Gemeenteraad. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN Het is een gelukkig verschijnsel dat temidden van politieke beroeringen, electorale hartstochten en dramatische revoluties in verschillende landen toch de pogingen tot partieel herstel niet worden opgegeven en met succes wor den bekroond. Men denke b.v. aan Oostenrijk, dat thans door de leening onder auspiciën van den Volkenbond geholpen, zijn crediet zag geschraagd. Rechtstreeks werd het gesteund door die leening met behulp waarvan de wis selkoers gestabiliseerd wordt, deze standvastigheid van den wisselkoers leidde op haar beurt weer tot particu liere credieten en een nieuwe ontwikke- lingsphase in de geschiedenis des lands. Niets is voor.dqn reëelen handel meer fnuikend dan schommelende wissel koersen. Zij zetten elke berekening van kost- en verkoopprijs op losse schroe ven en nopen den internationalen han del tot de uiterste reserve. De stabiele Kronenkoers opent voor Oostenrijk weer het uitzicht op een nieuw finan cieel en economisch evenwicht. De be lastingen konden weer in overeenstem- mirig worden gebracht met de uitgaven vart den staat, zoodat het deficit van maand tot maand afneemt. De Staats spoorwegen zijn weer op weg zichzelf te bedruipen. Alleen de handelsbalans is nog zeer ongunstig, maar hier staat tegenover dat de onzichtbare uiivöer in Oostenrijk belangrijk is.' Men is er nog niet, maar men is op weg naar herstel en dat als vrucht van de samenwerking der invloedrijke en kapitaal-rijke lan den. Moge dit voorbeeld en straks dat van Hongarije een spoorslag zijn de weder oprichting van Europa, ook wat de meer vijandige deelen betreft, niet lan ger te zoeken in de methode van den bloedzuiger, maar in die der practische menschlievendheid. Vervolgens kwam in behandeling het voorstel van Burg. en Weth. naar aan leiding van hét schrijven van den heer A. Staverman, waarbij hij in verband met een door Burg. en Weth. aan hem verzonden waarschuwing betreffende het h.i. bekleeden van een krachtens art. 23 der Gemeentewet met het raads lidmaatschap onvereenigbare betrek king, deze zaak aan de beslissing van den raad onderwerpt. Het uitvoerig voorstel van Burg. en Weth., waarbij zij hun standpunt be treffende de onvereenigbaarheidi van het raadslidmaatschap met dat van chirurg van het gasthuis uiteenzetten, hebben wij in zijn geheel gepubliceerd evenals het daarop weer door dr. Sta verman nader aan den raad gezonden adres, waarin hij tot de conclusie komt dat zijn betrekking in het gasthuis geen andere is als vroeger en het juridisch rapport van mr. Adriaanse. De nader daaromtrent ingediende stukken, welke wij eveneens in hun ge heel hebben opgenomen, werden mede overgelegd. Op de laatste nota van den heer Sta verman werd door Burg. en Weth. nog het volgende medegedeeld Ten aanzien van de door den heer Staverman bij uwen raad aanhangig gemaakte zaak zijn wij van meening, dat deze aangelegenheid thans van verschillende zijden is belicht en dat zoowel de heer Staverman als ons col lege ruimschoots van de gelegenheid om hun standpunt te verdedigen heb ben gebruik gemaakt. Na onze conclusie van dupliek ont vingen wij, eenige dagen geleden, nog een critiek van den heer Staverman en van diens raadsman op die conclusie, waarvan de inhoud ons geen aanleiding heeft gegeven U voor te stellen, de be handeling van onze voordracht weder om uit te stellen, teneinde ons gelegen heid te geven om op genoemde betoog schriften uitvoerig te antwoorden. Zulks wordt door ons mede niet noodig ge acht, omdat die stukken nagenoeg ge heel een herhaling bevatten van voor afgaande, welke door ons