w, meld staat w ZATERDAG 27 OCTOBER Eerste Blad J- ten "els s) IENDE. atschappij van art GEMEENTEBESTUUR Een Herdenking. Gemeenteraad. ^■1 door rpakt) 111 Cc een van de sllingen alhier, ijn d ploma Juitsch en En- alaris f 25 per netto „Levens- iss. Crt." TOUW, h Bureau „Vlis- innetigezin een STBODE J. H. GROE- Schiedam. b. - Rotterdam en plaatsen. PASSAGIERS SN VEE. T. I'M T. Roti nnr f.m, tisr 8 8 bekomen ansport- en Eip O. VOS, Tel. HOORN, TeL163. RHOUT.Tel.282. - T„, jm VLISSINGSCHE COURANT Pit nummer bestaat uit 3 bladen DIENSTPLICHT. Vrijstelling wegens kostwinnerschap. De Burgemeester van Vlissingen brengt ingevolge art. 44 tweede lid van het Dienstplichtbesluit ter openbare kennis, dat door den Minister van Oorlog bij be schikking van 23 October 1923. No. 205 V. van den dienstplicht met ingang van 1 No vember 1923 voor* één jaar is vrijgesteld wegens kostwinnerschap, de ingeschrevene voor den dienstplicht dezer gemeente, lichting 1922 Pieter Dekker. Tegen deze uitspraak kunnen vanaf he den binnen tien dagen bij -de Kroon in be roep komen de ingeschrevene wien de uit spraak geldt, elk der overige voor deze ge meente ingeschreven personen, of de wet tige vertegenwoordiger. Het verzoekschrift, dat met redenen om kleed moet zijn, moet worden ingediend bij den Burgemeester, ter Secretarie, dezer ge meente. De Burgemeester zorgt voor de doorzen ding van het verzoekschrift. Vlissingen, 26 October 1923. De Burgemeester voornoemd, VAN WOELDEREN. Het jaar 1923 is wèl rijk aan herden kingsdagen op maatschappelijk en staatkundig gebied En dubbel valt het te betreuren, dat de tijdsomstandighe- heden, ernstig en zorgvol als zij zijn, niet toelieten op ruimer schaal aan de gevoelens van erkentelijkheid en vreug de uiting te geven, dan in den loop van dit jaar is geschied. Toch mag ons dit niet weerhouden, zij het ook binnen be perkter grenzen, dan we allicht anders gedaan zouden hebben, van onze ge zindheid te doen blijken. En zoo-zuilen we binnen enkele dagen, als November in het land komt, terug kunnen blikken op een tijdperk van niet minder dan vijf-en-zeventig jaar, van staatkundig en maatschappelijk leven onder een en dezelfde grondwet. De grondwet van 1848, die in dat zoo hoogst gewichtig jaar in de vaderlandsche en Europee- sche geschiedenis, de „nieuwe" werd genoemd, nieuw, omdat zij de oude, die van 1815 verving. Wel zijn herhaadelijk 'in die „nieuwe grondwet" wijzigingen tot stand gebracht, al naar de geest des tijds en de omstandigheden zulks eisch- ten, maar wat hare grondslagen betreft, wat de beginselen aangaat, waarop zij .is .gebouwd en van uit gegaan is, zijn •deze onverzwakt gehandhaafd en van kracht gebleven. „Je maintiendrai", ook zij mag het zich ais een devies der eere aanrekenen, die oude, maar nog geens zins verouderde, integendeel nog immer jeugdiig-krachtige, fiere wapenspreuk van ons Koninklijk Huis. Wij zullen niet in historische bijzon derheden op staatsrechterlijk gebied behoeven af te dalen, om er aan te kun nen herinneren, welk een zegen, na de aan groote leemten en gebreken rijke eerste grondwet van het Koninkrijk, die tweede, nieuwe grondwet is geweest. Al aanstonds miste zij het stugge, on- verwringbare, dat haar voorgangster kenmerkte zij bezat integendeel in juiste mate de soepelheid om de verde re, aanzienlijke uitgroeiing van het par lementair stelsel niet te belemmeren. Die „nieuwe grondwet'' is inderdaad een weldaad geweest stootblok ais zij zou blijken tegen den scherpen strijd van op elkander indruischende staat kundige nneeningen weerlegster bij uitnemendheid' ais