P
ZATERDAG 3 MAART
iUKIUT Eerste Blad
62e Jaargang'
il924
kol!
icolladc
Maatschappij m
oniurt
tEN EN VEE.
00 "W
ine winst"
gemeentebestuur
FEUILLETON
DE VROUW ZONDER HART
Bedenkelijk verschijnsel.
Brieven uit de Hofstad
,[VoÖ»8
VLISS1NGSCHE COURANT
0lt nummer bestaat uit 2 bladen
lird init Eingang
verlegt nach
(Kade G 138.
fat—Qiacisstraat
No. 257
gesmolten f 0.<IO
sgebakt 0.50
en
en
,0.75
0.70
0.75
0.85
110
kjes f 75 0.80
fen f O 65 0.70
O.50
m O.60
o.a
llies per pond.
Ploedvorst 6 cent
per obs.
bfd aanbevelend.
s nieuw,
irima staat
ÏSDDELBURG
fertour, Koop en Verkoop
i Dieitstoanvragen, enz.
taling, van 1-5 regels
get meer 15 cent
-
STBODE
:aak). Zrch aaj: te
|ENS, hoek Walstr.
ivraagd een
uxe 2e hands
NRIJWIEL,
soliede HEEREN-
zeer billiijken prijs
A. KUP, Bellamy-
SCHVROUW
raagd.
frGENEEL, Schelde-
aan tegen 15 April
bn MEISJE
tv of hulp in de huis-
cunnende naaien, v
lalf jaar in Holland
bevr. Nieuwstr. 33.
•JONGEN
raagd.
cobstraat 5.
ddelb. - Rotterdam
;elegen plaatsen.
an" passagiers
Y. 1141.
t. Mil
lart
Y.B. SM
Y.0
8
8
8
i»
8
JM t»
V. Transport- en Mf
Ervan O VOS,
ESfraoOBH.TsllJ»
03TEaHOUT,T»l. a'»
soorten
JK
BEKENDMAKINO.
r.fleacnheld tot koetelooze inenting en
herinenting.
BurB en Weth. van Vlissingen maken
hekeni, dat op Vrijdag 7 Maart 1924 en
1 marts op den eersten Vrijdag van elke
(maand des voormiddags tusschen 8'/2 en 9
I" gelegenheid zal bestaan tot koste-
llooze inenting en herinenting van de inge-
Izeienen die zich daartoe aanmelden bij
Iden eemeentegeneeskundige, den heer J.
1 Beiiers, arts, ten zijnen (huize, ingang Pa-
4 Maart 1924.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
BEKENDMAKING.
Herijk der meten en gewichten.
Burg. en Weth. van Vlissingen maken
bekend
A. Dat dit jaar voor den herijk van maten
en gewichten tn deze gemeente zitting zal
vorden gehouden in een der lokalen van
iet v.m. Distributiegebouw aan de Wilhel-
itraat, op alle werkdagen van 17 Maart
lot en met 2 April e.k., en wei ais volgt
Voor verkoopers van nieuwe maten en
ichten en voor de Koninklijke Maat-
jhappij „de Schelde" op Maandag 17
Kaart van 912 en van 14 uur
Voor apothekers, goud- en zilversmeden,
in voor hen, wier familienaam, naam der
irma of vennootschap begint met de let-
A op Dinsdag 18 Maart van 9—12 en
ian 1—4 uur
Wem met de letter B op Woensdag 19
laart van 912 en van 1—4 uur
Idem met de letters C, D, E of F op
wderdag 20 Maart van 9—12 en van
4 uur
Idem met de letters O, I of J op Vrijdag
1 Maart van 912 en van 14 uur
Idem met de letter H op Maandag 24
Maart van 912 en van 14 uur
Idem met de letters K of L op Dinsdag
[25 Maart van 9 tot 12 en van 1—4 -uur
Idem met de letters M of O op Woens-
iag 26 Maart van 9—12 en van 1—4 uur
klem met de letters N of P op Donder-
ig 27 Maart van 912 en van 14 uur
Idem met de letters Q of Rop Vrijdag
Maart van 912 en van 1—4 uur
Wem met de Ietter S op Maandag 31
aart van 912 en van 1—4 uur
klem met de letters T, U of V op Dins
dag 1 April van 912 en van 14 uur
Idem met de letters W, X, Y of Z op
Woensdag 2 April van 9—12 en van 13
i r.
