63e «laargaiiÊ '192S^ MISS BLANCHE WOENSDAG S ÜUL.I "^BTnnenland FEUILLETON DE HAND DER TRAGEDIE I door E. PHILLIPS OPPENHELM. aese i^sSO» - VLISSINGSCHE COURANT AB0NNEMENTS-P5HJS 'voer Vlissingen en gemeenten op Wal enden f 2.2Ö oer drie maanden. Franco occtr M-: ge/ieele rijk f 2.50. Week-abon- •nerr,enten 17 cent, alles bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent. ADVERTEMTiE-PRI.fS V£n i4 regels: ƒ1.10 voor iedere rese'1 'raeer 26 cent bij abonnement spe ciale prijzen. Reclames 52 cent per regel Kleine Advertenties betreffende Huur en Verhuur, Koop en Verkoop, Dienstaanbie dingen én Dienstaanvragen, enz., prijs, bij vooruitbetaling van 1—5 regels ƒ0.75, elke jenei meer 15 cent. Familieberichten van 16 regels: ƒ1.70, Sede'e regel meer 26 cent. De kabinetscris;s. De „Nederlander" schrijft over de kabi netscrisis o.a. het volgende De constitutioneel regeeringsvorm eischt de vorming van een kabinet, dat eenerzijds den koning krachtig steunt in het volbrengen zijner roeping en dat zelf wederom steun vindt in een meerderheid in het parlement. Onmogelijkheid tot het vervullen van dien eisch zou op den duur de grondslagen van onzen constitutioneel- monarchalen regeeringsvorm aantasten. Indien alle politieke partijen, welke de zen regeeringsvorm dankbaar waardeeren als de zegenrijke vrucht onzer historische volksontwikkeling, toonen hare verant woordelijkheid te beseffen hetzij als re- gèeringspartij, hetzij als loyale oppositie, dan moet het mogelijk zijn voor onze in- derdaad-moeilijke crisis een oplossing te vinden, die. bij aanvaarding der onmis kenbare beteekenis van den verkiezings uitslag. voor ons volk zal openen de nieu- j we periode van vrede, welvaart en recht, waarnaar met hunkerend verlangen in alle lagen der bevolking wordt uitgezien. De Kamerverkiezingen. Wij ontvingen van een ingezetene nog een berekening over den U'tslag der Ka merverkiezingen in 1922 en 1925. Het volgende is daaraan ontleend ln 1922 werden er bij de Kamerverkie zingen uitgebracht 2.929.569 stemmen.Hier- vaii verkreeg de coalitie 1.595.691 stem men, zijnde bijna 54.4 van het totaal. Niettemin bezette ze 59 zeteis. De niet tot de coalitie behoorende kerke lijke partijen (Staatk. Geref. partij, Chr. Dem. Federatie, Christ. Volkspartij, Christ. Sociale partij, Hen'. Geief. Staatspartij, R. Kath. Volkspartij en Nieuwe i<ath. partij) verkregen bij elkander 118.360 stemmen, wat ruim 4 van het geheei was. Hierme de werd slechts 1 Kamerze.el behaald. Op de niet-kerkelijke partijen en groepen werden in totaal uitgebracht 1.215.518 stemmen, zijnde bijna 41.5 c/r van het ge- heele stemmenaantal. Hiervoor werden aan ciien kant 40 Kamerzetels verkregen. Thans zijn er uitgebracht 3.085.770 gel dige stemmen, waarvan jie coalitie totaal 1.566.328 verkreeg, wat bijna '50.8 van het geheel was. Hiervoor waren 54 Kamer zetels het coalitie-deel. Op de niet tot de coalitie behoorende kerkelijke partijen (Herv. Ger. Staatspartij, Vrije Christ, partij, Chr. Dem. Federatie, Prot. Volkspartij, R. Kath. Volkspartij en Staatk. Geref. partij), werden er uitge bracht 162.501 stemmen, of wel bijna 4.3 Met bijna hetzelfde percentage als bij de vorige verkiezing werden thans 4 Ka merzetels veroverd. De niet-kerkelijke partijen en groepen De spreuk, die ieder Rooker in zijn wapen voert, luidt Geef 'MIJ maar (Ingez. Mededeeling.) Met drie groote stappen was hij terug. I Een groote vierkante enveloppe iag op den I grond, bijna vlak voor mijn voeten Terwijl hij bukte om ze op te rapen, I wierp ik er nog een blik op. Een uitroep I van verwondering ontsnapte mijn lippen. I Hij keek mij vragend aan. ,.Is er iets Ik schudde