BINNENLAND Het leven in de Hoofdstad Rheumatiek bestond levendige belangstelling voor aandeelen Southern Railway in verband met de sterk vooruitgaaride ontvang sten. De Amsterdamsche beurs had deze week na Maandag een rustig verloop, waarbij Staatsfondsen zich weer eenigszins konden herstellen, maar en kele andere gulden fondsen (aandee len en oblig. Staatsspoor o.a.) tame lijke verliezen leden. Van Locale Fond sen behielden Koninklijke het avans in de laatste weken behaald en blijft men hier blijkbaar hopen op een spoedige aandeelenuitgifte met een mooien claim voor de oude aandeelhouders. Een be slist vaste stemming bestond er voor Suikerwaarden, waarvan meerdere soorten aanmerkelijk hooger waren in verband met de voortdurende afdoe ningen der Ver. Ind. Suikerproducen ten tot winstgevende prijzen ook en kele aangekondigde interim-dividen den voor minder courante soorten sti muleerden de markt. De vastere rub- berprijs, weer opgeloopen tot 1 sh. 21/2 d. na een daling tot I sh. I /2 d. deed ook het vertrouwen op de Rubber- afdeeling terugkeeren. Tabakken en Schepen waren stil, maar vast. Eenige beweging is er geweest in aand. en oblig. Kon. Holl. Lloyd op geruchten inzake een te wachten subsidie van Rijk of gemeente. Er ontstond een groot koersverschil ten voordeele van de niet ingeleverde obligaties, dat ech ter later belangrijk inkromp toen het bestuur er öp gewezen had dat zulk een verschil ongemotiveerd is. Doordien de fondsenmarkt een levendiger karakter droeg, was de geldmarkt iets minder ruim en werd Prolongatie 3% a 4 genoteerd. HET RAADSLIDMAATSCHAP VAN DR. STAVERMAN. (Vervolg en slot van het voorstel van Burg. en Weth., opgenomen 14 November). Onder verwijzing naar hetgeen wij schreven over de gewijzigde positie van den heer Staverman, laten wij gaarne aan de beoordeeling van uwen raad(en c.q. van Ged. Staten en Kroon) over, of de conclusie van mr. Adriahnse, dat er „inderdaad en principieel" in die positie geen verandering is gekomen, juist is. Hetzelfde geldt o.i. ten opzich te van de meening van mr. Adriaanse, dat „indien men dit toch doet, men zich van ondeugdelijke argumenten zal móeten bedienen", hetgeen, naar zijn oordeel, ons college „n'en déplaise hun uitvoerig betoog" doet. Ondanks onze in het prae-advies uit een gezette redenen, welke ons aanlei ding hadden gegeven in deze zaak een deskundig oordeel buiten ons college in te roepen, wordt deze omstandigheid door mr. Adriaanse' in een bedenkelijk licht gesteld. Wij mogen zulks betreu ren, het geeft ons echter geen aanlei ding op deze verdachtmakingen in te gaan. Ten aanzien van de toepassing van art. 25 en hetgeen mr. Adriaanse hier omtrent weder aanvoert, zij nogmaals er op gewezen, dat degemeentewetge- ver te dien aanzien het standpunt heeft ingenomen, dat bij het onderzoek der geloofsbrieven wordt nagegaan, of een der nieutve leden een met het lidmaat schap van den raad onvereenigbare betrekking bekleedt. Worden er geen wettelijke beletselen voor zijn toelating aangetroffen, dan worden de geloofs brieven in orde bevonden en wordt tot toelating besloten. Verliest het nieuwe lid na de toelating een der wettelijke vereischten of neemt hij één der uitge sloten betrekkingen aan, dan vindt art. 25 der Gemeentewet hare toepassing. De in ons prae-advies aangehaalde Koninklijke beslissingen bevestigen de ze opvatting. In den aanhef van het door mr. Adriaanse besproken Kon. besluit van 1916 staat zelfs, dat het betrokken raadslid, na op 14 Juli 1915 te zijn herkozen, door den raad als lid werd toeg'elaten, maar dat hij daarna werd bevorderd enz., en elders wordt gesproken van toegelaten en opgetre den, zoodat de bewering van mr. Adri aanse, dat de beteekenis van genoemde