BINNENLAND
Het leven in de Hoofdstad
Rheumatiek
bestond levendige belangstelling voor
aandeelen Southern Railway in verband
met de sterk vooruitgaaride ontvang
sten.
De Amsterdamsche beurs had deze
week na Maandag een rustig verloop,
waarbij Staatsfondsen zich weer
eenigszins konden herstellen, maar en
kele andere gulden fondsen (aandee
len en oblig. Staatsspoor o.a.) tame
lijke verliezen leden. Van Locale Fond
sen behielden Koninklijke het avans in
de laatste weken behaald en blijft men
hier blijkbaar hopen op een spoedige
aandeelenuitgifte met een mooien claim
voor de oude aandeelhouders. Een be
slist vaste stemming bestond er voor
Suikerwaarden, waarvan meerdere
soorten aanmerkelijk hooger waren in
verband met de voortdurende afdoe
ningen der Ver. Ind. Suikerproducen
ten tot winstgevende prijzen ook en
kele aangekondigde interim-dividen
den voor minder courante soorten sti
muleerden de markt. De vastere rub-
berprijs, weer opgeloopen tot 1 sh.
21/2 d. na een daling tot I sh. I /2 d.
deed ook het vertrouwen op de Rubber-
afdeeling terugkeeren. Tabakken en
Schepen waren stil, maar vast. Eenige
beweging is er geweest in aand. en
oblig. Kon. Holl. Lloyd op geruchten
inzake een te wachten subsidie van
Rijk of gemeente. Er ontstond een
groot koersverschil ten voordeele van
de niet ingeleverde obligaties, dat ech
ter later belangrijk inkromp toen het
bestuur er öp gewezen had dat zulk een
verschil ongemotiveerd is. Doordien de
fondsenmarkt een levendiger karakter
droeg, was de geldmarkt iets minder
ruim en werd Prolongatie 3% a 4
genoteerd.
HET RAADSLIDMAATSCHAP VAN
DR. STAVERMAN.
(Vervolg en slot van het voorstel van
Burg. en Weth., opgenomen
14 November).
Onder verwijzing naar hetgeen wij
schreven over de gewijzigde positie
van den heer Staverman, laten wij
gaarne aan de beoordeeling van uwen
raad(en c.q. van Ged. Staten en Kroon)
over, of de conclusie van mr. Adriahnse,
dat er „inderdaad en principieel" in die
positie geen verandering is gekomen,
juist is. Hetzelfde geldt o.i. ten opzich
te van de meening van mr. Adriaanse,
dat „indien men dit toch doet, men zich
van ondeugdelijke argumenten zal
móeten bedienen", hetgeen, naar zijn
oordeel, ons college „n'en déplaise hun
uitvoerig betoog" doet.
Ondanks onze in het prae-advies uit
een gezette redenen, welke ons aanlei
ding hadden gegeven in deze zaak een
deskundig oordeel buiten ons college
in te roepen, wordt deze omstandigheid
door mr. Adriaanse' in een bedenkelijk
licht gesteld. Wij mogen zulks betreu
ren, het geeft ons echter geen aanlei
ding op deze verdachtmakingen in te
gaan.
Ten aanzien van de toepassing van
art. 25 en hetgeen mr. Adriaanse hier
omtrent weder aanvoert, zij nogmaals
er op gewezen, dat degemeentewetge-
ver te dien aanzien het standpunt heeft
ingenomen, dat bij het onderzoek der
geloofsbrieven wordt nagegaan, of een
der nieutve leden een met het lidmaat
schap van den raad onvereenigbare
betrekking bekleedt. Worden er geen
wettelijke beletselen voor zijn toelating
aangetroffen, dan worden de geloofs
brieven in orde bevonden en wordt tot
toelating besloten. Verliest het nieuwe
lid na de toelating een der wettelijke
vereischten of neemt hij één der uitge
sloten betrekkingen aan, dan vindt art.
25 der Gemeentewet hare toepassing.
De in ons prae-advies aangehaalde
Koninklijke beslissingen bevestigen de
ze opvatting. In den aanhef van het
door mr. Adriaanse besproken Kon.
besluit van 1916 staat zelfs, dat het
betrokken raadslid, na op 14 Juli 1915
te zijn herkozen, door den raad als lid
werd toeg'elaten, maar dat hij daarna
werd bevorderd enz., en elders wordt
gesproken van toegelaten en opgetre
den, zoodat de bewering van mr. Adri
aanse, dat de beteekenis van genoemde
Koninklijke beslissing zit in de woorden
„tijdens" en „opgetreden" geenszins
aannemelijk is en tevens een afwijking
van de bestaande jurisprudentie zou
zijn.