zij zou worden om voor redeneering vatbare tegenstrevers van den monarchalen regeeringsvorm, zooal niet te overtuigen, dan toch te ontwapenen en te verzoenen kort- wiekster als zij aanstonds was der on beperkte koninklijke macht, tot de milde en gezegende regeeringsbevoegdheden, waaronder wij al dien tijd ons wèl be vonden toevoegster in hooge mate van nieuwe en uitgebreide irechten der volksvertegenwoordiging invoerster ten slotte der ministerieele verantwoor delijkheid en der rechtstreeksche ver kiezingen. Uit den aard der zaak zijn dit slechts de hoofdstukken van dat staatsstuk, op welks grondslagen heel ons staatsbur gerlijk leven rust. Het bgt dan ook voor de hand, dat aan de totstandkoming een lange reeks van jaren van politic- ken groei is voorafgegaan. Ten slotte echter is toch maar èêu man als de geestelijke vader aan te merken, die met ruimen blik de staatkundige toekomst van zijn land peilde en het de zegenin gen van echt liberale beginselen wikte doen deelachtig worden. Die man is mr Jan Rudolf Thorbecke geweest, een man, die als mensch en staatsman bo ven velen uitblonk. Naast hem hebben aan de totstandkoming van deGrondwet des Rijks, Donker Curtius, Luzac, De Kempenaer en Storm levendig aandeel gehad. Deze mannen, tot een commissie benoemd tot samenstelling van een volledig ontwerp van grondwetsherzie ning, zagen hun werkstuk aangenomen en op 3 Novemger, nu bijna 75 jaar ge leden, plechtig worden afgekondigd. Meenen we intusschen niet, dat het daarbij aan feilen strijd en scherpen te genstand ontbrak het tegendeel is waar. Maar ten slotte triomfeerde de geest des tijds want ook in overig Europa brak een nieuw tijdperk aan en Thorbecke's geesteskind won het van alle belagers. Hoe deze nog na de aanneming bleven mokken, jaren lang, blijkt duidelijk uit het feit, dat toen na des staatsmans dood een standbeeld voor hem zou worden opgericht, de conservatieve tegenstanders wisten te beletten, dat dit standbeeld in de resi dentie kwam te staan, toch ongetwijfeld de plaats van uitnemendheid om onze volksvertegenwoordigers aan zijn groote gaven en ruimen blik te doen herinneren. Het dankbare Nederland- sche volk, want het is een offerande van gansc'n de natie geweest, deed daarop zijn standbeeld in de hoofdstad verrijzen. Reeds is er meer dan een geslacht gekomen en gegaan, sedert de „nieuwe grondwet" tot stand kwam, en wij kunnen ons eigenlijk maar heel moeilijk voorstellen, dat het anders is geweest. Toch is niets minder waar. Eeren wij daarom op den dag, waarop het drie kwart-eeuw geleden is, dat de, grond wet, waaronder we nu nog leven en ons goed bevinden, verbeterd, gewijzigd, aangevuld als zij meermalen werd, tot stand kwam, met een stille hulde te brengen aan deemoedige,kundige man nen en hun gezegend werk Vergadering van Vrijdag 26 October, des namiddags 2 uur. (Vervolg en slot). Door J. C. Sclioemeijer, in zijn hoe- derlandschen Bond van Tabaksvergun- ning en redacteur van het ,,het Tabaks blad'', is een adres ingezonden, waarin hij een eerbiedig, doch drin gend beroep doet op den rechtvaar digheidszin en blijken van vroede va derschap, teneinde den sigarenwinke liers, door liet verbieden van den ver koop van tabaksfabrikaten in drank- vergunming-gelegenheden, wel te wil len steunen. Het beschermen van zoo veel duizenden sigarenwinkeliers zal een weldaad zijn bewezen aan den ge- heelen Nederiandschen sigarenwinke liersstand, welke daarvoor ten zeerste dankbaar en erkentelijk zal zijn. Gesteld in handen van de commissie voor de strafverordeningen. Verzoek van H. W. van Tijen alhier, om