f^o t44 62e Jaargang 9924 =5? VRIJDAG 20 JUNI Die leuke, wol li ge, ruime hansopjes! ffoeveeJ moeite host het niet om ze schoon te houden Nieuwe Abonné's, GEMEENTEBESTUUR BINNENLAND Stads= en Provincienieuws VLISSINGSCHE COURANT INGEZONDEN MEDEDEELINGEN Na nog wat stoeienwaar het schoone nachtgoed zoo onder lijdtgaat het kindje slapen. Hoe grappig zien de kleintjes er mee uit. Ze otaan nog niet erg stevig op hun voetjes en vallen nogal eens een keertje, waarbij ze het dan altijd noodig schijnen te vinden zich zoo vuil mogelijk te maken, voor ze overeind krabbelen. Toch kunnen de moeders al die kleertjes weer schoon krijgen. Rinso, het voor treffelijke, nieuwe zeepproduct maakt het hun zoo gemakkelijk mogelijk, het over vloedige, vette sop weekt al het vuil los. Slechts erg vuile plekken moeten zachtjes met de handen gewreven worden. Het zwoegen aan de waschtobbe be hoort tot het verleden, wanneer ge Rinso begint te gebruiken. Neemt eens proef! Koopt nog heden een pakje! DE LEVER S ZEEP MIJ. VLAARDINGEN. die zich op de „VLiSSINGSCHE COU RANT" ingaande 1 Juli 1924 abonnee- ren, ontvangen de nog verschijnende nummers gratis. MEDISCHE POLITIE. De Burgemeester van Vlissingen brengt ter algemeene kennis, dat blijkens bij hem ingekomen ambtsberichten de havens aan de" Zwarte Zee zijn besmet verklaard we gens pest. Vlissingen, 20 Juni 1924. De Burgemeester van Vlissingen, M. LAERNOES, L.B KAMER-OVERZICHT. Eerste Kamer. Zitting van Donderdag. De haven van Vlissingen. De Eerste Kamer volgt een werk wijze die zeldzaam slecht is. Ze werkt; lepelsgewijze iedere dag een beetje en schiet dus niet op. Dinsdag begon ze aan waterstaat, Woensdag zette ze dit een uur voort, toen kwam de Minis ter aan het woord en hield ze weer op. En juist waren wij benieuwd naar het geen de Minister zou zeggen over de haven van Vlissingen, waarvoor de heeren Smeenge, Wibaut en Wester- dijk hadden gepleit. Wat toch water staat bezielt ten aanzien varudeze ha ven Het lijkt wel alsof meri'stiekum die zaak tegenwerkt en dat is nu uit het antwoord van den Minister wel gebleken, dat men den aanleg eigenlijk tegenwerkt. ;De Minister heeft geen zin in dezen aanleg. De uitvoering der Vlis- singsche havenwerken is niet financieel verantwoord. Er zijn millioenen noodig voor dit werk waarvan het nut niet heet vast te staan. Men kan zich vele illusies maken maar er is volgens den Minister weinig kans dat een belang rijk aantal schepen Vlissingen zal aan doen. Er is niemand die het bewijs kan leveren dat deze haven ook maar eenigszins aan haar doel zou beant woorden. Er zijn in Zeeland nog ver schillende voorzieningen die liggen te wachten, wegenverbetering, voorzie ning in zwaar vervoer tusschen Vlis- sifigen en Breskens, een kanaal van Sluis naar Breskens, dat door een rijke landbouwstreek zou gaan. Oorspronke lijk had de Minister acht ton uitgetrok ken voor de Viissingsche haven, doch de post werd weer afgevoerd omdat de commissie van werkverruiming niet gunstig adviseerde omtrent de uitvoe ring van dit werk en het eindcijfer der begrooting omlaag moest. Het was een regeeringsbesluit dezen post ai te voe ren. Bij de begrooting van 1925 zal de Regeering het standpunt ten aanzien van dit werk nader overwogen worden en uiteenzetten. Vlissingen is dus weer met een zoet lijntje in het riet gestuurd. Voor de zooveelste maal. Zal het in 1925 uit zijn De begrooting is weer goedgekeurd. Daarna is de rijwielbelasting met 23 tegen 8 stemmen goedgekeurd, waarna de West-Indische begrootingen aan de orde waren. