Van lang vervlogen dagen INGEZONDEN STUKKEN Voor de Vrouw en het Kind ■B r aan de Tweede Kamer, waarin op scherpe wijze stelling wordt genomen tegen de in gediende Ziekenfondswet, die naar de alge- meene meening een stap achteruit is op het gebied van ziekteverzorging en den arbei ders en daarmede gelijk gestelden veel minder geeft dan hun thans reeds door de ziekenfondsen wordt gegeven. Bij de be spreking van het ontwerp-unifieatierapport bleek nogmaals, dat de vergadering niet bereid is doktoren, apothekers, tandartsen en vakvereenigingsbestuurders in de bestu ren der ziekenfondsen op te nemen, even min dat ze bereid is afstand te doen van het recht van eigen apotheken op te rich ten en te exploiteeren. Eigen apotheken en aangestelde artsen, zooais bij de Volhar ding te 's-Gravenhage, achtte de vergade ring het juiste middel om tot een goede ziekenverzorging te kqmen. Het bestuur kreeg machtiging om het orgaan der Fe deratie „Het Ziekenfonds", dat thans onge regeld verschijnt, zoo noodig als maand blad uit te geven- Reorganisatie der Haagsche recherche. Naar het „Haagsche Volk" meldt, is aan het lagere personeel der recherche een examen afgenomen om de eventueele ge schiktheid voor den opsporingsdienst bij de politie vast te stellen. Er werden 21 re chercheurs ongeschikt geacht. Zij wor den met ingang van Zaterdag ontslagen en bij den straatdienst ondergebracht. Onder* hen zijn rechercheurs met 20-jarige prac- tijk. Zij worden vervangen door nieuw, goeddeels jonger personeel. IX. Souburg, 14 Mei 1925. Beste vriend Pieterse, Eindelijk dan toch lente geworden Na ruwe stormen en plasregens giet de lente zon haar stralen over het ontluikend groen en over de akkers, waar hel leven aan alle kanten doorbreekt. Wat is het nu mooi in ons Souburg Vooral „de Oude Weg" geeft telkens verrassingen der natuur, en zelfs, je las het zeker in de „Vlissingsche Cou rant", laat een nachtegaal zijn schoone tril lers hooren in de stilte van den laten avond in het Park te West-Souburg. In dezen brief willen wij echter klisteren naar de stem van het verleden. Die stem laat ons ook hooren een lentelied, maar waarvan het refrein is door strijd tot overwinning. In brief 2 heb ik je iets meegedeeld van de ontzettende worstelingen onzer voorvaderen met het water der onbetrouwbare zee. Ook op ander, op geestelijk, godsdienstig en staatkundig gebied worsteling, strijd. Ik ga terug naar zeer oude tijden, en vraag welke bewoners van Walcheren zijn er toen geweest, wat waren dat voor mensehen, en om te komen tot het Maria-klooster, waar over ik in twee brieven heb geschreven, vooral de vraag gesteld hoe was hun godsdienstig leven. Toen de Romeinen, een halve eeuw vóór Christus' geboorte, ook tot in onze streken (ruim genomen) waren doorgedrongen, vonden ze allerlei volksstammen. In het te genwoordige Vlaanderen Menapiërs, op de tegenwoordige Zeeuwsche eilanden, toen nog geheel anders van aanzien (zie brief 2) de Marezaten. De stammen waren Ger- maansch, en hun godsdienst natuurdienst. Wodan was de hoofdgod, de albestuurder met den hemelsblauwen mantel om de schouders en de zon tot oog. Frigg was zijn gemalin, de godin van het huwelijk. Vele goden en godinnen vereerden zij. Als nu de Romeinen ons land binnendringen en vooral de uitmondingen van Rijn, Waal en Maas van groot belang achten, dan nemen de volksstammen, bij die rivieren wonende, allerlei gebruiken der Romeinen over, als ook hun goden. Zoo is het ook gegaan op Walcheren. Zooals ik reeds opmerkte, zag ous eiland er toen geheel anders van vorm uit. Ook de omgeving is niet te vergelijken met wat er nu wordt gevonden. De Maas en de Waal stortten zich uit, door een zeer breede, lange monding in zee.Helium noem den de Romeinen dien zeeboezem. Ten Zui den daarvan, allerlei eilandjes door geulen en kreeken van elkander gescheiden. Als nu de Romeinen van af die Rijn- en Maasmon den naar Brittannië (Engeland) wilden varen, dan hielden de schepen zoo lang mogelijk