idvarteitii VRIJDAG 19 DECEMBER JIJW Stad GRBOEKEN ENW0N1N8 Maatschappij van Nieuwe Abonné's MissBlanche Kloosterbalsem V GREHADINE5AUS BINNENLAND Stads- en Provincienieuws No300 avonds 8 uur i avonds 7 uur. rachtwerk s 19 tot en Hoofdnummers L in de Hoofdrol. worden afgewis- en wel ces. Film. watertanden tijd om Uw Wij hebben een :ering in alle moge- en. arische boeken meer ituren voorradig, alage Walstraat. Tl&SWIERfêlAN 1 Februari een gezin, in het nieuwe er stad. Huurprijs iaand. Brieven motto bur. „Vliss. Cour." d VcrbDcr, Koop en Verkoop it en Dlcnslaanvrngen, ons fltbetaling, van i-5 regel regel meer 15 cent fe huur ljanuari, ruime boven- Jer geschikt voor groot lijs ƒ30.per maand, (eau „Vliss. Courant". ^EDENHUIS jrijs 35.per maand, i Spuistraat 63, bo- huur J)NING Oprit, tegen 15 Irijs ƒ25.per maand. Koudekerksche weg, bt keuken en grootcn lidekerksche weg 68. ie kuur Inwoning, van aiie przien. Huurprijs ƒ6.50 In Verkuijl Quakke- diddelb. - Rotterdam [tgelegen plaatsen. IfAN PASSAGIERS, 1REN EN VEE. nberi t Bill. 7. ra uur. Rett, y.m. IB 8 J.tfien te bekomen H.V. Transport- en E*P Erven Gt. VOS, Tel. |b. EENHOORN, Tel. 16J OOSTEBHOOTTêl. 282 BDITENHEK rel. 11" SIINGSCHE COURANT die zich op de „VLISS1NGSCHE COU RANT" ingaande 1 Januari 1925 abon- neeren, ontvangen de nog verschijnende nummers gratis. KAMEROVERZICHT. Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft de motie- Stenhuis met 28 tegen 14 stemmen ver worpen en de Tariefwet met met 28 tegen 14 stemmen aangenomen. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag. Indische Begrooting. De artikelen van de Indische begroo ting brachten allerlei punten ter spra ke. De heer Van Boetzelaer van Dub beldam wenschte een regeling op de gemengde huwelijken (Europeanen en inlandsche vrouwen) en de Minister zegde zijn overweging van dit punt toe. Over den gezondheidstoestand in In- dië sprak mevrouw de VriesBruins. Zij achtte dien toestand -nog verre van gunstig zij wees daarbij o.a. op den omvang dien de malaria nog steeds heeft. De Minister is nogal optimistisch maar volgens deze afgevaardigde is voor het optimisme allerminst aanlei ding. De cijfers wijzen uit dat de sterf tecijfers eer stijgen dan dalen. De geringe belangstelling van de be volking voor het onderwijs achten de heeren Van Boetzelaer en Feber het ge volg van het karakter van de gouverne- mentsscholen. De geestelijke verzorging dient aan het onderwijs" gepaard te gaan en alleen dan ontstaat wet be langstelling. Er moet niet alleen parate kennis worden aangebracht maar ook ideologische kennis. De Minister zeide alleen, dat het on derwijs op de ééne plaats in Indië veel beter slaagt dan op de andere. Goede leiding, toezicht en controle doen zeer veel en daarnaar moet worden ge streefd. Het principieele puntje liet de Minister verstandiglijk rusten. De motie-Wijnkoop inzake de uit zendingsmaatregelen tegen, bewegingen in lndië is verworpen met 82 tegen 2 stemmen. Alleen de communisten waren er vóór. De motie-Albarda, waarin een nieuw onderzoek werd gevraagd naar den economischen toestand der Inlandsche bevolking is aangenomeiKZonder stem ming, nadat men overeengekomen was dat het hier alleen een beperkt en een voudig onderzoek zal gelden. De heffing van een uitvoerrecht op Inlandsche rubber heeft natuurlijk be strijding ondervonden. De Minister be grijpt dat verzet niet. Er is, zegt hij, geen deugdelijk argument bekend, dat aanleiding zou moeten geven om af te zien van een matige belastingheffing als de voorgestelde, van een Inlandsch product als het onderwerpelijke, waar mede in den laatsten tijd groote win sten zijn gemaakt. Het voorstel tot wc- derinovering van het recht, dat door den Volksraad met 19 tegen 18 stem men werd afgewezen, is, in overeen