idvarteitii
VRIJDAG 19 DECEMBER
JIJW
Stad
GRBOEKEN
ENW0N1N8
Maatschappij van
Nieuwe Abonné's
MissBlanche
Kloosterbalsem
V
GREHADINE5AUS
BINNENLAND
Stads- en Provincienieuws
No300
avonds 8 uur
i avonds 7 uur.
rachtwerk
s
19 tot en
Hoofdnummers
L in de Hoofdrol.
worden afgewis-
en wel
ces.
Film.
watertanden
tijd om Uw
Wij hebben een
:ering in alle moge-
en.
arische boeken meer
ituren voorradig,
alage Walstraat.
Tl&SWIERfêlAN
1 Februari een
gezin, in het nieuwe
er stad. Huurprijs
iaand. Brieven motto
bur. „Vliss. Cour."
d VcrbDcr, Koop en Verkoop
it en Dlcnslaanvrngen, ons
fltbetaling, van i-5 regel
regel meer 15 cent
fe huur
ljanuari, ruime boven-
Jer geschikt voor groot
lijs ƒ30.per maand,
(eau „Vliss. Courant".
^EDENHUIS
jrijs 35.per maand,
i Spuistraat 63, bo-
huur
J)NING Oprit, tegen 15
Irijs ƒ25.per maand.
Koudekerksche weg,
bt keuken en grootcn
lidekerksche weg 68.
ie kuur
Inwoning, van aiie
przien. Huurprijs ƒ6.50
In Verkuijl Quakke-
diddelb. - Rotterdam
[tgelegen plaatsen.
IfAN PASSAGIERS,
1REN EN VEE.
nberi
t Bill.
7. ra uur.
Rett,
y.m. IB
8
J.tfien te bekomen
H.V. Transport- en E*P
Erven Gt. VOS, Tel.
|b. EENHOORN, Tel. 16J
OOSTEBHOOTTêl. 282
BDITENHEK rel. 11"
SIINGSCHE COURANT
die zich op de „VLISS1NGSCHE COU
RANT" ingaande 1 Januari 1925 abon-
neeren, ontvangen de nog verschijnende
nummers gratis.
KAMEROVERZICHT.
Eerste Kamer.
De Eerste Kamer heeft de motie-
Stenhuis met 28 tegen 14 stemmen ver
worpen en de Tariefwet met met 28
tegen 14 stemmen aangenomen.
Tweede Kamer.
Zitting van Donderdag.
Indische Begrooting.
De artikelen van de Indische begroo
ting brachten allerlei punten ter spra
ke. De heer Van Boetzelaer van Dub
beldam wenschte een regeling op de
gemengde huwelijken (Europeanen en
inlandsche vrouwen) en de Minister
zegde zijn overweging van dit punt toe.
Over den gezondheidstoestand in In-
dië sprak mevrouw de VriesBruins.
Zij achtte dien toestand -nog verre van
gunstig zij wees daarbij o.a. op den
omvang dien de malaria nog steeds
heeft. De Minister is nogal optimistisch
maar volgens deze afgevaardigde is
voor het optimisme allerminst aanlei
ding. De cijfers wijzen uit dat de sterf
tecijfers eer stijgen dan dalen.
De geringe belangstelling van de be
volking voor het onderwijs achten de
heeren Van Boetzelaer en Feber het ge
volg van het karakter van de gouverne-
mentsscholen. De geestelijke verzorging
dient aan het onderwijs" gepaard te
gaan en alleen dan ontstaat wet be
langstelling. Er moet niet alleen parate
kennis worden aangebracht maar ook
ideologische kennis.
De Minister zeide alleen, dat het on
derwijs op de ééne plaats in Indië veel
beter slaagt dan op de andere. Goede
leiding, toezicht en controle doen zeer
veel en daarnaar moet worden ge
streefd. Het principieele puntje liet de
Minister verstandiglijk rusten.