van de gemeente te huren een ge deelte tuingrond, vroeger behoorende bij het huis van wijlen mevr. Gewin Vader. Gesteld in handen van Burg. en Weth. om advies. Schrijven van Gea. Staten, dat er volgens mededeeling van den minister van binnenlandsche zaken en landbouw, bij. hem in beginsel geen bezwaar tegen bestaat, indien in een verordening tot heffing van schoolgeld voor het lager onderwijs in een gemeente het belast baar ihkomen, 'beneden hetwelk geen schoolgeld verschuldigd is, op een la ger bedrag dan 800 wordt gesteld. Zal behandeld worden bij het desbe treffend punt van de agenda. Het bestuur van het sanatoriumfonds van het Nationaal Verbond van Ge meente-ambtenaren verzoekt beleefd in aanmerking te mogen worden gebracht voor toekenning van een gemeentelijke subsidie, met behulp waarvan het zijn werkzaamheden volledig zal kunnen voortzetten. Zal bij de bcgrooting behandeld worden. Het bestuur der vereeniging Vlis- singsch Burgenvacht verzoekt dringend deze vereeniging in het jaar 1924 een subsidie te willen toekennen van ƒ600. Dit verzoek zal worden behandeld bij de gemeente-begrooting. Door den heer A. P. de Vey Mest- dagh te Amsterdam is nog een nader adres gezonden, waarin hij verzoekt den steen op het graf van wijien den heer N. J. B. de Vey Mestdagh voor re kening der gemeente te herplaatsen. Op aft Verzoek werd afwijzend be schikt. Verzoek van de Kamer van Koop handel en Fabrieken voor de Zeeuw- sche Eilanden te Middelburg om de verordening op de heffing van een za kelijke 'bedrijfsbelasting met ingang van 1 Januari 1924 in te trekken. Zal behandeld worden bij het desbe treffende voorstel. Aangeboden werd het gemeentever slag over 1922, dat in druk is versche nen en aan de leden van den raad ge zonden. if Aan den lieer J. W. Roskes werd eer vol ontslag verleend als regent van het gasthuis aan den lieer H. A. Enklaar als leeraar in lijnteekenen aan de avondschool voor Handwerkslieden- en aan den lieer W. L. Huson ais onbezol digd ambtenaar van den burgerlijken stand. Hierna waren aan de orde verschil lende benoemingen. In de eerste plaats de benoeming van de leden voor de af delingen voor het onderzoek der ge- meentebegrooting voor 1924. De voorzitter, stelde voor om slechts een afdeeling te benoemen, omdat dit danigheid van voorzitter van den Ne- het volgend, jaar goed heeft gewerkt. Alzoo werd 'besloten. De vaste commission werden samen gesteld als volgt Strafverordeningen. De Burgemees ter, ambtshalve voorzitter. Leden de heeren P. G- Laernoes, A. Staverman, L. P. van Oorschot, H. M. W. L. van flBennekom. Gemeentewerken. J. G. van Niftrik, voorzitter. Leden de heeren G. F. Lin deijer, M. Laernoes, G. van de Putte, J. Post en P. G. Laernoes. Financiën. W. L. Huson, voorzitter. Leden de heeren A. Staverman, P. Landsman, A. C. van Hal, H. C. V. So- rel, F. L. Hensel en S. J. Hiilinga. Havenbedrijf. Burgemeester, voorzit ter. Leden de heeren M. Laernoes, J. G. van Niftrik, H. M. W. L. van Benne- kom, W. L. Huson, J. de Meij, L. P. van Oorschot. Grondbedrijf. J. G. van Niftrik, voor zitter. Leden de heeren W. L. Huson, J. de Meij, G. van de Putte en H. C. V. Sorel. Badexploitatie. Burgemeester, voor zifter. Leden de heeren M. J. Harts, F. L, Hensel, M. Laernoes en E. An- diriessen. Groente- en Fruitveiling. J. G. van Niftrik Jr., voorzitter. Leden de heeren: M. J. Harts, G. F. Lindeijer, G. van de Putte, S. J. Hiilinga. Oudheidk. Verzameling. Burgemees ter, voorzitter. Leden de heeren A. Staverman, P. Landsman. Woningbedrijf. J. G. va Niftrik, voor zitter. Leden de heeren W. L. Huson, J. de