Koninklijke beslissing zit in de woorden „tijdens" en „opgetreden" geenszins aannemelijk is en tevens een afwijking van de bestaande jurisprudentie zou zijn. Mr. Adriaanse houdt, in afwijking met de door de wetenschap gehuldigde leer, nog vast aan zijn meening, dat een raadslid eerst op het tijdstip van beëediging lid van den raad wordt. De beëediging van een raadslid is een wettelijke vereischte voor de uitoefe ning van zijn functie. Vandaar dat art. ,39 der wet zegt „Bij het aanvaarden hunner betrekking wordt door de leden van den raad afgelegd" enz. Indien de eed of belofte niet door een lid zou worden afgelegd, blijft hij niettemin lid en ontstaat in het college geen vacature. Mr. Adriaanse denkt voor zijn mee ning steun te kunnen vinden bij prof. Buys, waar deze schrijft ten aanzien van de leden der Staten-Generaal in zijn werk „Toelichting en Critiek der Grondwet". De geleerde schrijver neemt daarin stelling tegen de leer dat iemand reeds lid wordt op het oogenblik der verkiezing. Het besluit tot toelating van het lid acht hij het juiste oogenblik en dit be sluit treedt in werking na de beëediging en is dus de daad zegt prof. Buys welke den gekozene in het genot stelt van al zijn rechten. Met deze beschou wing kunnen wij ons volkomen vetee nigen. Wij maken voorts gaarne tot de onze de door dr. A. Kuyper in 1903 "er'te meening, dat niet alleen de kie zers en de gekozene de zaak hebben te beslissen, maar ook het college waarin de gekozene opgenomen zal worden. Volgens hem is het oogenblik der toe lating het beslissend moment. Voorts haalt mr. Adriaanse aan een antwoord van „de Gemeentestem" in haar no. 2201. Mr. Adriaanse citeert als volgt „het verbod (van art. 24) „geldt alleen voor in functie zijnde „raadsleden. Iemand die tot raadslid „gekozen, maar nog niet beëedigd is, „mag derhalve aan de gemeente leve- „ren." Daar ons dit antwoord van „de Ge meentestem" bevreemdde, sloegen wij het op, waarna ons bleek, dat mr. Adri aanse zich bij het overschrijven van het antwoord vergist had. Zie hier de vraag en het antwoord „Mag aan. de „gemeente worden geleverd door een „raadslid, omtrent wiens niet-toeiafing „de Koninklijke beslissing wordt inge- „wacht M.i. wel, zoolang hij niet is „beëedigd. X." Antw. „Wij zijn van „dezelfde meening. Art. 24, het verbod „van levering opleggende aan de „leden „van den raad", heeft alleen de in func- „tië zijnde leden op het oog, niet de- „genen, van wie het nog onzeker is of „zij de betrekking van raadslid zullen „kunnen- aanvaarden." Hier is het dus niet de kwestie, of het lid nog niet beëedigd was, maar het feit, dat het nog onzeker was of hij de betrekking van raadslid zou kunnen aanvaarden. In het antwoord van de redactie wordt zelfs in het geheel niet van de beëediging gewaagd. Ten aanzien van de vraag, of de heer Staverman na zijn benoeming tot chi rurg op 3 Augustus j.l. ambtenaar is geworden, schrijft mr. Adriaanse „Was U vroeger geen ambtenaar, dan is U. het nu ook niet". Deze bewering hebben wij in ons voorafgaand betoog omstandig toegelicht en bestreden. Mr. Adriaanse schijnt het eens te zijn met den heer Staverman, dat hij geen superieuren heeft. Wij meenen te mogen verwijzen naar hetgeen wij te dien aan zien hiervoor opmerkten. Wat hetgeen mr.' Adriaanse hierover mededeelt, slaat o.i. meer op de „zelfstandigheid" van het ambt. Evenmin als aan elke andere verantwoordelijke positie in overheidsdienst zullen wij aan de zelf standigheid van het ambt van chirurg aan het Gasthuis ook maar iets te kort doen. Men verwarre de beide begrippen niet De ambtenaar, welken vertróu- wenspost hij ook moge bekleeden en welke zelfstandigheid hij- in het vervul len van zijn taak ook moge bezitten, is