De motie-Wijnkoop inzake de uit
zendingsmaatregelen tegen, bewegingen
in lndië is verworpen met 82 tegen 2
stemmen. Alleen de communisten waren
er vóór.
De motie-Albarda, waarin een nieuw
onderzoek werd gevraagd naar den
economischen toestand der Inlandsche
bevolking is aangenomeiKZonder stem
ming, nadat men overeengekomen was
dat het hier alleen een beperkt en een
voudig onderzoek zal gelden.
De heffing van een uitvoerrecht op
Inlandsche rubber heeft natuurlijk be
strijding ondervonden. De Minister be
grijpt dat verzet niet. Er is, zegt hij,
geen deugdelijk argument bekend, dat
aanleiding zou moeten geven om af te
zien van een matige belastingheffing
als de voorgestelde, van een Inlandsch
product als het onderwerpelijke, waar
mede in den laatsten tijd groote win
sten zijn gemaakt. Het voorstel tot wc-
derinovering van het recht, dat door
den Volksraad met 19 tegen 18 stem
men werd afgewezen, is, in overeen
stemming met de inzichten der Indische
regeering, te moeten handhaven op de
gronden, die in de Memorie van Toe
lichting zijn uiteengezet. Voor de ver
onderstelling, dat het uitvoerrecht een
te grooten druk zou leggen op de in-
heemsche rubbercultuur, bestaat geen
grond. Het betreft daarbij niets anders
dan liet herstel van het vóór 1921 gel
dend uitvoerrecht, dat, gelijk in de Me
morie van Toelichting opgemerkt, in het
minst geen belemmering was gebleken
zelfs voor een aanzienlijke uitbreiding
van den aanplant van rubberboomen
door de inheemsche bevolking en dat
alleen om bijzondere redenen, verband
houdend met de toenmalige invoering
van een tijdelijke progressieve uitvoer-
belasting voor caoutchouc in; het alge
meen, in genoemd jaar werd opgeheven.
Een motie-Vliegen tegen dit recht
werd natuurlijk verworpen met 50 tegen
19 stemmen. Alleen s. d., v. d. en com
munisten waren vóór de motie.
De derde nieuwe belasting de
tweede is de verhooging op aanstekers
en muursteentjes is de vennoot
schapsbelasting. De Minister stelt het
proportioneele stelsel voor, waartegen
over natuurlijk weer het progressieve
stelsel werd verdedigd. Het is een oude
strijd bij de belastingen. Een propor
tioneele belasting drukt het zwaarst op
de kleineren. Een succes van mr.Treub's
ondernemersraad zag de heer Vliegen
in dit voorstel. Hij stelde daarom voor,
dat deze belasting progressief zal zijn.
In een motie vroeg hij deze wijziging.
Behalve dat gij U zelf. een
goede Sigaret verschaft, be
zorgt ge U ook een groot gel
delijk voordeel als ge zegt
Geef Mij maar
(Ingez. Mededeeiing.)
•Minister Van Swaay heeft een eerste
klap te pakken. Hij wenschte weer eens
noodeloos een hoofdcommies tot refe
rendaris te promoveeren. Alleen de hee
ren Krijger en Snouck Henkemans
stemden er voor.
Avondvergadering.
De haven van Vlisslngen.
De heer Van der Voort van Zijp
houdt zijn interpellatie over de haven
van Vlissingen. De regeering komt nu
eindelijk voor den dag met een aan
vrage voor de haven van Vlissingen.
