00NDER040 18 DBCEMBBR
!^o299
62e Jaargang j
Nieuwe Abonné's
FEUILLETON
Onder Betoovering.
BINNENLAND
Stads= ca Provincienleuws
VLISSINGSCHE COURANT
die zich op de „VLISSiNGSCBE COU
RANT" ingaande 1 januari 1925 abon-
neercn, ontvangen de nog verschijnende
nummers gratis.
KAMEROVERZICHT.
Tweede Kamer.
Zitting van Woensdag Ï7 December.
Indische Begrooting.
De Marine- en Waterstaatsbegroo-
fing geven weinig na te praten. Wal
C5. met de Vlootwet zal gebeuren is nog
niet bekend. De Regeering za! nog
overwegen in verband met Genève.
Waarschijnlijk zal nu de heer Van
Schaik niets van deze wet wil weten,
dit jaar er wel niets van terecht komen.
De heer Van Swaay heeft het noga!
hard te verantwoorden voor zijn beleid,
o.a. inzake den girodienst en de post
en telegrafie. Men acht hem niet be
kwaam genoeg voor het ministersambt,
Zelfs ter rechterzijde is dit het geval.
Allerlei aanmerkingen zijn gemaakt en
de Minister verdedigt zich sterk. Het
is echter een herhaling van de schrifte
lijke discussie.
Donderdagavond komt de haven van
Viissingen aan de orde, één der punten
waarop de Minister sterk wordt aange
vallen. Hij verschuilt zich achter de
gansche Regeering, die met dit punt
betrokken is.
Indische begrooting.
Mr. Oud de heer Albarda. Deugt
niets van de beiastingypolitiek, deugt
niets van de onderwijs-politiek. Mr.Oud
weet het veel beter Hij zal ook dezen
Minister met veel genoegen zien ver
trekken, maar hij beklaagt alleen zijn
opvolger, die den boel moet redderen.
De rechterzijde is met dezen minister
van kolonië-n nogal tevreden, omdat hij
het financieele evenwicht heeft hersteld.
De heeren Van Boetzelaer van Dubbel
dam en Feber brachten den Minister
dank en hulde. Natuurlijk hadden zij
wel eenige aanmerkingen, maar het
was niet de moeite waard. Zij brachten
ook den Minister lof dat hij zich krach
tig tegen het communistische drijven
verzet. De salarisregeling voor de
landsdienaren gelijk die thans is ont
worpen, wordt over het algemeen niet
gelukkig geacht vooral niet ten aan
zien van de wachtgelders, die altijd in
Indië onwelwillend zijn behandeld.
Het gewone klaaglied dat de ambte
naren tegenover zending en missie een
weinig welwillende houding aanne
men, werd natuurlijk herhaald. De
heer Feber wenschte dat de Minister
de ambtenaren tot de orde zal roepen.
Aan de drie stoere vliegers naar In
dië bracht de heer Scheurer hulde en
hij wijdde een woord van deelneming
aan de slachtoffers van Wonosobo.
Vervolgens heeft deze afgevaardigde
alle deugden en alle daden van den
Minister opgesomd.
Voor de geestelijke ontwikkeling der
bevolking kwam de heer Scheurer
weer krachtig op. De bioscoop moet in
Indië aan banden geiegd worden, de
roulette moet verbannnen worden.want
de Inlanders mogen niet dobbelen, dus
ook de Europeanen niet.
De Katholieken willen op Bali een
missie vestigen en de Minister weifelt
over de toelating. Dr. Scheurer is vóór
de vrijheid daarvan.
De bevordering van den landbouw
heeft in den heer Lovinck haar verde
diger. Verstrekken van grond aan de
inlanders opdat deze de gelegenheid
krijgen zich te'vestigen, achtte hij een
Roman door REINHOLD ORTMANN.
28)
Stel mij op de proef en zeg mij,
wat ik moet doen Je zult zien, dat het
mij noch aan de noodige kracht, noch
aan moed zal ontbreken.
Wij moeten van hier, Randolph,
ver van hier In elk geval over de
Duitsche grens. En 't moet gauw ge
beuren, morgen op zijn laatst. Voel je je
sterk genoeg, zulk een reis te onder
nemen
Hij gevoelde zich er waarlijk niet
sterk genoeg voor. Maar zelfs als hij
honderd maal zwakker was geweest,
zou hij op haar vraag niet ontkennend
hebben willen antwoorden.
in dit uur nog wel, lieveling, als
jij het noodig vindt. Maar ik begrijp
niet
je mag mij niets vragen, viel zij
snel in Als wij op Franschen of Itali-
aanschén- grond zijn, zal ik je alles
zeggen. Laat het je nu genoeg zijn, als
ik je zeg, dat het de eenige weg is, die
tot ons geluk leidt.