Meij, G. van de Putte en H. C. V. Sorel. Monumentenzorg. A. Staverman. Gas- en Electriciteitsprijzërx'M. Laer noes, voorzitter. Leden de heeren J. G. van Niftrik. J. de Meij, W. L. Huson, W. de Ridder, E. Andriessen, H- C. V. Sorel, A. C. van Hal. Commissie voor Crisiswerkloosheid (leden uit den Raad). J. G.'van Niftrik, voorzitter. Leden de heeren G. van de Putte, G. F. Lindeijer. Commissie Vliss.Middelbrijweg. Burgemeester, J. G. van Niftrik. Voorzitter Burger Weeshuis. Vaca ture Auer (door den raad uit zijn mid den te benoemen). De heer Van de Putte legde namens de drie rechtsche raadfracties de vol gende verklaring af Nu de heer Huson gekozen is door 'links, staaf dus vast, dat er namens de dirie rechtsche raadsfracties niemand' in het college van Burg. en Weth. zit ting heeft. De heer Huson is daar niet onze ver trouwensman. De drie rechtsche raadsfracties zijn bij de wethoudersbenoeming door links totaal genegeerd. Dit betreuren wij ten zeerste. Desniettemin zijn wij van meening, toch onze beste krachten te moeten ge ven. aan het gemeentebelang, en zullen ons daarom een benoeming in de ver schillende raadscommissiën laten wel gevallen. De heer Huson zeide niet met links te hebben samengewerkt. Hij is door links uitgenoodigd om mede te werken tot de verkiezing van wethouders op voorwaarde dat zou medegewerkt wor den aan de stichting van een nieuw ge meente-ziekenhuis. Er is op hem absoluut niet de minste pressie uitgeoefend. Dat bij op 2 link- sche wethouders z-ou stemmen, heeft hij van begin af aan gehandhaafd. Hij heeft een ander standpunt ingeno men dan rechts en dat kan niemand hem kwalijk nemen. Hij zou bereid -ge weest zijn 2 rechtsche leden te kiezen, als de ziekenhuiskwestie in den door hem bedoelden geest zou worden op gelost. Toen geen overeenstemming is verkr-efg^vvas l^^^^r^heel vrij. De raad bestaat uit 10 linksehe en 9 rechtsche leden. De raad is links en hij heeft niet mede willen werken om met deze meerderheid geen rekening te houden. De heer Van de Putte zeide op deze kwestie bij de algemeene beschouwin gen over de begrooting (e zullen terug komen. De heer Huson vroeg of deze kwestie nu nogmaals aan de orde moet komen. De voorzitter zeide dat bij de alge meene beschouwingen deze zaak na tuurlijk ter sprake kan worden ge bracht. Tot leeraar in lijnteekenen aan de Avondschool voor Nijverheidsonderwijs voor den duur van den loopenden cur sus werd uit de voordracht, bestaande uit de heereni J. C. Spek, en M. M. Schipper, resp. hoofdopzichter en op zichter bij den bouw der R. H. B. S. alhier benoemd de heer Schipper met 9 stemmen de heer Spek verkreeg 8 stemmen, terwijl 1 stem blanco was. Tot tijdelijk leeraar in Staatsweten schappen aan de Hoogere Handels school werd benoemd de heer Goetsch, niet ingang van 1 September en werd hem eervol ontslag verleend met ingang van 1 Januari. Tot tijdelijk leerares in Engeische handelscorrespondentie aan genoemde school werd benoemd mej. P. M. Taat alhier. Tot geneesheer, belast met de bedie ning van het Röntgen-apparaat in liet gasthuis werd benoemd de lieer N. A. Henrard, arts alhier. Door Burg. en Weth. werd voorge steld afwijzend te beschikken op een adres van verschillende werkgevers, aangeslagen ,in de zakelijke belasting op het bedrijf, tot intrekking van ge noemde belasting. De heer P- O. Laernoes zeide dat de drie rechtsche raadsfracties bij de be grooting met een progressieve regeling zullen komen. De heer M. Laernoes noemt deze be lasting zeer drukkend voor de industrie, wat hij nader uiteenzette. Slechts 3 van de gemeenten in Nederland