Het is echter van belang tè weten hoe
de wet zal worden uitgevoerd. Het
werk zal tot eenvoudiger portie worden
teruggebracht, want de kaaimuur wordt
korter. Waarom heeft de minister dat
niet twee jaar eerder meegedeeld. Het
is nu dus een besluit van het kabinet,
dat het werk wordt aangevangen nadat
eerst eenige malen was afgewezen wa't
de Kamer wilde. Er waren omstandig
heden, zoo heette het, die uitstel nood
zakelijk maakten. Spreker releveert de
verschillende stadia uit de geschiedenis
van deze aanvrage. De minister wees
eenige malen op het gebrek aan geld' als
oorzaak van 't uitstel. De Kamer sprak
zich eenige malen duidelijk uit, maar de
minister had nu weer geen vertrouwen
in het nut van deze haven. Geen enkel
ernstig argument tegen de haven is ooit
uit 's ministers mond gehoord. In 1924
zou eindelijk worden begonnen, maar
nu was het de toenemende werkloos
heid. die als argument werd aange
voerd. Toch deelde de minister mede,
dat de werkzaamheden regelmatig
voortgang hadden. Het viel van den
ministers niet te verwachten, dat hij in
het kabinet de haven van Vlissingen
krachtig zou verdedigen. In de Eerste
Kamer trachtte de minister de Zeeuwen
tegen elkaar uit te spelen door een deel
van hun mooie werken voor te spiege
len. Hoe kwam de minister aan die
plannen Alle gegevens daarvoor ont
breken ten eenenmale. Hoe is thans de
stand van zaken Een gunstig aan
loophaven op bescheiden schaal is al
tijd het doel geweest. Daaraan houdt de
minister zich niet. Voor Brabant en
Limburg wordt wel veel geld besteed
voor groote werken en het argument,
dat er geen geld is, is dus niet houd
baar. In de memorie van antwoord zegt
de minister, dat het uitstel is geschied
„om verschillende redenen". Welke zijn
die redenen en wat bedoelt de minister
met de propaganda voor de haven,
waaraan uitstel was toe te schrijven
Spreker stelde de volgende vragen
1. Is de minister van oordeel, dat de
ptannen voor de verbetering van de
buitenhaven te Vlissingen, zooals deze
door zijn ambtsvoorgangers v werden
ontworpen en door de Kamer goedge
keurd, slechts ten doel hadden aldaar
een bescheiden aanloophaven aan te
leggen
2. Waarom heeft de minister de wet
niet uitgevoerd', en indien de minister
grond had voor de overtuiging dat deze
haven een mislukking zou worden,
waarom heeft de minister niet een
wetsontwerp ingediend om de wet niet
uit te voeren
3. Is de minister bereid aan de Ka
mer mede te deelen welke de verschil
lende redenen zijn die bezwaren tegen
het plan van uitvoering deden rijzen en
welke die bezwaren zijn
4. Wat verstaat de minister onder
nadere toetsing van het jdan van uit
voering aan de bedoeling der wet.
5. Waarin bestaat het bezwaar dat
moet worden ondervangen en door
welke beperking denk de minister dit te
bereiken
De minister antwoordt. Veel van het
geen de interpellant zeide zou spreker
aan critiek kunnen onderwerpen, maar
hij zal zakelijk blijven. De voorstelling
die de heer Van der Voort van Zijp gaf
was in veel opzichten onjuist. In het
wetsontwerp is wel gesproken van een
havenbassin van 650 meter, maar niet
van een kaaimuur van 650 meter.
Bij de beraadslaging in de Tweede
Kamer is wel van een aanloophaven
gerept, maar niet in den geest van een
zeer groote haven. „'Een bescheiden
aanloophaven" zou het worden. Uit de
geschiedenis van het wetsontwerp blijkt
duidelijk, dat het alleen om een verbe
tering van de haven was te doen en niet
om den aanleg van een groote haven.
De grootste verwachtingen die de pro
paganda wekten hadden geen reëelen
grond. Verbetering van de haven was
niet ongemotiveerd en daartegen heeft
de minister zich nooit verzet. Het gaat
hier om een zuiver plaatselijk belang
en de urgentie ervan stond allerminst
vast. Spreker was dus voor uitstel
omdat hij niet genoeg geld had en dit
voor andere doeleinden meer noodig
was. De Kamer nam de motieVan der
Voort van Zijp aan. En toen werd spre-
ker's standpunt dat hij verplicht was
het werk uit te voeren en hij trok op de
begrooting voor 1924 een post van 4
ton uit. Die post moest weer worden
ingetrokken, om redenen die spreker
bij de Kamer bekend veronderstelt.