koers langs het land. voeren tus- schen al die eilandjes henen tot bij het te genwoordige Domburg. Daar was ten Oos ten een groote watervlakte. Sommigen zeg gen dan ook dat Serooskerke beteekent rode-, red e-kerke. Maar vooral de naam „Roompot", ten Noorden van Domburg, wijst henen naar dit gebruik der Romeinen. Roompot afgeleid van Romanus portres (Romeinsche haven). Een Romeinsch schrij ver zegt dan ook „die echter can de Rijn kanten oversteken, vertrekken niet van zijn monden, maar van de kusten der mori- r.en, in de nabuurschap der Menapiërs". De Romeinsche invloed en de kgnteekenen van het genoemde Romeinsche gebruik om van af Domburg over te steken naar Engeland, zijn duidelijk aanwijsbaar. Daardoor weten wij welke goden en godinnen op Walcheren voor 19 eeuwen werden vereerd. Hebben wij in het museum te Middelburg niet met belangstelling gekeken naar de'Nehelennia- beelden. van Domburg afkomstig Je kent de geschiedenis daarvan. In 1647 kwamen <ioor duinafslag allerlei oude overblijfselen uit vroegere tijden voor den dag. Zelfs brokstukken en fundamenten van een tem pel. Verder beelden en Romeinsche munten. Jammer dat door den brand in 1848 van de kerk te Domburg, waar die oude voorwer pen bewaard werden, veel van dit oude is vernield geworden. Nu is dit het bijzonder merkwaardige dat een afbeelding van deze godin Nehelennia, alleen hi# op Walche ren, te Domburg, is gevonden. Nergens ter wereld wordt een zoodanig beeld aange troffen. Nehalennia is eigenaardig weerge geven. Een vrouw, meestal zittend, met een hoofddoek en kort schoudermanteltje, vast gehouden door een soort van ronde gesp. Ter zijde zijn bijna altijd afgebeeld een hond, en een diand of schaal met mooie ronde appelen. De voet der godin rust somtijds op een voorsteven van een schip. Nehalennia is als beeld in een nis uitgehou wen, aan de buitenzijden zijn afgebeeld Romeinsche goden. Deze steenen noemt men votiefsteenen. Sla nu je „Smallegange" eens op. Zie je daar No. 4 (Bladz. 82 enz.) Daar staat gebeiteld onder een af beelding van de godin „Deae", dat betee kent dat die steen gewijd is „aan de go din". Men wilde zijn dank aan de godin brengen, zoo is het dus een geloftesteen (votiefsteen). Verder staat er na dat „Deae" het volgende „Nehelenniae Daci- nus Liffionis Filius V.S.L.M.." Dat wil zeg gen Dacinus (de naam van een persoon), zoon van Liffio. heeft hem (deze steen met afbeelding) uit dankbaarheid aan (de godin) Nehalennia g e w ij d. Let er maar op bij de afbeeldingen in „Smalle gange", hoe dat V.S.L.M. telkens op deze steenen wordt gevonden. Waarover was men zoo dankbaar Hierover dat men een voorspoedige reis naar Brittannië (Enge land) had volbracht. Verder blijkt weer bij een anderen Ro- meinschen schrijver dat Walcheren een hei lig oord geweest is, het middelpunt van een bijzonderen godendienst. Bij Meliskerke moeten, om nog iets te noemen, heilige bosschen geweest zijn, en uit allerlei bijzondere dingen, aloude ge beurtenissen, overleveringen, namen enz. blijkt het, waar heilige plaatsen geweest zijn, waar dus iets bijzonders, ook in de godsvereering, in oude tijden geweest is. Hoogstwaarschijnlijk komt hiervoor nu ook in aanmerking Souburg Want als na de Romèinen de Friezen o.a. in deze streken, in 't geheel van Denemarken tot Zeeuwsch- Vlaan deren (Sfneval) zich langen tijd handhaven, en na de Friezen de Franken weer de oppermachtigen zijn, en wanneer dan in dezen tijd, ongeveer 800 na Chr. geboorte het Christendom langzamerhand het Heidendom verdringt, dan is bij alle verandering en strijd, nog iets van den ouden godsdienst te bespeuren. Vele ge schiedschrijvers beweren dan ook dat zoo vele christelijke bedehuizen aan Maria, on ze Lieve Vrouwe, gewijd zijn, omdat die bijzondere godin bfceheïennia hier op Wal cheren zoo bijzonderlijk vereerd werd. Zoo komen christelijke bedehuizen en kloosters te staan daar, waar vroeger de heidensche afgoden vereerd werden, of bijzondere hei densche voorvallen