G i ER. A. ike Zuurkool o en 31 lbo de Maatschappij van omvaart 5023 DIMSDAG^;23 OCTOBER BINNENLAND Stads= en P/ovineienieuws jicht. Id 758.8 te Biarritz |d 729.1 te Tihors- tvond van 23 Oo |htige Zuid-Weste- Zwaar bewolkt lelijke opklaringen, leratuur. des na IRSEN. |2 October, Icieel) Irsen. rkoopen. p7 Londen 11.54 -ƒ 12.95 Parijs |nen ƒ0.00.33- Eer. Ponden 11.53 [s 12.84—12.97 f15.05 Kronen b.40. I VLISSINGEN. v.m. (12.35 1 1.06 1.35 2.04 2.37 3.09 3.37 n.m. 12.41 1.13 1.41 2.11 2.44 3.15 3.48 j AUTO's EN IN. 5.22 5.20 5.18 5.16 5.13 5.11 A. ■jkheden, Openbare Ikderingen enz, edere'n avond bios- ianvang 8 uur. ng- en Zondagmid- lagelijks bioscoop- Ivonds 8 uur. pg- en Zondagmid- Comité voor |ng Nieuwe Middel- Openbare Ver— Ibouw, Ned. Fed-e- |arbeiders, Concert- Dansclub „Isedo- Iductie-soirée, Con- D I NTY. /AN \NGEN 3usgroenten. reerende prijzen. Vanbevelend, SCHRIJVER, 96. omen per -Amsterdam". >t. Jacobstraat 30. en rouw LOOIS, Nie- iddelb. - Rotterdam jelegen plaatsen. AN PASSAGIERS JEN EN VEE. v. KIM ber1111 t. Bon f.m, oir 8 8 8 ;ies te bekomen: V. Transport- en Exp Erven G. VOS, Tel EENHOORN, TeL163* DST-ERHOUT, Tel. 282. i ÜITENHEK, Tel. 101. n o 25Ö 1NGSCHE De Vlootwet. Naar de „N. R. Ct." uit parlemen taire kringen verneemt, wordt ter rech terzijde in de Tweede Kamer verwacht, dat van de R. K. fractie tenslotte alleen de heeren B'ómans, Bulten en Kuiper tegen de Vlootwet zullen stemmen. De heer Van Schaick, die ernstige kritiek op het ontwerp heeft uitgeoefend, maar zich zijn definitief oordeel voorbehou den heeft in afwachting van de argu menten der regeering zal, naar wordt aangenomen, zich door de noodige „toezeggingen'' van haar laten bepra ten. Men' rekent erop, dat hij zal voor stemmen en dat zijn voorbeeld ook an dere twijfelaars in zijn fractie de zijde der regeering zal doen kiezen. Een onwaardig verzinsel Onder bovenstaand opschrift schrijft „.bet Vad." Zooals wij verwacht hadden heeft ons bericht van Zaterdag 1.1. over de pressies door de regeering in zake de Slootwet op de Roomsch-Katholieke Kamerctub tegenspraak uitgelokt. Zoo ver die van bladen kwam, die vóór de Vlootwet zijn, was dit noodzakelijk wapen, passende in het wapenrek der halve waarheden, waarmee bij de Vlootwet zoo kwistig door de voor standers wordt gewerkt. De tegen spraak van die bladen, die met ons te genstanders van de Vlootwet zijn, laten wij liggen, als gekomen uit eene niet op licht geven gestelde bron. Wjj handhaven ons bericht gebaseerd op de mededeeling, die ons gedaan werd, eigener beweging, door iemand dief het kon weten, en die voor zijn woord blijft staan en die de mededee ling deed, omdat het hem te bar is, dat vele Katholieken ten deze hunne over tuiging aan de. coalitie ten offer bren gen, ten voile. Alleen moeten wij terugnemen, dat die ministerieele mededeeling in de ver gadering van de R. K. Kamerclub van Vrijdag 1.1. zou zijn behandeld, let op de wereldschokkende vergissing, lezer dat is in de vergadering van Donderdag geschied. Ook ware het formeel juister geweest om te spreken van „de ziens wijze van den premier die ter kennisse van de Roomsch-Katholieke Kamerclu'o is gebracht". De Brusselsche Bank. Zoowel politie als justitie zijn nog steeds druk in de weer met het onder zoek naar de oplichtingen van de direc tie van de Brusselsche Bank en haar handlangers. Uit de provincie melden zich dage lijks personen aan, die in betrekking hebben gestaan met deze bank en die benadeeld zijn. Te Amsterdam zelf is het aantal per sonen, die met deze bank „zaken" heb ben gedaan, minder groot, althans er melden