P ZATERDAG 3 MAART iUKIUT Eerste Blad 62e Jaargang' il924 kol! icolladc Maatschappij m oniurt tEN EN VEE. 00 "W ine winst" gemeentebestuur FEUILLETON DE VROUW ZONDER HART Bedenkelijk verschijnsel. Brieven uit de Hofstad ,[VoÖ»8 VLISS1NGSCHE COURANT 0lt nummer bestaat uit 2 bladen lird init Eingang verlegt nach (Kade G 138. fat—Qiacisstraat No. 257 gesmolten f 0.<IO sgebakt 0.50 en en ,0.75 0.70 0.75 0.85 110 kjes f 75 0.80 fen f O 65 0.70 O.50 m O.60 o.a llies per pond. Ploedvorst 6 cent per obs. bfd aanbevelend. s nieuw, irima staat ÏSDDELBURG fertour, Koop en Verkoop i Dieitstoanvragen, enz. taling, van 1-5 regels get meer 15 cent - STBODE :aak). Zrch aaj: te |ENS, hoek Walstr. ivraagd een uxe 2e hands NRIJWIEL, soliede HEEREN- zeer billiijken prijs A. KUP, Bellamy- SCHVROUW raagd. frGENEEL, Schelde- aan tegen 15 April bn MEISJE tv of hulp in de huis- cunnende naaien, v lalf jaar in Holland bevr. Nieuwstr. 33. •JONGEN raagd. cobstraat 5. ddelb. - Rotterdam ;elegen plaatsen. an" passagiers Y. 1141. t. Mil lart Y.B. SM Y.0 8 8 8 i» 8 JM t» V. Transport- en Mf Ervan O VOS, ESfraoOBH.TsllJ» 03TEaHOUT,T»l. a'» soorten JK BEKENDMAKINO. r.fleacnheld tot koetelooze inenting en herinenting. BurB en Weth. van Vlissingen maken hekeni, dat op Vrijdag 7 Maart 1924 en 1 marts op den eersten Vrijdag van elke (maand des voormiddags tusschen 8'/2 en 9 I" gelegenheid zal bestaan tot koste- llooze inenting en herinenting van de inge- Izeienen die zich daartoe aanmelden bij Iden eemeentegeneeskundige, den heer J. 1 Beiiers, arts, ten zijnen (huize, ingang Pa- 4 Maart 1924. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. BEKENDMAKING. Herijk der meten en gewichten. Burg. en Weth. van Vlissingen maken bekend A. Dat dit jaar voor den herijk van maten en gewichten tn deze gemeente zitting zal vorden gehouden in een der lokalen van iet v.m. Distributiegebouw aan de Wilhel- itraat, op alle werkdagen van 17 Maart lot en met 2 April e.k., en wei ais volgt Voor verkoopers van nieuwe maten en ichten en voor de Koninklijke Maat- jhappij „de Schelde" op Maandag 17 Kaart van 912 en van 14 uur Voor apothekers, goud- en zilversmeden, in voor hen, wier familienaam, naam der irma of vennootschap begint met de let- A op Dinsdag 18 Maart van 9—12 en ian 1—4 uur Wem met de letter B op Woensdag 19 laart van 912 en van 1—4 uur Idem met de letters C, D, E of F op wderdag 20 Maart van 9—12 en van 4 uur Idem met de letters O, I of J op Vrijdag 1 Maart van 912 en van 14 uur Idem met de letter H op Maandag 24 Maart van 912 en van 14 uur Idem met de letters K of L op Dinsdag [25 Maart van 9 tot 12 en van 1—4 -uur Idem met de letters M of O op Woens- iag 26 Maart van 9—12 en van 1—4 uur klem met de letters N of P op Donder- ig 27 Maart van 912 en van 14 uur Idem met de letters Q of Rop Vrijdag Maart van 912 en van 1—4 uur Wem met de Ietter S op Maandag 31 aart van 912 en van 1—4 uur klem met de letters T, U of V op Dins dag 1 April van 912 en van 14 uur Idem met de letters W, X, Y of Z op Woensdag 2 April van 9—12 en van 13 i r. B. Dat de maten en gewichten schoon, hoog en roestvrij moeten worden aange boden om onderzocht te kunnen worden C. Dat betaald moet worden voor ter lerijk aangeboden maten en gewichten, als ook voor het justeeren van gewichten en wel ten bate van 's Rijks schatkist, (K. B. ran 23 October 1919, Stbl. no. 611—612 D. Dat de maten en gewichten die ge- Itempeld worden met het afkeuringsmerk A niet in winkels enz. teruggebracht 'en worden Dat de maten en gewichten vóór 1 Ictober 1925 gestempeld moeten zijn met e letter b en dat er bij verzuim of verbitt ering om van de onder A genoemde zit- ng .gebruik