het hoofd. „Goeden morgen, mijnheer Deville," Hij aarzelde een oogenblik. Blijkbaar was hij belangstellend om te weten wat mij zoo verwonderd had. ik had echter geen lust, zijn nieuwsgierigheid te bevre- digen. I „Ik meende, dat u zooeven een opmer- I king^maakte", zeide hij. „Wat was het." Het was niets", gaf ik ten antwoord. I „U zeide, naar ik meen, dat u haast had. E Laat mij u niet ophouden." I Hij stak de enveloppe in den zak en liep I heen. Alice kwam naar mij toe en keek hem I met groote oogen na. „Wat een vreemde man", mompelde zij. Ik antwoordde haar niet terstond. Ik had I iets anders gevonden om over te denken. I Vergissing was geheel en al buitenges io- I ten het handschrift op de enveloppe, die I de heer Deville had laten vallen v/as geheel I hetzelfde als dat van den brief, die mijn I vader naar Londen had geroepen. HOOFDSTUK VI. De millionair. Op den Donderdag na het vertrek van I nnjn vader naar Londen, zond Lady N'asel- I ton mij haar rijtuig en een briefje, gemerkt behaalden bij elkaar 1.356.941 geldige stemmen, overeenkomende met bijna 44 van het geheel en verkregen 42 zetels. We zien dus, dat de cóalitie en een waar schijnlijk straks opnieuw te vormen coali tie-ministerie slechts op nauwelijks de helft van het aantal geldig gesiemd hebbende Neaerlandsche kiezers en kiezeressen kan steunen, hoewel er, geheel overeenkomstig de bepalingen der Kieswet, 54 coalitie-ze tels v;erkregen zijn. Minister Aalbei se. „Het Centrum" schrijft In de veronder stelling dat mr. P. J. M. Aa.bcrse als mi nister van Arbeid zal aftreden, is hein een belangrijke plaats in de hooiaredactie van het dagblad „Het Centrum' aangeboden. Mr. Aalberse heeft dit aanbod in zeer ernstige overweging genomen. De conferentie inzake de veiligheids- kwestie. Naar door het departement van buiten- landsche zaken wordt medegedeeld, is het bericht, als zou de Duitsche gezant hier te lande een démarche hebben gedaan om te vernemen of de Nederlandsche regeering bereid zou zijn, als gastvrouw op te treden voor deze internationale conferentie over de veiligheidskwestie, van alien grond ont bloot. Georganiseerd overleg bi? den P. T. T.-dienst. Naar „de Tel." verneemt, is na gehouden bespreking tusschen den minister van wa terstaat, den heer Van Swaay, en het hoofdbestuur van den C. B. P. T. T. door de regeering besloten, het contact met ge-, noemde organisatie te herstolen. Het ge volg hiervan zal zijn, dat de C. B. P. T. T. thans weer zitting zal nemen «n de postale commissie voor georganiseud overleg. De onveiligheid op de wegen. De Commissaris der Koningin in Zuid- Holland heeft de volgende circulaire gezon den aan de burgemeesters der gemeenten in Zuid-Holland, betreffende de onveilig heid op de wegen in verband met het mo- torverkeer „Het zal ook aan uw aandacht niet zijn ontgaan, dat in den laatsten tijd de dag bladen herhaaldelijk melding maakten van min of meer ernstige ongelukken, door het gebruik van motorrijtuigen veroorzaakt. In vele gevallen zijn deze ongelukken te wijten aan onvoorzichtigheid of roeke loosheid van de bestuurders dier voertui gen, die zich niet storen aan de bepaling van art. 15 der Motor- en Rijwielwet, krachtens welke het den bestuurder van een motorrijtuig of -rijwiel verboden is, daar mede over den weg te rijden op zoodanige wijze of met zoodanige snelheid, dat de vrijheid of de veiligheid van het verkeer op dien deg wordt belemmerd of in gevaar gebracht, noch aan de voorschriften der gemeentelijke politie-verordeningen, welke in het belang van de vrijheid of de veilig heid van het verkeer zijn vastgesteld. Het is daarom, dat ik met nadruk een beroep doe op uw medewerking