B. Dat de maten en gewichten schoon,
hoog en roestvrij moeten worden aange
boden om onderzocht te kunnen worden
C. Dat betaald moet worden voor ter
lerijk aangeboden maten en gewichten, als
ook voor het justeeren van gewichten en
wel ten bate van 's Rijks schatkist, (K. B.
ran 23 October 1919, Stbl. no. 611—612
D. Dat de maten en gewichten die ge-
Itempeld worden met het afkeuringsmerk
A niet in winkels enz. teruggebracht
'en worden
Dat de maten en gewichten vóór 1
Ictober 1925 gestempeld moeten zijn met
e letter b en dat er bij verzuim of verbitt
ering om van de onder A genoemde zit-
ng .gebruik te maken, nog gelegenheid
estaat maten en gewichten te laten her
ken aan het ijkkantoor te Middelburg, dat
1924 geopend is op 3, 4, 24 en 25
tpril15 en 16 Mei, 5, 6, 26 en 27 Juni
an 9—12 en 1—4 uur, 17, 18, 24, 25 en 31
u», 1, 28 en 29 Augustus van 91 uur
en 19 September van 912 en 14 uur.
Oorspronkelijke Hollandsche detective
roman door R. J. BRANDENBURG,
chrijver van „Het doodend Zwijgen".
b
Tel. 366
De bankier had om haifnegen zijn
'oning in de Laan van Meerdervoort
wiaten, was met de tram naar 't Plein
ereden, daarna door de Korte Poten
aar de Spuistraat gewandeld, om si-
aren te koopen de winkelier ver
aart, dat de heer Van Molen om-
s kwart voor negenen zijn winkel
eelt verlaten en schijnt daarna aan-
ysproken te zijn door een heer. De
Tjaker van den Particulieren Veilig-
dienst heeft althans den directeur
een anderen heer om een uur of
Sen het Bankgebouw zien binnen-
*dan.
lik1'! ^en heei' Van Molen duide-
e[ke,,d den tweeden persoon
I p. i*niet, hij heeft hem ook niet in
gezicht kunnen zien, daar hij een
ion* met vriï breeden rand droeg
lanVS„een cover-c°at jas het was een
ïen i„?erScïon' zeker "'et ouder dan
ioon s.lt? dertiS. veertig. Deze per-
de Bant °"goveer een kwartier later
)lee' hiï storinte"' ZC--r °P zijn gemak
'an tn tij,, om Z1!n handschoenen
bewakoa"' 8chter met z'jn rug naar
tij i„ ,i„ f!el<eercl. daarna verdween
"ad. Tnpn'C va* centrum der
om elf uur de directeur nog
Na 1 October lederen Donderdag en Vrij
dag van 9I uur.
F. Dat de milligram-gewichten niet op de
herijkzitting, maar alleen aan de ijkkanto-
ren herijkt kunnen worden. (Opzending
per post franco met ingesloten postbewijs
groot 10 cent per aangeboden milligram-
gewicht, vermeerderd met porto voor te
rugzending).
Vlissingen, den 5 Maart 1924.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
Er zullen allicht niet velen onder ons
gevonden worden, die zonder eenig
morren hun belastingplichten nakomen.
Belastingen te betalen is nu eenmaal
een onaangename taak voot menigeen.
En dat is te begrijpen immers er be
staat vaak een zeer uiteenloopend in
zicht omtrent hetgeen men betalen wil
en hetgeen men betalen moet. Het
eerste hangt van ons eigen inzicht af,
nopens hetgeen we redelijkerwijze aan
de onkosten der gemeenschap mede
behooren te dragen, het tweede is het
Inzicht in ons draagvermogen en onze
verplichtingen, hetwelk de fiscus er op
nahoudt. Dat fiscale inzicht steunt op
zijn beurt op tallooze gegevens, voor
schriften, bepalingen enz. bedoeld voor
een algemeen belastingniveau, en waar
bij het individueele maar heel weinig
kan doen medetellen, met dit gevolg,
dat er dikwijls een gapend verschil ont
staat tusschen hetgeen het belasting
biljet van ons eischt en hetgeen we, die
natuurlijk het best van onze eigene om
standigheden op de hoogte zijn, naar
behooren meenen te willen en te kunnen
offeren. Daarbij komen dan nog andere
factoren, die de meening dat de opge
legde belasting onbillijk" is, versterken
als onder meer de overtuiging dat met
die vaak zoo enorm moeilijk op te bren
gen penningen, soms al heel raar en
onoordeelkundig wordt omgesprongen,
een overtuiging die maar al te dikwijls
op niet te loochenen gronden rust. Dit
zullen we echter ditmaal maar onbe
sproken laten. De wrevel, de afkeer, ja
het diep verzet tegen al wat belasting
heet, is er bij velen niet minder om.