hebben nog deze belasting. De. tijd zal komen dat deze belasting wordt verhaald op de werknemers. Het is zeer schadelijk voor onze gemeente een dergelijke be lasting te heffen. De tijd voor deze be lasting in te trekken is thans het gun stigst. De belasting kan thans verdwij nen, nu de hoofdelijke omslag verlaagd kan worden. In andere tijden kan deze bedrijfsbelasting niet worden afge schaft. Hij wilde deze belasting thans willen opheffen. De heer Lindeijer noemt de beschou wing van den heer Laernoes niet vrij van overdrijving. Hij zeide dat het niet alleen een moeilijke tijd is voor de in- dustrieelen doch ook voor de arbeiders en hij wees er op dat a's de zakelijke bedrijfsbelasting werd afgeschaft, de hoofdelijke omslag weer zou moeten worden verhoogd. De belasting be draagt slechts y2 cent per uur per ar beider, dat is toch niet te bezwarend. De arbeiders en de kleine burgerij moe ten dan weer meer hoofdelijken omslag betalen. Hij bracht in herinnering wat mr. Van Aalten op de vergadering van vrijz.-dem. raadsleden heeft gezegd, die zeide dat het thans de tijd niet is om deze belasting af te schaffen. De indu strie mag wel iets betalen voor de vele uitgaven, welke de gemeente voor haar doet. De heer Hensel wees er op dat deze zakelijke bedrijfsbelasting meermalen verhaald wordt op de arbeiders. Het tegenovergestelde wordt dus bereikt. Daarom zal hij geleidelijk willen komen tot afschaffing van deze belasting, om dat het ten slotte toch een ongezonde belasting is. Hij noemde enkele bedrij ven, waar de belasting op de arbeiders wordt verhaald., 'Deze zaak mag wel zeer ernstig onder de oogen worden gezien. De heer Van Oorschot gaf toe dat een practische uitweg van deze belas ting vele bezwaren oplevert. Overigens kan hij zich vereenigen met het betoog van den heer Lindeijer. Hij vindt het verkeerd van de tafel van Burg. en Weth. te hebben gehoord' dat men over weegt deze belasting op de werkne mers te verhalen. Hij zou een meer rechtvaardige toepassing van de be lasting willen zien, vooral van den hoofdelijken omslag. Zoolang dit niet is gebeurd, zal hij zich verzetten tegen afschaffing van de belasting op het be drijf. De heer Huson zeide, dat de belas ting ongeveer ƒ38000 opbrengt. Hij is het eens met hetgeen de heer Lindeijer gezegd heeft. Het is niet te ontkennen dat de industrie aan de gemeente dui zenden en duizenden kost. Hiervoor wees hij op het visscherijbedrijf en wat brengen deze visschers in het laadje. Zoo gaat het met meer industrieën. De loonen van de arbeiders zijn niet van dien aard dat zij betalen wat zij aan de gemeente kosten. Hij gaf toe dat er onbillijkheden in de betasting zijn en daarom zou hij dez^, zaak eens aanhangig willen maken bij de Vereeniging van Ned. Gemeenten. Hij zou het billijk Vinden dat de be lasting reeds inging wanneer men 1 knecht heeft. De gemeente kan daar echter niets aain doen. Hij zou het verzoek van den 'heer P. G. Laernoes willen steunen en de zaak nog eens goed onder de oogen willen zien. De heer P. G. Laernoes heeft thans over deze quaestie niet willen spreken, omdat hij dit bij de begrooting kan doen, wanneer het voorstel nader aan de orde komt. Hierna werd het voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. In behandeling kwam hierna het voorstel van Burg. en Weth. om afwij zend te beschikken op een, adres van de afdeeling Vlissingen van het Ned. On derwijzers Genootschap en van den Bond van Ned. Onderwijzers, om aan de klasse-onderwijzers, die gedurende het jaar 1920 en de eerste vier maan den van 1921 buiten de gewone school uren