En kan je hier dan alles maar zoo
achterlaten en vrees je niet voor praat
jes
Krachtig schudde zij haar hoofd.
Ik vrees maar één ding. En jij
kunt mij van dezen angst bevrijden.
ik Nu, dan zal die vrees je niet
goed middel voor de ontwikkeling van
cfen landbouw. In 't algemeen wensch
te hij de bevordering op dezelfde wijze
als in Holland het geval is, o.a. met de
Landarbeiderswet.
Minister De Graaft heeft vrijwel alles
tegengesproken. Het'sluitend maken
der begrooting was zoo'n groot belang
voor de belastingbetalers, dat alle an
dere zaken daarvoor moeten wijken.
Hij is de vriend der bevolking, ais het
maar niet te veel geld' kost want dan
is de vriendschap wel gevaarlijk voor
de schatkist.
Verschillende punten zal de Minister
onderzoeken, o.a. de bestraffing van
de onderofficierelf. Van een concessie
aanvrage voor Nieuw Guinea is den
Minister niets officieels bekend. Er zijn
geen aanvragen ingekomen. Wat daar
van in de kranten stond is voor den
Minister niet voldoende.
Versobering van de staatstaak, d'.w.z.
beperking van de bemoeiing wil de
Minister wel, maar afschaffing van ge
deelten van de staatstaak acht hij niet
mogelijk.
Het is den Minister ook niet duidelijk
hoe men. beperking wil. Afschaffen van
een deel der staatstaak is niet mogelijk.
Op leger en vloot is goed wat bezui
nigd zegt de Minister en het was on
billijk daarvoor nog meer te vragen.
Bij de replieken stelde de heer Al
barda een motie voor waarin wederom
een onderzoek wordt gevraagd naar
den economischen toestand van de In-
landsche bevolking.
De evcntueele Utrechtsche leerstoel
zal door den Minister met nauwgezet
heid worden gevolgd. De oprichting is
een onderwijskwestie, het resultaat
echter van het onderwijs dient aan het
Indische belang getoetst te worden.
hoest Anep i
Doos 60*90cH Bij ApoHienDro^isfen.
(Ingez. Mededeeling.)
De Rijksmiddelen.
De opbrengst der rijksmiddelen over
de maand November heeft bedragen
41.282.950 tegen 40.168.384 in de
zelfde maand van 1923. Sedert 1 Janua
ri werd ontvangen 405.423.290 tegen
394.927.306 in hetzelfde tijdvak van
1923.
Schelderegeling.
In Den Haag vertoeven op 't oogen-
biik drie Belgische beeren. Of zij hier
nu in ambtelijke kwaliteit zijn met het
doel de onderhandelingen te hervatten,
die in 1921 door de Belgische regeering
zijn afgebroken, dan wel, zooals het
van anderen kant heet, hier met Neder-
landsche deskundigen over bepaalde
vraagstukken van technischen aard ko
men confereeren, doet niet zoo heel
veel ter zake. Van Nederlandschen
kant heeft men België na den oorlog
zooveel tegemoetkoming betoond als
met ons zelfrespect was overeen te
brengen, wellicht nog meer zelfs. Des
alniettemin liet men van Belgischen
kant de zaak afstuiten. De regeering
van Brussel vreesde, dat de tegemoet
koming, haar betoond door Nederland,
niet door het parlement zou worden
gewaardeerd en wi!d^,zich aan een
échec niet blootstellen.
Wij vonden onlangs gelegenheid te
doen uitkomen, dat als het weer tot
onderhandelingen komt, België op te
gemoetkoming van Nederlandsclie zij
de stellig zou kunnen rekenen, zij hef
dan ook dat deze onderhandelaars,
door de ondervinding van 1921 wijzer
geworden, wellicht wat meer waar
borgen zouden pogen te krijgen tegen
Belgische neiging tot overvragen.
lang meer plagen. Wat is het
Ik ben bang, dat je me toch nog
niet lief genoeg hebt, om mij zonder
aarzelen te vertrouwen. Misschien weet
je nog niet alles wat volgens de men-
schen op mijn naam is aan te merken.
En ik sidder van angst bij de gedachte
dat jij je van mij zoudt afwenden, als
je het te weten komt.
Zeg het mij dan, Hertha, en nog
dit uur zal ik je het bewijs leveren, hoe
dwaas en onnoodig je bezorgdheid is.