Dat verzet nu uit zich op zeer ver
schillende wijzen, die gelukkig maar,
slechts zelden naar buiten treden en den
behoorlijken gang van zaken, welke elk
belastingstelsel nu eenmaal niet missen
kan, storen. Ten slotte voldoet, in het
algemeen gesproken, de belastingbeta
ler nauwgezet zijn fiscalen plicht. Toch
is er een categorie onder de Nederland-
sche burgers, die hun verplichtingen ten
dezen niet nakomen, en dat weliswaar
niet door tegenover de gemeente of den
staat als wanbetaler te staan te komen,
dan wel meer door zich aan de opleg
ging hunner fiscale verplichtingen, al
van te voren, te onttrekken. Dat zijn de
genen, die niet door beroep of ambt aan
de plaats hunner inwoning of aan hun
land gebonden zijn. Waar anderen zich,
met hoe grooten tegenzin dan ook, de
van hen geëischfe opofferingen moeten
getroosten, nemen zij den reisstaf ter
hand, vegen zich het vaderiandsche stof
van de schoenen, cn trekken naar el-
niet verschenen was, begon de bewaker
argwaan te koesteren. Het was natuur
lijk mogelijk, dat <ie bankier was blijven
werken, maar de bewaker besloot toch
eens te gaan kijken... Zn het privé-
kantoor brandde licht. Hier was niets
bijzonders te zien. Ook in de gang en
boven de trap, welke naar de brand
vrije kluis leidde, was het electrische
licht ontstoken. In de kluis wachtte den
waker een vreeselijke aanblik. De ban
kier lag lang uit op den grond, zonder
eenig teeken van leven. Het gelaat was
rood en opgezet, de oogen staarden
wild en verschrikt. De loketten van de
safe waren geopend en de waardevolle
papieren verdwenen.
De politie opbellen was het werk van
een oogenblik. Het lijk werd in beslag
genomen en naar het ziekenhuis ver
voerd, waar de dokter verklaarde geen
uiterlijk teekenen van geweld te kunnen
vinden. De gerechtelijke schouwing zal
morgen plaats hebben. De nachtwaker
is absoluut betrouwbaar. Den heer, die
den directeur heeft vergezeld, wordt
verzocht zich bij de politie aan te
melden."
„Hoe naïef I" riep ik uit. „Die is er
natuurlijk met het geld vandoor."
„Vermoedelijk wel", zeide Arthur
„maar absoluut zeker is het niet. Wan
neer hij zich echter niet komt aanmel
den. kan men hem wei als den dief
beschouwen."
„En als den moordenaar."
„Als hef een moord is maar laten
wij verder lezen."
De rest van het verslag was kort. In
de safe waren geen sporen van een
ders. De gemeentelijke, zoo goed als de
staatsschatkist heeft hen voor het na
kijken. Waarbij nog komt, dat al dege
nen die in land en stad achterblijven,
naar verhouding van hun aantal en be
lastbare draagkracht, het aandeel der
vertrokkenen in de algemeene belas
tingopbrengst krijgen over te nemen en
derhalve hun aanslag, naar gelang, zien
verhoogd worden.
Er kan, we zullen het niet ontkennen,
een zekere menschelljke voldoening
liggen in het feit, zich van een met te
genzin ontvangen verplichting te ont
doen. Temeer daar in dit geval die te
genzin van soms deugdelijke argumen
ten voedsel ontvangt.'Inderdaad worden
de welgestelden, de vermogenden, de
rijken, en om dezen gaat het hier in
hoofdzaak, door den fiscus vaak weinig
meedoogend bejegend. En men kan er
zich indenken, dat tenslotte de natuur
het van de leer dreigt te winnen, en zij
die anders er niet aan gedacht zouden
hebben, uit stad en land weg te trekken,
er, geprikkeld en ontstemd, den brui
aan geven. Met have en goed, met ge
heel de opbrengst van hun fortuin, gaan
ze de grenzen over, om elders een mil
der gestemden fiscus te vinden. Of dit
hun altijd lukt, valt te betwijielen, daar
geen enkel beschaafd land ter wereld
het zonder belastingen doen kan. En
dan zijn zij, alweer door hun fortuin, er
de eersten aan toe om ook ginds te
moeten betalen, wat zij hier zoo gaarne
in eigen zak behouden hadden. Die
vlucht voor het vaderiandsche belas
tingbiljet kan misschien eenig voordee-
lig verschil uitmaken, ontkomen doet
niemand aan de vangarmen van den
fiscus. En zoo er mochten zijn, die op
de een óf andere wijze zich toch daaruit
weten los te maken, door bijvoorbeeld
maar steeds ambulant te blijven, dan
dunkt ons, die vrijheid nog al duur en
moeilijk gekocht te zijn.
