w,
meld staat
w
ZATERDAG 27 OCTOBER
Eerste Blad
J-
ten
"els
s)
IENDE.
atschappij van
art
GEMEENTEBESTUUR
Een Herdenking.
Gemeenteraad.
^■1
door
rpakt)
111 Cc
een van de
sllingen alhier,
ijn d ploma
Juitsch en En-
alaris f 25 per
netto „Levens-
iss. Crt."
TOUW,
h
Bureau „Vlis-
innetigezin een
STBODE
J. H. GROE-
Schiedam.
b. - Rotterdam
en plaatsen.
PASSAGIERS
SN VEE.
T. I'M T. Roti
nnr f.m, tisr
8
8
bekomen
ansport- en Eip
O. VOS, Tel.
HOORN, TeL163.
RHOUT.Tel.282.
- T„, jm
VLISSINGSCHE COURANT
Pit nummer bestaat uit 3 bladen
DIENSTPLICHT.
Vrijstelling wegens kostwinnerschap.
De Burgemeester van Vlissingen brengt
ingevolge art. 44 tweede lid van het
Dienstplichtbesluit ter openbare kennis,
dat door den Minister van Oorlog bij be
schikking van 23 October 1923. No. 205 V.
van den dienstplicht met ingang van 1 No
vember 1923 voor* één jaar is vrijgesteld
wegens kostwinnerschap, de ingeschrevene
voor den dienstplicht dezer gemeente,
lichting 1922 Pieter Dekker.
Tegen deze uitspraak kunnen vanaf he
den binnen tien dagen bij -de Kroon in be
roep komen de ingeschrevene wien de uit
spraak geldt, elk der overige voor deze ge
meente ingeschreven personen, of de wet
tige vertegenwoordiger.
Het verzoekschrift, dat met redenen om
kleed moet zijn, moet worden ingediend bij
den Burgemeester, ter Secretarie, dezer ge
meente.
De Burgemeester zorgt voor de doorzen
ding van het verzoekschrift.
Vlissingen, 26 October 1923.
De Burgemeester voornoemd,
VAN WOELDEREN.
Het jaar 1923 is wèl rijk aan herden
kingsdagen op maatschappelijk en
staatkundig gebied En dubbel valt het
te betreuren, dat de tijdsomstandighe-
heden, ernstig en zorgvol als zij zijn,
niet toelieten op ruimer schaal aan de
gevoelens van erkentelijkheid en vreug
de uiting te geven, dan in den loop van
dit jaar is geschied. Toch mag ons dit
niet weerhouden, zij het ook binnen be
perkter grenzen, dan we allicht anders
gedaan zouden hebben, van onze ge
zindheid te doen blijken. En zoo-zuilen
we binnen enkele dagen, als November
in het land komt, terug kunnen blikken
op een tijdperk van niet minder dan
vijf-en-zeventig jaar, van staatkundig
en maatschappelijk leven onder een en
dezelfde grondwet. De grondwet van
1848, die in dat zoo hoogst gewichtig
jaar in de vaderlandsche en Europee-
sche geschiedenis, de „nieuwe" werd
genoemd, nieuw, omdat zij de oude, die
van 1815 verving. Wel zijn herhaadelijk
'in die „nieuwe grondwet" wijzigingen
tot stand gebracht, al naar de geest des
tijds en de omstandigheden zulks eisch-
ten, maar wat hare grondslagen betreft,
wat de beginselen aangaat, waarop zij
.is .gebouwd en van uit gegaan is, zijn
•deze onverzwakt gehandhaafd en van
kracht gebleven. „Je maintiendrai", ook
zij mag het zich ais een devies der eere
aanrekenen, die oude, maar nog geens
zins verouderde, integendeel nog immer
jeugdiig-krachtige, fiere wapenspreuk
van ons Koninklijk Huis.
Wij zullen niet in historische bijzon
derheden op staatsrechterlijk gebied
behoeven af te dalen, om er aan te kun
nen herinneren, welk een zegen, na de
aan groote leemten en gebreken rijke
eerste grondwet van het Koninkrijk, die
tweede, nieuwe grondwet is geweest.
Al aanstonds miste zij het stugge, on-
verwringbare, dat haar voorgangster
kenmerkte zij bezat integendeel in
juiste mate de soepelheid om de verde
re, aanzienlijke uitgroeiing van het par
lementair stelsel niet te belemmeren.
