid op de wegen in verband met het mo-
torverkeer
„Het zal ook aan uw aandacht niet zijn
ontgaan, dat in den laatsten tijd de dag
bladen herhaaldelijk melding maakten van
min of meer ernstige ongelukken, door het
gebruik van motorrijtuigen veroorzaakt.
In vele gevallen zijn deze ongelukken te
wijten aan onvoorzichtigheid of roeke
loosheid van de bestuurders dier voertui
gen, die zich niet storen aan de bepaling
van art. 15 der Motor- en Rijwielwet,
krachtens welke het den bestuurder van een
motorrijtuig of -rijwiel verboden is, daar
mede over den weg te rijden op zoodanige
wijze of met zoodanige snelheid, dat de
vrijheid of de veiligheid van het verkeer
op dien deg wordt belemmerd of in gevaar
gebracht, noch aan de voorschriften der
gemeentelijke politie-verordeningen, welke
in het belang van de vrijheid of de veilig
heid van het verkeer zijn vastgesteld.
Het is daarom, dat ik met nadruk een
beroep doe op uw medewerking om. voor
zooveel van u afhangt, te bevorderen, dat
door een voortdurend en nauwgezet poli
tietoezicht op de handhaving en naleving
van voormelde voorschriften aan het door
mij bedoelde, zich steeds uitbreidende euvel
paal en perk worde gesteld."
PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND.
Gisterenavond werd de zomerzitting der
Prov. Staten geopend door den Commis
saris der Koningin, in naam der Koningin.
Spr. wees er op, dat in het begin van dit
jaar de heer G. F, Lindeijer heeft opgehou
den lid van de Staten te zijn door zijn
aanvaarding van het lidmaatschap van de
Eerste Kamer der Staten Generaal. De
heer Lindeijer, die vanaf 1919 deel uit
maakte van de Staten, heeft daarin een op
den voorgrond tredende plaats ingenomen.
Groote toewijding heeft hij steeds aan den
dag gelegd, hij placht zich terdege in te
werken in de aangelegenheden welke in de
met „spoed". -
Het bevatte slechts eenige weinige rege
len, blijkbaar in grooten haast géschreven.
Naselton, Donderdag.
Liefste Kate.
Trek je uitgaansjapon aan en kom ter
stond thee drinken. Fred heeft van morgen
uit de stad een heel interessanten mijnheer
meegebracht. Je moet bepaald kennis met
hem komen maken. Hij is een charmant
prater, en hij is millionnair Kom en help
mij hem bezig te houden.
Steeds de uwe,
Amy Naselton.
Lachend ging ik naar boven, om een an
dere japon aan te trekken. Lady Naselton
was in de geheele streek bekend als een
onverbeterlijke koppelaarster. Zonder twij
fel was de millionnair die zoo interessant
heette, in haar geest alreeds de beste partij
voor een arme plattelandsdominée's doch
ter, die het ongeluk had, eerzucht te bezit
ten. Aan de overdreven wijze, waarop zij
mij begroette, bemerkte ik, dat zij de zaak
al zoo goed als beklonken rekende.
Het vertrek was vol gasten, maar mijn
slachtoffer zat afgezonderd in een hoekje.
Blijkbaar was hij te mijnen behoeve apart
gehouden. Lady Naselton deed, alsof zij
zich plotseling herinnerde, dat hij er ook
was, zij bracht hem naar mij toe en stelde
hem terstond voor.
„De heer Berdenstein", sprak zij. „Miss
Ffolliot, Wil u zorgen, dat Miss Ffolliot
wat thee krijgt vervolgde zij met een
glimlach tegen hem.
Ik ging zitten en sloeg hem gade, terwijl
hij mij bediende.
Van het eerste oogenblik af kreeg ik een
hekel aan hem. Hij was lang en donker,
met vaal gelaat en regelmatige trekken van
een eenigszins Joodsch type.
Zijn manieren waren te zalvend. Hij
Staten aan de orde werden gesteld en met
aandacht volgden zoowel voor- als tegen
standers zijne talrijke heldere en van ken
nis van zaken getuigende redevoeringen.
Met mij aldus spr. zult gij willen in
stemmen met den wensch, dat de heer Lin
deijer zoowel voor ons vaderland als voor
de provincie nog veel nuttig werk zal mo
gen verrichten.
Een tweede lid, hetwelk wij niet meer in
ons midden zullen zien aldus velvolgde
de voorzitter is de heer mr. H. F. Lants-
heer, die gisteren aan Ged. Staten bericht
deed toekomen, dat hij zijn ontslag neemt
als lid dezer Staten. Met leerwezen zult gij
zeker van deze mededeeling kennis nemen.