te maken, nog gelegenheid estaat maten en gewichten te laten her ken aan het ijkkantoor te Middelburg, dat 1924 geopend is op 3, 4, 24 en 25 tpril15 en 16 Mei, 5, 6, 26 en 27 Juni an 9—12 en 1—4 uur, 17, 18, 24, 25 en 31 u», 1, 28 en 29 Augustus van 91 uur en 19 September van 912 en 14 uur. Oorspronkelijke Hollandsche detective roman door R. J. BRANDENBURG, chrijver van „Het doodend Zwijgen". b Tel. 366 De bankier had om haifnegen zijn 'oning in de Laan van Meerdervoort wiaten, was met de tram naar 't Plein ereden, daarna door de Korte Poten aar de Spuistraat gewandeld, om si- aren te koopen de winkelier ver aart, dat de heer Van Molen om- s kwart voor negenen zijn winkel eelt verlaten en schijnt daarna aan- ysproken te zijn door een heer. De Tjaker van den Particulieren Veilig- dienst heeft althans den directeur een anderen heer om een uur of Sen het Bankgebouw zien binnen- *dan. lik1'! ^en heei' Van Molen duide- e[ke,,d den tweeden persoon I p. i*niet, hij heeft hem ook niet in gezicht kunnen zien, daar hij een ion* met vriï breeden rand droeg lanVS„een cover-c°at jas het was een ïen i„?erScïon' zeker "'et ouder dan ioon s.lt? dertiS. veertig. Deze per- de Bant °"goveer een kwartier later )lee' hiï storinte"' ZC--r °P zijn gemak 'an tn tij,, om Z1!n handschoenen bewakoa"' 8chter met z'jn rug naar tij i„ ,i„ f!el<eercl. daarna verdween "ad. Tnpn'C va* centrum der om elf uur de directeur nog Na 1 October lederen Donderdag en Vrij dag van 9I uur. F. Dat de milligram-gewichten niet op de herijkzitting, maar alleen aan de ijkkanto- ren herijkt kunnen worden. (Opzending per post franco met ingesloten postbewijs groot 10 cent per aangeboden milligram- gewicht, vermeerderd met porto voor te rugzending). Vlissingen, den 5 Maart 1924. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. Er zullen allicht niet velen onder ons gevonden worden, die zonder eenig morren hun belastingplichten nakomen. Belastingen te betalen is nu eenmaal een onaangename taak voot menigeen. En dat is te begrijpen immers er be staat vaak een zeer uiteenloopend in zicht omtrent hetgeen men betalen wil en hetgeen men betalen moet. Het eerste hangt van ons eigen inzicht af, nopens hetgeen we redelijkerwijze aan de onkosten der gemeenschap mede behooren te dragen, het tweede is het Inzicht in ons draagvermogen en onze verplichtingen, hetwelk de fiscus er op nahoudt. Dat fiscale inzicht steunt op zijn beurt op tallooze gegevens, voor schriften, bepalingen enz. bedoeld voor een algemeen belastingniveau, en waar bij het individueele maar heel weinig kan doen medetellen, met dit gevolg, dat er dikwijls een gapend verschil ont staat tusschen hetgeen het belasting biljet van ons eischt en hetgeen we, die natuurlijk het best van onze eigene om standigheden op de hoogte zijn, naar behooren meenen te willen en te kunnen offeren. Daarbij komen dan nog andere factoren, die de meening dat de opge legde belasting onbillijk" is, versterken als onder meer de overtuiging dat met die vaak zoo enorm moeilijk op te bren gen penningen, soms al heel raar en onoordeelkundig wordt omgesprongen, een overtuiging die maar al te dikwijls op niet te loochenen gronden rust. Dit zullen we echter ditmaal maar onbe sproken laten. De wrevel, de afkeer, ja het diep verzet tegen al wat belasting heet, is er bij velen niet minder om. Dat verzet nu uit zich op zeer ver schillende wijzen, die gelukkig maar, slechts zelden naar buiten treden en den behoorlijken gang van zaken, welke elk belastingstelsel nu eenmaal niet missen kan, storen. Ten slotte voldoet, in het algemeen gesproken, de belastingbeta ler nauwgezet zijn fiscalen plicht. Toch is er een