ondergeschikt aan zijn superieuren, te genover wie hij ten volle verantwoor delijk is. Naar de meening van-mr. Adriaanse is thans onder eenigszins gewijzigde voorwaarden, welke evenmin den aard van het contract raakten een dergelijk (civielrechtelijk) contract met de ge meente gesloten. Dit is positief in strijd met de feiten. Toen er, maanden geleden, sprake was van het scheppen van een nieuwe func tie voor den chirurg aan het Gasthuis, heeft steeds de bedoeling voorgezeten, om over hem ten volle te kunnen be schikken. Steeds hebben de regenten van het Gasthuis hiervan uiting gege ven in de plaats, gehad hebbende confe renties met ons college. De gemeente raad heeft daarna den heer Staverman, niet stilzwijgend, doch uitdrukkelijk een aanstelling als chirurg aan het Gasthuis verleend. Nimmer heeft het in de bedoeling van regenten en ons college gelegen om een privaatrechtelijke arbeidsover eenkomst, zonder ambtelijke verhou dingen, in het leven te roepen. Wij zouden dan ook niet de vrijheid kun nen vinden den raad voor te stellen, zulk een uitzonderingsgeval, ter wille van den persoon van den chirurg, tot stand te doen komen. Bij niet-nakoming zijner yèrplichtingen zouden, zoowel regenten als raad, geen middel bezitten om den crirurg disciplinair daarover te onderhouden, slechts langs den gerech telijken, langen en kostbaren, weg, door ontbinding der overeenkomst te vorde ren, zou tegenover den chirurg kunnen worden opgetreden. Het scheppen van zulk een rechteloozen toestand zouden wij ten zeerste moeten ontraden. Naar aanleiding van hetgeen wij schreven over de rechten en verplich tingen van den chirurg, neergelegd in het benoemingsbesluit, gelooft mr. Adriaanse, dat uw raad ons in deze „instructie-makerij" niet zal volgen. Waar de taak van den chirurg ook omschreven moge zijn, hetzij in het reglement van het Gasthuis, hetzij in een geschrift met titel „instructie voor den chirurg", hetzij in het benoemings besluit, doet in casu niets ter zake, die bepalingen vormen de instructieve voorschriften van den chirurg, waaraan hij zich te houden heeft. Het fundamenteele verschil tusschen een ambtelijke benoeming en een bur gerrechtelijke arbeidsovereenkomst verliest mr. Adriaanse ten eenenmale uit het oog (vgl. Buys I blz. 54, Lohman Onze Constitutie, blz. 184). Op de bewering van mr. Adriaanse, „dat er boven den heer Staverman in 't geheel geen gestelde machten" zouden zijn en evenmin „van discipline" sprake is, zullen wij thans niet meer in gaan. Alléén hier de opmerking tot welke opvattingen het in 't leven roepen van een pirvaatrechtelijke arbeidsover eenkomst kan leiden, moge uit deze beweringen aan het licht treden De raad zij daarvoor gewaarschuwd! Bij de omschrijving van het doel van het Gasthuis, zegt mr. Adriaanse, dat het Gasthuis ook degenen opneemt, die absoluut buiten de armenverzorging vallen. Wij zijn dit volkomen met hem INGEZONDEN MEDEDEELINGEN eens, nemen zelfs acte van deze ver klaring, maar kunnen hem niet toege ven, dat die armenverzorging geen ge- meentetaak zou zijn, haar ergens ook maar opgelegd. De gemeentetaak, de regeling en het bestuur der huishouding der gemeente, behoort aan den raad (art. 134 Ge meentewet). Onder huishouding der gemeente zij o.m. te verstaan de be hartiging der belangen der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid (art. 135 id.) Zou hier de ziekenhuisverple- ging buiten vallen Immers neen. Het gebied dezer belangen is onbe perkt, d.w.z. het strekt zich tot de gren zen van hetgeen de hoogere machten (rijk of provincie) als haar terrein beschouwen. Dit, door de wetenschap ingenomen standpunt, is hier ten aan zien van de ziekenhuisverpleging ten volle van kratht. Bij de beschouwingen