De heer Lantsheer, die sedert 1919 zitting
had in de Staten, was een door velen daar
in gaarne geziene figuur. Als goed Zeeuw
werd zijn oordeel steeds op prijs gesteld
en met liefde voor zijn provincie heeft hij
zijn gaven van hart en hoofd ten dienste
van het algemeen belang gesteld. Sinds
1922 was hij door de Staten als buitenge
woon lid van Ged. Staten aangewezen. Mo
ge ook hij nog lange jaren werkzaam blij
ven tot zegen van de provincie en hare in
gezetenen.
De leden gaven blijk van instemming
met deze woorden van den voorzitter.
Na onderzoek zijner geloofsbrieven
werd het nieuwe gekozen lid, de heer A.
C. de Baare, binnengeleid en legde hij in
handen van den voorzitter de bij de wet
vereischte beloften af, waarna de voorzit
ter hem gelukwenschte en hij zitting kon
nemen.
Mededeeling werd gedaan, dat de heer
Van Waesberghe de zitting niet kon bij
wonen.
Hierna nam de voorzitter nogmaals het
woord en sprak als volgt
Alvorens tot onze verdere werkzaam
heden over te gaan, wensch ik, ook van
deze plaats hulde te brengen aan een lid
van het dagelijksch bestuur dezer provin
cie. die deze functie op 3 Juli sedert 30
jaar heeft bekleed. De heer J. A. van
Rompu is in 1895, drie jaren na zijn inire
den in de Prov. Staten, afgevaardigd naar
het college van Ged. Staten en heeft sinds
dien daarvan onafgebroken deel uitge
maakt. Zelden of nooit zal het zijn voorge
komen, dat een lid van zoodanig college,
hetzij in deze hetzij in een onzer zuster-
provincies, daarin zoo langen tijd heeft zit
ting gehad, alleen aan een persoon, die de
gaven en krachten heeft, welke den heer
Van Rompu eigen zijn, zal zulks beschoren
kunnen zijn. Mijnheer van Rompu, ik meen
als tolk van een groot deel dezer vergade
ring te spreken, wanneer ik U hartelijk ge-
lukwensch met uw jubileum. Het zou bijna
ondoenlijk zijn hier een opsomming te ge
ven van al hetgeen in de jafen van uw me
debestuur ten bate onzer provincie is tot
stand gekomen en van het aandeel, hetwelk
gij in zoo menig zegenrijk besluit hebt ge
had. Indien wij slechts alleen denken aan den
tak van dienst, welke gij zulk een warm
hart toedraagt, aan den provincialen
stoombootdienst, waarvan gij ook al die
30 jaar voorzitter der commissie van toe
zicht zijt geweest, dan zal een ieder ter-
stond-den grooten vooruitgang in de mid
delen van communicatie over onze Zeeuw-
sche stroomen moeten erkennen. Uwe toe
wijding, ervaring en kennis van zaken zijn
speciaal, wat dezen dienst betreft, onze
provincie van groot nut geweest. Moge gij
er van overtuigd zijn, dat wij U dankbaar
zijn voor al hetgeen gij alid der Staten
en als lid van het dagelijksch bestuur der
provincie hebt gedaan, en dat uwe aange
name samenwerking en de vriendschap, die
gij voor uwe medeleden, voor uwen voor
zitter koestert, ten zeerste op prijs worden
gesteld. Wij wenschen U toe, dat het U
gegeven moge zijn nog vele jaren voor on
ze provincie te blijven arbeiden.
De heer Dumoleijn sloot zich als oudste
lid in zittingsjaren, bij de woorden van den
voorzitter aan en zeide ook, dat de heer
Van Rompu in 30 jaar veel in het belang
van de provincie heeft gedaan en in het
bijzonder voor de verbetering van de com-
glimlachte voortdurend, en liet veel te dik
wijls zijn tanden zien. Ik vroeg mij at, of
hij zijn millioen zou verdiend hebben in een
winkel
Ik was evenwel gedwongen, met hem te
praten, en met stille berusting bereidde ik
mij op een half uurtje van verveling voor.
„U is nog niet lang in Engeland ge
weest vroeg ik.
„Eerst drie dagen", antwoordde hij.
Zijn stem was niet onaangenaam. Zijn
gelaat was niet innemend en hij scheen
niet bijzonder op zijn gemak, waarbij nog
kwam, dat hij iets in zijn houding had, dat
zijn onbekendheid, of zeer beperkte be
kendheid aanduidde met salons als dat van
Lady Nselton. Zijn voorhoofd was goedge
vormd en zijn mond vastberaden.