Niettemin, er zijn er velen in ons land
dié zich aldus onttrekken en onttrokken
hebben, aan wat de eerste staatsbur
gerlijke plicht mag heeten mede te
werken, naar staat en vermogen, aan de
instandhouding der gemeenschap. In
toenemende mate neemt dit verschijnsel
toe, en reeds zijn in de laatste tijden
voor honderden millioenen aan Neder-
landsch belastbaar vermogen de gren
zen overgegaan. Reeds heeft bij de
staatsbegrooting de minister van finan
ciën het bedenkelijk verschijnsel vol
mondig erkend en het zoo ernstig ge
noemd, dat hij er met zijn ambtgenoot
aan buiteniandsche zaken over te rade
zou gaan. Inderdaad is daarbij het
woord „onvaderlandslievend" genoemd
en dient in vele, niet wellicht in alle ge
vallen, dit woord juist te heeten. Want
de financieele nood van het land duurt
nog onverminderd voort, gepaard
gaand met een zeer moeilijken tijd voor
groote en kleine bedrijven. Door zich
aan dien nood te onttrekken en niet
mede te helpen om dien te lenigen, ma
ken de wegioopers de taak der achter-
blijvenden dubbel zwaar. Want niet al
leen, gelijk wij reeds opmerkten, moet
door anderen naar verhouding meer
worden opgebracht, deze derven ook
voorzoo ver zij door hun zaken, als win-
worsteling alleen was door den val
het hoofd van den doode door de stee-
nen geschaafd, waaraan een weinig
bloed kleefde. De Bank loofde een pre
mie uit van tien duizend gulden voor
den persoon, die inlichtingen zou kun
nen verstrekken, welke tot aanhouding
van den dader, wiens spoor geheel
scheen te zijn uitgewischt, zou leiden.
„Het is een vreemde historie" meen
de ik.
„Niet zoo veemd als de reeks van
gebeurtenissen, welke door bet doo
dend zwijgen werden veroorzaakt",
merkte Arthur op.
„Ja, maar hier staan wij gelukkig
heelemaal buiten".
Sinds ik Arthur weer veilig terug heb
uit den oorlog, is mij de lust tot ge
vaarlijke experimenten, waar ik vroeger
zoo naar had verlangd, wel eenigszins
vergaan.
„Dat weet ik nog niei zoo zeker",
antwoordde mijn man „die Van Molen
is, als ik mij goed herinner, een zwager
van oom Van der Heule". Hij keek mij
plagend aan.
„Je zult je bier toch niet weer mee
gaan bemoeien riep ik uit.
„Ik beloof je, dat ik mij voorloopig
met deze affaire niet zal inlaten", zei
hij en gaf mij een arm. „En laten wij nu
deze heele historie maar vergeten en
lekker gaan slapen."
Wij gingen naar boven en lieten dien
nacht de ramen wijd open, om volop te
kunnen genieten van de frissche lucht,
welke in den wannen zomernacht zulk
een heilzame uitwerking pleegt te heb
ben en zulk een perfect slaapmiddel.
keiier, als neringdoende of anderszins,
daarvoor in aanmerking komen, een
deel hunner winst, die zij anders door
opdracht of bestelling dier vermogen-
den hadden kunnen verkrijgen. Dat deze
bedragen over het geheel genomen zeer
aanzienlijk zijn, valt licht te begrijpen
en de zeer zware tijdsomstandigheden
worden er zoodoende nog ernstiger
door. Tenzij bijzondere dwingende re
denen in het spel zijn, dient dat in toe
nemende mate zich onttrekken van ve
len aan hun verplichtingen jegens ge
meente of land niet alleen een zeer be
denkelijk verschijnsel genoemd te wor
den, maar tevens een van weinig vader
landsliefde getuigende daad te heeten.
ÏNGEZONDEN MEDEDEEL1NOEN.