Die „nieuwe grondwet'' is inderdaad
een weldaad geweest stootblok ais zij
zou blijken tegen den scherpen strijd
van op elkander indruischende staat
kundige nneeningen weerlegster bij
uitnemendheid' ais zij zou worden om
voor redeneering vatbare tegenstrevers
van den monarchalen regeeringsvorm,
zooal niet te overtuigen, dan toch te
ontwapenen en te verzoenen kort-
wiekster als zij aanstonds was der on
beperkte koninklijke macht, tot de milde
en gezegende regeeringsbevoegdheden,
waaronder wij al dien tijd ons wèl be
vonden toevoegster in hooge mate van
nieuwe en uitgebreide irechten der
volksvertegenwoordiging invoerster
ten slotte der ministerieele verantwoor
delijkheid en der rechtstreeksche ver
kiezingen.
Uit den aard der zaak zijn dit slechts
de hoofdstukken van dat staatsstuk, op
welks grondslagen heel ons staatsbur
gerlijk leven rust. Het bgt dan ook voor
de hand, dat aan de totstandkoming
een lange reeks van jaren van politic-
ken groei is voorafgegaan. Ten slotte
echter is toch maar èêu man als de
geestelijke vader aan te merken, die met
ruimen blik de staatkundige toekomst
van zijn land peilde en het de zegenin
gen van echt liberale beginselen wikte
doen deelachtig worden. Die man is mr
Jan Rudolf Thorbecke geweest, een
man, die als mensch en staatsman bo
ven velen uitblonk. Naast hem hebben
aan de totstandkoming van deGrondwet
des Rijks, Donker Curtius, Luzac, De
Kempenaer en Storm levendig aandeel
gehad. Deze mannen, tot een commissie
benoemd tot samenstelling van een
volledig ontwerp van grondwetsherzie
ning, zagen hun werkstuk aangenomen
en op 3 Novemger, nu bijna 75 jaar ge
leden, plechtig worden afgekondigd.
Meenen we intusschen niet, dat het
daarbij aan feilen strijd en scherpen te
genstand ontbrak het tegendeel is
waar. Maar ten slotte triomfeerde de
geest des tijds want ook in overig
Europa brak een nieuw tijdperk aan
en Thorbecke's geesteskind won het
van alle belagers. Hoe deze nog na de
aanneming bleven mokken, jaren lang,
blijkt duidelijk uit het feit, dat toen na
des staatsmans dood een standbeeld
voor hem zou worden opgericht, de
conservatieve tegenstanders wisten te
beletten, dat dit standbeeld in de resi
dentie kwam te staan, toch ongetwijfeld
de plaats van uitnemendheid om onze
volksvertegenwoordigers aan zijn
groote gaven en ruimen blik te doen
herinneren. Het dankbare Nederland-
sche volk, want het is een offerande
van gansc'n de natie geweest, deed
daarop zijn standbeeld in de hoofdstad
verrijzen.
Reeds is er meer dan een geslacht
gekomen en gegaan, sedert de „nieuwe
grondwet" tot stand kwam, en wij
kunnen ons eigenlijk maar heel moeilijk
voorstellen, dat het anders is geweest.
Toch is niets minder waar. Eeren wij
daarom op den dag, waarop het drie
kwart-eeuw geleden is, dat de, grond
wet, waaronder we nu nog leven en ons
goed bevinden, verbeterd, gewijzigd,
aangevuld als zij meermalen werd, tot
stand kwam, met een stille hulde te
brengen aan deemoedige,kundige man
nen en hun gezegend werk
Vergadering van Vrijdag 26 October,
des namiddags 2 uur.
(Vervolg en slot).
Door J. C. Sclioemeijer, in zijn hoe-
derlandschen Bond van Tabaksvergun-
ning en redacteur van het ,,het Tabaks
blad'', is een adres ingezonden,
waarin hij een eerbiedig, doch drin
gend beroep doet op den rechtvaar
digheidszin en blijken van vroede va
derschap, teneinde den sigarenwinke
liers, door liet verbieden van den ver
koop van tabaksfabrikaten in drank-
vergunming-gelegenheden, wel te wil
len steunen. Het beschermen van zoo
veel duizenden sigarenwinkeliers zal
een weldaad zijn bewezen aan den ge-
heelen Nederiandschen sigarenwinke
liersstand, welke daarvoor ten zeerste
dankbaar en erkentelijk zal zijn.