van mr. Adri aanse ten aanzien van de ambtsverhou ding van den heer Staverman tot het Gasthuis, treedt de schrijver de begin selen van het publieke recht met voeten en ontziet zich daarbij niet op onge paste wijze onze beweringen te bestrij den en de taal der Oudheid te misbrui ken. Met de splitsing, welke mr. Adriaan se maakt, ten opzichte van het verrich ten van „de armenpraktijk in beperkte mate" en de verbintenis van den heer Staverman om aan andere verpleegden heelkundige diensten te verrichten, kunnen wij ons niet vereenigen, daar de taak van den chirurg één geheel vormt voor die taak in haar geheel ontvangt hij zijn salaris en niet voor een deel daarvan. Ten aanzien van de verpleging der klasse-patiënten zij verwezen naar het voorafgaande betoog. Mr. Adriaanse meent ten onrechte, dat de gemeente den chirurg het voordeel wilde laten ook de betalende patiënten te behande len, indien deze geen andere keuze de den. Neen, allei in het Gasthuis opgeno men patiënten) die geen gebruik maken van de vrije artsenkeuze, of voor reke ning van een openbare instelling wor den opgenomen, hetzij rijk of arm, moet de chirurg behandelen, zonder afzonderlijke belooning. Uit het comptabele voorschrift, dat het subsidie aan het Gasthuis wordt geboekt onder hoofdstuk VIII „Arm wezen" der begrooting, kan ten aanzien van de positie van den chirurg geen conclusie worden getrokken, daar de inrichting ten aanzien van haar hoofd doel behoort tot de instellingen van weldadigheid. De aan het slot van het betoog van mr. Adriaanse vermelde beslissingen hebben alle betrekking op de aan raadsleden verboden leveringen aan de gemeente. Terecht is bij de aangehaalde besluiten uitgemaakt, dat de levering van medicijnen -bij de uitoefening van de armenpraktijk door geneeskundigen aan die praktijk verbonden is. De bewering, dat het houden van een cursus in de heelkundige ziekenverple ging aan ieerlingverpieegsters onder de „armenpraktijk" aan het Gasthuis valt laten wij gaarnè voor rekening van mr. Adriaanse. De rede van minister Colijn. De „Maasbode" schrijft De rede te Amsterdam gehouden door den demissionnairen minister van financiën, doet Vreezen, dat het bij de vraag naar de (niet theoretische), doch practische mogelijkheid van een nieuw rechtsch kabinef niet uitsluitend gaat om het gestand doen van een accoord. Als eerste voorwaarde stelt de anti revolutionaire leider inderdaad „gron dig herstel" van „den toestand van 26 October" wat schijnt te beteekenen dat de Katholieken, die het accoord nopens de Vlootwet voor het oogenblik niet kunnen nakomen wegens hun fi- nancieele bedenkingen, alsnog over die bezwaren hebben heen te stappen. Iets anders kan het niet beduiden want den heer Colijn kan het niet onbekend zijn, dat er in beginsel tusschen zijn zienswijze inzake de verdediging van Indië en die der tien (althans der ne gen) geenerlei verschil bestaat. Maar is bij deze eerste voorwaarde althans een soort afspraak gemoeid, de tweede wordt geheel buiten elk accoord om opgelegd. Wanneer de Katholieken niet de bezuinigingsplannen aanvaarden zooals ze thans concreet (of nog maar in schema) voorliggen dan doet de anti-revolutionnaire fractie aan Kabi netsformatie niet mee. En zegt men, dat in elk geval op dit punt nader overleg moest mogelijk zijn, aangezien hier absoluut van geen enkel accoord sprake is, dan antwoordt de heer Colijn mijn plan is het eenig mogelijke en daarmee basta. Blijft werkelijk de mentaliteit aan anti-revolutionnairen kant aldus voor eenige toenadering ontoegankelijk, dan wordt liet moeilijk te hopen op een so lutie, die in hét welbegrepen belang des lands de meest wenschelijke moet geacht worden. Verbetering van het kiesstelsel. De Vereeniging tot verbetering van het kiesstelsel, in Mei 1922 opgericht, heeft thans als resultaat 9 van de 32 bestudeerde stelsels van Evenredige Vertegenwoordiging gepubliceerd. Hieruit zal de algemeene vergade ring, die in December bijeenkomt, een keuze moeten doen. Daar het mogelijk is, dat ook nog in het te kiezen stelsel wijziging wensche- lijk zal worden geacht, wordt te voren aan de leden der vereeniging nog een tiental vragen voorgelegd. 