Mr. Adriaanse houdt, in afwijking
met de door de wetenschap gehuldigde
leer, nog vast aan zijn meening, dat een
raadslid eerst op het tijdstip van
beëediging lid van den raad wordt. De
beëediging van een raadslid is een
wettelijke vereischte voor de uitoefe
ning van zijn functie. Vandaar dat art.
,39 der wet zegt „Bij het aanvaarden
hunner betrekking wordt door de leden
van den raad afgelegd" enz. Indien de
eed of belofte niet door een lid zou
worden afgelegd, blijft hij niettemin lid
en ontstaat in het college geen vacature.
Mr. Adriaanse denkt voor zijn mee
ning steun te kunnen vinden bij prof.
Buys, waar deze schrijft ten aanzien
van de leden der Staten-Generaal in
zijn werk „Toelichting en Critiek der
Grondwet". De geleerde schrijver neemt
daarin stelling tegen de leer dat iemand
reeds lid wordt op het oogenblik der
verkiezing.
Het besluit tot toelating van het lid
acht hij het juiste oogenblik en dit be
sluit treedt in werking na de beëediging
en is dus de daad zegt prof. Buys
welke den gekozene in het genot stelt
van al zijn rechten. Met deze beschou
wing kunnen wij ons volkomen vetee
nigen. Wij maken voorts gaarne tot de
onze de door dr. A. Kuyper in 1903
"er'te meening, dat niet alleen de kie
zers en de gekozene de zaak hebben te
beslissen, maar ook het college waarin
de gekozene opgenomen zal worden.
Volgens hem is het oogenblik der toe
lating het beslissend moment.
Voorts haalt mr. Adriaanse aan een
antwoord van „de Gemeentestem" in
haar no. 2201. Mr. Adriaanse citeert
als volgt „het verbod (van art. 24)
„geldt alleen voor in functie zijnde
„raadsleden. Iemand die tot raadslid
„gekozen, maar nog niet beëedigd is,
„mag derhalve aan de gemeente leve-
„ren."
Daar ons dit antwoord van „de Ge
meentestem" bevreemdde, sloegen wij
het op, waarna ons bleek, dat mr. Adri
aanse zich bij het overschrijven van het
antwoord vergist had. Zie hier de
vraag en het antwoord „Mag aan. de
„gemeente worden geleverd door een
„raadslid, omtrent wiens niet-toeiafing
„de Koninklijke beslissing wordt inge-
„wacht M.i. wel, zoolang hij niet is
„beëedigd. X." Antw. „Wij zijn van
„dezelfde meening. Art. 24, het verbod
„van levering opleggende aan de „leden
„van den raad", heeft alleen de in func-
„tië zijnde leden op het oog, niet de-
„genen, van wie het nog onzeker is of
„zij de betrekking van raadslid zullen
„kunnen- aanvaarden."
Hier is het dus niet de kwestie, of
het lid nog niet beëedigd was, maar
het feit, dat het nog onzeker was of hij
de betrekking van raadslid zou kunnen
aanvaarden. In het antwoord van de
redactie wordt zelfs in het geheel niet
van de beëediging gewaagd.
Ten aanzien van de vraag, of de heer
Staverman na zijn benoeming tot chi
rurg op 3 Augustus j.l. ambtenaar is
geworden, schrijft mr. Adriaanse
„Was U vroeger geen ambtenaar, dan
is U. het nu ook niet". Deze bewering
hebben wij in ons voorafgaand betoog
omstandig toegelicht en bestreden.
Mr. Adriaanse schijnt het eens te zijn
met den heer Staverman, dat hij geen
superieuren heeft. Wij meenen te mogen
verwijzen naar hetgeen wij te dien aan
zien hiervoor opmerkten. Wat hetgeen
mr.' Adriaanse hierover mededeelt,
slaat o.i. meer op de „zelfstandigheid"
van het ambt. Evenmin als aan elke
andere verantwoordelijke positie in
overheidsdienst zullen wij aan de zelf
standigheid van het ambt van chirurg
aan het Gasthuis ook maar iets te kort
doen. Men verwarre de beide begrippen
niet De ambtenaar, welken vertróu-
wenspost hij ook moge bekleeden en
welke zelfstandigheid hij- in het vervul
len van zijn taak ook moge bezitten, is
ondergeschikt aan zijn superieuren, te
genover wie hij ten volle verantwoor
delijk is.