categorie onder de Nederland- sche burgers, die hun verplichtingen ten dezen niet nakomen, en dat weliswaar niet door tegenover de gemeente of den staat als wanbetaler te staan te komen, dan wel meer door zich aan de opleg ging hunner fiscale verplichtingen, al van te voren, te onttrekken. Dat zijn de genen, die niet door beroep of ambt aan de plaats hunner inwoning of aan hun land gebonden zijn. Waar anderen zich, met hoe grooten tegenzin dan ook, de van hen geëischfe opofferingen moeten getroosten, nemen zij den reisstaf ter hand, vegen zich het vaderiandsche stof van de schoenen, cn trekken naar el- niet verschenen was, begon de bewaker argwaan te koesteren. Het was natuur lijk mogelijk, dat <ie bankier was blijven werken, maar de bewaker besloot toch eens te gaan kijken... Zn het privé- kantoor brandde licht. Hier was niets bijzonders te zien. Ook in de gang en boven de trap, welke naar de brand vrije kluis leidde, was het electrische licht ontstoken. In de kluis wachtte den waker een vreeselijke aanblik. De ban kier lag lang uit op den grond, zonder eenig teeken van leven. Het gelaat was rood en opgezet, de oogen staarden wild en verschrikt. De loketten van de safe waren geopend en de waardevolle papieren verdwenen. De politie opbellen was het werk van een oogenblik. Het lijk werd in beslag genomen en naar het ziekenhuis ver voerd, waar de dokter verklaarde geen uiterlijk teekenen van geweld te kunnen vinden. De gerechtelijke schouwing zal morgen plaats hebben. De nachtwaker is absoluut betrouwbaar. Den heer, die den directeur heeft vergezeld, wordt verzocht zich bij de politie aan te melden." „Hoe naïef I" riep ik uit. „Die is er natuurlijk met het geld vandoor." „Vermoedelijk wel", zeide Arthur „maar absoluut zeker is het niet. Wan neer hij zich echter niet komt aanmel den. kan men hem wei als den dief beschouwen." „En als den moordenaar." „Als hef een moord is maar laten wij verder lezen." De rest van het verslag was kort. In de safe waren geen sporen van een ders. De gemeentelijke, zoo goed als de staatsschatkist heeft hen voor het na kijken. Waarbij nog komt, dat al dege nen die in land en stad achterblijven, naar verhouding van hun aantal en be lastbare draagkracht, het aandeel der vertrokkenen in de algemeene belas tingopbrengst krijgen over te nemen en derhalve hun aanslag, naar gelang, zien verhoogd worden. Er kan, we zullen het niet ontkennen, een zekere menschelljke voldoening liggen in het feit, zich van een met te genzin ontvangen verplichting te ont doen. Temeer daar in dit geval die te genzin van soms deugdelijke argumen ten voedsel ontvangt.'Inderdaad worden de welgestelden, de vermogenden, de rijken, en om dezen gaat het hier in hoofdzaak, door den fiscus vaak weinig meedoogend bejegend. En men kan er zich indenken, dat tenslotte de natuur het van de leer dreigt te winnen, en zij die anders er niet aan gedacht zouden hebben, uit stad en land weg te trekken, er, geprikkeld en ontstemd, den brui aan geven. Met have en goed, met ge heel de opbrengst van hun fortuin, gaan ze de grenzen over, om elders een mil der gestemden fiscus te vinden. Of dit hun altijd lukt, valt te betwijielen, daar geen enkel beschaafd land ter wereld het zonder belastingen doen kan. En dan zijn zij, alweer door hun fortuin, er de eersten aan toe om ook ginds te moeten betalen, wat zij hier zoo gaarne in eigen zak behouden hadden. Die vlucht voor het vaderiandsche belas tingbiljet kan misschien eenig voordee- lig verschil uitmaken, ontkomen doet niemand aan de vangarmen van den fiscus. En zoo er mochten zijn, die op de een óf andere wijze zich toch daaruit weten los te maken, door bijvoorbeeld