om. voor zooveel van u afhangt, te bevorderen, dat door een voortdurend en nauwgezet poli tietoezicht op de handhaving en naleving van voormelde voorschriften aan het door mij bedoelde, zich steeds uitbreidende euvel paal en perk worde gesteld." PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND. Gisterenavond werd de zomerzitting der Prov. Staten geopend door den Commis saris der Koningin, in naam der Koningin. Spr. wees er op, dat in het begin van dit jaar de heer G. F, Lindeijer heeft opgehou den lid van de Staten te zijn door zijn aanvaarding van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten Generaal. De heer Lindeijer, die vanaf 1919 deel uit maakte van de Staten, heeft daarin een op den voorgrond tredende plaats ingenomen. Groote toewijding heeft hij steeds aan den dag gelegd, hij placht zich terdege in te werken in de aangelegenheden welke in de met „spoed". - Het bevatte slechts eenige weinige rege len, blijkbaar in grooten haast géschreven. Naselton, Donderdag. Liefste Kate. Trek je uitgaansjapon aan en kom ter stond thee drinken. Fred heeft van morgen uit de stad een heel interessanten mijnheer meegebracht. Je moet bepaald kennis met hem komen maken. Hij is een charmant prater, en hij is millionnair Kom en help mij hem bezig te houden. Steeds de uwe, Amy Naselton. Lachend ging ik naar boven, om een an dere japon aan te trekken. Lady Naselton was in de geheele streek bekend als een onverbeterlijke koppelaarster. Zonder twij fel was de millionnair die zoo interessant heette, in haar geest alreeds de beste partij voor een arme plattelandsdominée's doch ter, die het ongeluk had, eerzucht te bezit ten. Aan de overdreven wijze, waarop zij mij begroette, bemerkte ik, dat zij de zaak al zoo goed als beklonken rekende. Het vertrek was vol gasten, maar mijn slachtoffer zat afgezonderd in een hoekje. Blijkbaar was hij te mijnen behoeve apart gehouden. Lady Naselton deed, alsof zij zich plotseling herinnerde, dat hij er ook was, zij bracht hem naar mij toe en stelde hem terstond voor. „De heer Berdenstein", sprak zij. „Miss Ffolliot, Wil u zorgen, dat Miss Ffolliot wat thee krijgt vervolgde zij met een glimlach tegen hem. Ik ging zitten en sloeg hem gade, terwijl hij mij bediende. Van het eerste oogenblik af kreeg ik een hekel aan hem. Hij was lang en donker, met vaal gelaat en regelmatige trekken van een eenigszins Joodsch type. Zijn manieren waren te zalvend. Hij Staten aan de orde werden gesteld en met aandacht volgden zoowel voor- als tegen standers zijne talrijke heldere en van ken nis van zaken getuigende redevoeringen. Met mij aldus spr. zult gij willen in stemmen met den wensch, dat de heer Lin deijer zoowel voor ons vaderland als voor de provincie nog veel nuttig werk zal mo gen verrichten. Een tweede lid, hetwelk wij niet meer in ons midden zullen zien aldus velvolgde de voorzitter is de heer mr. H. F. Lants- heer, die gisteren aan Ged. Staten bericht deed toekomen, dat hij zijn ontslag neemt als lid dezer Staten. Met leerwezen zult gij zeker van deze mededeeling kennis nemen. De heer Lantsheer, die sedert 1919 zitting had in de Staten, was een door velen daar in gaarne geziene figuur. Als goed Zeeuw werd zijn oordeel steeds op prijs gesteld en met liefde voor zijn provincie heeft hij zijn gaven van hart en hoofd ten dienste van het algemeen belang gesteld. Sinds 1922 was hij door de Staten als buitenge woon lid van Ged. Staten aangewezen. Mo ge ook hij nog lange jaren werkzaam blij ven tot zegen van de provincie en hare in gezetenen. De leden gaven blijk van instemming met deze woorden van den voorzitter. Na onderzoek zijner geloofsbrieven werd