hadden plaats gevon den. Is het nu niet opmerkelijk dat de kerk te Oost-Souburg niet alleen gewijd was, even als het oudere klooster, aan, Maria, maar dat een beeld van Maria in een nis boven de kerkdeur was geplaatst, dat wijd in het rond beroemd was Is het niet van beteekenis, dat van alle kanten telkens tal rijke bedevaartgangers zich opmaakten om hier bij den toren van Oost-Souburg, bid dend op te zien naar „Onze .Lieve Vrouwe van den Toren", (gelijkt men dit uitdrukte) en dat, zooals de R. K. schrijver Kronen burg, het neergeschreven heeft, „Maria door veie wonderen toonde, hoe wel gevallig die vereering haar was" Verder is ook hier in Souburg wel een Romein sche munt gevonden en zal door een Leidsch geleerde weldra onderzocht wor den of de groote steen te West-Sop burg gevonden, uit den Heidensche n tijd is, gelijk «men vermoedt. Maar mijn brief wordt lang... Volgende week heb je daarom niets te verwachten. Met vriendelijken groet, Je vriend WILLEM VAN SOUBURG. Batten vernntroordelijküeki der redactie De cople wordt niet teruggegeven DE EISCH DER MEDEZEGGENSCHAP EN DER BEDRIJFSORGANISATIE. Mijnheer de Redacteur, In uw blad van'8 dezer verscheen van de hand van een artikel onder het opschrift „Het Allen-meepratensysteem", dat blijk baar eene weerlegging of bestrijding be oogt te zijn van een in de organisaties van loontrekkenden in de ondernemingen leven den drang te geraken tot publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Misschien wil U mij toestaan naar aan leiding van dat artikel het navolgende in het midden te brengen. De qualificatie „Het Allen-meepraten- steem" waarmede ae ingenieur Plate, op een vergadering van de scheepvaartvereeni- ging „Zuid", onlangs dien drang naar me- dezegenschap bij de werknemers meende te moeten interpreter ren en die zoo'n bij zonder „rake" interpretatie vond, heeft hem blijkbaar tot zijn artikel geïnspireerd. Laat ik er van zeggen, dat het voor de stabiliteit in het bedrijfsleven in ons land bij ae in gang zijnde opleving in de conjunc tuur en gelet op den stand van den georga niseerde» arbeid te hopen is, dat, wanneer straks de onderhandelingen over die mede zeggenschap en bedrijfsorganisatie hun be ginstadium van uitvoering zullen moeten in treden, de patroonsorganisaties in ons land daarbij zullen vertegenwoordigd zijn door menschen van een eenigszins andere menta liteit, dan genoemde ingenieur Plate en dat die van het probleem, dat om oplossing gaat vragen, ook een beetje meer weten. Oók vindt het een ontegensprekelijke waarheid, dat de kapitalistische maatschap pij zal staan of vallen met de wijze waarop zij geleid wordt. Welnu die kapitalistische maatschappij en in haar naam de kapitalistische produc tiewijze is door het overgroot gedeelte der loontrekkenden en der consumenten, hetzij bewust, hetzij onbewust, geoordeeld. Uitvloeisel daarvan is de ontstane drang naar medezeggenschap der loontrekkenden (bedrijfsdemocratie) en gemeenschapsin vloed (medezeggenschap van verbruikers en staatsorganen), drang tot verovering van eene plaats in het productie-proces, zóó goed en zóó redelijk als het allesbe- heerschende belang van de grootst mogelij ke productiviteit voor de gemeenschap mo gelijk maakt en vereischt. De aanval is dus gericht èn tegen het ka pitalistisch bedrijfsstelsel en zijn toepas sing. Die aanval evenwel beoogt niet een ver nietiging van het bestaande, doch den om bouw, een geleidelijk breken en bouwen. Maar, zegt de schrijver, die medezeggen schap is volstrekt niets'nieuw, getuige het bestaan in verschillende bedrijven van zgn. „kernen" of eigenlijk nog meer van confe renties, waarin de bij de uitvoering betrok ken personen met elkaar overleggen om een gezamenlijke richtlijn te bepftlen. De schrijver kan evenwel weten, dat die zgn. „kernen", waarvoor hij blijkbaar zoo veel gevoelt, in oorsprong een gansch an der doel en beteekenis hadden. Zij dateeren uit den strijd (zelfs thans nog niet gansch voorbij) die