„De heer Fred Naselton was de eerste,
dien ik in Londen ontmoette", ging hij
voort. „Het was al heel eigenaardig, dat ik
hem tegen het lijf liep, haast voor ik nog
goed en wel van het schip af was."
„Hij was dus een oud vriend van u
vroeg ik. met geen ander doel, dan om het
gesprek gaande te houden.
„Eigenlijk niet. O neen, eigenlijk in het
geheel geen vriend", zeide hij. „Ik heb hem
een jaar geleden in Rio kunnen helpen. Het
had niets te beteekenen, maar hij toonde
zich dankbaar."
„Waar vroeg ik op eens.
„In Rio", herhaalde hij. „Rio de Janeiro
de hoofdstad van Brazilië, zooals u
weet."
Ik wendde mij om, en keek hem onver
wachts vlak aan. Zijn oogen waren op mijn
gelaat gericht. Hij had mii heimelijk zitten
bespieden.
Mijn hart begon sneller te kloppen. Ik
haalde dieper adem, een oogenblik lang
durfde ik niet te spreken. Na een korte
pauze vervolgde hij
municatie over de Schelde, Spr. wenscht
den heer Van Rompu toe, dat hij nog vele
jaren deze functie zal bekleeden tot wel
zijn van de dierbare provincie.
De heer Van Rompu bracht dank voor
deze woorden en zeide, dat hem in die 30
jaar lief en leed niet is gespaard. Velen
van hen, die hem de eerste maal kozen
zijn er niet meer. Spr. hoopt zoolang het
dag voor hem is, zijn plicht behoorlijk te
blijven vervullen.
(Het grootste deel der leden betoonden
belangstelling na ieder dezer toespraken).
Ingekomen was, behalve een groot aan
tal goedkeuringen van besluiten der Sta
ten, o.a. een verzoek van de Nederl. Unie
van arbeiders in het automobielbedrijf, om
betuiging van adhaesie aan een door haar
aan den minister van Waterstaat gericht
adres, inzake den arbeidstijd van autobus-,,
chauffeurs en om bevordering intusschen
van een beperkten arbeidsduur. Dit ver
zoek werd als zijnde ongezegeld terzijde
gelegd.
Het vroeger vermelde adres van den
heer H. C. A. Roosa nopens de electrificatie
der provincie, werd gevoegd bij de stukken
betreffende de electriciteit.
In handen van Ged. Staten om advies
werd gesteld een verzoek van het Centraal
Genootschap voor kinderherstellings- en
vacantiekolonies om subsidie voor den
bouw van een nieuw koloniehuis te Nun-
speet.
De mededeeling van Ged. Staten naar
aanleiding van een vraag van den heer
Wallien over het inleggen van een avond
boot van Vlissingen naar Breskens, werd
voor kennisgeving aangenomen.
Dit zelfde stelde de voorzitter voor te
doen met de mededeeling over den Zon
dagsdienst bij de Prov. Stoombootdiensten,
doch de heer Onderdijk wilde deze kwestie
naar de afdeelingen overbrengen.
Het voorstel van den voorzitter werd
aangenomen met 23 tegen 16 stemmen,
tegen stemden mevr. Bergsma en de heeren
Welleman, Dixhoorn, van Oeveren, Moel-
ker, Mes, Adriaanse, Erasmus. Onderdijk.
v. d. Wart, Wallien, Dumoleijn, Bendrikse,
Overhoff, de Pauw en De Baare.
Wel werd voor kennisgeving aangeno
men de mededeeling betreffende de uit
komsten van den Provincialen Stoomboot-
dienst op de Westerschelde, verdeeld over
de verschillende trajecten.
Weer stelde de voorzitter hetzelfde voor
met het reeds gepubliceerde adres van den
Centralen Bond van Transportarbeiders
inzake werktijden enz. van het bootperso-
neel, en een tweede van diezelfde organi
satie, waarin zij er o.a. op wijst, dat groote
verbetering zou zijn aan te brengen door
het personeel weer om den anderen dag op
Breskens en op Neuzen te doen varen, dat
zij protesteert tegen het in dienst nemen
van losse arbeiders voor 3 per dag en
ƒ1.50 per Zaterdag, welk loon zelfs bene
den het door de werkverschaffing te Vlis
singen is en zij de noodzakelijkheid van
een commissie voor georganiseerd overleg
bepleit.