Naar de meening van-mr. Adriaanse
is thans onder eenigszins gewijzigde
voorwaarden, welke evenmin den aard
van het contract raakten een dergelijk
(civielrechtelijk) contract met de ge
meente gesloten.
Dit is positief in strijd met de feiten.
Toen er, maanden geleden, sprake was
van het scheppen van een nieuwe func
tie voor den chirurg aan het Gasthuis,
heeft steeds de bedoeling voorgezeten,
om over hem ten volle te kunnen be
schikken. Steeds hebben de regenten
van het Gasthuis hiervan uiting gege
ven in de plaats, gehad hebbende confe
renties met ons college. De gemeente
raad heeft daarna den heer Staverman,
niet stilzwijgend, doch uitdrukkelijk
een aanstelling als chirurg aan het
Gasthuis verleend.
Nimmer heeft het in de bedoeling van
regenten en ons college gelegen om
een privaatrechtelijke arbeidsover
eenkomst, zonder ambtelijke verhou
dingen, in het leven te roepen. Wij
zouden dan ook niet de vrijheid kun
nen vinden den raad voor te stellen,
zulk een uitzonderingsgeval, ter wille
van den persoon van den chirurg, tot
stand te doen komen. Bij niet-nakoming
zijner yèrplichtingen zouden, zoowel
regenten als raad, geen middel bezitten
om den crirurg disciplinair daarover te
onderhouden, slechts langs den gerech
telijken, langen en kostbaren, weg, door
ontbinding der overeenkomst te vorde
ren, zou tegenover den chirurg kunnen
worden opgetreden. Het scheppen van
zulk een rechteloozen toestand zouden
wij ten zeerste moeten ontraden.
Naar aanleiding van hetgeen wij
schreven over de rechten en verplich
tingen van den chirurg, neergelegd in
het benoemingsbesluit, gelooft mr.
Adriaanse, dat uw raad ons in deze
„instructie-makerij" niet zal volgen.
Waar de taak van den chirurg ook
omschreven moge zijn, hetzij in het
reglement van het Gasthuis, hetzij in
een geschrift met titel „instructie voor
den chirurg", hetzij in het benoemings
besluit, doet in casu niets ter zake, die
bepalingen vormen de instructieve
voorschriften van den chirurg, waaraan
hij zich te houden heeft.
Het fundamenteele verschil tusschen
een ambtelijke benoeming en een bur
gerrechtelijke arbeidsovereenkomst
verliest mr. Adriaanse ten eenenmale
uit het oog (vgl. Buys I blz. 54, Lohman
Onze Constitutie, blz. 184).
Op de bewering van mr. Adriaanse,
„dat er boven den heer Staverman in 't
geheel geen gestelde machten" zouden
zijn en evenmin „van discipline" sprake
is, zullen wij thans niet meer in gaan.
Alléén hier de opmerking tot welke
opvattingen het in 't leven roepen van
een pirvaatrechtelijke arbeidsover
eenkomst kan leiden, moge uit deze
beweringen aan het licht treden
De raad zij daarvoor gewaarschuwd!
Bij de omschrijving van het doel van
het Gasthuis, zegt mr. Adriaanse, dat
het Gasthuis ook degenen opneemt, die
absoluut buiten de armenverzorging
vallen. Wij zijn dit volkomen met hem
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN
eens, nemen zelfs acte van deze ver
klaring, maar kunnen hem niet toege
ven, dat die armenverzorging geen ge-
meentetaak zou zijn, haar ergens ook
maar opgelegd.
De gemeentetaak, de regeling en het
bestuur der huishouding der gemeente,
behoort aan den raad (art. 134 Ge
meentewet). Onder huishouding der
gemeente zij o.m. te verstaan de be
hartiging der belangen der openbare
orde, zedelijkheid en gezondheid (art.
135 id.) Zou hier de ziekenhuisverple-
ging buiten vallen Immers neen.
Het gebied dezer belangen is onbe
perkt, d.w.z. het strekt zich tot de gren
zen van hetgeen de hoogere machten
(rijk of provincie) als haar terrein
beschouwen. Dit, door de wetenschap
ingenomen standpunt, is hier ten aan
zien van de ziekenhuisverpleging ten
volle van kratht.