zich weinig personen aan. HET RAADSLIDMAATSCHAP VAN DR. STAVERMAN. Door den heer Staverman is het na volgende adres aan den .raad gezonden: Naar aanleiding van het voorstel van Burg. en Weth. aan uwen raad om te .besluiten, dat ik een met het raadslid maatschap' onvereenigbare betrekking bekleed, heb ik de eer de navolgende bemerkingen daartegen onder uw aan dacht te brengen met betrekking tot de meer zakelijke argumenten van het be treffende prae-adv,ies de meer juridi sche zal mijn adviseur ,mr. Adriaanse, in een aan uwen raad overgelegde nota weerleggen. Vaststaat thans, dat Burg. en Weth. geen poging doen om mijn krachtigste argument te weerleggen, dat nl. mijn werkkring in het gasthuis principieel niet gewijzigd is door de aanvaarding mijner benoeming van 3 Augustus j.L, hetgeen trouwens ook niet mogelijk zou zijn, omdat daarin inderdaad geen wij ziging is gekomen, vergeleken' met het geen ik voordien aldaar verrichtte. Burg. en Weth. zijn echter van mee- mng, dat door de formaliteit der be noeming, die m. i. tegenover de werke lijke functie bij de beoordeeling der hangende kwestie ver op den achter grond behoort te treden, thans wei en vr®eger niet, de onverenigbaarheid is geboren. Ook dit betwist ik echter. Burg- en Weth. zijn .het blijkens hun Pfae-advies eens met de meening van ",r; ®aupot ten Gate, die ook ik deel, uat het geen verschil maakt of de be noeming geschiedt door het college van regenten of door den raad (immers ook m net eerste geval geschiedt de benoe ming vanwege het gemeentebestuur) en daarom trachten zij aan te toonen dat ik niet krachtens een benoeming van regenten voorheen werkzaam ben geweest in het gasthuis. Dit nu is in lijnrechte tegenspraak met de feiten. Want al heb ik ook door nalatigheid van het,college van regenten en mis schien ook van mijzelf, inderdaad nooit een schriftelijke akte van aanstelling als heelkundige ontvangen, uit mijn werken in het Gasthuis gedurende 15 jaren blijkt toch wel voldoende, dat ik met volkomen instemming en wil van het college van regenten mijn taak als iofficieel chirurg aldaar heb vervuld. Bovendien getuigen daarvan de navol gende feiten lo. Sinds 1920 komt op de begroo ting van het gasthuis regelmatig een post voor als honorarium voor mijn functie ais heelkundige 2o. door het college van regenten werd voor mij .een salarisregeling ont worpen, ik meen in 1920, die zelfs ai- daalde tot in bijzonderheden, welke ■regeling zonder twijfel in de notulen van genoemd college moet zijn terug te vinden 3o. In mijn bezit is een schrijven van regenten van het gasthuis, luidende als volgt Vtissingen, 29 Dec. 1922. „Het bestuur van het gasthuis te „Vlissingen verklaart hiermede, dat „de heer Albertus Staverman, chirurg „te Vlissingen, van Januari 1909 „t/m 31 December 1919 onbezoldigd „en sedert 1 Januari 1920 tot heden „op een bezoldiging van 750 tot 1000 's jaars als chirurg in de Zie- „kenafdeeling van gemeld gesticht is „werkzaam geweest." 4o. Uit eenige door mij overgelegde brieven, door regenten van het gasthuis aan mij gericht, blijkt zonneklaar, dat zij mij erkennen als den officieelen chi rurg van het gasthuis (o.a. uit één, waarin zij mij berichten te berusten in mijn ontslagname). Uit een en ander blijkt m. i. voldoen de dat het een door Burg. en Weth. gezocht gelegenheidsargument is te willen beweren, dat ik voorheen in het gasthuis werkzaam geweest ben zonder een benoeming door het college van regenten uit alle stukken blijkt, dat in werkelijkheid een benoeming heeft bestaan, zij, 't dan ook, dat 't papieren bewijs ervan verzuimd is te schrijven. Volharden