maar steeds ambulant te blijven, dan dunkt ons, die vrijheid nog al duur en moeilijk gekocht te zijn. Niettemin, er zijn er velen in ons land dié zich aldus onttrekken en onttrokken hebben, aan wat de eerste staatsbur gerlijke plicht mag heeten mede te werken, naar staat en vermogen, aan de instandhouding der gemeenschap. In toenemende mate neemt dit verschijnsel toe, en reeds zijn in de laatste tijden voor honderden millioenen aan Neder- landsch belastbaar vermogen de gren zen overgegaan. Reeds heeft bij de staatsbegrooting de minister van finan ciën het bedenkelijk verschijnsel vol mondig erkend en het zoo ernstig ge noemd, dat hij er met zijn ambtgenoot aan buiteniandsche zaken over te rade zou gaan. Inderdaad is daarbij het woord „onvaderlandslievend" genoemd en dient in vele, niet wellicht in alle ge vallen, dit woord juist te heeten. Want de financieele nood van het land duurt nog onverminderd voort, gepaard gaand met een zeer moeilijken tijd voor groote en kleine bedrijven. Door zich aan dien nood te onttrekken en niet mede te helpen om dien te lenigen, ma ken de wegioopers de taak der achter- blijvenden dubbel zwaar. Want niet al leen, gelijk wij reeds opmerkten, moet door anderen naar verhouding meer worden opgebracht, deze derven ook voorzoo ver zij door hun zaken, als win- worsteling alleen was door den val het hoofd van den doode door de stee- nen geschaafd, waaraan een weinig bloed kleefde. De Bank loofde een pre mie uit van tien duizend gulden voor den persoon, die inlichtingen zou kun nen verstrekken, welke tot aanhouding van den dader, wiens spoor geheel scheen te zijn uitgewischt, zou leiden. „Het is een vreemde historie" meen de ik. „Niet zoo veemd als de reeks van gebeurtenissen, welke door bet doo dend zwijgen werden veroorzaakt", merkte Arthur op. „Ja, maar hier staan wij gelukkig heelemaal buiten". Sinds ik Arthur weer veilig terug heb uit den oorlog, is mij de lust tot ge vaarlijke experimenten, waar ik vroeger zoo naar had verlangd, wel eenigszins vergaan. „Dat weet ik nog niei zoo zeker", antwoordde mijn man „die Van Molen is, als ik mij goed herinner, een zwager van oom Van der Heule". Hij keek mij plagend aan. „Je zult je bier toch niet weer mee gaan bemoeien riep ik uit. „Ik beloof je, dat ik mij voorloopig met deze affaire niet zal inlaten", zei hij en gaf mij een arm. „En laten wij nu deze heele historie maar vergeten en lekker gaan slapen." Wij gingen naar boven en lieten dien nacht de ramen wijd open, om volop te kunnen genieten van de frissche lucht, welke in den wannen zomernacht zulk een heilzame uitwerking pleegt te heb ben en zulk een perfect slaapmiddel. keiier, als neringdoende of anderszins, daarvoor in aanmerking komen, een deel hunner winst, die zij anders door opdracht of bestelling dier vermogen- den hadden kunnen verkrijgen. Dat deze bedragen over het geheel genomen zeer aanzienlijk zijn, valt licht te begrijpen en de zeer zware tijdsomstandigheden worden er zoodoende nog ernstiger door. Tenzij bijzondere dwingende re denen in het spel zijn, dient dat in toe nemende mate zich onttrekken van ve len aan hun verplichtingen jegens ge meente of land niet alleen een zeer be denkelijk verschijnsel genoemd te wor den, maar tevens een van weinig vader landsliefde getuigende daad te heeten. ÏNGEZONDEN MEDEDEEL1NOEN. Kunstsubsidie. Overheidsbemoeiing. Naar de dagbladen vermeld hebben zullen de drie groote steden probeeren tot overeenstemming te geraken ten aanzien van de wijze van subsidieering der kunst-gezelschappen. Op zichzelf is dit een braaf voornemen en misschien gelukt het een algemeen modus vivendi te vinden. Wanneer men echter niet