uitvoerig zijn behandeld. Echter bevat het betoog van den heer Staverman één punt, waarvan wij het van het grootste belang achten, dat dit alsnog door ons worde toegelicht. Wij hebben hier op het oog de bewe ring van den heer Staverman, dat „klas sepatiënten" zelf de chirurgische be handeling in het Gasthuis moeten be talen. (Laten wij vóórop stellen, dat wij le ven onder de bepalingen van het Tarief van het Gasthuis, vastgesteld 27 Augus tus 1920 en gewijzigd 29 Augustus 1921. Volgens dit Tarief worden in het Gasthuis opgenomen de volgende cate gorieën van patiënten a. ingezetenen, verpleegd voor eigen rekening, of voor rekening van andere particulieren, b.die verpleegd voor rekening van het arm bestuur of weeshuis of andere welda digheidsinstelling, c. die voor rekening van de Rijksverzekeringsbank en d. de niet ingezetenen. De meer gegoeden zijn derhalve on der de sub a genoemde begrepen, daar voor hen geen afzonderlijk tarief be staat. De bewering van den heer Staverman is dan ook in strijd met art. 5 van het Tarief, waarin uitdrukkelijk vermeld staat, dat de geneeskundige hulp en de geneesmiddelen in de verpleegkosten /.ïjn begrepen. Alléén wanneer gebriiik gemaakt wordt van de bevoegdheid om door een geneesheer „te zijner keuze" te worden behandeld, dan blijft het ge wone tarief van toepassing, maar voor het honorarium en eventueeie andere kosten door den gekozen medicus in rekening te brengen, alsmede voor de kosten van genees- en verbandmidde len, zal alleen de patient aansprakelijk zijn. Dit zijn de bewoordingen van het Tarief, welke aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten. Nu haalt de heer Staverman de re dactie aan van zijn benoemingsvoor waarden, welke door de commisie uit de regenten zijn ontworpen en door den raad in het benoemingsbesluit zijn op genomen. Aan het slot dezer voorwaarden staat „Voor klassepatiënten geldt de vrije artsenkeuze en kan een afzonder lijk tarief worden berekend." De heer Staverman zegt daarna op blz. 4 van zijn betoog „Hieruit meen ik toch wel te mogen afleiden, dat wel degelijk de klasse patiënten zelf moeten voorzien in de kosten van hun chirurgische behande ling" enz. Ofschoon hij deze conclusie meent te mogen afleiden uit genoemde bepa ling, laat hij daarop dadelijk de meest positieve uitdrukking volgen, dat de be wering van ons college onjuist is n.l. dat onder het honorarium van den ge meente-chirurg wel degelijk de bezol diging voor de behandeling van de eer ste en tweede klasse patiënten is be grepen. Wij laten deze wijze van betoogen aan het oordeel van uwen raad over. Naar onze meening kan alléén in de gevallen waarin van de bevoegdheid der patiënten gebruik wordt gemaakt om een ander medicus te kiezen dan den aan de inrichting verbondene, bij de thans van kracht zijnde bepalingen van het Gasthuis, de kosten van den gekozen medicus afzonderlijk in reke ning worden gebracht. In deze meening worden wij ver sterkt door een aan ons college gerich- ten brief van regenten van het Gasthuis, d.d. 27 Juli 1923 no. 89 (6 Juli j.l. ver wierp de raad het voorstel van regenten om op de gewijzigde condities den heer Van der Ven te benoemen en 30 Juli had de benoeming van den heer Staver man plaats) waarin ons wordt medege deeld, dat door regenten de voorwaar den zijn ontworpen, waarop de heer Staverman als chirurg zou kunnen wor den benoemd. In dien brief staat woor delijk „Of de beter-gesitueerde patiën ten, behalve de verpleegkosten, ook het „honorarium van den chirurg, geheel of „gedeeltelijk hebben te betalen, is een „geheel andere zaak, die door tarief- „wijziging gemakkelijk ware