Burg. en Weth. bij hun opvatting, dat de functie van heelkun dige van het gasthuis onvereenigbaar is met het raadslidmaatschap, dan volgt daaruit, dat ik misschien reeds sedert 1911, maar zeker sinds 1920, toen ik direct vanwege het gasfhuisbestuur een zeker honararium begon te ontvangen, onwettig ais raadslid iheb gefungeerd en dat reeds toen Burg. en Weth. hun eed van trouw aan de Gemeentewet hebben geschonden (ik citeer woorden van Burg. en Weth. zelve),'door mij niet reeds veel vroeger een „waar schuwing" toe te zenden. Tenzij de sindsdien gewijzigde politieke verhou dingen hun invloed hebben doen gelden op het oordeel van Burg. en Weth. Wat nu betreft mijn door Burg. en Weth. zoo breedvoerig besproken be wering, dat ik in het gasthuis belast ben met de armenpraktijk en op grond daarvan val onder de uitzonderingen van art. 23 der Gemeentewet, bij de beoordeeling van deze kwestie dient eerst uitgemaakt te worden wat men onder armenpraktijk heeft te verstaan, in de wet vindt men daarvan geen defi nitie en ik meen niet ver van de waar heid af te zijn, wanneer ik van oordeel ben, -dat ieder, die niet hetzij geheel of gedeeltelijk in zijn eigen geneeskun dige- of heelkundige behandeling kan voorzien, daaronder valt, waarbij men zich dan dient los te maken van den minder aangenamen klank, die het woord meebrengt. Wat men ook theo retisch daaromtrent kan beweren, prak tisch komt men het verst als men de zaak beschouwt staande op den bodem der navolgende feiten .in het gasthuis kunnen verpleegd worden behalve de patiënten, die zon der eenigen twijfel onder de armen praktijk vallen lo. Patiënten, die een verpleeggeld betalen van f 4 per dag en daarvoor alles, ook de heelkundige hulp, vrij hebben. 2o. Patiënten, voor wier verpleging en heelkundige behandeling door een of andere officieele instelling wordt be taald. 3o. Patiënten, eerste en tweede klas se, die vrije artsenkeuze hebben en hun genees- of heelkundige behande ling zelf extra moeten betalen, evenals derden het doen voor categorie 2. Dat de chirurg van het gasthuis ver plicht is categorie 2 en 3 te behandelen is een verplichting zonder meer, die geen ambtelijke verhouding schept, om dat de gemeente-financiën daar geheel buiten staan. Iets anders staat het met categorie i, van wie men zou kunnen beweren, dat zij zelve ook in hare geneeskundige behandeling voorziet via de 4 die zij per dag in de gasthuiskas stort en die daarom niet tot de armenpraktijk zou behooren. Ook dit echter moet ik ont kennen, want ook deze categorie pa tiënten is niet in staat volledig haar eigen geneeskundige behandeling te bekostigen, maakt daartoe gebruik van een deel der ■gemeentesubsidie en moet dus gerangschikt worden onder hen, die niet volledig in hun eigen geneeskun dige behandeling kunnen voorzien en mitsdien tot de armenpraktijk moeten gerekend worden, bij de beoordeeling waarvan men zich ook alweer door den onaangenamen klank van 't woord niet moet laten afleiden van de werkelijk heid. Wanneer de kostprijs per vér- pleegdag in het gasthuis bedraagt 3, dan brengt iemand die 4 per dag be taalt, slechts 1 in voor zijn genees- of heelkundige behandeling ieder die op de hoogte is van de gangbare heel kundige tarieven weet. dat men deze met 1 per dag niet kan bestrijden. Deze categorie patiënten, de eenige waarover kwestie zou kunnen rijzen, behoort dus ook tot die, welke zelve niet volledig in haar eigen geneeskun dige behandeling kan voorzien in den vorm van heelkundige hulp ontvangt ook zij, ais ik 't woord mag gebruiken, bedeeling uit de gemeentekas. Ik meen hiermede