Steeds weer drong men aan op gëld-
verschaffing voor dit werk. Toen hij
een kans zag het geld los te krijgen,
heeft hij die aangegrepen. Die kans
kwam toen het spoorwegtekort 4 mil
lioen minder was. Spreker kreeg daar
van 1 millioen en trok 650 mille voor
Vlissingen uit. Hij is ervan overtuigd,
dat hij naar zijn beste weten gedaan
heeft wat hij kon. Hij kreeg de gelden,
mits het werk beperkt bleef lot den
aanvankelijken omvang met het oog op
de totale kosten.
De minister antwoordt. De voorstel
ling die de heer Van der Voort van
Zijp gaf was in vele opzichten onjuist.
In het 'wetsontwerp is wel gesproken
van. een havenbassin van 650 Meter
maar niets van een kaaimuur van 650
Meter.
Spr. is ervan overtuigd, dat hij naar
zijn beste weten gedaan heeft wat hij
kon. Hij kreeg de gelden mits het werk
beperkt bleef tot den aanvankelijken
omvang met het oog op de totale kos
ten.
De beperking zal bestaan in het vol
gende. De grootte van de haven blijft
onveranderd, lengte, breedte en diepte.
Onjuist is het dat de diepte geringer
zou worden.
De kaaimuur wordt kleiner omdat
dat voldoende is. Aan een cijfer Jegt
spr. zich niet vast 400 meter wordt
ongeveer gedacht maar zeker is dit nog
niet. Vroeger heeft men ook aan deze
lengte gedacht en de zaak is in onder
zoek. Voor de toekomst wordt niets
bedorven en het is altijd nog mogelijk
den muur te verlengen, als de groot-
sche verwachtingen verwezenlijkt
mochten worden. Het is geen half ei,
maar wel een zeven-achtste.
Geroep Het is een bedorven ei
De heer Van der Voort van Zijp legt
er zich bij neer maar hij heeft niet zoo
veel vertrouwen in den minister dat hij
gelooft in de» totstandkoming vóór
een aanvang is gemaakt met het werk.
De heer Boon betoogt, dat 400 M.
kaaimuur te kort is, dat de minister
in strijd handelt met de wet en dient
een motie in luidende
„De Kamer, van oordeel, dat er geen
reden is om terug te komen op de motie
Van der Voort van Zijp, aangenomen
2 Dec. 1921,
handhaaft ook thans deze uitspraak,
en gaan óver tot de orde van den
dag".
Deze motie komt aanstonds aan de
orde.
De minister dupliceert. Met zijn mo
tie doet de heer Bo„n Vlissingen een
ondienst want als die werd aangeno
men zou spr. weer overleg moeten ple
gen met het Kabinet.
De stemming Leeft heden plaats.
De interpellatie wordt gesloten.
Uit het Kameroverzicht van de
„N. R. Ct."
De gedachtenwisseling over de haven
van Vlissingen en over de daarmede
verband houdende interpellatie van den
heer Van der Voort van Zijp, vergde
veel tijd. Ook deze anti-revolutionnair
bleek geenszins opgetogen over het be
leid van den minister van waterstaat.
Hij gispte o.a. de wonderlijke coïnci
dentie der toezegging van een supple-
toire begrooting voor de buitenhaven in
de .Tweede Kamer (6 Maart 1924) en
der weigering aan het gemeentebestuur
van Vlissingen, de rijkswaterstaatstee-
kening van de havenverbetering tijde
lijk voor tentoonstelling op de Jaar
beurs af te staan (7 Maart). Hij consta
teerde meer tegenstrijdigheden en weet
'het bovenal aan de „slapheid" van den
minister, dat het kabinet voor deze ha
ven niet meer sympathie aan den dag
legt. Wat niet wegnam, dat de minis
ter nooit één ernstig argument tegen de
'haven had doen hooren.