stemming met de inzichten der Indische regeering, te moeten handhaven op de gronden, die in de Memorie van Toe lichting zijn uiteengezet. Voor de ver onderstelling, dat het uitvoerrecht een te grooten druk zou leggen op de in- heemsche rubbercultuur, bestaat geen grond. Het betreft daarbij niets anders dan liet herstel van het vóór 1921 gel dend uitvoerrecht, dat, gelijk in de Me morie van Toelichting opgemerkt, in het minst geen belemmering was gebleken zelfs voor een aanzienlijke uitbreiding van den aanplant van rubberboomen door de inheemsche bevolking en dat alleen om bijzondere redenen, verband houdend met de toenmalige invoering van een tijdelijke progressieve uitvoer- belasting voor caoutchouc in; het alge meen, in genoemd jaar werd opgeheven. Een motie-Vliegen tegen dit recht werd natuurlijk verworpen met 50 tegen 19 stemmen. Alleen s. d., v. d. en com munisten waren vóór de motie. De derde nieuwe belasting de tweede is de verhooging op aanstekers en muursteentjes is de vennoot schapsbelasting. De Minister stelt het proportioneele stelsel voor, waartegen over natuurlijk weer het progressieve stelsel werd verdedigd. Het is een oude strijd bij de belastingen. Een propor tioneele belasting drukt het zwaarst op de kleineren. Een succes van mr.Treub's ondernemersraad zag de heer Vliegen in dit voorstel. Hij stelde daarom voor, dat deze belasting progressief zal zijn. In een motie vroeg hij deze wijziging. Behalve dat gij U zelf. een goede Sigaret verschaft, be zorgt ge U ook een groot gel delijk voordeel als ge zegt Geef Mij maar (Ingez. Mededeeiing.) •Minister Van Swaay heeft een eerste klap te pakken. Hij wenschte weer eens noodeloos een hoofdcommies tot refe rendaris te promoveeren. Alleen de hee ren Krijger en Snouck Henkemans stemden er voor. Avondvergadering. De haven van Vlisslngen. De heer Van der Voort van Zijp houdt zijn interpellatie over de haven van Vlissingen. De regeering komt nu eindelijk voor den dag met een aan vrage voor de haven van Vlissingen. Het is echter van belang tè weten hoe de wet zal worden uitgevoerd. Het werk zal tot eenvoudiger portie worden teruggebracht, want de kaaimuur wordt korter. Waarom heeft de minister dat niet twee jaar eerder meegedeeld. Het is nu dus een besluit van het kabinet, dat het werk wordt aangevangen nadat eerst eenige malen was afgewezen wa't de Kamer wilde. Er waren omstandig heden, zoo heette het, die uitstel nood zakelijk maakten. Spreker releveert de verschillende stadia uit de geschiedenis van deze aanvrage. De minister wees eenige malen op het gebrek aan geld' als oorzaak van 't uitstel. De Kamer sprak zich eenige malen duidelijk uit, maar de minister had nu weer geen vertrouwen in het nut van deze haven. Geen enkel ernstig argument tegen de haven is ooit uit 's ministers mond gehoord. In 1924 zou eindelijk worden begonnen, maar nu was het de toenemende werkloos heid. die als argument werd aange voerd. Toch deelde de minister mede, dat de werkzaamheden regelmatig voortgang hadden. Het viel van den ministers niet te verwachten, dat hij in het kabinet de haven van Vlissingen krachtig zou verdedigen. In de Eerste Kamer trachtte de minister de Zeeuwen tegen elkaar uit te spelen door een deel van hun mooie werken voor te spiege len. Hoe kwam de minister aan die plannen Alle gegevens daarvoor ont breken ten eenenmale. Hoe is thans de stand van zaken Een gunstig aan loophaven op bescheiden schaal is al tijd het doel geweest. Daaraan houdt de minister zich niet. Voor Brabant en Limburg wordt wel veel geld besteed voor groote werken en het argument, dat er geen geld is, is dus niet houd baar. In de memorie van antwoord zegt de minister, dat het uitstel is geschied „om verschillende redenen". Welke zijn die redenen en wat bedoelt de