van de gedachte uitgaat vóór alles de belasting op de publieke vermakelijk heden waaronder de instellingen op kunstgebied ook zijn ingedeeld af te schaffen, blijft het een hopeloos ge pruts. Alle pogingen om de kunst te subsidieeren terwijl eerst een zware be lasting op de voorstelling is gelegd, doen denken aan het bedrijf van den man die eerst een bijt in 't ijs hakt, dan er planken over legt en ten «lotte aan ben die over die planken loopen, 'n gift vraagt. Er is op dit oogenblik niets zoozeer in het nadeel van het bezoek aan kunstvoorsfellingen ais de hooge entrée-prijzen. Wanneer die met 20 konden worden verlaagd zou het bezoek ongetwijfeld toenemen en zouden de gezelschappen langs den normalen weg meer geld in de lade krijgen. Tracht men de kunst te steunen door middel van subsidies die genomen wor den van de belastinggelden die de fiscus eerst van de vermakelijkheden binnen- graait dan blijft een deel daarvan aan den maat- en den strijkstok hangen d.w.z. wordt besteed tot salarieering van de belasting-ambtenaren. We verwachten dus weinig van de pogingen die op initiatief van den Haag- schen burgemeester worden gedaan om tot een uniforme regeling der kunst subsidies te geraken. Wil men de kunst van overheidswege bevorderen, dan is er maar één methode en die bestaat in het wegnemen der belemmeringen en het steunen van de kunstenaars indivi dueel. Verleden week wezen wij juist op de groote noodzakelijkheid dat de zorg voor den ouden dag van artisten door den Staat wordt geregeld. Dit zou al een belangrijke zaak zijn. Wat wij wenschen is een overheidsbemoeiing, die de omstandigheden voor de ontwik keling van de Kunst gunstiger maakt het beschikbaar stellen van gelegenhe den voor exposities, voor uitvoeringen, zoodaf het contact tusschen het publiek beter werd. Op tal van plaatsen in de stad staan schoolgebouwen, die vele weken van het jaar, nl. gedurende de vacanties renteloos staan. Waarom de ze niet ter beschikking gesteld van hen, die de producten van hun kunst willen exposeeren waarom de fraaie gym- Arthur lag heerlijk rustig te slapen, ik was er jaloersch op, maar ik werd telkens wakker door het getroemp der booten, welke uit de zee kwamen aan gevaren. Dan ging ik rechtop zitten en zag de rijen van lichtjes op de schepen, de roode lantaarns in de masten, voor bij het venster glijden. En een paar kleine lichtvlekjes vlogen door het donker, het schip, waarvan ik de om trekken slechts raden kon, te gemoet. Ik gevoelde groote bewondering voor die wakkere loodsen, die maar steeds klaar schenen te staan om hulp te bren gen, waar die werd gevraagd. Tegen den morgen, de ruischende golven zongen een wiegelied, sluimerde ik in, droomend van zakken met goud en van een man met een rond, rood gezicht, die er bovenop lag. Wij stonden niet te laat op, lazen het ochtendblad aan het ontbijt. Er stond weinig nieuws in. Het gestolene bedroeg tien duizend gulden ruim aan contanten en honderd vijftig duizend gulden aan effecten en geldswaardige papieren. De schouwing had niets bijzonders opge leverd. De doctoren schreven den dood toe aan hartverlamming, ten gevolge van een plotselingen hevigen schrik. De bankier was lijdende aan een hartkwaal. Ik zat in gedachten verdiept en Ar thur trok mij de courant uit mijn han den en herinnerde mij aan onze af spraak van den vorigen avond, om de zaak te laten rusten. „Het is heelemaal niet goed voor je", zei hij. Ik trok een pruilend mondje. De aan trekkingskracht van het geheimzinnige, ZAL fK HANDHAVEN "VEBKRUeeN^D EAU DE COLOGNE DÜBARRY nastiekiokalen niet zóó gemaakt dat ze bruikbaar zijn voor kleine concerten of voordrachten De overheid heeft altijd