op te los ten en waartoe regenten zeker zouden hebben willen medewerken." De wijziging van het tarief, waartoe de regenten zouden hebben willen me dewerken, is niet bij uwen raad aanhan gig gemaakt, zoodat wij ons aan de thans bestaande bepalingen hebben te houden. Dat de door den heer Staverman uit geoefende praktijk zou vallen onder de armenpraktijk en daarmede gelijkge stelde is o.i. een bewering, welke' wij in strijd achten met de werkelijkheid. Door de heeren Hensel en Van de Putte is het volgende voorstel inge diend „De raad besluite de op 3 Augustus j.l. gedane benoeming van den heer A. Staverman tot chirurg van het Gasthuis te vervangen door een civielrechtelijk contract, waarbij hem precies dezelfde plichten opgelegd en dezelfde rechten gewaarborgd worden als neergelegd in het benoemingsbesluit van 3 Augustus j.l." Op dit voorstel hebben Burg. en Weth. het volgende geantwoord Blijkens den aanhef is dit voorstel ingediend om eiken twijfel aan de ver- eenigbaarheid van het raadslidmaat schap met de functie van chirurg van het Gasthuis alhier weg te nemen. De voorstellers achten het gewenscht een wijziging te brengen in de verhou ding, welke geschapen is tusschen het gemeentelijk gasthuis en den aan die instelling verbonden heelkundige. Hoe ook de aanhef van het voorstel moge luiden, niet kan worden ontkend, dat naar een middel is gezocht om ten aan zien van den chirurg, den heer Staver man, tusschen de mazen der Gemeen tewet, welke die betrekking onveree- nigbaar acht met het lidmaatschap van den raad, door te kruipen. Afgezien van de gevolgen aan het nemen van genoemd besluit verbonden, zouden wij niet gaarne willen medewer ken aan de tot standkoming van een besluit van uwe vergadering, teneinde ten opzichte v.an persoonlijke belangen van een ambtenaar aan de bepalingen der wet te ontkomen. Zelfs niet in het onderhavige geval, waarin de betrok kene bij de plaats gehad hebbende ver kiezingen een groot aantal stemmen op zich heeft vereenigd. Dat een chirurg van een gemeente lijke instelling gemeente-ambtenaar is, moge U blijken uit ai hetgeen wij over deze kwestie hebben geschreven. Een uitzonderingspositie te scheppen voor den chirurg aan het Gasthuis, moeten wij ten sterkste ontraden. Wij toonden in onze conclusie van dupliek de bezwaren reeds aan, welke aan een met een ambtenaar aan te gane civiel rechtelijke overeenkomst zijn verbon den. Maar ook afgezien van die bezwa ren is een persoon, die in een publiek rechtelijke verhouding tot de gemeente staat ambtenaar en geen werknemer in den zin van het Burgerlijk Wetboek. Verder dringt de vraag naar voren, of de positie waarin de heer Staver man, sinds Augustus j.l. verkeert, ten gevolge van de benoeming door den raad en de aanvaarding daarvan door den heer Staverman, thans nog zooda nig kan worden gewijzigd, dat hij zijn zetel in den raad kan behouden. Wij meenen deze vraag in ontkennenden zin te moeten beantwoorden, daar al zou het benoemingsbesluit thans worden ingetrokken, de ambtenaarspositie van den heer Staverman reeds bijna vier maanden heeft bestaan, in welke positie door hem, tegen de daarvoor bepaalde bezoldiging, arbeid is gepresteerd. Het gevolg hiervan is, dat hij heeft opgehouden lid van den raad te zijn. ■Het voorstel der heeren Hensel en Van de Putte munt niet uit door volle digheid. Is het de bedoeling dat het benoemingsbesluit worde ingetrokken Met ingang van een bepaalden datum Eenzijdig kan zulks door den raad niet geschieden, nu de heer Staverman reeds 4 maanden zijn functie uitoefent. De rechten van een ambtenaar kan het civielcontract den heer Staverman niet