het nieuwe gekozen lid, de heer A. C. de Baare, binnengeleid en legde hij in handen van den voorzitter de bij de wet vereischte beloften af, waarna de voorzit ter hem gelukwenschte en hij zitting kon nemen. Mededeeling werd gedaan, dat de heer Van Waesberghe de zitting niet kon bij wonen. Hierna nam de voorzitter nogmaals het woord en sprak als volgt Alvorens tot onze verdere werkzaam heden over te gaan, wensch ik, ook van deze plaats hulde te brengen aan een lid van het dagelijksch bestuur dezer provin cie. die deze functie op 3 Juli sedert 30 jaar heeft bekleed. De heer J. A. van Rompu is in 1895, drie jaren na zijn inire den in de Prov. Staten, afgevaardigd naar het college van Ged. Staten en heeft sinds dien daarvan onafgebroken deel uitge maakt. Zelden of nooit zal het zijn voorge komen, dat een lid van zoodanig college, hetzij in deze hetzij in een onzer zuster- provincies, daarin zoo langen tijd heeft zit ting gehad, alleen aan een persoon, die de gaven en krachten heeft, welke den heer Van Rompu eigen zijn, zal zulks beschoren kunnen zijn. Mijnheer van Rompu, ik meen als tolk van een groot deel dezer vergade ring te spreken, wanneer ik U hartelijk ge- lukwensch met uw jubileum. Het zou bijna ondoenlijk zijn hier een opsomming te ge ven van al hetgeen in de jafen van uw me debestuur ten bate onzer provincie is tot stand gekomen en van het aandeel, hetwelk gij in zoo menig zegenrijk besluit hebt ge had. Indien wij slechts alleen denken aan den tak van dienst, welke gij zulk een warm hart toedraagt, aan den provincialen stoombootdienst, waarvan gij ook al die 30 jaar voorzitter der commissie van toe zicht zijt geweest, dan zal een ieder ter- stond-den grooten vooruitgang in de mid delen van communicatie over onze Zeeuw- sche stroomen moeten erkennen. Uwe toe wijding, ervaring en kennis van zaken zijn speciaal, wat dezen dienst betreft, onze provincie van groot nut geweest. Moge gij er van overtuigd zijn, dat wij U dankbaar zijn voor al hetgeen gij alid der Staten en als lid van het dagelijksch bestuur der provincie hebt gedaan, en dat uwe aange name samenwerking en de vriendschap, die gij voor uwe medeleden, voor uwen voor zitter koestert, ten zeerste op prijs worden gesteld. Wij wenschen U toe, dat het U gegeven moge zijn nog vele jaren voor on ze provincie te blijven arbeiden. De heer Dumoleijn sloot zich als oudste lid in zittingsjaren, bij de woorden van den voorzitter aan en zeide ook, dat de heer Van Rompu in 30 jaar veel in het belang van de provincie heeft gedaan en in het bijzonder voor de verbetering van de com- glimlachte voortdurend, en liet veel te dik wijls zijn tanden zien. Ik vroeg mij at, of hij zijn millioen zou verdiend hebben in een winkel Ik was evenwel gedwongen, met hem te praten, en met stille berusting bereidde ik mij op een half uurtje van verveling voor. „U is nog niet lang in Engeland ge weest vroeg ik. „Eerst drie dagen", antwoordde hij. Zijn stem was niet onaangenaam. Zijn gelaat was niet innemend en hij scheen niet bijzonder op zijn gemak, waarbij nog kwam, dat hij iets in zijn houding had, dat zijn onbekendheid, of zeer beperkte be kendheid aanduidde met salons als dat van Lady Nselton. Zijn voorhoofd was goedge vormd en zijn mond vastberaden. „De heer Fred Naselton was de eerste, dien ik in Londen ontmoette", ging hij voort. „Het was al heel eigenaardig, dat ik hem tegen het lijf liep, haast voor ik nog goed en wel van het schip af was." „Hij was dus een oud vriend van u vroeg ik. met geen ander doel, dan om het gesprek gaande te houden. „Eigenlijk niet. O neen, eigenlijk in het geheel geen vriend", zeide hij. „Ik heb hem een jaar geleden