les in de nuttige handwerken hebben gegeven, daarvoor alsnog een belooning toe te kennen. Wei stellen Burg. en Weth. voor oni alsnog over de eerste vier maanden van 1921 voor d,ie lessen een vergoeding toe te kennen. De heer Landsman gaf een uiteenzet ting hoe hier het handwerkonderwijs is geregeld. Hij toonde aan hoe de onder wijzeressen vakonderwijs gaven. Het heeft bevreemd, dat de gemeente des tijds het salaris wel heeft uitgekeerd aan de vakonderwijzeressen, doch niet aan de vakonderwijzeressen die tevens klasse-onderwijzeres waren. Hij wilde inderdaad' aan de dames het haar toekomende salaris uitkeeren en dus recht willen doen aan die da mes. De quaestie rijk en gemeente moet nu uit zijn en nu is de taak aan de ge meente. De heer Lindeijer is het eens met de algemeene beschouwingen van Burg. en Weth., dat er de laatste jaren groote stelloosheid heeft geheerscht. Hij meen de dat, als gemeenten vrij waren ge weest zij zeker de onderwijzeressen zou den betaald hebben. Hij wees op het ingezonden stuk van de onderwijzers-organisaties, waarin de zaak duidelijk uiteengezet wordt. Het extra-werk is gedaan door de onderwijzeressen in opdracht van het gemeentebestuur en daarom dienen zij betaald te worden. Hij is blij dat Burg. en Weth. met een nader voorstel zijn gekomen. De moreele verplichting brengt echter mede dat ook over ,5920 betaald moet worden. Hij hoopte dat de raad niet zoo onbillijk zal zijn als de regeering en het volle bedrag over 1920 uit te betalen. De heer Harts gaat in deze mede met het laatste advies van Burg. en Weth. Dat over de 4 maanden het salaris betaald wordt is billijk. De gemeente besturen hebben niet in de gedachte kunnen verkeeren dat het rijk niet over 1920 zou betalen. Toen bekend was dat er geen vergoeding meer gegeven zou worden, had het onderwijs dadelijk in de gewone schooluren gegeven moeten worden. Voor de 4 maanden moet dus de uitbetaling plaats hebben. De heer Landsman diende een amen-- dement in om het salaris over 1920 alsnog te betalen. De heer Van Oorschot zeide dat wanneer iemand arbeid verricht, daar voor betaald moet worden. Anders houdt de gemeente geld in de kas, waarop zij geen recht heeft. Hij wi! de onderwijzeressen dus geven waarop zij recht hebben. De heer Landsman zeide dat de klasse-onderwijzeressen ook vak-on derwijs hebben gegeven en op dien grond hebben zij recht op de vergoe ding voor het vak-onderwijs. Wij moe ten recht doen aan de onderwijzeressen. De heer Van Bennekom kan niet ge heel medegaan met het betoog van den heer Landsman. Het bevreemdt hem dat niet dadelijk bij de wijziging der onder wijswet gevraagd is of overuren wer den betaald. Hij vraagt of de onderwij zers rijks-ambtenaren zijn. Zijn zij dit wel dan moet de gemeente dit niet be talen. Zijn zij we! gemeente-ambtenaren dan hebben zij geen recht op over uren, waar bepaald is dat gemeente ambtenaren geen overuren krijgen. Wij stellen dan een gevaarlijk antecedent. De heer M, Loernoes ziede dat wat hier gezegd is, in de Tweede Kamer zou gezegd moeten worden. Over de moreele verplichting wordt gesproken. Waar moet het heen als wij gaan be talen wat ons in Den Haag wordt op gelegd. Er zal dan geen eind aan ko men. De regeering beschouwt de on derwijzers geheel ais rijks-ambtenaren. Waar moet het nu heen als de gemeen te moest betalen voor iets wat tot de rijkstaak behoort. De minister heeft gezegd dat het niet zoo erg is dat de onderwijzers enkele uren extra les heb ben gegeven, waar de salarissen zoo waren verhoogd.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1923 | | pagina 1