minister met de propaganda voor de haven, waaraan uitstel was toe te schrijven Spreker stelde de volgende vragen 1. Is de minister van oordeel, dat de ptannen voor de verbetering van de buitenhaven te Vlissingen, zooals deze door zijn ambtsvoorgangers v werden ontworpen en door de Kamer goedge keurd, slechts ten doel hadden aldaar een bescheiden aanloophaven aan te leggen 2. Waarom heeft de minister de wet niet uitgevoerd', en indien de minister grond had voor de overtuiging dat deze haven een mislukking zou worden, waarom heeft de minister niet een wetsontwerp ingediend om de wet niet uit te voeren 3. Is de minister bereid aan de Ka mer mede te deelen welke de verschil lende redenen zijn die bezwaren tegen het plan van uitvoering deden rijzen en welke die bezwaren zijn 4. Wat verstaat de minister onder nadere toetsing van het jdan van uit voering aan de bedoeling der wet. 5. Waarin bestaat het bezwaar dat moet worden ondervangen en door welke beperking denk de minister dit te bereiken De minister antwoordt. Veel van het geen de interpellant zeide zou spreker aan critiek kunnen onderwerpen, maar hij zal zakelijk blijven. De voorstelling die de heer Van der Voort van Zijp gaf was in veel opzichten onjuist. In het wetsontwerp is wel gesproken van een havenbassin van 650 meter, maar niet van een kaaimuur van 650 meter. Bij de beraadslaging in de Tweede Kamer is wel van een aanloophaven gerept, maar niet in den geest van een zeer groote haven. „'Een bescheiden aanloophaven" zou het worden. Uit de geschiedenis van het wetsontwerp blijkt duidelijk, dat het alleen om een verbe tering van de haven was te doen en niet om den aanleg van een groote haven. De grootste verwachtingen die de pro paganda wekten hadden geen reëelen grond. Verbetering van de haven was niet ongemotiveerd en daartegen heeft de minister zich nooit verzet. Het gaat hier om een zuiver plaatselijk belang en de urgentie ervan stond allerminst vast. Spreker was dus voor uitstel omdat hij niet genoeg geld had en dit voor andere doeleinden meer noodig was. De Kamer nam de motieVan der Voort van Zijp aan. En toen werd spre- ker's standpunt dat hij verplicht was het werk uit te voeren en hij trok op de begrooting voor 1924 een post van 4 ton uit. Die post moest weer worden ingetrokken, om redenen die spreker bij de Kamer bekend veronderstelt. Steeds weer drong men aan op gëld- verschaffing voor dit werk. Toen hij een kans zag het geld los te krijgen, heeft hij die aangegrepen. Die kans kwam toen het spoorwegtekort 4 mil lioen minder was. Spreker kreeg daar van 1 millioen en trok 650 mille voor Vlissingen uit. Hij is ervan overtuigd, dat hij naar zijn beste weten gedaan heeft wat hij kon. Hij kreeg de gelden, mits het werk beperkt bleef lot den aanvankelijken omvang met het oog op de totale kosten. De minister antwoordt. De voorstel ling die de heer Van der Voort van Zijp gaf was in vele opzichten onjuist. In het 'wetsontwerp is wel gesproken van. een havenbassin van 650 Meter maar niets van een kaaimuur van 650 Meter. Spr. is ervan overtuigd, dat hij naar zijn beste weten gedaan heeft wat hij kon. Hij kreeg de gelden mits het werk beperkt bleef tot den aanvankelijken omvang met het oog op de totale kos ten. De beperking zal bestaan in het vol gende. De grootte van de haven blijft onveranderd, lengte, breedte en diepte. Onjuist is het dat de diepte geringer zou worden. De kaaimuur wordt kleiner omdat dat voldoende is. Aan een cijfer Jegt spr. zich niet vast 400 meter wordt ongeveer gedacht maar zeker is dit nog niet. Vroeger heeft men ook aan deze lengte gedacht en de zaak is in onder zoek. Voor de toekomst wordt niets bedorven en het is altijd nog mogelijk den muur te verlengen, als de groot- sche verwachtingen verwezenlijkt mochten