waarborgen. De rechten ten aan zien van pensioen voor zich en zijn ge zin'bijv. zuilen te loor gaan. Uitbeta ling van loon bij ziekte op grond der verordening zal niet kunnen geschieden. Op grond van het bovenstaande kunnen wij dan ook geen vrijheid vin den U te adviseeremhet voorstel van de heeren Hensel en Van de Putte aan te nemen. De voorzitter zeide dat over deze zaak zeer veel van gedachten is ge wisseld en geschreven. Hij gaf den raad in overweging geen uitvoerige gedach- tenwisseling te beginnen, vooral daar ieder zijn oordeel wel zal hebben ge vormd. Hij hoopte ook dat de discus sies niet zullen afdwalen op zijwegen. Nog kortelings ging de voorzitter de positie van den heer Staverman na en hij vroeg of het te verantwoorden is dat wij ter wille van dr. Staverman mede werken aan wetsontduiking. De heer Van Bennekom stelde voorop dat dr. Staverman geen gemeente-chi rurg is. Hij meende dat dr. Staverman een armen-dokter is. Uitvoerig ging de heer Van Benne kom na op welke wijze de benoeming van den heer Staverman heeft plaats gehad. Hij meende dat ook dr. Van der Ven niet zou worden aangesteld als gemeente-chirurg voor de eerste en tweede klassen, anders zou hij zeker met een salaris van 4000 geen ge noegen beben genomen. Evenals voor dr. Van der Ven geldt de benoeming van dr. Staverman dan ook uitsluitend als chirurg voor zaal-patiënten en niet voor klasse-patiënten. Het overgroote deel der patiënten zijn dus patiënten met steun van de gemeente, onder wel ken vorm dan ook. Het spreekt vanzelf dat de chirurgi sche opleiding van verpleegsters abso luut inhaerent is aan de betrekking van chirurg van het gasthuis. Deze cursus kan niet aan de aan het gasthuis ver bonden geneesheeren worden opgedra gen. Hij meent te hebben aangetoond dat de werkzaamheden van den chirurg zich niet uitstrekken over de grenzen van de armenpractijk heen. In het college van regenten is steeds gezegd dat over de eerste en tweede klasse patiënten niet behoefde gespro ken te worden, omdat wij deze patiën ten niet hebben. Wij hebben te veel vastgehouden aan een verouderd tarief. De heer Huson zeide dat er kwesties zijn, dat het bijzonder moeilijk is de personen van de zaken te scheiden. Hij zeide dat hij een andere opvatting heeft dan de heer Van Bennekom betreffende de klasse-patiënten in het gasthuis. Hij zou het onbillijk vinden als den chirurg een zeker percentage boven zijn hono rarium voor de klasse-patiënten werd toegekend. Er zijn patiënten die het volle tarief betalen, deze zijn dus zeker niet armlastig. Ook de patiënten van 1 en 2.50 zijn nog geen armlastige patiënten. Hij haalde een voorbeeld aan dat iemand met ƒ30.000 inkomen, die zijn zoon naar de academie zendt, steun van het rijk ontvangt. Zulk een persoon noemt men toch niet 'armlastig. Dit zelfde geldt voor patiënten van het gasthuis. De oorzaak dat in het gasthuis zoo weinig patiënten van 4 zijn, komt hierdoor dat het St. Joseph-ziekenhuis slechts 2.50 berekent. Hij ziet het evenwel niet anders dan dat dr. Staverman ook betalende pa tiënten behandelt. De heer Hensel zeide dat de juristen het niet eens zijn en hij vraagt of wij hier als rechters moeten optreden. Het college van Ged. Staten kan beter over deze zaak oordeelen dan wij. Hij schaarde zich meer aan de zijde van mr. Adriaanse dan aan de zijde van mr. Blaupot ten Cate. Hij had liever gezien dat het voor stel tot behoud van dr. Staverman als raadslid van links was gekomen. Nu dit niet is geschied, heeft hij een voor stel gedaan. Hij wil medewerken óm dr. Staverman, een zeer bekwaam raadslid, als zoodanig te behouden. Dit is mo gelijk als