in Rio kunnen helpen. Het had niets te beteekenen, maar hij toonde zich dankbaar." „Waar vroeg ik op eens. „In Rio", herhaalde hij. „Rio de Janeiro de hoofdstad van Brazilië, zooals u weet." Ik wendde mij om, en keek hem onver wachts vlak aan. Zijn oogen waren op mijn gelaat gericht. Hij had mii heimelijk zitten bespieden. Mijn hart begon sneller te kloppen. Ik haalde dieper adem, een oogenblik lang durfde ik niet te spreken. Na een korte pauze vervolgde hij municatie over de Schelde, Spr. wenscht den heer Van Rompu toe, dat hij nog vele jaren deze functie zal bekleeden tot wel zijn van de dierbare provincie. De heer Van Rompu bracht dank voor deze woorden en zeide, dat hem in die 30 jaar lief en leed niet is gespaard. Velen van hen, die hem de eerste maal kozen zijn er niet meer. Spr. hoopt zoolang het dag voor hem is, zijn plicht behoorlijk te blijven vervullen. (Het grootste deel der leden betoonden belangstelling na ieder dezer toespraken). Ingekomen was, behalve een groot aan tal goedkeuringen van besluiten der Sta ten, o.a. een verzoek van de Nederl. Unie van arbeiders in het automobielbedrijf, om betuiging van adhaesie aan een door haar aan den minister van Waterstaat gericht adres, inzake den arbeidstijd van autobus-,, chauffeurs en om bevordering intusschen van een beperkten arbeidsduur. Dit ver zoek werd als zijnde ongezegeld terzijde gelegd. Het vroeger vermelde adres van den heer H. C. A. Roosa nopens de electrificatie der provincie, werd gevoegd bij de stukken betreffende de electriciteit. In handen van Ged. Staten om advies werd gesteld een verzoek van het Centraal Genootschap voor kinderherstellings- en vacantiekolonies om subsidie voor den bouw van een nieuw koloniehuis te Nun- speet. De mededeeling van Ged. Staten naar aanleiding van een vraag van den heer Wallien over het inleggen van een avond boot van Vlissingen naar Breskens, werd voor kennisgeving aangenomen. Dit zelfde stelde de voorzitter voor te doen met de mededeeling over den Zon dagsdienst bij de Prov. Stoombootdiensten, doch de heer Onderdijk wilde deze kwestie naar de afdeelingen overbrengen. Het voorstel van den voorzitter werd aangenomen met 23 tegen 16 stemmen, tegen stemden mevr. Bergsma en de heeren Welleman, Dixhoorn, van Oeveren, Moel- ker, Mes, Adriaanse, Erasmus. Onderdijk. v. d. Wart, Wallien, Dumoleijn, Bendrikse, Overhoff, de Pauw en De Baare. Wel werd voor kennisgeving aangeno men de mededeeling betreffende de uit komsten van den Provincialen Stoomboot- dienst op de Westerschelde, verdeeld over de verschillende trajecten. Weer stelde de voorzitter hetzelfde voor met het reeds gepubliceerde adres van den Centralen Bond van Transportarbeiders inzake werktijden enz. van het bootperso- neel, en een tweede van diezelfde organi satie, waarin zij er o.a. op wijst, dat groote verbetering zou zijn aan te brengen door het personeel weer om den anderen dag op Breskens en op Neuzen te doen varen, dat zij protesteert tegen het in dienst nemen van losse arbeiders voor 3 per dag en ƒ1.50 per Zaterdag, welk loon zelfs bene den het door de werkverschaffing te Vlis singen is en zij de noodzakelijkheid van een commissie voor georganiseerd overleg bepleit. De heer Onderdijk stelde weer voor. deze adressen in de afdeelingen te onder zoeken. Het voorstel van den voorzitter werd aangenomen met 29 tegen 10 stem men, die van mevrouw Bergsma en de heeren Welleman. Erasmus, Onderdijk, v. d. Wart, Wallien, Adriaanse, Overhof, de Pauw en De Baare Bij de stukken inzake de electriciteit, die naar de afdeelingen gaan, werden gevoegd het rapport over de P.Z.E.M. van de hee ren Beekman en Lohr en een daarop van den