reactionaire werkgevers jaren lang voerden met de ver tegenwoordigers hunner arbeiders, welke zelf niet in hunne onderneming werkzaam waren. Geenerlei bezwaar, zeiden toen die werk gevers, hadden zij er tegen om met de eigen arbeiders of uit die arbeiders ge vormde „kernen" te onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden, maar vreemden moes ten daar buiten blijven. Die tegenstand is langzamerhand gebro ken. De werkgevers hebben zich bij den toestand moeten neerleggen en hebben er tevens de groote voordeden van ingezien (collctieve contracten.) Wat de voorstanders van de bij de wet in te voeren medezeggénschap in het be drijfsleven willen is dan ook inderdaad gansch iets anders. Die medezeggenschap beoogt de auto cratie, de alleenheerschappij van den on dernemer, die evenmin ais die van een staatshoofd kan worden geduld, te breken. Voor allen die oogen hadden om te zien i» het in de laatste afgeloopen jaren wel overduidelijk gebleken, dat op bedrijfsge- bied de alleenheerschappij evenzeer uit dert booze is als op politiek gebied. In medezeggenschap der gemeenschap zelve kan dan ook slechts de blijvende waarborg worden gevonden voor de behar tiging van de waarachtige belangen dier gemeenschap. De consequentie daaruit voortvloeiende is, dat die gemeenschap zich zelve nieuwe organen schept tot uitoefening dier nieuwe taak, organen bij welke het bedrijfsbeheer binnen bepaalde grenzen zal berusten. Met erkenning nu van de noodzakelijk heid, dat in die te scheppen organen bij dat beheer, naast het doorslaggevend be lang der verbruikers, ook de stem der voortbrengers moet worden gehoord, legt men daarmede den grondslag voor de me dezeggenschap dier voortbrengers in het bedrijfsleven. Scholing en voorbereiding tot die toe komstige taak is daarbij een noodzakelijke eisch en invoering en geleidelijke uitbrei ding zal de werknemers in staat moeten stellen deze te verhullen. Het rapport uitgebracht door de commis sie ingesteld door liet Nederlandsch Ver bond van Vakvereenigingen en de S.D.A.P. vraagt voor ons land in die voorbereiding een plaats. Zooals de toestand thans is weet de ar beider in de moderne-grootonderneming vaak niets van die onderneming af. Hij kent niet de plaats die zijn arbeid inneemt in het groote raam vari het geheel. De vakvereeniging veroverde voor hem eenige zeggenschap ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, doch het leven van de onderneming gaat overigens langs hem heen. Of het bedrijf goed of slecht gaat, ver neemt hij hoogstens bij geruchte, tot hij op een goeden dag, wegens slechte uitkom sten der onderneming, misschien tengevolge van slechte leiding, op de keien komt te staan. Kan het nu verwondering wekken, dat hij denkt, dat een en ander mogelijk te voorkomen ware geweest, als zijn verte genwoordigers een woordje hadden kunnen meespreken En is zulks bovendien somtijds niet in derdaad juist En mag men cjen werknemer, wiens be staan vaak afhangt van den gang van za ken in de onderneming, verstoken laten van medezeggenschap, reeds toegekend aan den aandeelhouder, die slechts een klein deel van zijn vermogen waagt Hoevele hoofdarbeiders zijn er niet, vaak met de bijzonderheden van een bedrijf op de hoogte, die daarin nimmer gekend wor den Ook in J3uitsChland en Oostenrijk be staat op het gebied der bedrijfsorganisatie er. medezeggenschap reeds een bindende wettelijke regeling, terwijl men in Engeland het zgn. stelsel der gereglementeerde vrij willigheid kent, het stelsel der Whitley- councils, dat bij de ondernemers en hun organisaties een geestelijke gesteldheid veronderstelt, om door- gezamenlijk overleg met de arbeidersorganisaties tot bedrijfs organisatie en zekere vormen van mede zeggenschap der arbeiders te geraken. De heer Plate, door mijn opponent aan gehaald, beweert óók, dat het „allen-mee- praten-systeem" in het gunstigste geval kan leiden tot een doode musch, het instel len van een of anderen „raad". Blijkbaar had de heer Plate