worden. Het is geen half ei, maar wel een zeven-achtste. Geroep Het is een bedorven ei De heer Van der Voort van Zijp legt er zich bij neer maar hij heeft niet zoo veel vertrouwen in den minister dat hij gelooft in de» totstandkoming vóór een aanvang is gemaakt met het werk. De heer Boon betoogt, dat 400 M. kaaimuur te kort is, dat de minister in strijd handelt met de wet en dient een motie in luidende „De Kamer, van oordeel, dat er geen reden is om terug te komen op de motie Van der Voort van Zijp, aangenomen 2 Dec. 1921, handhaaft ook thans deze uitspraak, en gaan óver tot de orde van den dag". Deze motie komt aanstonds aan de orde. De minister dupliceert. Met zijn mo tie doet de heer Bo„n Vlissingen een ondienst want als die werd aangeno men zou spr. weer overleg moeten ple gen met het Kabinet. De stemming Leeft heden plaats. De interpellatie wordt gesloten. Uit het Kameroverzicht van de „N. R. Ct." De gedachtenwisseling over de haven van Vlissingen en over de daarmede verband houdende interpellatie van den heer Van der Voort van Zijp, vergde veel tijd. Ook deze anti-revolutionnair bleek geenszins opgetogen over het be leid van den minister van waterstaat. Hij gispte o.a. de wonderlijke coïnci dentie der toezegging van een supple- toire begrooting voor de buitenhaven in de .Tweede Kamer (6 Maart 1924) en der weigering aan het gemeentebestuur van Vlissingen, de rijkswaterstaatstee- kening van de havenverbetering tijde lijk voor tentoonstelling op de Jaar beurs af te staan (7 Maart). Hij consta teerde meer tegenstrijdigheden en weet 'het bovenal aan de „slapheid" van den minister, dat het kabinet voor deze ha ven niet meer sympathie aan den dag legt. Wat niet wegnam, dat de minis ter nooit één ernstig argument tegen de 'haven had doen hooren. De minister beet voor zijn doen vrij snibbig van zich af. Hij stelde daarbij op den voorgrond, dat het hier om een bijna zuiver plaatselijk belang ging, volstrekt niet zoo buitengewoon urgent en waarvoor veel te luidruchtige pro paganda was gemaakt. (Opmerking, die ten krachtigste door mr. Boon be twist werd). Maar nu zou er dan een kaaimuur van circa 400 M. komen (aanvankelijk was van 650 M. sprake geweest). Dit kon, doordat het spoor wegtekort van 8 op 4 millioen werd te- ruuggebracht, van welk voordeelig ver schil 1 millioen aan de begróoting van waterstaat was ten goede gekomen. Hiervan nu was 6J£ ton voor de haven van Vlissingen uitgetrokken en nu was het zoowaar nog niet goed. Is 400 M. kaaimuur voldoende Zelfs 650 M. is al een pierebak, meende de heer Boon, als men bedenkt, dat Rot terdam op 35 kilometer en Antwerpen eerlang op 60 kilometer zal kunnen bogen. Hier viel de minister vinnig in, dat een aanloophaven toch ook niet met een groote transitohaven kon worden vergeleken. De vrijzinnige afgevaardig de gaf dit volgaarne toe, verzekerde, dat hij deze vergelijking ook nooit had willen maken, maar voegde hieraan toe dat bij beperking tot 400 meter en in verband met de eischen'van de maat schappij Zeeland en den provincialen stoombootdienst slechts 100 meter zou overblijven, zelfs lang niet genoeg voor een groot modern schip. De minister had echter zijn geld slechts gekregen onder beding, dat dit werk zou worden beperkt naar het heettè in verband met de voorsteling, die men zich vroeger van de haven ge maakt had. Dies hield hij aan zijn 400 meter vast (men vergeve ons de ietwat gewaagde uitdrukking), al kwam de heer Boon met een motie, waarin over eenkomstig de vroeger aanvaarde mo tie van der Voort van Zijp volledige uitvoering van het oude plan werd ge vraagd (dus een kaaimuur van 650 me ter). Deze motie vond trouwens ook bij hen, die het in het wezen der zaak met mr. Boon eens waren, geen algemeene instemming men vreesde blijkbaar, dat