Kunstsubsidie.
Overheidsbemoeiing.
Naar de dagbladen vermeld hebben
zullen de drie groote steden probeeren
tot overeenstemming te geraken ten
aanzien van de wijze van subsidieering
der kunst-gezelschappen. Op zichzelf is
dit een braaf voornemen en misschien
gelukt het een algemeen modus vivendi
te vinden. Wanneer men echter niet van
de gedachte uitgaat vóór alles de
belasting op de publieke vermakelijk
heden waaronder de instellingen op
kunstgebied ook zijn ingedeeld af te
schaffen, blijft het een hopeloos ge
pruts. Alle pogingen om de kunst te
subsidieeren terwijl eerst een zware be
lasting op de voorstelling is gelegd,
doen denken aan het bedrijf van den
man die eerst een bijt in 't ijs hakt, dan
er planken over legt en ten «lotte aan
ben die over die planken loopen, 'n gift
vraagt. Er is op dit oogenblik niets
zoozeer in het nadeel van het bezoek
aan kunstvoorsfellingen ais de hooge
entrée-prijzen. Wanneer die met 20
konden worden verlaagd zou het bezoek
ongetwijfeld toenemen en zouden de
gezelschappen langs den normalen weg
meer geld in de lade krijgen.
Tracht men de kunst te steunen door
middel van subsidies die genomen wor
den van de belastinggelden die de fiscus
eerst van de vermakelijkheden binnen-
graait dan blijft een deel daarvan aan
den maat- en den strijkstok hangen
d.w.z. wordt besteed tot salarieering
van de belasting-ambtenaren.
We verwachten dus weinig van de
pogingen die op initiatief van den Haag-
schen burgemeester worden gedaan om
tot een uniforme regeling der kunst
subsidies te geraken. Wil men de kunst
van overheidswege bevorderen, dan is
er maar één methode en die bestaat in
het wegnemen der belemmeringen en
het steunen van de kunstenaars indivi
dueel. Verleden week wezen wij juist op
de groote noodzakelijkheid dat de zorg
voor den ouden dag van artisten door
den Staat wordt geregeld. Dit zou al
een belangrijke zaak zijn. Wat wij
wenschen is een overheidsbemoeiing,
die de omstandigheden voor de ontwik
keling van de Kunst gunstiger maakt
het beschikbaar stellen van gelegenhe
den voor exposities, voor uitvoeringen,
zoodaf het contact tusschen het publiek
beter werd. Op tal van plaatsen in de
stad staan schoolgebouwen, die vele
weken van het jaar, nl. gedurende de
vacanties renteloos staan. Waarom de
ze niet ter beschikking gesteld van hen,
die de producten van hun kunst willen
exposeeren waarom de fraaie gym-
Arthur lag heerlijk rustig te slapen,
ik was er jaloersch op, maar ik werd
telkens wakker door het getroemp der
booten, welke uit de zee kwamen aan
gevaren. Dan ging ik rechtop zitten en
zag de rijen van lichtjes op de schepen,
de roode lantaarns in de masten, voor
bij het venster glijden. En een paar
kleine lichtvlekjes vlogen door het
donker, het schip, waarvan ik de om
trekken slechts raden kon, te gemoet.
Ik gevoelde groote bewondering voor
die wakkere loodsen, die maar steeds
klaar schenen te staan om hulp te bren
gen, waar die werd gevraagd.
Tegen den morgen, de ruischende
golven zongen een wiegelied, sluimerde
ik in, droomend van zakken met goud
en van een man met een rond, rood
gezicht, die er bovenop lag.
Wij stonden niet te laat op, lazen het
ochtendblad aan het ontbijt. Er stond
weinig nieuws in. Het gestolene bedroeg
tien duizend gulden ruim aan contanten
en honderd vijftig duizend gulden aan
effecten en geldswaardige papieren. De
schouwing had niets bijzonders opge
leverd. De doctoren schreven den dood
toe aan hartverlamming, ten gevolge
van een plotselingen hevigen schrik. De
bankier was lijdende aan een hartkwaal.
Ik zat in gedachten verdiept en Ar
thur trok mij de courant uit mijn han
den en herinnerde mij aan onze af
spraak van den vorigen avond, om de
zaak te laten rusten.
„Het is heelemaal niet goed voor je",
zei hij.