Gesteld in handen van de commissie
voor de strafverordeningen.
Verzoek van H. W. van Tijen alhier,
om van de gemeente te huren een ge
deelte tuingrond, vroeger behoorende
bij het huis van wijlen mevr. Gewin
Vader.
Gesteld in handen van Burg. en
Weth. om advies.
Schrijven van Gea. Staten, dat er
volgens mededeeling van den minister
van binnenlandsche zaken en landbouw,
bij. hem in beginsel geen bezwaar tegen
bestaat, indien in een verordening tot
heffing van schoolgeld voor het lager
onderwijs in een gemeente het belast
baar ihkomen, 'beneden hetwelk geen
schoolgeld verschuldigd is, op een la
ger bedrag dan 800 wordt gesteld.
Zal behandeld worden bij het desbe
treffend punt van de agenda.
Het bestuur van het sanatoriumfonds
van het Nationaal Verbond van Ge
meente-ambtenaren verzoekt beleefd in
aanmerking te mogen worden gebracht
voor toekenning van een gemeentelijke
subsidie, met behulp waarvan het zijn
werkzaamheden volledig zal kunnen
voortzetten.
Zal bij de bcgrooting behandeld
worden.
Het bestuur der vereeniging Vlis-
singsch Burgenvacht verzoekt dringend
deze vereeniging in het jaar 1924 een
subsidie te willen toekennen van ƒ600.
Dit verzoek zal worden behandeld bij
de gemeente-begrooting.
Door den heer A. P. de Vey Mest-
dagh te Amsterdam is nog een nader
adres gezonden, waarin hij verzoekt
den steen op het graf van wijien den
heer N. J. B. de Vey Mestdagh voor re
kening der gemeente te herplaatsen.
Op aft Verzoek werd afwijzend be
schikt.
Verzoek van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken voor de Zeeuw-
sche Eilanden te Middelburg om de
verordening op de heffing van een za
kelijke 'bedrijfsbelasting met ingang
van 1 Januari 1924 in te trekken.
Zal behandeld worden bij het desbe
treffende voorstel.
Aangeboden werd het gemeentever
slag over 1922, dat in druk is versche
nen en aan de leden van den raad ge
zonden.
if
Aan den lieer J. W. Roskes werd eer
vol ontslag verleend als regent van het
gasthuis aan den lieer H. A. Enklaar
als leeraar in lijnteekenen aan de
avondschool voor Handwerkslieden- en
aan den lieer W. L. Huson ais onbezol
digd ambtenaar van den burgerlijken
stand.
Hierna waren aan de orde verschil
lende benoemingen. In de eerste plaats
de benoeming van de leden voor de af
delingen voor het onderzoek der ge-
meentebegrooting voor 1924.
De voorzitter, stelde voor om slechts
een afdeeling te benoemen, omdat dit
danigheid van voorzitter van den Ne-
het volgend, jaar goed heeft gewerkt.
Alzoo werd 'besloten.
De vaste commission werden samen
gesteld als volgt
Strafverordeningen. De Burgemees
ter, ambtshalve voorzitter. Leden de
heeren P. G- Laernoes, A. Staverman,
L. P. van Oorschot, H. M. W. L. van
flBennekom.
Gemeentewerken. J. G. van Niftrik,
voorzitter. Leden de heeren G. F. Lin
deijer, M. Laernoes, G. van de Putte, J.
Post en P. G. Laernoes.
Financiën. W. L. Huson, voorzitter.
Leden de heeren A. Staverman, P.
Landsman, A. C. van Hal, H. C. V. So-
rel, F. L. Hensel en S. J. Hiilinga.
Havenbedrijf. Burgemeester, voorzit
ter. Leden de heeren M. Laernoes, J.
G. van Niftrik, H. M. W. L. van Benne-
kom, W. L. Huson, J. de Meij, L. P. van
Oorschot.
Grondbedrijf. J. G. van Niftrik, voor
zitter. Leden de heeren W. L. Huson,
J. de Meij, G. van de Putte en H. C. V.
Sorel.
Badexploitatie. Burgemeester, voor
zifter. Leden de heeren M. J. Harts,
F. L, Hensel, M. Laernoes en E. An-
diriessen.
Groente- en Fruitveiling. J. G. van
Niftrik Jr., voorzitter. Leden de heeren:
M. J. Harts, G. F. Lindeijer, G. van de
Putte, S. J. Hiilinga.