Zij kuste hem hartstochtelijk. Maar
aan zijn verlangen voldeed zij niet.
Nu niet, ook niet morgen of over
morgen, Randolph Een heilige plicht
houdt mijn lippen gesloten. En zal ik je
toebehooren, dan moet je mij van te
voren beloven, dat je mij gelooft en dat
je je aan mij zult houden, wat men ook
later van mij moge vertellen.
Zeker zoude hij, trots zijn verliefd
heid, bedenkingen hebben gehad, zulk
een belofte af te leggen, als hij niet in
den ban was geweest van haar
schoonheid.
Ik zweer je 't, Hertha, zeide hij.
Wat gaat mij alles aan, waf voor de
zen dag is gebeurd I Ik vraag immers
niets anders dan dat jij me liefhebt.
Dat was het, wat zij wilde hooren.
En nu deelde zij hem met een paar
haastige woorden haar plan mee. Den
volgenden morgen moest hij in gezel
schap van mevrouw Bergner vertrek
ken, die onderweg voor hem alle noo
dige zorg zou dragen en den dag daar
op zouden zij Hertha in Parijs ontmoe
Nu komt de „Temps" in een corres
pondentie uit Brussel vertellen, dat de
heeren zich komen informeeren over
den loop der besprekingen die in 1921
hadden geleid tot een accoord, ten
aanzien waarvan de Beigische regee
ring haar onderhandelaars desavoueer
de. De berichtgever weet er bij te mel
den, dat men in Beigische politieke
kringen en vooral te Antwerpen die
kwestie gaarne zou zien opgelost in de
richting van internationaliseering van
de Schelde. Hij herinnert daarbij aan
de Donau-regeling en die van den Rijn.
Dat'ontbrak ons inderdaad nog
Op de wijze van het Roemenië van
vóór den oorlog zouden wij dit Neder-
landsche vaarwater en zijn Nederland-
sche oevers moeten plaatsen onder een
soort internationale controle, waarbij
ons dan misschien in zekeren zin ook
nog wel een bescheiden stemmetje in
het kapittel zal worden gelaten I
Zelfs het tegenwoordig Rijnstatuut is
niet iets wat wij in het geval van de
Schelde een aannemelijke oplossing
achten. Ook daar is de betere regeling,
die van 1869, op zij gezet voor een
slechtere, die meer rekening houdt met
de vraag wat was uw rol in den we
reldoorlog, dan met den eerbied, ver
schuldigd aan de belangen der oever-
staten.
Wij hopen weldra van de zijde on
zer regeering te vernemen, dat van iets
in dezen geest met de Sehekie natuur
lijk geen sprake kan zijn. („Hbl.")'
Verslag Staatscommissie betreffende
vervoer per spoor enz.
Verschenen is het eerste verslag van
de Staatscommissie voor de bevorde
ring van het vervoer per spoor enz.
Voor een algemeene verlaging der
tarieven, hoe wenschelijk ook, acht de
commissie den tijd eerst gekomen, in
dien de spoorwegtekorten tot het ver
leden behooren.
Betreffende het autovraagstuk oor
deelt de commissie dat de wetgever
ziüh niet mag stellen op het standpunt,
dat iedere onderneming, welke aan de
voor de veiligheid vart 'het verkeer te
stellen eischen voldoet, recht moet heb
ben een autodienst te openen waar en
wanneer zij verkiest. Dat recht behoort
volgens de commissie afhankelijk te
worden gesteld van een overheidsver-
gunning, bij het nemer, waarvan het
algemeen belang den doorslag moet
geven. De commissie bedoelt hiermede
niet het recht van voorkeur der tram
wegondernemingen boven de autobus
lijnen. Voor den autobusbestuurder
acht de commissie een speciaal examen
noodig t.ot het verkrijgen van een rij
bewijs.
De commissie geeft voorts in over
weging de heffing eener wegenbelas
ting met een tarief, afhankelijk van de
zwaarte van het motorrijwiel of motor
voertuig, en waarvan de opbrengst zal
worden- gestort in een rijkswegenfonds,
dienende tot wegenverbetering.
Anti-revolutionaire Staatkunde.