Bij de beschouwingen van mr. Adri
aanse ten aanzien van de ambtsverhou
ding van den heer Staverman tot het
Gasthuis, treedt de schrijver de begin
selen van het publieke recht met voeten
en ontziet zich daarbij niet op onge
paste wijze onze beweringen te bestrij
den en de taal der Oudheid te misbrui
ken.
Met de splitsing, welke mr. Adriaan
se maakt, ten opzichte van het verrich
ten van „de armenpraktijk in beperkte
mate" en de verbintenis van den heer
Staverman om aan andere verpleegden
heelkundige diensten te verrichten,
kunnen wij ons niet vereenigen, daar
de taak van den chirurg één geheel
vormt voor die taak in haar geheel
ontvangt hij zijn salaris en niet voor
een deel daarvan.
Ten aanzien van de verpleging der
klasse-patiënten zij verwezen naar het
voorafgaande betoog. Mr. Adriaanse
meent ten onrechte, dat de gemeente
den chirurg het voordeel wilde laten
ook de betalende patiënten te behande
len, indien deze geen andere keuze de
den. Neen, allei in het Gasthuis opgeno
men patiënten) die geen gebruik maken
van de vrije artsenkeuze, of voor reke
ning van een openbare instelling wor
den opgenomen, hetzij rijk of arm,
moet de chirurg behandelen, zonder
afzonderlijke belooning.
Uit het comptabele voorschrift, dat
het subsidie aan het Gasthuis wordt
geboekt onder hoofdstuk VIII „Arm
wezen" der begrooting, kan ten aanzien
van de positie van den chirurg geen
conclusie worden getrokken, daar de
inrichting ten aanzien van haar hoofd
doel behoort tot de instellingen van
weldadigheid.
De aan het slot van het betoog van
mr. Adriaanse vermelde beslissingen
hebben alle betrekking op de aan
raadsleden verboden leveringen aan de
gemeente. Terecht is bij de aangehaalde
besluiten uitgemaakt, dat de levering
van medicijnen -bij de uitoefening van
de armenpraktijk door geneeskundigen
aan die praktijk verbonden is.
De bewering, dat het houden van een
cursus in de heelkundige ziekenverple
ging aan ieerlingverpieegsters onder de
„armenpraktijk" aan het Gasthuis valt
laten wij gaarnè voor rekening van mr.
Adriaanse.
De rede van minister Colijn.
De „Maasbode" schrijft
De rede te Amsterdam gehouden
door den demissionnairen minister van
financiën, doet Vreezen, dat het bij de
vraag naar de (niet theoretische), doch
practische mogelijkheid van een nieuw
rechtsch kabinef niet uitsluitend gaat
om het gestand doen van een accoord.
Als eerste voorwaarde stelt de anti
revolutionaire leider inderdaad „gron
dig herstel" van „den toestand van 26
October" wat schijnt te beteekenen
dat de Katholieken, die het accoord
nopens de Vlootwet voor het oogenblik
niet kunnen nakomen wegens hun fi-
nancieele bedenkingen, alsnog over die
bezwaren hebben heen te stappen. Iets
anders kan het niet beduiden want
den heer Colijn kan het niet onbekend
zijn, dat er in beginsel tusschen zijn
zienswijze inzake de verdediging van
Indië en die der tien (althans der ne
gen) geenerlei verschil bestaat.
Maar is bij deze eerste voorwaarde
althans een soort afspraak gemoeid, de
tweede wordt geheel buiten elk accoord
om opgelegd. Wanneer de Katholieken
niet de bezuinigingsplannen aanvaarden
zooals ze thans concreet (of nog maar
in schema) voorliggen dan doet de
anti-revolutionnaire fractie aan Kabi
netsformatie niet mee.
En zegt men, dat in elk geval op dit
punt nader overleg moest mogelijk zijn,
aangezien hier absoluut van geen enkel
accoord sprake is, dan antwoordt de
heer Colijn mijn plan is het eenig
mogelijke en daarmee basta.
Blijft werkelijk de mentaliteit aan
anti-revolutionnairen kant aldus voor
eenige toenadering ontoegankelijk, dan
wordt liet moeilijk te hopen op een so
lutie, die in hét welbegrepen belang
des lands de meest wenschelijke moet
geacht worden.