het vereenigingsleven genegeerd, ja zelfs heeft de fiscus ook daarop zijn loofklauwen uitgeslagen door vijftig gulden te vragen voor de goedkeuring der statuten, in alle wijken eener groote stad bestaat behoefte aan vergader lokalen de gemeente heeft ze bij mas sa's gebouwd voor de scholen. Vaak hebben wij er op gewezen dat Den Haag vóór alles, vóór een stadhuis, vóór een museum dringend noodig heeft een congres-gebouw dat de gemeente ter beschikking kan stellen voor alle groote vergaderingen van vereenigin- gen. De overheid kan oneindig veel doen voor de bevordering van het ge meenschapsleven door indirecte verge makkelijking. In plaats daarvan heeft het herhaal delijk het gemeenschapsleven belem merd, o.a. door de belastingheffing, die ongelooflijk domme bureaucratische in menging. Een vereeniging bijvoorbeeld die zich ten doel stelt eerste hulp bij ongelukken te bevorderen, houdt een openbare les om propaganda te maken. De fiscus ligt op de loer of zij een paar kwartjes extra durft te vragen want dan eischt hij er dadelijk een dubbeltje van op. Dat zijn altegader van die fou ten die niet worden goedgemaakt met subsidieeringstelseltjes waarin de over heid onvermijdelijk tot onbillijkheden moet komen omdat zij geen maatstaven weet te stellen. De bemoeiing der overheid is helaas al lang overgeslagen in bemoeizucht en bemoeiziekte en meer dan iemand ooit zal kunnen taxeeren, is daarmede scha de gedaan aan de particuliere energie, die zich nergens meer kan ontplooien of de overheid loopt haar onmiddellijk in den weg. Gelukkig komt er eenige kentering en begint men in te zien dat de plaats der overheid gelimiteerd moet worden. Wie dit echter nog niet inziet, is de Haag- sche burgemeester, die wederom een oekase heeft uitgevaardigd door alle autobusverkeer op Rijswijk en Delft stop te zetten ten gerieve van de tram maatschappij die nu eindelijk eens ge voelt dat zij jarenlang het publiek heeft uitgebuit en die nu zelf met autobussen zal gaan rijden. Men staat er in Den Haag verstomd van dat een dergelijke overheidsbemoeiing mogelijk is en voor de zooveelste maal keurt men algemeen het belerd van den burgemeester af. Het wordt dringend tijd dat eindelijk Den van het misdadige, oefende zijn oude werking weer op mij uit. Dien morgen, een stralende zonne dag, maakten wij ons laatste en eenig- ste tochtje hier. Met een miniatuur trammetje, waarvan het hijgende loco motiefje telkens korte, eigenwijze stoo- ten gaf, reden wij naar Zoutelande. On derweg moesten wij werkelijk nog een keer overstappen, net als bij een heu- schen trein. Langs een kronkelend land wegje, dat de conducteur ons aanwees anders hadden wij het zeker niet ge vonden kwamen wij in het aardige dorpje, waarvan de voor het meeren- deel houten huizen vlak tegen de hooge duinen aanliggen, waartegen hun heige schilderde kleuren pikant afsteken. Wij klommen naar boven, op den top van een duin, waartegen typische villa's met roode pannendaken werden ge bouwd. Daar zagen wij de wijde zee en hoorden duidelijk haar eindeloos lied, een lied van leven en dood. Zoo ver het oog kon zien, strekte zich de deinende watervlakte, waarop tal van scheepjes dobberden, uit. Arthur vertelde mij, dat het de Vlissingsche visschersvloot, be mand met Arnemuider visschers, was, die daar voer om de schatten der zee in de netten op te halen. Reeds 's morgens om vier uur waren zij uit de haven ver trokken. „Brrr", rilde ik even. „Een zwaar bestaan", zei Arthur, „en het levert weinig op. Maar die men- schen zijn gelukkig met hun werk, hun vrouw en hun kinderen. Zij verlangen geen weelde." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1924 | | pagina 1