Oudheidk. Verzameling. Burgemees
ter, voorzitter. Leden de heeren A.
Staverman, P. Landsman.
Woningbedrijf. J. G. va Niftrik, voor
zitter. Leden de heeren W. L. Huson,
J. de Meij, G. van de Putte en H. C. V.
Sorel.
Monumentenzorg. A. Staverman.
Gas- en Electriciteitsprijzërx'M. Laer
noes, voorzitter. Leden de heeren J. G.
van Niftrik. J. de Meij, W. L. Huson,
W. de Ridder, E. Andriessen, H- C. V.
Sorel, A. C. van Hal.
Commissie voor Crisiswerkloosheid
(leden uit den Raad). J. G.'van Niftrik,
voorzitter. Leden de heeren G. van de
Putte, G. F. Lindeijer.
Commissie Vliss.Middelbrijweg.
Burgemeester, J. G. van Niftrik.
Voorzitter Burger Weeshuis. Vaca
ture Auer (door den raad uit zijn mid
den te benoemen).
De heer Van de Putte legde namens
de drie rechtsche raadfracties de vol
gende verklaring af
Nu de heer Huson gekozen is door
'links, staaf dus vast, dat er namens de
dirie rechtsche raadsfracties niemand'
in het college van Burg. en Weth. zit
ting heeft.
De heer Huson is daar niet onze ver
trouwensman.
De drie rechtsche raadsfracties zijn
bij de wethoudersbenoeming door links
totaal genegeerd.
Dit betreuren wij ten zeerste.
Desniettemin zijn wij van meening,
toch onze beste krachten te moeten ge
ven. aan het gemeentebelang, en zullen
ons daarom een benoeming in de ver
schillende raadscommissiën laten wel
gevallen.
De heer Huson zeide niet met links
te hebben samengewerkt. Hij is door
links uitgenoodigd om mede te werken
tot de verkiezing van wethouders op
voorwaarde dat zou medegewerkt wor
den aan de stichting van een nieuw ge
meente-ziekenhuis.
Er is op hem absoluut niet de minste
pressie uitgeoefend. Dat bij op 2 link-
sche wethouders z-ou stemmen, heeft hij
van begin af aan gehandhaafd.
Hij heeft een ander standpunt ingeno
men dan rechts en dat kan niemand
hem kwalijk nemen. Hij zou bereid -ge
weest zijn 2 rechtsche leden te kiezen,
als de ziekenhuiskwestie in den door
hem bedoelden geest zou worden op
gelost. Toen geen overeenstemming is
verkr-efg^vvas l^^^^r^heel vrij.
De raad bestaat uit 10 linksehe en 9
rechtsche leden. De raad is links en hij
heeft niet mede willen werken om met
deze meerderheid geen rekening te
houden.
De heer Van de Putte zeide op deze
kwestie bij de algemeene beschouwin
gen over de begrooting (e zullen terug
komen.
De heer Huson vroeg of deze kwestie
nu nogmaals aan de orde moet komen.
De voorzitter zeide dat bij de alge
meene beschouwingen deze zaak na
tuurlijk ter sprake kan worden ge
bracht.
Tot leeraar in lijnteekenen aan de
Avondschool voor Nijverheidsonderwijs
voor den duur van den loopenden cur
sus werd uit de voordracht, bestaande
uit de heereni J. C. Spek, en M. M.
Schipper, resp. hoofdopzichter en op
zichter bij den bouw der R. H. B. S.
alhier benoemd de heer Schipper met
9 stemmen de heer Spek verkreeg 8
stemmen, terwijl 1 stem blanco was.
Tot tijdelijk leeraar in Staatsweten
schappen aan de Hoogere Handels
school werd benoemd de heer Goetsch,
niet ingang van 1 September en werd
hem eervol ontslag verleend met ingang
van 1 Januari.
Tot tijdelijk leerares in Engeische
handelscorrespondentie aan genoemde
school werd benoemd mej. P. M. Taat
alhier.
Tot geneesheer, belast met de bedie
ning van het Röntgen-apparaat in liet
gasthuis werd benoemd de lieer N. A.
Henrard, arts alhier.
Door Burg. en Weth. werd voorge
steld afwijzend te beschikken op een
adres van verschillende werkgevers,
aangeslagen ,in de zakelijke belasting
op het bedrijf, tot intrekking van ge
noemde belasting.