hier op het oog de Ondernemingsraad, zooals de voor stellers zich -dien voorstellen, regelende de medezeggenschap der werknemers in de onderneming of werkplaats waarin zij werkzaam zijn. Welnu uit de samenstelling en bevoegd heid van dien raad, zooals men zich die denkt, kan mijn opponent blijken, dat die wel eenigszins verschilt met de bevoegd heid die men aan zgn. kernengelieft te geven. Die Ondernemingsraad, waarin de werk nemers zijn vertegenwoordigd, zal toezicht houden op de uitvoering der arbéidswetten en op de inrichtingen in het belang der veiligheid, gezondheid enz. Een overwegend aandeel zal de raad hebben in het beheer der instellingen aan die onderneming verbonden ten behoeve der werkriemers, als daar zijn pensioen fondsen, vacantieregelingen enz. Met de handhaving en goeden gang van zaken in de onderneming zal de raad zich bezighouden. Aanwijzing van vertegenwoordigers in de com missiën van beroep is zijn taak. Hij zal gekend worden eer overwogen wordt tot personeelsinkrimping. Belangrijk zal ook zijn taak zijn bij individueel ont slag. Hij zal het recht hebben den ondernemer te adviseeren ten opzichte van technische en andere aangelegenheden, de leiding der onderneming betreffende. Hij zal het recht hebben bij N. V. een of meer vertegenwoordigers aan te wijzen in den raad van commissarissen. Een en ander lijkt -mij zoo toe op wat anders te trekken dan op een doode musch. Tot slot nog iets naar aanleiding van de jerimiades van mijn opponent opzichtens het „groot aantal menschen" dat het „te zeggen" zal hebben. Het gebied der Ondernemingsraden is gedacht als volgt Ondernemingsraden worden alleen inge steld in bedrijven met minstens 20 werk nemers. Daarnaast in die van 520 werk nemers een raadsman, met bevoegdheden als die van een raad. Samenstelling van den Ondernemings raad Voor 20100 werknemers 5 leden, regel matig klimmende met de grootte der on derneming, evenwel zonder de 35 te over schrijden, welk getal eerst in zeer groote ondernemingen wordt bereikt. (Duitsche systeem). Kiesrecht behoort aan alle werknemers in de onderneming boven 18 jaar. Verkiesbaar zijn alle meerderjarige werk nemers in de onderneming met bepaald minimum termijn in haar dienst. Natuurlijk valt over dit maatschappelijk vraagstuk nog heel wat meer te zeggen. Ik geef het hier slechts in vogelvlucht. Het lijktjmij evenwel voorloopig voldoen de daarmede de oppervlakkigheid in beoor deeling van de zijde van mijn opponent te hebben aangetoond, een oppervlakkigheid, die ik van hem, die zich blijkbaar voor economische vraagstukken interesseert, be treur. VERITAS. (De **-medewerker heeft bericht op dit schrijven niet te zullen antwoorden, omdat weerlegging slechts kan geschieden door het schrijven van een tweede uitvoering ar. tikel. Red.) PALING VILLEN. 't Is de tijd van palingeten, Palingsmullen, dik en vet. Ieder die het kan betalen Koopt heel graag dit vischbanket. Paling, heerlijk bruin gebakken, Ingelegd, fijn in gelei, Ofdewel „en du potage" Met het noodige er bij. Fijn van smaak, gezond en lekker. Voedt dit vischje meiiig maag. Die voor and're spijs kieskeurig Voor wien eten was, een plaag 'Doch de paling, arme stakker Zóómaar levendig gevild, Zóómaar uit haar huid getrokken Is door ieder graag gewild. 't Is dat men niet na wil denken Wat een pijn dit diertje lijdt, Als het zóó zijn jas moet missen En in 't zoutvat wordt gevlijd. 