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag. De Dageraad. Mr. Marchant heeft zich natuurlijk met kracht tegen den Minister verzet en hem vooral verweten dat hij aan sofistiek deed. Diens argumenteering berustte alleen op de uitdrukking dat ..volledige" ontwikkeling der mensche- lijke persoonlijkheid het doel was der vereeniging. Het stond vooraf vast dat deze statuten afgewezen moesten wor den. Daarin zat verkiezingspropaganda. Wanneer thans de linkerzijde voor het goed recht van „de Dageraad" opkomt en niemand deze vereeniging bestrijdt, zal bij de verkiezingen daaraan deze uitleg worden gegeven dat de geheele linkerzijde zich vóór het atheïsme heeft verklaard en dus zelf atheïstisch is. Dat zal de leuze zijn voor de rechtsche coalitie om op eenheid aan te dringen. Dat ds. Kersten nog verder wilde gaan dan de Minister en de overheid wil laten optreden voor de eere Gods en tegen het atheïsme is begrijpelijk. Mr. Van Schaik heeft de Katholieke opvatting der geloofsvrijheid uiteenge zet. Zij komt eigenlijk op hetzelfde neer als die van ds. Kersten maar is alleen iets meer opportunistisch, om de rust en de orde in de maatschappij te bewaren, maar ongeloof dient bestreden te wor den en in wezen wenscht hij geen vrij heid dan voor zijn eigen geloof. De rest wordt alleen getolereerd om on- eenigheid te voorkomen, en omdat men die anderen de gelegenheid wil laten tot de waarheid terug te keeren. in we zen is de opvatting even onverdraag zaam ais die van den heer Kersten men wil de macht der overheid gebrui ken om aan te vullen wat men aan geestelijk overwicht mist. Moet de heer Kersten niet dezelfde maatregelen eischen tegen de Katholieken. Eén ding is niet gebleken, nl. waarom de statuten van ,,de Dageraad" in strijd met zijn met de goede zedeji. De Mi nister heeft nog eens uiteengezet dat de beslissing was genomen op juridi sche gronden. Hij wil dat ongeloof vrij heid moet hebben mits de toepassing ervan niet in strijd komt met de goede zeden. En dit is het geval als de volle dige ontwikkeling van de menscheiijke persoonlijkheid wordt toegepast. De motie werd natuurlijk verworpen, rechts tegen links, 50 tegen 39. Herhalingsoefeningen en Invaliditeits wet. Men verzoekt er de aandacht op te vestigen in hun eigen belang, dat de dienstplichtigen, in het bijzonder zij, die voor herhalingsoefeningen in wer- kelijken dienst moeten komen zoo zij ingevolge de Invaliditeitswet verplicht verzekerd zijn hun rentekaart moe ten mede brengen. De Wester Schelde. Men meldt uit Brussel aan de „N. R Ct." De geul van Rilland blijft zich zelf uitschuren, hoewel men reeds eeni- gen tijd met het baggerwerk opgehou den is. Men heeft nu besloten het bag gerwerk te hervatten om zoodoende het werk van den stroom te helpen. Groote schepen zullen weldra zonder gevaar van deze geul gebruik kunnen maken, doch in afwachting daarvan blijft men baggeren in het nauw van Bath totdat de geul van Rilland de voorgeschreven diepte zal hebben. Op het oogenblik is de minimum-diepte in de geul van Rilland ongeveer 5>/2 meter doch er zijn tal van plaatsen met 8 meter diepte en meer. Schepen van 28 voet diepgang kunnen zoo noodig van de geul van Rilland gebruik maken, doch alleen bij hoog water, wat niet voldoende is. Men hoopt echter weldra de dorpels waarop slechts 5>/2 meter water staat, te hebben weggebaggerd. Reorganisatie P. T. en T. Op de vragen van den heer Boon in zake de reorganisatie van het staatsbe drijf van de P., T. en T. antwoordde de minister van waterstaat o.a. het vol gende Aangezien de voorgenomen reorgani satie o.a. haar grond vindt in een nood zaak van bezuiniging, zooals die zien thans allerwegen in den staatsdienst doet gelden, en bezuiniging nu eenmaal zonder aantasten van persoonlijke be langen niet mogelijk is, is het zeer wel verklaarbaar dat de reorganisatiewerk zaamheden haar weerslag hebben op het personeel. Het is ook met het oog hierop, dat de