raad van beheer ingekomen schrijven, dat wij elders zullen vermelden. Nog werd overgelegd een mededeeling van Ged. Staten, waarin wordt gezegd, dat uit de desbetreffende correspondentie blijkt, dat de minister van waterstaat bereid is op de begrooting 1926 een j)osf van 350 000 uit te trekken voor het maken van een nieuwe aanlegplaats te Breskens ten dienste van de veerverbinding VlissingenBres kens en geschikt voor de nieuwe veerboot welke de provincie voornemens is in de vaarjt te brengen, althans wanneer de noori- „Ik ben daar jaren lang geweest, lang genoeg om de stad en de menschen en de rest vrijwel moede te worden. Ik ben blij, dat ik er eindelijk vandaan ben. Ik bén er alleen heen gegaan, om geld te verdienen, en geld heb ik verdiend heel wat. Nu ben ik teruggekomen, om er van te genie ten, hier in ons goede Engeland. Trouwen en mij vestigen, dat zal het wezen, Miss Ffolliot." Zijn scherpe, zwarte oogen bleven op mijn gelaat gevestigd. Ik voelde, dat een lichte blos mij naar de wangen steeg. Op dat oogenblik had ik het land aan lady Naselton. Zij had met dien vervelenden man over mij gepraat, en hij was slim ge noeg geweest, om haar goed te begrijpen. Liefst zou ik hem alleen hebben laten zitten, maar er was iets, dat mij terughield. Hij was uit Zuid-Amerika gekomen." Hij was omstreeks den vijftienden in Londen geweest. Ik bleef dus en droeg mijn lot in lijdzaamheid. „Een zeer prijzenswaardige ambitie", zei ik met een sarcasme, dat ik tevergeefs trachtte te verbergen. „Ik wensch u alle mogelijke succes." „Dat is heel lief van u", antwoordde hij langzaam. ,,U is dus lang uit Engeland weg ge weest „Jaren lang", antwoordde hij zonder aarzeling. „Het lijkt vreemd", merkte ik op, „dat uw eerste bezoek het huis geldt van iemand die u betrekkelijk weinig bekend is. Heeft u geen oude vrienden die naar uw terug keer uitzien Een eigenaardige glimlach plooide zich om zijn lippen. „Ik heb enkele oude bekenden", zei hij kalm. „Ik weet niet, of zij blij zullen wezen dat ik weer terug ben. Spoedig zal ik het zakelijke bezuiniging dit niet tegen houdt. Een verbetering te Vlissingen dient te wachten op de utbreiding der buitenhaven, doch zal alsdan ook voor rekening van het rijk komen. Nog deelt het college mede dat de scheepvaartinspectie te s-Gravenhage be reid is gevonden de plannen voor een nieu we boot op Breskens te onderzoeken. Aan gedrongen is op rapport vóór 23 dezer Dit alles werd voor kennisgeving aange nomen. Nog werd overgelegd hc-t verslag van den toestand der provincie over 1924. Tot lid der Staten bedoeld bij art. 39 der prov. wet werd gekozen de heer Wal lien met 24 stemmen, tegen 7 op den heer Kakebeeke, 3 op den heer Onderdijk, 1 op den heer Overhoff, 1 op den heer Van der Wart en' 3 blanco. Alsnu kwam aan de orde hei voorstel van de heeren Van Dixhoorn en Koster inzake de afschaffing van de toilen. De heer Van Dixhoorn meende zich reeds tevreden te kunnen stellen met een toezeg ging, dat Ged. Staten er bij hoogere col leges op aan zullen dringen geen concessies meer te geven. De kwestie werd naar de afdeelingen verwezen. Besloten werd tot aanhouding van de verzoeken om subsidie voor het herstel van het raadhuis te Veere en de Herv. kerken te Kapelle, Ritthem en IJzendijke, van een verzoek van de veerlieden ie Bruinisse. om subsidie en het aanbrengen van pontons en de verzoeken om toekenning van subsi dies aan de handelsscholen te Middelburg, Goes en Hulst. De overige vroeger reeds gemelde voor stellen werden alle verwezen naar de afdee lingen. Bij dat inzake het verzoek van De Dreu te Goes om schadevergoeding voor het te water raken van een automobiel, was een adres