4 Ons klein volk, 't is een schande, Wordt figuurlijk ook gevild, Door belasting, hooge huren, Levenskost, al wat ge wilt Maar een ieder blijft toch houden, Hoed en jas en pantalon, Eet ook paling, nu en dan eens Laaft zich aan een levensbron. Maar de paling mist zijn huidje Onder vreeselijke smart, Pijnen die men niet kan denken, Die het allerpijnlijkst tart. Daarom, palingconsumenten, Heb ik een beleefd verzoek Koop geen paling die nog levend, Missen moet zijn jas ep broek. Eischt van uwen palingkooper Dat hij eerst liet kopje splijt. Overlangs van hals tot bekje Zóó dat het in tweeën leidt. Met een scherp, puntig mesje Is dat vlug en goed gedaan En 't gevoel van juffrouw paling Is beslis'lijk naar de maan. Ook, al kronkelt zij nog tijden Het bewustzijn is niet meer,. Want de gladde palinghersens Keeren nooit en nimmer weer. Consumeer nu aal en paling. Volop en naar hartelust Met de vaste overtuiging 't Diertje stierf onbewust. HENKIE. (o) VOOR DE VROUW DE TAAL VAN HET SCHREIEN. Zonder in de pessimistische verklaring te vervallen, dat de wereld een tranendal is of zooals Schopenhauer, die oogkleppen droeg, welke hem beletten te zien wat niet in het kader van zijn stelsel paste en het menschelijk lot enkel jammer en ellende te noemen, is het merkwaardig op te letten, hoe het schreien in het algemeen en de menschenlevens in het bijzonder beheerscht en als een wereldtaal is, in alle landen en door alle volkeren verstaanbaar. Schreiende komt het kind reeds ter we reld. Waarom Niet omdat het verdriet heeft dat het 't leven ingaat, niet omdat het pijn heeft of aan iets direct behoefte, maar het schreien is dan een onbewuste uiting van levensdrift, 't Is een schril, dun, onbe stemd geluidje, maar dat de moeder als zoete, henielsche muziek in de ooren klinkt en haar weer schreien doet van vreugde en dankbaarheid. Als het kindje aan een ieder zijn geluidje heeft doen hooren op een schreitoon, omdat het nog geen ander mid del tot zijn beschikking heeft om zijn le vensdrang te uiten, dan schreit het later alleen nog maar wanneer het iets behoeft. En de behoeften van het pas geboren kindje zijn vele en dientengevolge zal het ook ontelbare malen zijn schreigeluidjes doen hooren. Het heeft honger of het wil ver droogd worden of het heeft pijn of het ligt niet naar zijn zin, bijna altijd heeft het schreien een voor de hand liggende oorzaak en de moeder zal dan ook spoedig dit ver driet weten weg te nemen. Maar dikwijls is het geval, dat het kind schreit, uren lang schreit, zonder dat hier direct een bepaalde oorzaak voor te bespeuren valt. Het ligt droog en warm in zijn bedje, het heeft pas gedronken, de dokter heeft het voor vol maakt gezond verklaard, de lucht in de kamer is koel en frisch, het is rustig en stil in de omgeving en toch schreit het op een smartelijken toon en met wanhopig grijpende, wriemelende handjes. De moe der tracht het te stillen, wordt als het schreien niet ophoudt, beangst en zenuw achtig en tenslotte zelf wanhopig en gaat het jonge kindje van ondeugendheid be schuldigen. En toch is het schreien van het pas geboren wezentje zoo verklaar baar. Het is nog zoo geheel vreemd in het leven we zouden haast kunnen spreken als het zoo uren lang schreide zonder ken nelijke oorzaken, dat het zich er niet in thuis voelde. Niet alle kinderen kijken zwij gend, met groote, verwonderde oogen het leven in, dat wil zeggen de omgeving aan; er zijn velen, die bij het eerste, bewuste zien van voorwerpen en dingen, verschrik ken, evenals op het gezicht van vreemde, nooit geziqpe menschen en het duurt soms uren, soms- dagen lang, vóór het over die verschrikking heen is. Een ontnddellijk wegnemen van dit verdriet is niet moge lijk, wel kan de moeder haar kindje in dien eersten Strijd met het leven tegemoet ko men door het met al haar liefde en geduld te omringen en te zorgen dat er van haar zelf voortdurend kracht en volkomen rus tige kalmte naar 't kind uitgaat. Na enkele dagen dan reeds vermindert het klaaglijke schreien en schijnt het alsof het kindje zijn plaats in het leven gevonden heeft. Na eenige maanden korni er ais het ware een uitdrukking in het schreien en het is vaak merkwaardig, hoe alle moeders, na dat ze even goed geluisterd hebben, weten wat de oorzaak van het verdriet is. En naarmate ze ouder worden, vermindert ook het schreien, want Ret kind kan dan al reeds 'ziin verlangen kenbaar maken h het met de handjes grijpen naar een of der voorwerp. Het schreit dan meestentihk alleen nog maar wanneer het licham« iets deert of behoeft. En dit