1. Zijt gij voor een personenstelsel of voor een lijstenstelsel (D.w.z. voor een stelsel waarin elk candidaat af zonderlijk wordt gecandideerd of voor een stelsel, waarin meer candida- ten te samen op één lijst gecandideerd worden). 2. Zijt gij voor candidaatstelling gel dend over heel het rijk (de provincie of de gemeente), of voor candidaatstelling in kieskringen 3. Acht gij overdracht van overtollig verkregen stemmen van den eenen can didaat op den anderen al dan niet ge- wenscht 4. Wilt gij die stemoverdracht zien geschieden a. In een personenstelsel volgens aanwijzing door de candidaten of door de kiezers b. In een lijsten stelsel en volgens lijstorde of volgens volgorde van verkregen stemcijfers 5. Indien een lijstenstelsel werd ge kozen (en op dat geval hebben ook de nog volgende vragen betrekking), acht gij dan toelating van verbinding der lijsten al dan niet wenschelijk 6. Wenscht gij dan de verdeeling der zetels over de lijsten te zien geschieden volgens de methode der grootste over schotten, die der grootste gemiddelden, of de methode d'Hondt 7. Meent gij dan, dat naast het stem men op candidaten, ook tot het uit brengen van een algemeene partijstem gelegenheid moet worden gegeven 8. Wilt gij dan den kiezer één of méér stemmen laten uitbrengen 9. Meent gij dan, dat bij het uitbren gen van meer stemmen het recht tot panacheeren (verdeeling zijner stem men over candidaten van verschillende partijen) den kiezer moet gegeven worden 10. Wilt gij dan de candidaten op de lijst zien geplaatst in alphabetische volgorde Óf in lotingsvolgorde Of door de partijleiding Of bij referen dum door al de leden der partij Of geeft gij de voorkeu» aan kringvormige candidaten-lijsten, waarop geenerlei volgorde zichtbaar is Zaterdagavond. Over 't hekje. Katja en tegenstrijdige critiek. Autobussen en belas ting. Zaterdagavond jl. beleefde Amster dam een eigenaardige opwinding, 't Was of we in de eerste maanden van den oorlog waren, de menschen maak ten zich zeer warm, de gesprekken ademden een opgewonden geest, de debatten op de tram, bij den barbier, in de bars stonden op 't kookpunt. Die ooren had om te hooren, wist hoe de Amsterdammer, in elk geval de over- groote meerderheid der Amsterdam mers, over de buitenlandsche politiek denkt. We lezen dikwijls het oordeel der pers en onder die „pers" worden dan nog steeds een beperkt aantal bla den en feitelijk dan nog maar van en kele aan die bladen verbonden journa listen gerekend. Van het oordeel van 't volk hoort men gewoonlijk weinig, 't Kon misschien wel eens aardig ge weest zijn bij een sensatie-makend nieuwtje als het overhaast vertrek van den ex-kroonprins van Duitschland, te noteeren, welke op- en aanmerkingen the man in the street, in de Van Wou- street, de Kinkerstreet en de Joden Breestreet hierop wist te maken. Als een Amsterdammer een zijner ooren hoort foeteren zegt hij hoe lin ker hoe flinker, hoe rechter hoe slech- Geheel genezen. De Heer W. Zwikker, van Ostade- straat 275, Amsterdam, schrijft „Als lijder aan rheumatiek, waarvan ik soms zwaar ziek was, probeerde ik na een Uwer annonces in een dagblad gelezen te hebben, eens Uw Togal-tabletten, en het doet mij zeer veel genoegen U hier mede te kunnen berichten, dat onmid dellijk na gebruik van