De minister beet voor zijn doen vrij
snibbig van zich af. Hij stelde daarbij
op den voorgrond, dat het hier om een
bijna zuiver plaatselijk belang ging,
volstrekt niet zoo buitengewoon urgent
en waarvoor veel te luidruchtige pro
paganda was gemaakt. (Opmerking,
die ten krachtigste door mr. Boon be
twist werd). Maar nu zou er dan een
kaaimuur van circa 400 M. komen
(aanvankelijk was van 650 M. sprake
geweest). Dit kon, doordat het spoor
wegtekort van 8 op 4 millioen werd te-
ruuggebracht, van welk voordeelig ver
schil 1 millioen aan de begróoting van
waterstaat was ten goede gekomen.
Hiervan nu was 6J£ ton voor de haven
van Vlissingen uitgetrokken en nu was
het zoowaar nog niet goed.
Is 400 M. kaaimuur voldoende Zelfs
650 M. is al een pierebak, meende de
heer Boon, als men bedenkt, dat Rot
terdam op 35 kilometer en Antwerpen
eerlang op 60 kilometer zal kunnen
bogen. Hier viel de minister vinnig in,
dat een aanloophaven toch ook niet met
een groote transitohaven kon worden
vergeleken. De vrijzinnige afgevaardig
de gaf dit volgaarne toe, verzekerde,
dat hij deze vergelijking ook nooit had
willen maken, maar voegde hieraan toe
dat bij beperking tot 400 meter en in
verband met de eischen'van de maat
schappij Zeeland en den provincialen
stoombootdienst slechts 100 meter zou
overblijven, zelfs lang niet genoeg voor
een groot modern schip.
De minister had echter zijn geld
slechts gekregen onder beding, dat dit
werk zou worden beperkt naar het
heettè in verband met de voorsteling,
die men zich vroeger van de haven ge
maakt had. Dies hield hij aan zijn 400
meter vast (men vergeve ons de ietwat
gewaagde uitdrukking), al kwam de
heer Boon met een motie, waarin over
eenkomstig de vroeger aanvaarde mo
tie van der Voort van Zijp volledige
uitvoering van het oude plan werd ge
vraagd (dus een kaaimuur van 650 me
ter). Deze motie vond trouwens ook bij
hen, die het in het wezen der zaak met
mr. Boon eens waren, geen algemeene
instemming men vreesde blijkbaar,
dat aanneming van zijn motie tot nieu
we vertraging zou leiden. Had niet de
minister toegegeven aldus de heeren
Fruytier en Krijger dat bij gebleken
behoefte altijd later de kaaimuur nog
kon worden verlengd De hoofdzaak
was nu, dat spoedig een aanbesteding
plaats had. Welnu, had de minister niet
verzekerd, dat deze aanbesteding na de
aanneming van de waterstaatsbegroo-
ting door de Eerste Kamer ten spoedig
ste zou plaats hebben Als althans de
Kamer met de jongste oplossing ac-
coord ging.
Onder deze omstandigheden meen
den de meeste Kamerleden' te moeten
berusten, al maakte de heer van der
De venijnige steken
van Spit in den rtl£
overvallen U onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akker's Kloosterbalsem,
welke tot diep in de weefsels doordringt,
de pijn stilt, ophooperde ziektestoffen
doet verdwijnen, snel en grondig geneest.
verdrijft de pijn
Voort van- Zijp de bitse opmerking, dat
hij de zaak pas vertrouwde, als de'aan-
besteding een voldongen feit was. De
minister van zijn kant ontried met klem
de motie-Boon, die alles opnieuw op
losse schroeven zou sfellen en herhaalde
nog eens dat alles wellicht vlotter zou
zijn geloopen, als niet door aanhouden
de propaganda de attentie zoozeer op
deze zaak was gevestigd.