Verbetering van het kiesstelsel.
De Vereeniging tot verbetering van
het kiesstelsel, in Mei 1922 opgericht,
heeft thans als resultaat 9 van de 32
bestudeerde stelsels van Evenredige
Vertegenwoordiging gepubliceerd.
Hieruit zal de algemeene vergade
ring, die in December bijeenkomt, een
keuze moeten doen.
Daar het mogelijk is, dat ook nog in
het te kiezen stelsel wijziging wensche-
lijk zal worden geacht, wordt te voren
aan de leden der vereeniging nog een
tiental vragen voorgelegd.
1. Zijt gij voor een personenstelsel of
voor een lijstenstelsel (D.w.z. voor
een stelsel waarin elk candidaat af
zonderlijk wordt gecandideerd of
voor een stelsel, waarin meer candida-
ten te samen op één lijst gecandideerd
worden).
2. Zijt gij voor candidaatstelling gel
dend over heel het rijk (de provincie of
de gemeente), of voor candidaatstelling
in kieskringen
3. Acht gij overdracht van overtollig
verkregen stemmen van den eenen can
didaat op den anderen al dan niet ge-
wenscht
4. Wilt gij die stemoverdracht zien
geschieden a. In een personenstelsel
volgens aanwijzing door de candidaten
of door de kiezers b. In een lijsten
stelsel en volgens lijstorde of volgens
volgorde van verkregen stemcijfers
5. Indien een lijstenstelsel werd ge
kozen (en op dat geval hebben ook de
nog volgende vragen betrekking), acht
gij dan toelating van verbinding der
lijsten al dan niet wenschelijk
6. Wenscht gij dan de verdeeling der
zetels over de lijsten te zien geschieden
volgens de methode der grootste over
schotten, die der grootste gemiddelden,
of de methode d'Hondt
7. Meent gij dan, dat naast het stem
men op candidaten, ook tot het uit
brengen van een algemeene partijstem
gelegenheid moet worden gegeven
8. Wilt gij dan den kiezer één of
méér stemmen laten uitbrengen
9. Meent gij dan, dat bij het uitbren
gen van meer stemmen het recht tot
panacheeren (verdeeling zijner stem
men over candidaten van verschillende
partijen) den kiezer moet gegeven
worden
10. Wilt gij dan de candidaten op de
lijst zien geplaatst in alphabetische
volgorde Óf in lotingsvolgorde Of
door de partijleiding Of bij referen
dum door al de leden der partij Of
geeft gij de voorkeu» aan kringvormige
candidaten-lijsten, waarop geenerlei
volgorde zichtbaar is
Zaterdagavond. Over 't
hekje. Katja en tegenstrijdige
critiek. Autobussen en belas
ting.
Zaterdagavond jl. beleefde Amster
dam een eigenaardige opwinding,
't Was of we in de eerste maanden van
den oorlog waren, de menschen maak
ten zich zeer warm, de gesprekken
ademden een opgewonden geest, de
debatten op de tram, bij den barbier, in
de bars stonden op 't kookpunt. Die
ooren had om te hooren, wist hoe de
Amsterdammer, in elk geval de over-
groote meerderheid der Amsterdam
mers, over de buitenlandsche politiek
denkt. We lezen dikwijls het oordeel
der pers en onder die „pers" worden
dan nog steeds een beperkt aantal bla
den en feitelijk dan nog maar van en
kele aan die bladen verbonden journa
listen gerekend. Van het oordeel van 't
volk hoort men gewoonlijk weinig,
't Kon misschien wel eens aardig ge
weest zijn bij een sensatie-makend
nieuwtje als het overhaast vertrek van
den ex-kroonprins van Duitschland, te
noteeren, welke op- en aanmerkingen
the man in the street, in de Van Wou-
street, de Kinkerstreet en de Joden
Breestreet hierop wist te maken.
Als een Amsterdammer een zijner
ooren hoort foeteren zegt hij hoe lin
ker hoe flinker, hoe rechter hoe slech-
Geheel genezen.
De Heer W. Zwikker, van Ostade-
straat 275, Amsterdam, schrijft „Als
lijder aan rheumatiek, waarvan ik soms
zwaar ziek was, probeerde ik na een
Uwer annonces in een dagblad gelezen
te hebben, eens Uw Togal-tabletten, en
het doet mij zeer veel genoegen U hier
mede te kunnen berichten, dat onmid
dellijk na gebruik van Togal-tabletten
ik weder aan de beterende hand was,
en na gebruik van 5 flacons Togal-ta
bletten, was ik geheel genezen en heb
nu absoluut geen pijnen meer. Uw To
gal-tabletten zijn een probaat genees
middel en ai mijn vrienden en kennissen
zal ik aanraden ze voortaan te gebrui
ken."