De heer P- O. Laernoes zeide dat de
drie rechtsche raadsfracties bij de be
grooting met een progressieve regeling
zullen komen.
De heer M. Laernoes noemt deze be
lasting zeer drukkend voor de industrie,
wat hij nader uiteenzette. Slechts 3
van de gemeenten in Nederland hebben
nog deze belasting. De. tijd zal komen
dat deze belasting wordt verhaald op
de werknemers. Het is zeer schadelijk
voor onze gemeente een dergelijke be
lasting te heffen. De tijd voor deze be
lasting in te trekken is thans het gun
stigst. De belasting kan thans verdwij
nen, nu de hoofdelijke omslag verlaagd
kan worden. In andere tijden kan deze
bedrijfsbelasting niet worden afge
schaft. Hij wilde deze belasting thans
willen opheffen.
De heer Lindeijer noemt de beschou
wing van den heer Laernoes niet vrij
van overdrijving. Hij zeide dat het niet
alleen een moeilijke tijd is voor de in-
dustrieelen doch ook voor de arbeiders
en hij wees er op dat a's de zakelijke
bedrijfsbelasting werd afgeschaft, de
hoofdelijke omslag weer zou moeten
worden verhoogd. De belasting be
draagt slechts y2 cent per uur per ar
beider, dat is toch niet te bezwarend.
De arbeiders en de kleine burgerij moe
ten dan weer meer hoofdelijken omslag
betalen. Hij bracht in herinnering wat
mr. Van Aalten op de vergadering van
vrijz.-dem. raadsleden heeft gezegd, die
zeide dat het thans de tijd niet is om
deze belasting af te schaffen. De indu
strie mag wel iets betalen voor de vele
uitgaven, welke de gemeente voor haar
doet.
De heer Hensel wees er op dat deze
zakelijke bedrijfsbelasting meermalen
verhaald wordt op de arbeiders. Het
tegenovergestelde wordt dus bereikt.
Daarom zal hij geleidelijk willen komen
tot afschaffing van deze belasting, om
dat het ten slotte toch een ongezonde
belasting is. Hij noemde enkele bedrij
ven, waar de belasting op de arbeiders
wordt verhaald., 'Deze zaak mag wel
zeer ernstig onder de oogen worden
gezien.
De heer Van Oorschot gaf toe dat
een practische uitweg van deze belas
ting vele bezwaren oplevert. Overigens
kan hij zich vereenigen met het betoog
van den heer Lindeijer. Hij vindt het
verkeerd van de tafel van Burg. en
Weth. te hebben gehoord' dat men over
weegt deze belasting op de werkne
mers te verhalen. Hij zou een meer
rechtvaardige toepassing van de be
lasting willen zien, vooral van den
hoofdelijken omslag. Zoolang dit niet
is gebeurd, zal hij zich verzetten tegen
afschaffing van de belasting op het be
drijf.
De heer Huson zeide, dat de belas
ting ongeveer ƒ38000 opbrengt. Hij is
het eens met hetgeen de heer Lindeijer
gezegd heeft. Het is niet te ontkennen
dat de industrie aan de gemeente dui
zenden en duizenden kost. Hiervoor
wees hij op het visscherijbedrijf en wat
brengen deze visschers in het laadje.
Zoo gaat het met meer industrieën. De
loonen van de arbeiders zijn niet van
dien aard dat zij betalen wat zij aan de
gemeente kosten.
Hij gaf toe dat er onbillijkheden in
de betasting zijn en daarom zou hij dez^,
zaak eens aanhangig willen maken bij
de Vereeniging van Ned. Gemeenten.
Hij zou het billijk Vinden dat de be
lasting reeds inging wanneer men 1
knecht heeft. De gemeente kan daar
echter niets aain doen.
Hij zou het verzoek van den 'heer P.
G. Laernoes willen steunen en de zaak
nog eens goed onder de oogen willen
zien.
De heer P. G. Laernoes heeft thans
over deze quaestie niet willen spreken,
omdat hij dit bij de begrooting kan
doen, wanneer het voorstel nader aan
de orde komt.
Hierna werd het voorstel van Burg.
en Weth. zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
In behandeling kwam hierna het
voorstel van Burg. en Weth. om afwij
zend te beschikken op een, adres van de
afdeeling Vlissingen van het Ned. On
derwijzers Genootschap en van den
Bond van Ned. Onderwijzers, om aan
de klasse-onderwijzers, die gedurende
het jaar 1920 en de eerste vier maan
den van 1921 buiten de gewone school
uren les in de nuttige handwerken
hebben gegeven, daarvoor alsnog een
belooning toe te kennen.