Of dit juist is laten wij daar (ai
heeft wellicht de een of andere be
windsman deze opinie wei binnenska
mers verkondigd) wel echter komt het
ons voor dat rebus sic stantibus in
trekking van de motie-Boon aanbeve
ling zou verdienen. Als dit althans mo
gelijk is de beraadslagingen zijn na
melijk reeds gesloten, al zal pas heden
de stemming plaats hebben. Maar her
opening om tot intrekking te kunnen
geraken heeft wel meer plaats gehad.
De Kameroverzichtschrijver van het
„Hbld." zegt het volgende
Het eenige van belang uit de avond
vergadering (waarin Waterstaat wordt
behandeld) is de Vlissingsche haven-
quaestie. De heer Van der Voort van
Zijp interpelleerde daarover, herinnerde
aan de feiten en merkte op, dat het ka
binet er zich nu mede bemoeit, nadat de
minister van waterstaat twee jaar lang
heeft getoond, die haven eigenlijk niet
te willen. Spr. wilde weten, welke de
„omstandigheden" waren, waardoor de
uitvoering zou zijn belemmerd en gispte
sterk de woorden in de Memorie van
Antwoord over de „propaganda" voor
de haven. De Minister gaf zijnerzijds
ook weer meer een uiteenzetting der
feiten hij had alleen uitstel gewenseht
wegens de financiën en wegens de
„omstandigheden", waarover hij zich
niet uitliet, maar die hij bekend achtte
(de fameuze buiienlandsche, natuur
lijk 1) maar hij was telkens in den
Ministerraad op de zaak teruggekomen
en zoodra er vier millioen minder te
kort op de spoorwegen komt, had hij
daarvan één millioen voor de begroo
ting losgemaakt en daarvan ƒ650.000
aan Vlissingen toegewezen. Hij had de
overtuiging, eerlijk te hebben gehan
deld. Aan de haven zou niets worden
veranderd alleen zou de kaaimuur
wat worden ingekort (waarschijnlijk tot
400 meter inplaats van 650) opdat dan
de oorspronkelijke opzet kan worden
uitgevoerd. Er wordt dan niets gepre-
judiceerd en men kan later den kaai
muur verlengen.
Men weet, dat wij het met dit laatste
eens zijn, maar het is een feit, dat, door
het verkorten van den kaaimuur, het
karakter van de haven voorloopig
wordt veranderd. Ze wordt geen aan
loophaven... hoewel de heer De 'Monté
VerLoren in 1919 de bedoelingen zoo
resumeerde „Een bescheiden aanloop
haven". En ook hetgeen de heer Scha
per nog hedenavond over de haven van
Delfzijl in herinnering bracht aan
wier toekomst men óók twijfelde en
waar het verkeer onmiddellijk toenam,
zoodra de haven was verbeterd
blijkt, dat men aan zoo'n aanloophaven
moet vasthouden.
De heer Van der Voort van Zijp zei
Ik moet dit nu maar slikken, maar ik
zal aan de aanbesteding eerst geloo-
ven, (de minister had namelijk aanbe
steding toegezegd, zoodra de Eerste
Kamer de begrooting zou hebben goed-
x L
e&npaJyQ
(ingez. Medeüeelmg.)
gekeurd) wanneer ik het zie. Dat was
inderdaad thans het eenig redelijke
standpunt en de heeren Krijger en Fruy
tier sloten zich daarbij dan ook aan.
Ongelukkig toonde de heer Boon trop
de zêle door een motie in te dienen,
waarin handhaving der motie-Van der
Voort werd uitgesproken. Natuurlijk
wordt die motie verworpen... en dan
kan de minister er uit distilleeren, dat
de Kamer de motie-Van der Voort heeft
losgelaten, terwijl men zich alleen
nolens volens in dezen loop van zaken
schikt.