schreie,, J den de kinderen langen tijd onverand^ü" hoewel ook dit natuurlijk, al naarmate het vermogen van spreken krijgen waaZre door ze dan hun pijnen en behoeften kun nen kenbaar maken, vermindert. Weer h ter treedt het schreien in veelvuldiger maté op. want het kind verkeert dan meer in het leven, het wil dit naar zijn hand zetten en het komt in conflicten met ouderen of met kameraadjes van dezelfde generatie l« dien tijd komen de verdrietelijkheden hef tig en vaak onberedeneerd fel zich uiten" Het hangt dan van de oorzaken af om deze aandoeningen te beteugelen of ze stil te laten uitwerken. Eenmaal de kinderschoenen ontwassen wordt er minder geschreid, later in het ge heel niet meer, althans niet zichtbaar. Dan is de tijd gekomen, dat het grootste leed niet schreien doet en de menschen worden dan minder goed verstaanbaar voor elkander. En voor de moeder, die zich als taak heeft gesteld het kind altijd in al les en met alles te steunen en te helpen, is heT steeds moeilijker, want meestentijds wordt dan ook het leed angstvallig ver borgen gehouden. Maar even als vroeger toen het kind als een klein hulpeloos we zentje in het wiegje lag en zij maar even te luisteren had naar den klank van het schreigeluid om te weten wat het deerde, zoo zal ook dan de moeder, al is het met veel meer inspanning en met veel meer nauwkeurig gadeslaan, weten waarom het kind innerlijk of in het verborgene schreit Zelfs lachen kan toch een uiting van leed zijn, zooals schreien vaak een uiting van vreugde is. Sprak De Genestet niet van „een glimlach, bitterder dan tranen" Terwijl de humor vaak zilt kan zijn van tranen en dikwijls in meeningen en be schouwingen over allerlei,- het leed ligt opgesloten. Observeeren blijft dus de taak van de moeder, ook al zijn de kinderen menschen geworden een nauwkeurig luisteren of er zich onder de uitingen, die zoo groot in getale zijn geworden nu het kind ouder is, bok een schreitoon doet hooren, opdat zé deze met haar liefde, haar hulp en haar zorg kan trachten te stillen, evenals ze dit vroeger deed bij het kleine wezentje, dat als een bundeltje wol en doeken in het wiegje lag. HET KIND. VII. (Raadgevingen aan jonge moeders). Gelukkig het kind, dat een lieve, al- begrijpende moeder heeft, want zijn weg door het leven zal nimmer verduisterd zijn. Moeder te zijn, is een groote verant woordelijkheid dragen is het dag-aan- dag vervullen van een taak, maar in zijn zelfs wille en aan het einde schoon beloo- nend. Moge zoo iedere vrouw haar moe derschap wijden. Ellen Key heeft i.n haar beroemde werk „De Eeuw van het Kind" met veel nadruk gezegd, dat een moeder, die haar kinderen waarlijk goed wil opvoeden, geen ander werk daar bij doen kan. Niet zoozeer om dat ze den geheelen dag met die opvoe ding bezig moet zijn, die haar handen vol werk verschaffen, maar omdat ze den ge heelen dag geen oogenblik haar gedachten van de kinderen mag aftrekken. In de be schouwingen van de groote Zweedsche schrijfster is opvoeden eigenlijk een tweede geboorte voorbereiden de geboorte van geesteswil in het kind. Evenals vóór de geboorte van het kind het moederlijk lichaam onafgebroken werkt aan het nieuwe lichaam dat zich in haar vormt, njoet in de opvoedingsperiode de geest van de moeder zich voortdurend de draagster we- ten van den geest van het kind, welke geest uit haar geboren worden moet en bevruchtend overgebracht op het kind. „En zoo zwaar is die dracht", zegt Ellen Key, „dat voor ander geestelijk werk geen krachten resten." Ellen Key, in haar schoon pleit voor de rechten van het kind, vergat echter één ding dat het kind nooit voldragen en vol komen ter wereld zou komen, als tijdens de dracht het moederlijk lichaam niet werd gevoed en zorgvuldig onderhouden. Zoo zou ze waarschijnlijk tot de ontdekking gekomen zijn, dat ook de tweede geboorte, de geest van het kind, niet volmaakt zou zijn of waarschijnlijk geheel mislukken, als de draagster er van, de geest der moeder, zich niet voedde