Wij hebben een groot aantal vrijwil
lige dankbetuigingen afkomstig uit alle
landen der wereld, die bevestigen de
goede en snelle resultaten, verkregen
met Togal-tabletten, welke gebruikt
worden niet alleen tegen rheumatiek,
maar ook tegen spier- en zenuwrheu-
matiek, rheumatische knobbels, jicht,
ischias, hoofd- en zenuwpijnen, ver
koudheden, influenza, griep en slape
loosheid. Genezing en onschadelijkheid
gegarandeerd. Tegen billijken prijs bij
alle Apothekers en Drogisten verkrijg
baar. Vraagt brochure No. 59 over de
zekere genezing door Togal van rheu
matiek, gevatte koude, enz., welke u
op aanvrage gratis wordt gezonden
door A. J. Ameye, Prinsengracht 1113,
Amsterdam.
ter. Het aftredend rechtsch ministerie
zal ongetwijfeld aan haar eigen kant
een zeker suizen hebben gehoord.
Een kleine bloemlezing „Wat een
comedie, eerst heette het, dat hij zoo
goed bewaakt werd, dat het allemaat
leugens waren, dat hij per vliegmachi
ne wilde ontsnappen 1" „Als ze er niets
mee te maken hadden willen hebben,
hadden ze hem ook nooit in ons land
moeten toelaten. Het heette dat onze
regeering waarborgen gegeven had,
dat hij goed' bewaakt was, niet meer in
de gelegenheid zou worden gesteld den
vrede in gevaar te brengen en juist op
't oogenblik dat hij geen slechte kans
heeft weer op den troon te komen,
laat men hem netjes ontsnappen." „Als
hij geen gevangene was, was ook de
dure bewaking overbodig geweest en
had men hem dezelfde vrijheid moeten
gunnen, die ieder vreemdeling hier ge
niet". „Ja, die gaat naar Duitschland
om gezellig en rustig te leven, daarom
ga je vooral nu naar Duitschland". „In
't buitenland zal men ons nu weer
meer met den nek aanzien, want wij
persoonlijk worden aansprakelijk ge
steld voor de daden van onze regee
ring".
Zoo ging het door en als een enkele
het waagde de regeering in bescher
ming te nemen, door te zeggen dat zij
haar handen in juridisch staatsrech
terlijke onschuld kon wasschen, of be
weerde dat mijnheer Kan heusch niet
gejokt had en dat alle dagen Poincaré
ook zoo lekker niet was en dat de En-
gelsche concentratiekampen uit den
Transvaalschen oorlog' (wat een ge
heugen 1) nooit verloren gaan... uit het
geheugen, dan laaide het debat wel
eens op tot een felle twist en we hoor
den zelfs iemand zeggen dat hij zich
schaamde Hollander te zijn.
Als goed en eerlijk kroniekschrijver
breng ik alles voor, zooals ik 't hoorde
en hoop alleen maar dat de zwarte
voorspellingen, die aan de critiek wer
den vastgeknoopt, niet in vervulling
zullen gaan.
Ondanks de plotselinge koude schij
nen mijn geachte stadgenooten de laat
ste dagen toch nog al warmbloedig te
zijn. Daar heb je de winkelsluiting.
Men meende dat de strijdbijl tusschen
voor- en tegenstanders begraven was.
Geen sprake van. De winkeliers, die
het meeste belang hadden bij den ver
koop na 8 uur verkochten over het
hekje, d.w.z. het werd door een be
diende op straat .vóór dq winkeldeur
aan den voorbijganger als bestelling
overgereikt. De verscherpte politiever
ordening heeft dit met 1 November on
mogelijk gemaakt. Voor het publiek is
de winkelsluiting ongetwijfeld een
groot ongerief, maar door de „ontdui
king" werd dit veel minder gevoeld. Nu
heeft de heer Weiss een voorstel inge
diend de ontduiking te sanctioneeren,
een manoeuvre zoo onhandig, dat ze
natuurlijk niet de minste kans van sla
gen heeft. Bovendien een recht dat men