wij dit raadsbesluit intrekken en hem aanstellen op een civiel rech telijk contract. Als wij tot zulk een con tract overgaan, dan zal dr. Staverman ten volle aan zijn verplichtingen vol doen. Wij moeten rekening houden met de wenschen van een groot gedeelte van de ingezetenen. Als er bezwaren zijn aan het benoe mingsbesluit, laten wij dit besluit dan intrekken. Op een civiel rechtelijk con tract kan dr. Staverman zeker behou den blijven'. De voorzitter zeide dat de kwestie het eerst in den raad aan de orde moet worden gesteld. Ook wees hij er op dat de heer Hensel geen nieuwe gezichts punten heeft geopend. De heer De Ridder zeide dat hij vol gens de wet en zijn geweten tegen het voorstel van de heeren Hensel en Van de Putte moet stemmen, omdat de heer Staverman volledig gemeente-genees heer is. De heer Landsman zeide dat de ju risten het niet eens zijn en daarom zou hij willen dat een hooger college in deze zaak besliste om het persoonlijk ele ment uit te'schakelen. De zaak kan dan worden aangehouden en kunnen Burg. en Weth. in hooger beroep gaan. De heer Lindeijer meent ook dat de heer Staverman niet uitsluitend armen- dokter is, wat hij nader uiteenzette. Hij was het eens met de heeren Hensel en Landsman dat wij in een juridische quaestie geen beslissing kunnen nemen. Het advies van mr. Adriaanse is een heel knap stuk advocatenwerk, doch het advies van mr. Blaupot ten Cate is veel zakelijker. Het voorstel Hensel heeft hem ver wonderd. Het bedoelt dat iemand die langs de voordeur niet kan binnenko men, dit langs de achterdeur kan doen. Wat den volkswil betreft, meende hij, als de stemming na de chirurgen- kwestie was gehouden, deze anders zou zijn uitgevallen dan bij de raads verkiezingen in Mei. Hij is het eens met de heeren Lands man en Hensel dat wij hier geen defini tieve beslissing kunnen nemen. Hij vindt het onjuist dat dr. Staverman zich bij voorbaat bij de beslissing van den raad neerlegt, omdat hij onze be slissing het persoonlijk element niet geheel wordt uitgeschakeld. Het is noodig dat de zaak aan de Kroon wordt voorgelegd. Het hoogste en meest onpartijdige college neemt dan een beslissing. Hij is persoonlijk van meening dat dr. Staverman geen lid van den raad kan zijn. Als de Kroon beslist tot zijn toe lating zullen wij daar ons allen bij neerleggen. De voorzitter was het eens met den heer Lindeijer en hij onderstreepte den wensch van den heer Lindeijer, dat de zaak tot in hoogste instantie zal wor den beslist. De heer Van Oorschot zeide over deze quaestie nog niet gesproken te hebben. Thans, nu hij zijn stem moet bepalen, wil hij het een en ander in het midden brengen. Vooraf staat dat hij de hoogste achting voor dr. Staverman heeft en het spijt hem dat hij 'thans moet beslissen of een dergelijk sympa thiek persoon in den raad zitting kan blijven nemen. Hij is van meening dat dr. Staver man wel degelijk een gemeente-ambte naar is. Wij moeten vooral van het gasthuis het cachet afnemen dat het een inrichting van bedeeling zou zijn. Zijn persoonlijke meening is dat dr. Staverman geen lid van den raad kan zijn. Hij zal dan ook tegen het voorstel- Hensel stemmen en noemt dit voorstel vernederend voor dr. Staverman en hij had gedacht dat dr. Staverman zelf zou hebben gezegd dat hij op deze voorwaarden niet in den raad wil zit ten. Hij hoopt evenwel dat dr. Staver man in hooger beroep zal gaan en het hoogste college zal beslissen of hij al of niet zitting kan nemen. Hij hóópt dat dr. Staverman zal begrijpen dat de raad een beslissing heeft genomen, on geacht dat de raad zich onbevoegd acht om een beslissing te nemen. De heer De