en onderhield. Met het voedsel, dat de moeder tot zich neemt vóór de eerste geboorte, voedt zë het kind, met het geestelijk voedsel dat ze vóór de tweede geboorte tot zich neemt in de op voedingsperiode, voedt ze den geest van het kind. Ellen Key heeft zelf nooit kinderen ge had. Als klein meisje voelde zij het echter als een uitverkorenheid, dat zij liet op groeien van haar vier jaar jonger zusje mocht gadeslaan en ze was nog maar vijf tien jaren oud, toen ze het les geven aan dat zusje en een paar van haar vriendin- nejes als een heilige taak opnam. Toen reeds leerde zij wat opvoeden behoorde te zijn en door diep nadenken kwam ze tot de beschouwing dat opvoeden is een hóóge en schoone taak. Naar waarheid kon ze later zeggen tot een vriendin, die meende dat ze het laatste uur voor een voordracht over opvoeding er nog over nadenken moest „Dat is niet noodig, ik heb er al van mijn vierde jaar over gedacht." Toen ze volwassen was, kreeg ze een tijdlang de algeheele verzorging van twee kinderen van haar broer' ter vervulling. Hierdoor kwam ze tot de meening dat opvoeden alle krachten der vrouw opeischt en geen tijd en gelegenheid overiaat tot anderen arbeid. Deze oorzaak verklaart tevens haar meening, want de plotselinge taak waar voor ze kwam te staan eischte meer van haar krachten, dan de opvoeding van een moeder eischt, die de kinderen ter wereia brengt en welke in haar voortdurende na bijheid opgroeien. (Wordt vervolgd.) HET BEWERKEN EN MAKEN VAN LEEREN VOORWERPEN. Het bewerken van Ieder met ingeleg mozaïek, dateert reeds uit de middeleeuwe en in verschillende musea kan men ver scheidene van deze kunststukken bewo - deren, want kunst is deze bewerking ni reden te noemen, niet alleen omdat ze ou- tengewoon mooi is, maar ook omcl^t ontzaglijk veel geduld vereischt en aa door mogen we wel aannemen, dat bewej. leder in onzen tijd nog maar heel spo disch wordt aangetroffen. Let Dagbo( 1 Natuurlijk is juffrouw 1 over het feit, dat Mimi h l p j,et hoofd van Corm liet de klas uit, al huilt z tuiten. Het is zoowaar onze H I wat hij ziet, als hij om voor 't raam ontdel lekker weg", fluistert A peetje wurmen schuift ze I open Wie echter over groot -Is het bewerken van le mozaïek aan te raden, wa resultaten zijn inderda I qroot. Wat we op de mi I voor hebben, is het bezii waarover men vroeger i pen. Een schabloon voor «ummirol, eenige boe kalkeervloei, lijm en gou< poodigdheden, waarmee aanbrengen. J Voor het te maken vo Iwe twee soorten leder 1 lleder voor den boven! soepel leder voor den one ■ieder dient twee of kleuren te hebben een ren voor het mozaïek, ee ken voorwerp. Men begint met het kalfsleder te leggen en poetseerspatel de openin ren en vervolgens dez Imesje uit te snijden. Uit kleuren snijdt men op ■figuren van hetzelfde s pet vel dun, soepel lede Ikant met lijm, leg hieroj stuk kalfsleder en leg openingen de gekleurde I Ligt al het inlegleder op leg over het geheel dai en rol er met den gumn Iweer, hierbij eenigen dri I Het teveel aan lijm, dat I te voorschijn komt, woi I doekje voorzichtig wegg I vlekken te maken. 1 Vervolgens wordt een vloeipapier op het werk heel geperst. Met een polissoir I wordt het leder geglans ruggaande bewegingen, borstel moet echter ver afkoeling opnieuw word' De groef tusschen het inlegleder wordt met g( Wat we maken kunne der, zijn natuurlijk vers Pen Tasschen. portef ters, schrijfmappen en w I leder gebruikt, voet- muurbedekking enz. Het geven van den ve het voorwerp kan gesch derbewerker of zadelma geoefende handen noodi Wie meer wenscht mooie werk, verwijzen venbus" met de gelegen antwoorden. „BANDENP »Bandenpech" in Vr°uw, wil zeggen als v. jn lintjes van onderjur kfns hardnekkig uit "luren. Dank zij de vei l!> er een heel gemakkelij Rarigheid te voorkomen1 I Een smal reepje van I Je japon wordt aan dei ue schouders vastgehecl J-n drukknoopje. Aai) u Qit ongeveer 10 cM. h la

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1925 | | pagina 2