werkzaamheden dei- commissies zoc snel mogelijk verloo- pen, opdat de voor velen zeer pijnlijke onzekerheid omtrent de eindelijke be slissingen zoo kort, als met een ernstige behandeling kan worden overeenge bracht, zal duren. Een onrust, van an deren aard dan de hiervorenbedoelde, ten gevolge van bepaalde getroffen maatregelen, is den minister niet be kend. Uit de reeds uitgebrachte voor- loopige verslagen en uit verdere inlich tingen weet de minister, dat de reorga nisatie wordt overwogen en voorbereid naar, na rijp overleg, gekozen gezichts punten. Voorlichting van deskundigen buiten de commissies wordt daarbij, voor zoover noodig, te baat genomen. Deze, naar zijn oordeel volkomen juiste wijze van werken is, naar het hem wil voorkomen, niet wel vereenigbaar met het vragen van een oordeel daaromtrent van de aanstaande, echter nog niet be paalde leiding veeleer schijnt het hem aangewezen, dat de keuze der leiding door de beslissing aangaande de reor ganisatie wordt bepaald. Regeling van het autobusverkeer. De anti-rev. „Rotterdammer" houdt een pleidooi voor de regeling van het autobusverkeer en het schrijft daarover het volgende Dat van overheidswege een regeling voor het verkeer met de autobus noo dig is, voelt ieder. Dergelijke regeling moet van twee kanten worden bezien. In het belang van de veiligheid van het publiek dienen eischen te worden ge steld met betrekking tot de deugdelijk heid van het materieel en de betrouw baarheid van den bestuurder. De tegen woordige wetgeving stelt slechts ten deele tot bereiking van dit doel in staal. Krachtens de wet van 1880 „betreffende de openbare middelen van vervoer met uitzondering der spoorwegen" kunnen alleen eischen voor de wagens gesteld worden vóór de opening van den dienst, maar is eenmaal de exploitatie aange vangen, dan staat de overheid mach teloos. Ook voor controle op de ge schiktheid van den bestuurder laat de wettelijke regeling in den steek. Voor de beveiliging van het publiek kan alzoo een ingrijpen van de overheid niet wor den ontbeerd. Toch mag deze bemoeie nis niet worden beheerscht door de be geerte om het bestaan van de autobus onmogelijk te maken. Uitingen van den minister van waterstaat, handelingen van den Haagschen burgemeester en andere autoriteiten wekken de gedachte alsof men dezen ongenooden gast in het verkeersleven zoo spoedig mogelijk wil doen verdwijnen. Als een gevaarlijk concurrent, die het bestaan van spoor en tram bedreigt, wordt de autobus door sommige magistraten gevreesd. Die geestesstemming is ook een gevaar voor het publiek. Goede wettelijke re geling zal èn het publiek moeten be waren voor misbruiken van autobus exploitanten èn voor machtsoverschrij- ding van verstoorde magistraten. Alleen bij die dubbele beveiliging zal de autuobus zijn triomftocht zegenrijk kunnen voortzetten. VLISSINGEN, 20 JUNI. Onze haven. De minister van waterstaat heeft gis teren zijn persoonlijke meening gezegd over de havenwerken te Vlissingen. Hij acht het niet verantwoordelijk om daar voor bij den berooiden toestand van 's lands financiën millioenen te beste den, waar dit een werk is, waarvan het nut twijfelachtig moet worden geacht. Spr. grondt die zienswijze op advies van deskundigen. De heer Smeenge heett gewezen op de beteekenis van Vlissingen als vluchthaven. Spr. weet niet, of deze dit argument heeft ontleend aan een artikel uit 'het „Handelsblad", doch het heeft hem verwonderd deze zienswijze uit den mond van een deskundige als den heer Smeenge te hooren. Want, naar aan spr. is medegedeeld, zullen de schepen daarvan geen gebruik maken. Zij kun nen beter op stroom blijven liggen om op het getij te blijven wachten. Dan be hoeven zij geen nieuwen loods aan boord te nemen dat is