Wei stellen Burg. en Weth. voor oni
alsnog over de eerste vier maanden van
1921 voor d,ie lessen een vergoeding toe
te kennen.
De heer Landsman gaf een uiteenzet
ting hoe hier het handwerkonderwijs is
geregeld. Hij toonde aan hoe de onder
wijzeressen vakonderwijs gaven. Het
heeft bevreemd, dat de gemeente des
tijds het salaris wel heeft uitgekeerd
aan de vakonderwijzeressen, doch niet
aan de vakonderwijzeressen die tevens
klasse-onderwijzeres waren.
Hij wilde inderdaad' aan de dames
het haar toekomende salaris uitkeeren
en dus recht willen doen aan die da
mes. De quaestie rijk en gemeente moet
nu uit zijn en nu is de taak aan de ge
meente.
De heer Lindeijer is het eens met de
algemeene beschouwingen van Burg. en
Weth., dat er de laatste jaren groote
stelloosheid heeft geheerscht. Hij meen
de dat, als gemeenten vrij waren ge
weest zij zeker de onderwijzeressen zou
den betaald hebben.
Hij wees op het ingezonden stuk van
de onderwijzers-organisaties, waarin de
zaak duidelijk uiteengezet wordt.
Het extra-werk is gedaan door de
onderwijzeressen in opdracht van het
gemeentebestuur en daarom dienen zij
betaald te worden. Hij is blij dat Burg.
en Weth. met een nader voorstel zijn
gekomen. De moreele verplichting
brengt echter mede dat ook over ,5920
betaald moet worden. Hij hoopte dat de
raad niet zoo onbillijk zal zijn als de
regeering en het volle bedrag over 1920
uit te betalen.
De heer Harts gaat in deze mede met
het laatste advies van Burg. en Weth.
Dat over de 4 maanden het salaris
betaald wordt is billijk. De gemeente
besturen hebben niet in de gedachte
kunnen verkeeren dat het rijk niet over
1920 zou betalen. Toen bekend was dat
er geen vergoeding meer gegeven zou
worden, had het onderwijs dadelijk in
de gewone schooluren gegeven moeten
worden. Voor de 4 maanden moet dus
de uitbetaling plaats hebben.
De heer Landsman diende een amen--
dement in om het salaris over 1920
alsnog te betalen.
De heer Van Oorschot zeide dat
wanneer iemand arbeid verricht, daar
voor betaald moet worden. Anders
houdt de gemeente geld in de kas,
waarop zij geen recht heeft. Hij wi! de
onderwijzeressen dus geven waarop zij
recht hebben.
De heer Landsman zeide dat de
klasse-onderwijzeressen ook vak-on
derwijs hebben gegeven en op dien
grond hebben zij recht op de vergoe
ding voor het vak-onderwijs. Wij moe
ten recht doen aan de onderwijzeressen.
De heer Van Bennekom kan niet ge
heel medegaan met het betoog van den
heer Landsman. Het bevreemdt hem dat
niet dadelijk bij de wijziging der onder
wijswet gevraagd is of overuren wer
den betaald. Hij vraagt of de onderwij
zers rijks-ambtenaren zijn. Zijn zij dit
wel dan moet de gemeente dit niet be
talen. Zijn zij we! gemeente-ambtenaren
dan hebben zij geen recht op over
uren, waar bepaald is dat gemeente
ambtenaren geen overuren krijgen. Wij
stellen dan een gevaarlijk antecedent.
De heer M, Loernoes ziede dat wat
hier gezegd is, in de Tweede Kamer
zou gezegd moeten worden. Over de
moreele verplichting wordt gesproken.
Waar moet het heen als wij gaan be
talen wat ons in Den Haag wordt op
gelegd. Er zal dan geen eind aan ko
men. De regeering beschouwt de on
derwijzers geheel ais rijks-ambtenaren.
Waar moet het nu heen als de gemeen
te moest betalen voor iets wat tot de
rijkstaak behoort. De minister heeft
gezegd dat het niet zoo erg is dat de
onderwijzers enkele uren extra les heb
ben gegeven, waar de salarissen zoo
waren verhoogd.