Het bezoldigingsbesluit 1925.
in de dagbladen wordt gemeld, dat
de Centrale Commissie voor Georgani
seerd Overleg aan de regeering zou
hebben geadviseerd, om het nieuwe
Bezoldigingsbesluit niet op 1 Januari
1925 in werking te doen treden en dat
de regeeringsvertegenwoordigers in de
commissie zich bij de stemming ook
vóór dat advies hebben uitgesproken.
Het „Hbtd." verneemt, dat, indien de
regeeringsvertegenwoordigers in de'
commissie dat inderdaad hebben ge
daan, zij dat deden zonder ruggespraak
met de regeering te hebben gehouden.
Vacature Eerste Kamer.
Nu de minister van Staat, de heer
Idenburg, oud-gouverneur-generaal van
Ned. lndië en oud-minister van kolo
niën, een zetel heeft gekregen in den
Raad van State zal zijn bedanken voor
het lidmaatschap der Eerste Kamer
moeten volgen.
Als eerste der opvolgers van den
heer Idenburg in die Kamer staat aan
gewezen mr. P. E. Briët te Leiden, die
vroeger al lid van de Eerste Kamer is
geweest.
Tegen Plaatselijke Keuze.
Bij de Eerste Kamer is ingekomen
een adres van het Comité tegen Plaat
selijke Keuze, vergezeld van 276.000
handteekeningen, in welk adres ver
zocht wordt het voorstelRutgers tot
wijziging der Drankwet niet aan te
nemen.
VLISSINGEN, 19 DECEMBER.
Algemeen Afdeelings-Ziekenfonds
„Walcheren".
In de gisteren in het café Vermeesch
gehouden buitengewone algemeene
vergadering van het ziekenfonds „Wal
cheren" kwam in bespreking de uitslag
van de stemming inzake de uitbreiding
der tandheelkundige hulp te Vlissingen,
Souburg en Ritthem. Het bleek dat te
Vlissingen, waar de stemming liep over
een verhooging der contributie met 1
cent per week en per volwassen lid, van
de 3067 stemgerechte leden 2777 aan
de stemming hadden deelgenomen.
Voor uitbreiding waren uitgebracht
2218 stemmen of 80 tegen 454 of
16.2 blanco of van onwaarde 105
of 3.8
Te Souburg, waar tandheelkundige
hulp nog in 't geheel niet was inge
voerd, liep de stemming over een ver
hooging der contributie met 1 of 2 cent
per week en per volwassen lid. In deze
gemeenten hadden van de 537 stemge
rechtigde 521 leden aan de stemming
deelgenomen.
Hiervan waren voor een verhooging
der contributie met 2 cent 242 stemmen;
voor I cent 157 tegen 94 en blanco of
van onwaarde 28 stemmen.
Bij een gehouden herstemming in de
ze gemeente voor een verhooging met
1 of 2 cent per week werden uitgebracht
526 stemmen. Hiervan verklaarden 287
of ruim 54 zich voor een verhooging
van 2 cent 176 of ruim 33 voor 1
cent terwijl 63 of 12 hun stem blanco
of van onwaarde hadden uitgebracht.
Na uitvoerige besprekingen werd
aangenomen voor Vlissingen de contri
butie begin 1925 met 1 cent te verhoo
gen.
Voor Souburg, waar wel een eenvou
dige, doch geen twee derde meerder
heid, voor een verhooging met 2 cent
had gestemd, werd besloten de contri
butie niet gelijkelijk te verhoogen doch
voor hen die tegen, blanco of voor 1
cent hadden gestemd, de contributie met
1 cent te verhoogen en voor hen die
voor 2 cent hadden gestemd de verhoo
ging toe te passen overeenkomstig hun
uitgebrachte stem.
Niettegenstaande ongelijke tandheel-