aanneming van zijn motie tot nieu we vertraging zou leiden. Had niet de minister toegegeven aldus de heeren Fruytier en Krijger dat bij gebleken behoefte altijd later de kaaimuur nog kon worden verlengd De hoofdzaak was nu, dat spoedig een aanbesteding plaats had. Welnu, had de minister niet verzekerd, dat deze aanbesteding na de aanneming van de waterstaatsbegroo- ting door de Eerste Kamer ten spoedig ste zou plaats hebben Als althans de Kamer met de jongste oplossing ac- coord ging. Onder deze omstandigheden meen den de meeste Kamerleden' te moeten berusten, al maakte de heer van der De venijnige steken van Spit in den rtl£ overvallen U onverwachts. Grijp dadelijk naar Akker's Kloosterbalsem, welke tot diep in de weefsels doordringt, de pijn stilt, ophooperde ziektestoffen doet verdwijnen, snel en grondig geneest. verdrijft de pijn Voort van- Zijp de bitse opmerking, dat hij de zaak pas vertrouwde, als de'aan- besteding een voldongen feit was. De minister van zijn kant ontried met klem de motie-Boon, die alles opnieuw op losse schroeven zou sfellen en herhaalde nog eens dat alles wellicht vlotter zou zijn geloopen, als niet door aanhouden de propaganda de attentie zoozeer op deze zaak was gevestigd. Of dit juist is laten wij daar (ai heeft wellicht de een of andere be windsman deze opinie wei binnenska mers verkondigd) wel echter komt het ons voor dat rebus sic stantibus in trekking van de motie-Boon aanbeve ling zou verdienen. Als dit althans mo gelijk is de beraadslagingen zijn na melijk reeds gesloten, al zal pas heden de stemming plaats hebben. Maar her opening om tot intrekking te kunnen geraken heeft wel meer plaats gehad. De Kameroverzichtschrijver van het „Hbld." zegt het volgende Het eenige van belang uit de avond vergadering (waarin Waterstaat wordt behandeld) is de Vlissingsche haven- quaestie. De heer Van der Voort van Zijp interpelleerde daarover, herinnerde aan de feiten en merkte op, dat het ka binet er zich nu mede bemoeit, nadat de minister van waterstaat twee jaar lang heeft getoond, die haven eigenlijk niet te willen. Spr. wilde weten, welke de „omstandigheden" waren, waardoor de uitvoering zou zijn belemmerd en gispte sterk de woorden in de Memorie van Antwoord over de „propaganda" voor de haven. De Minister gaf zijnerzijds ook weer meer een uiteenzetting der feiten hij had alleen uitstel gewenseht wegens de financiën en wegens de „omstandigheden", waarover hij zich niet uitliet, maar die hij bekend achtte (de fameuze buiienlandsche, natuur lijk 1) maar hij was telkens in den Ministerraad op de zaak teruggekomen en zoodra er vier millioen minder te kort op de spoorwegen komt, had hij daarvan één millioen voor de begroo ting losgemaakt en daarvan ƒ650.000 aan Vlissingen toegewezen. Hij had de overtuiging, eerlijk te hebben gehan deld. Aan de haven zou niets worden veranderd alleen zou de kaaimuur wat worden ingekort (waarschijnlijk tot 400 meter inplaats van 650) opdat dan de oorspronkelijke opzet kan worden uitgevoerd. Er wordt dan niets gepre- judiceerd en men kan later den kaai muur verlengen. Men weet, dat wij het met dit laatste eens zijn, maar het is een feit, dat, door het verkorten van den kaaimuur, het karakter van de haven voorloopig wordt veranderd. Ze wordt geen aan loophaven... hoewel de heer De 'Monté VerLoren in 1919 de bedoelingen zoo resumeerde „Een bescheiden aanloop haven". En ook hetgeen de heer Scha per nog hedenavond over de haven van Delfzijl in herinnering bracht aan wier toekomst men óók twijfelde en waar het verkeer onmiddellijk toenam, zoodra de haven was verbeterd blijkt, dat men aan zoo'n aanloophaven moet vasthouden. De heer Van der Voort van Zijp zei Ik moet dit nu maar slikken, maar ik zal aan de aanbesteding eerst geloo- ven, (de