In het December-nummer geeft de
heer A. W. F. Idenburg een uiteenzet
ting van „Ons standpunt in zake Oor
log" en betoogt daarin
Wij verheerlijken niet den oorlog,
maar wij ondergaan hem als een oor
deel Gods. Wij praten niet ai de gru
ten. Blijkbaar had' zij alies uitstekend
overlegd, want zij noemde hem den
naam van 't hotel, waar hij kamers
moest nemen en hij bemerkte wel uit
haar woorden, dat zij 'Parijs goed ken
de. .Maar hij brak zich daarover en over
al het geheimzinnige niet meer zijn
hoofd. Als een slaaf boog hij zich voor
haar veel sterkeren wil. En de eenige
zorg, die hem verontrustte, was de
vrees, dat zijn lichaamskrachten niet
groot genoeg zouden zijn om de ver
moeienissen der reis te doorstaan en
verder ook de gedachte, dat er zich
nog een hindernis kon opdoen, die het
avontuurlijke plan nog kon doen mis
lukken.
Maar heb je er wel aan gedacht,
dat Ruth hier nog is, vroeg hij beklemd.
Ik kan toch eigenlijk niet heengaan
zonder eerst met haar gesproken te
hebben en afscheid van haar te nemen.
Bovendien heeft mijn moeder mij ge
zegd, dat binnen een paar dagen een
vriendin van haar uit Berlijn hier zal
aankomen. Wij zijn toch wel verplicht,
die <Lame te laten weten, dat zij niet
behoeft te komen.
Maar Hertha wilde van het een
noch van het andere iets weten.
Wij moeten zoo voorzichtig moge
lijk te werk gaan, zal niet alles ver
ijdeld) worden. Welk nut zou ook een
opwindend gesprek met ie nicht heb
ben Nu je onherroepelijk besloten
bent, je verloving met haar te verbre
ken, zal je de teleurstelling niet gerin
ger maken, door haar zulks mondeling
welen, die er geschieden, goed, maar
wij huiveren er van ook omdat ze
ons een blik doen werpen in de diepte
der zonde. Wij willen met alle kracht
steunen alies wat kan strekken om den
oorlog terug te dringen en niet de
brute macht doch het heilig recht op
aarde te doen heerschen.
Eenzijdige nationale ontwapening
zou ook gelet op onze ligging
een daad van groote roekeloosheid
zijn zou een daad zijn, waardoor de
regeering in beginsel als regeering van
een vrij volk abdiceerde zou zoo goed
ais zeker de bitterste ellende over ons
inroepen. Daarom zullen wij der regee
ring niet onthouden wat zij ter voorbe
reiding voor haar plichtsvervulling in
de ure des gevaars noodig heeft.
Heel iets anders is natuurlijk de niet-
eenzijdige beperking van bewapening
aan werkelijke ontwapening denkt
niemand dat is ook weer een van die
bedriegelijke leuzen die vrucht kan
zijn van overleg tusschen de verschil
lende staten. Zulk een overleg heeft
onze hartelijke sympathie en is zeker
van onzen warmen steun.
Collectief contract in 't boekdrukkers-
bedrijf.
Het collectief contract tusschen de
federatie van drukkerspafroons en de
gezellen-organisaties in de gisteren te
Amsterdam gehouden algemeene ver
gadering van den patroonsbond met
algemeene stemmen aangenomen.
Tot bestuursleden van den Ned.
Bond van boekdrukkers zijn gekozen
de heeren J. Oppenheim te Groningen,
K. de Wit, te Rotterdam, en tot be
stuurslid van den Chr. Bond de heer
J. van den Berg te Baarn.
VLESSINGEN, 18 DECEMBER.
De uitbreiding van onze haven.
Nadat in de Dinsdagavond gehouden
vergadering van de Tweede Kamer bij
de behandeling van hoofdstuk water
staat minister Van Swaaij zijn stand
punt had uiteengezet over de uitbrei
ding van onze haven, werd door den
heer Oud gerepliceerd.
Hij merkte op, dat de minister de
volledige verantwoordelijkheid draagt
mee te deelen. Voor beide partijen is
het beter dit schriftelijk af te doen. En
ik zal er wel voor zorgen, dat zij je reis
niet kan verhinderen.
Hij sprak haar niet verder tegen.
Maar hij hadi nog iets anders op zijn
hart, waarmee hij slechts aarzelend
voor den dag kwam.
Ik bezit op 't oogenblik maar be
trekkelijk weinig geld, verklaarde hij.
En 't zou minstens twee dagen
duren eer mijn bankier te Londen mij
van voldoende geldmiddelen kan voor
zien. Is het wezenlijk onmogelijk, daar
op te wachten.
Als wij eerst te Parijs zijn, hebben
wij daarvoor tijd genoeg, zeide zij. 't Is
niet noodig er op te wachten, want je
zult je er toch, hoop ik, niet tegen ver
zetten het geld voor de reis en de eer
ste dagen van ons verblijf in Frankrijk
van mij aan te nemen.