Ik trok een pruilend mondje. De aan
trekkingskracht van het geheimzinnige,
ZAL fK HANDHAVEN
"VEBKRUeeN^D
EAU DE COLOGNE
DÜBARRY
nastiekiokalen niet zóó gemaakt dat ze
bruikbaar zijn voor kleine concerten of
voordrachten De overheid heeft altijd
het vereenigingsleven genegeerd, ja
zelfs heeft de fiscus ook daarop zijn
loofklauwen uitgeslagen door vijftig
gulden te vragen voor de goedkeuring
der statuten, in alle wijken eener groote
stad bestaat behoefte aan vergader
lokalen de gemeente heeft ze bij mas
sa's gebouwd voor de scholen.
Vaak hebben wij er op gewezen dat
Den Haag vóór alles, vóór een stadhuis,
vóór een museum dringend noodig heeft
een congres-gebouw dat de gemeente
ter beschikking kan stellen voor alle
groote vergaderingen van vereenigin-
gen. De overheid kan oneindig veel
doen voor de bevordering van het ge
meenschapsleven door indirecte verge
makkelijking.
In plaats daarvan heeft het herhaal
delijk het gemeenschapsleven belem
merd, o.a. door de belastingheffing, die
ongelooflijk domme bureaucratische in
menging. Een vereeniging bijvoorbeeld
die zich ten doel stelt eerste hulp bij
ongelukken te bevorderen, houdt een
openbare les om propaganda te maken.
De fiscus ligt op de loer of zij een paar
kwartjes extra durft te vragen want
dan eischt hij er dadelijk een dubbeltje
van op. Dat zijn altegader van die fou
ten die niet worden goedgemaakt met
subsidieeringstelseltjes waarin de over
heid onvermijdelijk tot onbillijkheden
moet komen omdat zij geen maatstaven
weet te stellen.
De bemoeiing der overheid is helaas
al lang overgeslagen in bemoeizucht en
bemoeiziekte en meer dan iemand ooit
zal kunnen taxeeren, is daarmede scha
de gedaan aan de particuliere energie,
die zich nergens meer kan ontplooien of
de overheid loopt haar onmiddellijk in
den weg.
Gelukkig komt er eenige kentering en
begint men in te zien dat de plaats der
overheid gelimiteerd moet worden. Wie
dit echter nog niet inziet, is de Haag-
sche burgemeester, die wederom een
oekase heeft uitgevaardigd door alle
autobusverkeer op Rijswijk en Delft
stop te zetten ten gerieve van de tram
maatschappij die nu eindelijk eens ge
voelt dat zij jarenlang het publiek heeft
uitgebuit en die nu zelf met autobussen
zal gaan rijden. Men staat er in Den
Haag verstomd van dat een dergelijke
overheidsbemoeiing mogelijk is en voor
de zooveelste maal keurt men algemeen
het belerd van den burgemeester af. Het
wordt dringend tijd dat eindelijk Den
van het misdadige, oefende zijn oude
werking weer op mij uit.
Dien morgen, een stralende zonne
dag, maakten wij ons laatste en eenig-
ste tochtje hier. Met een miniatuur
trammetje, waarvan het hijgende loco
motiefje telkens korte, eigenwijze stoo-
ten gaf, reden wij naar Zoutelande. On
derweg moesten wij werkelijk nog een
keer overstappen, net als bij een heu-
schen trein. Langs een kronkelend land
wegje, dat de conducteur ons aanwees
anders hadden wij het zeker niet ge
vonden kwamen wij in het aardige
dorpje, waarvan de voor het meeren-
deel houten huizen vlak tegen de hooge
duinen aanliggen, waartegen hun heige
schilderde kleuren pikant afsteken.
Wij klommen naar boven, op den top
van een duin, waartegen typische villa's
met roode pannendaken werden ge
bouwd. Daar zagen wij de wijde zee en
hoorden duidelijk haar eindeloos lied,
een lied van leven en dood. Zoo ver het
oog kon zien, strekte zich de deinende
watervlakte, waarop tal van scheepjes
dobberden, uit. Arthur vertelde mij, dat
het de Vlissingsche visschersvloot, be
mand met Arnemuider visschers, was,
die daar voer om de schatten der zee in
de netten op te halen. Reeds 's morgens
om vier uur waren zij uit de haven ver
trokken.
„Brrr", rilde ik even.
„Een zwaar bestaan", zei Arthur, „en
het levert weinig op. Maar die men-
schen zijn gelukkig met hun werk, hun
vrouw en hun kinderen. Zij verlangen
geen weelde."
(Wordt vervolgd.)