minister had namelijk aanbe steding toegezegd, zoodra de Eerste Kamer de begrooting zou hebben goed- x L e&npaJyQ (ingez. Medeüeelmg.) gekeurd) wanneer ik het zie. Dat was inderdaad thans het eenig redelijke standpunt en de heeren Krijger en Fruy tier sloten zich daarbij dan ook aan. Ongelukkig toonde de heer Boon trop de zêle door een motie in te dienen, waarin handhaving der motie-Van der Voort werd uitgesproken. Natuurlijk wordt die motie verworpen... en dan kan de minister er uit distilleeren, dat de Kamer de motie-Van der Voort heeft losgelaten, terwijl men zich alleen nolens volens in dezen loop van zaken schikt. Het bezoldigingsbesluit 1925. in de dagbladen wordt gemeld, dat de Centrale Commissie voor Georgani seerd Overleg aan de regeering zou hebben geadviseerd, om het nieuwe Bezoldigingsbesluit niet op 1 Januari 1925 in werking te doen treden en dat de regeeringsvertegenwoordigers in de commissie zich bij de stemming ook vóór dat advies hebben uitgesproken. Het „Hbtd." verneemt, dat, indien de regeeringsvertegenwoordigers in de' commissie dat inderdaad hebben ge daan, zij dat deden zonder ruggespraak met de regeering te hebben gehouden. Vacature Eerste Kamer. Nu de minister van Staat, de heer Idenburg, oud-gouverneur-generaal van Ned. lndië en oud-minister van kolo niën, een zetel heeft gekregen in den Raad van State zal zijn bedanken voor het lidmaatschap der Eerste Kamer moeten volgen. Als eerste der opvolgers van den heer Idenburg in die Kamer staat aan gewezen mr. P. E. Briët te Leiden, die vroeger al lid van de Eerste Kamer is geweest. Tegen Plaatselijke Keuze. Bij de Eerste Kamer is ingekomen een adres van het Comité tegen Plaat selijke Keuze, vergezeld van 276.000 handteekeningen, in welk adres ver zocht wordt het voorstelRutgers tot wijziging der Drankwet niet aan te nemen. VLISSINGEN, 19 DECEMBER. Algemeen Afdeelings-Ziekenfonds „Walcheren". In de gisteren in het café Vermeesch gehouden buitengewone algemeene vergadering van het ziekenfonds „Wal cheren" kwam in bespreking de uitslag van de stemming inzake de uitbreiding der tandheelkundige hulp te Vlissingen, Souburg en Ritthem. Het bleek dat te Vlissingen, waar de stemming liep over een verhooging der contributie met 1 cent per week en per volwassen lid, van de 3067 stemgerechte leden 2777 aan de stemming hadden deelgenomen. Voor uitbreiding waren uitgebracht 2218 stemmen of 80 tegen 454 of 16.2 blanco of van onwaarde 105 of 3.8 Te Souburg, waar tandheelkundige hulp nog in 't geheel niet was inge voerd, liep de stemming over een ver hooging der contributie met 1 of 2 cent per week en per volwassen lid. In deze gemeenten hadden van de 537 stemge rechtigde 521 leden aan de stemming deelgenomen. Hiervan waren voor een verhooging der contributie met 2 cent 242 stemmen; voor I cent 157 tegen 94 en blanco of van onwaarde 28 stemmen. Bij een gehouden herstemming in de ze gemeente voor een verhooging met 1 of 2 cent per week werden uitgebracht 526 stemmen. Hiervan verklaarden 287 of ruim 54 zich voor een verhooging van 2 cent 176 of ruim 33 voor 1 cent terwijl 63 of 12 hun stem blanco of van onwaarde hadden uitgebracht. Na uitvoerige besprekingen werd aangenomen voor Vlissingen de contri butie begin 1925 met 1 cent te verhoo gen. Voor Souburg, waar wel een eenvou dige, doch geen twee derde meerder heid, voor een verhooging met 2 cent had gestemd, werd besloten de contri butie niet gelijkelijk te verhoogen doch voor hen die tegen, blanco of voor 1 cent hadden gestemd, de contributie met 1 cent te verhoogen en voor hen die voor 2 cent hadden gestemd de verhoo ging toe te passen overeenkomstig hun uitgebrachte stem. Niettegenstaande ongelijke tandheel-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1924 | | pagina 1