De heer Onderdijk stelde weer voor.
deze adressen in de afdeelingen te onder
zoeken. Het voorstel van den voorzitter
werd aangenomen met 29 tegen 10 stem
men, die van mevrouw Bergsma en de
heeren Welleman. Erasmus, Onderdijk, v.
d. Wart, Wallien, Adriaanse, Overhof, de
Pauw en De Baare
Bij de stukken inzake de electriciteit, die
naar de afdeelingen gaan, werden gevoegd
het rapport over de P.Z.E.M. van de hee
ren Beekman en Lohr en een daarop van
den raad van beheer ingekomen schrijven,
dat wij elders zullen vermelden.
Nog werd overgelegd een mededeeling
van Ged. Staten, waarin wordt gezegd, dat
uit de desbetreffende correspondentie blijkt,
dat de minister van waterstaat bereid is op
de begrooting 1926 een j)osf van 350 000
uit te trekken voor het maken van een
nieuwe aanlegplaats te Breskens ten dienste
van de veerverbinding VlissingenBres
kens en geschikt voor de nieuwe veerboot
welke de provincie voornemens is in de
vaarjt te brengen, althans wanneer de noori-
„Ik ben daar jaren lang geweest, lang
genoeg om de stad en de menschen en de
rest vrijwel moede te worden. Ik ben blij,
dat ik er eindelijk vandaan ben. Ik bén er
alleen heen gegaan, om geld te verdienen,
en geld heb ik verdiend heel wat. Nu
ben ik teruggekomen, om er van te genie
ten, hier in ons goede Engeland. Trouwen
en mij vestigen, dat zal het wezen, Miss
Ffolliot."
Zijn scherpe, zwarte oogen bleven op
mijn gelaat gevestigd. Ik voelde, dat een
lichte blos mij naar de wangen steeg. Op
dat oogenblik had ik het land aan lady
Naselton. Zij had met dien vervelenden
man over mij gepraat, en hij was slim ge
noeg geweest, om haar goed te begrijpen.
Liefst zou ik hem alleen hebben laten
zitten, maar er was iets, dat mij terughield.
Hij was uit Zuid-Amerika gekomen." Hij
was omstreeks den vijftienden in Londen
geweest. Ik bleef dus en droeg mijn lot in
lijdzaamheid.
„Een zeer prijzenswaardige ambitie", zei
ik met een sarcasme, dat ik tevergeefs
trachtte te verbergen. „Ik wensch u alle
mogelijke succes."
„Dat is heel lief van u", antwoordde hij
langzaam.
,,U is dus lang uit Engeland weg ge
weest
„Jaren lang", antwoordde hij zonder
aarzeling.
„Het lijkt vreemd", merkte ik op, „dat
uw eerste bezoek het huis geldt van iemand
die u betrekkelijk weinig bekend is. Heeft
u geen oude vrienden die naar uw terug
keer uitzien
Een eigenaardige glimlach plooide zich
om zijn lippen.
„Ik heb enkele oude bekenden", zei hij
kalm. „Ik weet niet, of zij blij zullen wezen
dat ik weer terug ben. Spoedig zal ik het
zakelijke bezuiniging dit niet tegen houdt.
Een verbetering te Vlissingen dient te
wachten op de utbreiding der buitenhaven,
doch zal alsdan ook voor rekening van het
rijk komen.
Nog deelt het college mede dat de
scheepvaartinspectie te s-Gravenhage be
reid is gevonden de plannen voor een nieu
we boot op Breskens te onderzoeken. Aan
gedrongen is op rapport vóór 23 dezer
Dit alles werd voor kennisgeving aange
nomen.
Nog werd overgelegd hc-t verslag van
den toestand der provincie over 1924.
Tot lid der Staten bedoeld bij art. 39
der prov. wet werd gekozen de heer Wal
lien met 24 stemmen, tegen 7 op den heer
Kakebeeke, 3 op den heer Onderdijk, 1 op
den heer Overhoff, 1 op den heer Van der
Wart en' 3 blanco.
Alsnu kwam aan de orde hei voorstel van
de heeren Van Dixhoorn en Koster inzake
de afschaffing van de toilen.
De heer Van Dixhoorn meende zich reeds
tevreden te kunnen stellen met een toezeg
ging, dat Ged. Staten er bij hoogere col
leges op aan zullen dringen geen concessies
meer te geven.
De kwestie werd naar de afdeelingen
verwezen.
Besloten werd tot aanhouding van de
verzoeken om subsidie voor het herstel van
het raadhuis te Veere en de Herv. kerken
te Kapelle, Ritthem en IJzendijke, van een
verzoek van de veerlieden ie Bruinisse. om
subsidie en het aanbrengen van pontons
en de verzoeken om toekenning van subsi
dies aan de handelsscholen te Middelburg,
Goes en Hulst.