ingekomen van de besturen van den A. N. W. B. en K. N. A. C. om die schadevergoeding ioe te kennen, ook al is de provincie daartoe wettelijk niet verplicht. Bij dat inzake niet meer bijdragen in de kosten van verpleging van armlastige krankzinnigen, was behalve een adres van Burg. en Weth. van Middelburg om dat voorstel niet aan te nemen, ook adhaesie- betuiging van de dagelijksche besturen van Neuzen en Zierikzee ingekomen. Het verdrag met België. Op de vragen van den heer Adriaanse inzake het verdrag met België, zeide de heer Dieleman dat Ged. Staten bereid zijn direct op die vragen te antwoorden. Toen Ged. Staten van de Kamer van Koophandel voor Zeeuwsch-Vlaanaercn een afdruk ont vingen van een aan de leden der Tweede Kaamer gericht schrijven betreffende het verdrag met België, hebben zij onder dag- teekening van 15 Mei 1925 aan den minis terraad mededeeling gedaan, onder bijvoe ging van de volgende opmerking: Ofschoon wij tot óns leedwezen niet gehoord werden omtrent het in margine vermeld herzie ningsverdrag, waarbij de belangen van ons gewest in hooge mate geacht moeten wor den beirokken te zijn, kunnen wij niet na laten uwe bijzondere aandacht te vragen voor den inhoud dezer stukken. Behaive het door de Kamer van Koophandel geop perde bezwaar inzake het ontbreken eener regeling voor de Neuzensche haven, wor den er verschillende punten aangeroerd, waarmede wij niet kunnen instemmen. Wij zouden het zeer op prijs stellen, wanneer door U met een en ander alsnog rekening zou kunnen worden gehouden. Bij brief van 27 Juni zond de minister van waterstaat aan Ged. Staten een exem plaar van de gedrukte stukken betreffende het verdrag en een artikel van den heer Hummert te Baarn in het „Handelsblad" van 23 Mei jl., met verzoek omtrent de in het voorloopig verslag der Tweede Kamer en het bedoelde artikel behandelde water- staatsontwerpen hun gevoelen te vernemen Tegen mededeeling te zijner tijd aan cfe Staten, al of niet in geheime zitting, van den inhoud van liet advies bestaat bii den minister bezwaar. weten. Ik ben niet ver van hen af." „Weten zij, dat u terug is vroeg ik. „Een van hen ten minste", gaf hij ten antwoord. „Maar die, waarom ik het mees te geef, weet het niet." „U wilt hem gaan verrassen, denk ik ..Ik wil haar gaan verrassen", verbeter de hij. Er ontstond een korte stilte. In mijn geest twijfelde ik niet langer. Het toeval had mij tegenover den man ge bracht, die den brief had geschreven aan mijn vader, den man die door mijn vader thans in Londen gezocht werd. Misschien hadden zij elkander reeds ont moet. Ik wierp Ihem tersluiks een blik toe. Hij bleef mij voortdurend in stilte gade slaan. „Ik heb ook", zeide hij, „een zuster van wie ik heel veel houd. Zij woont te Parijs. Ik heb haar geschreven, over te komen, - hier niet, natuurlijk, maar te Londen." Ik draaide mij een weinig om in mijn stoel en zag hem aan. „Ik vraag mij af", zeide vik, „of er onder de vrienden van wie u spreekte wellicht zijn, die ik ken." Zijn lippen openden zich, hij toonde al zijn blinkende tanden. „Ik dacht wel", zeide hij bijna fluiste rend, „dat u het wist. Heeft uw vader u gezonden Heeft u een boodschap voor mij Zoo ja, laat mij het dan hooren, voordat wij gestoord worden." Ik schudde het hoofd. „Mijn vader is in Londen", vertelde ik hem. „Hij is vertrokken op den dag, dat hij uw brief beeft ontvangen." „Wanneer komt hij terug vroeg hij met belangstelling. „Vrijdag, geloof ik. In ieder geval zal hij Zondag wel terug zijn." Een zonderlinge uitdrukking kwam op zijn gelaat, die mij een onaangename ge waarwording gaf: (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1925 | | pagina 1