Nu waren al zijn bedenkingen het
zwijgen opgelegd en Hertha verliet hem
met het verzoek, zich dezen dag wat
te ontzien, om den volgenden dag des
te beter de vermoeienissen te kunnen
dragen.
Zij was juist in haar kamer terugge
keerd en was begonnen zich te kleeden
om uit te gaan, daar haar nog maar
een half uur over bleef, tot het afge
sproken uur, waarop zij dr. Relling zou
ontmoeten, toen miss Carewe aange
diend) werd.
Een seconde lang wist zij niet of zij
de Engelsche zou ontvangen of niet.
Zij kon zich in de verste verte niet
voor het besluit van den ministerraad
in zake de Vlissingsche haven, omdat
hij zich bij dat besluit had neergelegd.
Wanneer de minister zich niet met
dat besluit had kunnen vereenigen, had
hij als minister moeten heengaan
De hoefijzer-correspondent van het
„Hbld." schrijft
Naar het zich laat aanzien, bestaat
de mogelijkheid, dat een meerderheid
in de Tweede Kamer zich niet zal neer
leggen bij wat de regeering nu laatste
lijk in zake de Vlissingsche haven heeft
voorgesteld, maar uitvoering van het
volle werk zal zal vorderen. Nu willen
wij toch even waarschuwen tegen het ai
te strak spannen van den boog. Onze
meening over de houding der regeering
in deze aangelegenheid hebben wij nu
reeds eenige malen zóó duidelijk ge
zegd, dat niemand ons van gouverne-
mentaliteit in deze zal verdenken.
Ma,ar wij vragen alléén Hoe is
thans de zaak het best te dienen En
dat is ze zeker niet, dunkt ons, door
het aannemen van eenigerlei motie,
welke den minister (en misschien zelfs
de regeering) tot heengaan zou nopen.
Daarvoor is het nu, een half jaar vóór
de verkiezingen, te Iaat. Het had al
veel vroeger moeten geschieden en dan
hadde er nog een andere minister kun
nen komen om de zaak door te zetten
in overeenstemming met de motie
Van der Voort van Zijp. Thans zou
men, met een wegjagen van den heer
Van Swaay, practisch alleen bereiken
dat er voorshands niets werd gedaan.
Terwijl men, als hij blijft, mits met een
termijnbepaling omtrent aanbesteding
en gunning, ten minste een redelijke
kans heeft dat er nu eindelijk meer
voortgang komt in 't werk.
De Kamer kan zeker wel nuttig
werk doen door vast te siellen voor
haarzelve dat zij het nu voorgestelde
slechts op voorschot aanvaardt. Dat
hoeft de regeering niet te deren.
Maar een motie met politieke gevol
gen, waarmee men onmiddellijk het on
derste uit de kan zou willen haien,
ware o.i. niet in het belang van ae
zaak.
Die kreeg dan immers het lid op den
neus.
Het „Dagblad van Rotterdam" zegt
dat afgezien van de inconsequentie
voorstellen, waarom Randolph's ver
loofde haar wilde spreken. Zij was wel
zoo fijngevoelig, om het heel'onaange
naam te vinden het meisje te ontmoe
ten, wie zij zulk een groot leed zou
aandoen. Maar zij aarzelde slechts
even. Welke ook de redenen mochten
zijn, die Randolph's verloofde tot dit
bezoek noopten, in elk geval was het
Hertha van belang, deze te weten. En
zij vertrouwde op haar zelfbeheer-
sching om haar mededingster niets te
verraden.
Dus gelastte zij Lisette de bezoekster
die nog niet bij Randolph was geweest,
in het salon te laten. En nadat zij door
de half geopende deur een tijdlang het
bieeke, maar volkomen kalme gelaat
van het jonge meisje had gade gesla
gen, trad zij binnen.
Ik verzoek u mij te excuseeren,
dat ik u in hoed en mantel ontvang,
miss Carewe. Maar ik stond op 't punt
een boodschap te gaan doen, toen men
uw bezoek aankondigde.
Dan is 't aan mij me te veront
schuldigen. Ik hoop u niet lang op te
houden, maar het schijnt mij toe, dat,
wat wij samen hebben te spreken, niet
langer kan wachten.
Zij sprak zonder opwinding, met een
zachte, verlegen stem, wier klank even
als de uitdrukking van haar gezicht,
Hertha meer en meer er van overtuigde
dat zij van deze mededingster niets te
vreezen had.
(Wordt vervolgd.)