De overige vroeger reeds gemelde voor
stellen werden alle verwezen naar de afdee
lingen. Bij dat inzake het verzoek van De
Dreu te Goes om schadevergoeding voor
het te water raken van een automobiel,
was een adres ingekomen van de besturen
van den A. N. W. B. en K. N. A. C. om die
schadevergoeding ioe te kennen, ook al is
de provincie daartoe wettelijk niet verplicht.
Bij dat inzake niet meer bijdragen in de
kosten van verpleging van armlastige
krankzinnigen, was behalve een adres van
Burg. en Weth. van Middelburg om dat
voorstel niet aan te nemen, ook adhaesie-
betuiging van de dagelijksche besturen van
Neuzen en Zierikzee ingekomen.
Het verdrag met België.
Op de vragen van den heer Adriaanse
inzake het verdrag met België, zeide de
heer Dieleman dat Ged. Staten bereid zijn
direct op die vragen te antwoorden. Toen
Ged. Staten van de Kamer van Koophandel
voor Zeeuwsch-Vlaanaercn een afdruk ont
vingen van een aan de leden der Tweede
Kaamer gericht schrijven betreffende het
verdrag met België, hebben zij onder dag-
teekening van 15 Mei 1925 aan den minis
terraad mededeeling gedaan, onder bijvoe
ging van de volgende opmerking: Ofschoon
wij tot óns leedwezen niet gehoord werden
omtrent het in margine vermeld herzie
ningsverdrag, waarbij de belangen van ons
gewest in hooge mate geacht moeten wor
den beirokken te zijn, kunnen wij niet na
laten uwe bijzondere aandacht te vragen
voor den inhoud dezer stukken. Behaive
het door de Kamer van Koophandel geop
perde bezwaar inzake het ontbreken eener
regeling voor de Neuzensche haven, wor
den er verschillende punten aangeroerd,
waarmede wij niet kunnen instemmen. Wij
zouden het zeer op prijs stellen, wanneer
door U met een en ander alsnog rekening
zou kunnen worden gehouden.
Bij brief van 27 Juni zond de minister
van waterstaat aan Ged. Staten een exem
plaar van de gedrukte stukken betreffende
het verdrag en een artikel van den heer
Hummert te Baarn in het „Handelsblad"
van 23 Mei jl., met verzoek omtrent de in
het voorloopig verslag der Tweede Kamer
en het bedoelde artikel behandelde water-
staatsontwerpen hun gevoelen te vernemen
Tegen mededeeling te zijner tijd aan cfe
Staten, al of niet in geheime zitting, van
den inhoud van liet advies bestaat bii den
minister bezwaar.
weten. Ik ben niet ver van hen af."
„Weten zij, dat u terug is vroeg ik.
„Een van hen ten minste", gaf hij ten
antwoord. „Maar die, waarom ik het mees
te geef, weet het niet."
„U wilt hem gaan verrassen, denk ik
..Ik wil haar gaan verrassen", verbeter
de hij.
Er ontstond een korte stilte.
In mijn geest twijfelde ik niet langer. Het
toeval had mij tegenover den man ge
bracht, die den brief had geschreven aan
mijn vader, den man die door mijn vader
thans in Londen gezocht werd.
Misschien hadden zij elkander reeds ont
moet. Ik wierp Ihem tersluiks een blik toe.
Hij bleef mij voortdurend in stilte gade
slaan.
„Ik heb ook", zeide hij, „een zuster van
wie ik heel veel houd. Zij woont te Parijs.
Ik heb haar geschreven, over te komen, -
hier niet, natuurlijk, maar te Londen."
Ik draaide mij een weinig om in mijn
stoel en zag hem aan.
„Ik vraag mij af", zeide vik, „of er onder
de vrienden van wie u spreekte wellicht
zijn, die ik ken."
Zijn lippen openden zich, hij toonde al
zijn blinkende tanden.
„Ik dacht wel", zeide hij bijna fluiste
rend, „dat u het wist. Heeft uw vader u
gezonden Heeft u een boodschap voor
mij Zoo ja, laat mij het dan hooren,
voordat wij gestoord worden."
Ik schudde het hoofd.
„Mijn vader is in Londen", vertelde ik
hem. „Hij is vertrokken op den dag, dat hij
uw brief beeft ontvangen."
„Wanneer komt hij terug vroeg hij
met belangstelling.
„Vrijdag, geloof ik. In ieder geval zal hij
Zondag wel terug zijn."
Een zonderlinge uitdrukking kwam op
zijn gelaat, die mij een onaangename ge
waarwording gaf:
(Wordt vervolgd.)