voordeeliger. De brieven, van buitenlandsche scheep vaartmaatschappijen, waarop de heer Wibaut zich beriep, hebben voor spr. niet veel beteekenis. Zulke getuigenis sen zijn nog geen contracten. Spr. acht zich dan ook niet verantwoord voor de havenwerken te Vlissingen millioenen uit te geven, zoolang het nut daarvan niet voldoende verzekerd is. Ook kan hij in deze werken ten hoogste een lokaal belang van, Vlissingen en zijn naaste omgeving zien. Bovendien zijn er in Zeeland belangrijker desiderata te vervullen als het overzetveer Vlissingen Breskens en het kanaal SluisBres kens. Als het geld voor de havenwerken te Vlissingen wordt uitgegeven, dan zullen deze werken in de verdrukking komen. Ook spr. kan de millioenen maar eenmaal uitgeven. Het is niet meer zooals vroeger, dat de minister van waterstaat uitdeeling houdthier een brug, daar een locaalspoor enz. Onder deze omstandigheden kan spr. op. dit oogenblik geen gelden voor de havenwerken beschikbaar stellen. Nu zegt men maar er is een wet, die door den minister moet worden uitge voerd. Inderdaad juist. Spr. had dan ook aanvankelijk een post van 8 ton op de 'begrooting gebracht voor 't maken van een kaaimuur, doch de regeering besloot alle nieuwe werken van de Wa- terstaatsbegrooting af te voeren, voor zoover niet de commissie voor de werk verruiming deze werken voor de werk loosheidsbestrijding gewenscht achtte. Deze commissie heeft toen over ver schillende werken, advies uitgebracht. Zij heeft de havenwerken te Vlissingen niet aangewezen als gewenscht voor de werkloosheidsbestrijding en spr mocht dan ook voor deze werken geen supple- toire begrooting indienen. Voorloopig zal dan ook aan de zaak niets worden gedaan. De regeering zal echter veór de begrooting voor 1925 haar stand punt ten aanzien, van de haven van Vlissingen uiteen zetten. Spr. meent, dat zijn beleid in deze zaak geen blaam kan treffen en dat de uitlatingen, dien aangaande in de pers niet gerechtvaar digd zijn. De heer Smeenge toonde zich niet bevredigd over het antwoord van den minister inzake de haven van Vlissin gen. Wat hier is gebeurd, was niet zoo als het behoorde. De heer Wibaut sloot zich bij den vo- rigen spr. aan. Wat de minister zeide over het voldoende vaststaan van de productiviteit der haven van Vlissingen geeft spr. aanleiding op te merken, dat deze productiviteit slechts in zeer wei nige gevallen objectief vaststaat. Minister Van Swaay heeft dus ge sproken. Hij ziet het nut van de haven te Vlis singen niet in. Kan het fraaier, zoo vragen wij. Een minister der Kroon, legt een be sluit van de Tweede Kamer eenvoudig naast zich neer en gaat zijn eigen gang. Dat er voorloopig van de havenplan nen dus niets komt, is zoo goed als zeker. De begrooting van, waterstaat is door beide Kamers aangenomen. In de Tweede Kamer heeft de minis ter de leden misleid een ander woord past niet met de mededeeling dat hij, zoo noodig, bij suppletoire begrooting gelden voor de haven te Vlissingen zal aanvragen en in de Eerste Kamer was het lakonieke antwoord dat hij het nut van de haven niet inziet. Zullen de leden van de Tweede Ka mer met dit antwoord genoegen nemen? Wij hopen het niet en, verwachten, dat den minister nogmaals aan het ver stand zal worden gebracht dat hij ver plicht is gevolg te geven aan het votum der Tweede Kamer. Intusschen wordt de uitvoering der havenwerken maar voortdurend ver traagd en, wij vragen ons af wanneer deze werken nu eindelijk gereed zullen zijn. Naar uit de Kamerverslagen blijkt was 't afvoeren van den post betreffen de de verbetering van de haven een re geeringsbesluit en treft dus den minis ter van waterstaat niet alleen de schuld,

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1924 | | pagina 1