Togal-tabletten ik weder aan de beterende hand was, en na gebruik van 5 flacons Togal-ta bletten, was ik geheel genezen en heb nu absoluut geen pijnen meer. Uw To gal-tabletten zijn een probaat genees middel en ai mijn vrienden en kennissen zal ik aanraden ze voortaan te gebrui ken." Wij hebben een groot aantal vrijwil lige dankbetuigingen afkomstig uit alle landen der wereld, die bevestigen de goede en snelle resultaten, verkregen met Togal-tabletten, welke gebruikt worden niet alleen tegen rheumatiek, maar ook tegen spier- en zenuwrheu- matiek, rheumatische knobbels, jicht, ischias, hoofd- en zenuwpijnen, ver koudheden, influenza, griep en slape loosheid. Genezing en onschadelijkheid gegarandeerd. Tegen billijken prijs bij alle Apothekers en Drogisten verkrijg baar. Vraagt brochure No. 59 over de zekere genezing door Togal van rheu matiek, gevatte koude, enz., welke u op aanvrage gratis wordt gezonden door A. J. Ameye, Prinsengracht 1113, Amsterdam. ter. Het aftredend rechtsch ministerie zal ongetwijfeld aan haar eigen kant een zeker suizen hebben gehoord. Een kleine bloemlezing „Wat een comedie, eerst heette het, dat hij zoo goed bewaakt werd, dat het allemaat leugens waren, dat hij per vliegmachi ne wilde ontsnappen 1" „Als ze er niets mee te maken hadden willen hebben, hadden ze hem ook nooit in ons land moeten toelaten. Het heette dat onze regeering waarborgen gegeven had, dat hij goed' bewaakt was, niet meer in de gelegenheid zou worden gesteld den vrede in gevaar te brengen en juist op 't oogenblik dat hij geen slechte kans heeft weer op den troon te komen, laat men hem netjes ontsnappen." „Als hij geen gevangene was, was ook de dure bewaking overbodig geweest en had men hem dezelfde vrijheid moeten gunnen, die ieder vreemdeling hier ge niet". „Ja, die gaat naar Duitschland om gezellig en rustig te leven, daarom ga je vooral nu naar Duitschland". „In 't buitenland zal men ons nu weer meer met den nek aanzien, want wij persoonlijk worden aansprakelijk ge steld voor de daden van onze regee ring". Zoo ging het door en als een enkele het waagde de regeering in bescher ming te nemen, door te zeggen dat zij haar handen in juridisch staatsrech terlijke onschuld kon wasschen, of be weerde dat mijnheer Kan heusch niet gejokt had en dat alle dagen Poincaré ook zoo lekker niet was en dat de En- gelsche concentratiekampen uit den Transvaalschen oorlog' (wat een ge heugen 1) nooit verloren gaan... uit het geheugen, dan laaide het debat wel eens op tot een felle twist en we hoor den zelfs iemand zeggen dat hij zich schaamde Hollander te zijn. Als goed en eerlijk kroniekschrijver breng ik alles voor, zooals ik 't hoorde en hoop alleen maar dat de zwarte voorspellingen, die aan de critiek wer den vastgeknoopt, niet in vervulling zullen gaan. Ondanks de plotselinge koude schij nen mijn geachte stadgenooten de laat ste dagen toch nog al warmbloedig te zijn. Daar heb je de winkelsluiting. Men meende dat de strijdbijl tusschen voor- en tegenstanders begraven was. Geen sprake van. De winkeliers, die het meeste belang hadden bij den ver koop na 8 uur verkochten over het hekje, d.w.z. het werd door een be diende op straat .vóór dq winkeldeur aan den voorbijganger als bestelling overgereikt. De verscherpte politiever ordening heeft dit met 1 November on mogelijk gemaakt. Voor het publiek is de winkelsluiting ongetwijfeld een groot ongerief, maar door de „ontdui king" werd dit veel minder gevoeld. Nu heeft de heer Weiss een voorstel inge diend de ontduiking te sanctioneeren, een manoeuvre zoo onhandig, dat ze natuurlijk niet de minste kans van sla gen heeft. Bovendien een recht dat men

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1923 | | pagina 2