Meij gaf een toelichting dat de afdeeling der S. D. A. P. met groote meerderheid een besluit heeft genomen dat dr. Staverman geen raadslid kan blijven. Hij zal op dien grond dus voor het voorstel van Burg. en Weth. stemmen. Hij hoopte evenwel dat de zaak van de klasse-patiënten later afzonderlijk zal worden geregeld. De heer Landsman hoopt, dat er in alle gevalle een gelegenheid zal be staan om de zaak in hoogste instantie te laten uitmaken. De voorzitter wees er op dat ieder lid van den raad het recht heeft van de beslissing van den raad bij Ged. Staten in beroep te gaan. De heer Hensel hoopte alleen dat de raad het voorstel van Burg. en Weth. zal verwerpen, dan kunnen Burg. en Weth. in beroep gaan. De heer Lindeijer meende dat wij een kunstmatige toelating gaan bevorderen als wij zouden beslissen den heer Sta verman toe te laten. Dat lijkt hem co- mediespel. Als hij persoonlijk van mee ning is dat dr. Staverman geen lid kan zijn, kan hij niet voor de toelating stemmen. Het voorstel HenselVan de Putte werd daarna eerst in stemming ge bracht en verworpen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de heeren Hensel, Sorel, Andriessen, Landsman, P. G. Laernoes, Van Bennekom en Van de Putte. Het voorstel van Burg. en Weth. werd daarna in stemming gebracht en aangenomen met 10 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de rechtsche leden, behalve de heer Huson. Door Burg. en Weth. werd voorge steld tot vaststelling van de geschatte waarde der tot het grondbedrijf be- hoorende gronden en tot wijziging van de verordening op dit bedrijf. Alzoo werd besloten. a Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. werd een perceel wei land, gelegen aan den Zandweg, groot 1.18 H.A. verpacht aan Joh. Goedbloed voor 48 per jaar. Besloten werd tot aankoop van 510 M". zijkanten van den Kapoentjesweg van den polder Walcheren voor 0.25 per M!. Daarna kwam in behandeling het voorstel van Burg. en Weth. betreffende het toekennen van uitkeeringen aan het brandweerpersoneel of zijn nabestaan den, ingeval van het in en door den dienst bekomen van ernstig letsel of van een ongeval, hetwelk den dood ten gevolge heeft. De heer P. G. Laernoes zeide er voor te zijn dat er gezorgd wordt voor nabe staanden of degenen die bij een brand een ongeluk bekomen. Hij wilde even wel tot een zeker maximum gaan. Hij zou dit punt dus liever willen aanhouden tot bij de begrooting. De voorzitter zeide dat Burg. en Weth. zich niet hebben willen binden omdat ieder geval toch aan het oordeel van den raad wordt onderworpen. De heer P. G. Laernoes vond het be ter dat men in het algemeen wist waaraan men zich moest houden. Hij zou daarom een zeker maximum ge noemd willen zien. De voorzitter vond het voorstel van Burg. en Weth. inderdaad den meest practischen weg. Het betreft alleen het fundamenteele recht. Hierna werd het voorstel aangeno men. Naar aanleiding van het adres van de schippersvereeniging „Schuttevaer" be treffende vrijstelling van het betalen van kade- en liggeld in bijzondere ge vallen, deelen Burg. en Weth. mede dat noch des Zondags, noch bij overmacht kade- en liggeld wordt geheven en stellen Burg. en Weth. den raad voor hun college te machtigen dienovereen komstig aan het hoofdbestuur van „Schuttevaer" te berichten. Alzoo werd besloten. 3 Burg. en Weth. vroegen machtiging tot het tijdelijk in gebruik geven van localiteit in de voormalige kazerne Ko ning Willem III voor het houden van vergaderingen en cursussen. Zitting van Vrijdag 30 November, des namiddags 2 uur. (Vervolg en slot).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1923 | | pagina 2