voldoende te heb ben aangetoond, dat de diensten, waar voor de gemeente den gasthuischirurg via dë gasthuisbegrooting honoreert, zich uitsluitend tot de armenpraktijk en met daarmee gelijkstaanden arbeid be perken. Voorts zij het mij vergund er op te wijzen dat de bewering van Burg. en Weth., dat, waar in het benoemings besluit (hetgeen niet in „zekeren zin" een instructie is) de heelkundige belast wordt met het chirurgische gedeelte van den opleidingscursus voor de ver pleegsters, dat een afzonderlijke functie beteekent, zulks geheel in strijd is met de algemeen geldende opvattingen daaromtrent want de opleiding van verpleegsters is inha,erent aan de taak van eiken ziekenhuisge-neesheer en daarvan niet te scheiden als een uit breiding zijner functie mag deze taak in geen geval worden opgevat. Ten slotte zij het mij vergund met Burg. en Weth. van meening te ver schillen omtrent de toepassing van het begrip hiërarchische ondergeschikt heid op een van gemeentewege aang.e- stelden geneesheer. Waar noch de raad, noch Burg. en Weth. noch regenten oók maar 't ge ringste hebben te bevelenjover de wijze van behandeling voor de :aan zijn zorg toevertrouwde zieken, krachtens de aan het ambt van geneesheer verbonden rechten en plichten, daar verschilt de verhouding' van den geneesheer tot dengene die hem benoemde, hemels breed van die van eiken ambte naar, tot zijn chef, omdat deze laatste volledig ondergeschikt is, zoo wel in het hoe als in &A aard van zijn werk. Waar de raad of Burg. eri Weth. aan eiken gemeente-amlrtenaar zelf tot in kleinigheden kan voorschrijven, wélk werk en de wijze waarop hij dit te ver richten heeft, missen deze colleges deze bevoegdheid ten opzichte van een ge neesheer daarom nadert deze laatste verhouding meer de contractueele dan de ambtelijke. Wanneer uw raad meer waarde hecht aan de werkelijkheid dan aan theoreti sche beschouwingen, waaraan ik niet twijfel, dan za! hij dus moeten erken nen, dat in wezen er geen verandering is gekomen in mijn werkkring in het gasthuis en dat ik dus met hetzelfde recht als voorheen zitten kan blijven houden als raadslid. Mocht daaromtrent bij uwen raad twijfel bestaan, dan be staat e-r m.i. meer dan één mogelijkheid om door verandering van het benoe mingsbesluit van 3 Augustus j.l. zonder dat daardoor de „wezenlijke belangen der gemeentelijke ziekeninstelling" ook maar in het geringste zouden geschaad worden of de verplichtingen van den chirurg jegens het gasthuis ook maar in iets zouden veranderd worden, eiken twijfel buiten te sluiten omtrent de ver- eenigbaarheid van de functie van heel kundige van het gasthuis met het raadslidmaatschap. Dat door Burg. en Weth. naar een dergelijke oplossing dezer kwestie zelfs niet gezocht is, be wijst voldoende, hoe weinig zij rekening wenschen te houden met den uitgespro ken w-il der kiezers. Met verschuldigde hoogachting, Uw mede-raadslid A. STAVERMAN. VOORSTELLEN AAN DEN GEMEENTERAAD. Door Burg. en Weth. zijn nog de volgende voorstellen aan den gemeente raad gedaan Door tusschenkomst van Ged. Staten van Zeeland ontvingen wij de door uwen 'raad vastgestelde verordening tot wijziging der verordening op de heffing van schoolgeld voor het lager onderwijs van den minister van binnenlandsche zaken en landbouw terug, met de vol gende opmerking „Ik heb de eer uw college mede te deelen, dat naar mijn meening een grens van 950 belastbaar inkomen, waar beneden geen schoolgeld ver schuldigd is, te hoog moet worden geacht. Onder vigeur van de L. O.-wet 1920, zooals deze luidde vóór de wijziging bij de wet van 16 Februari 1923 (Stbl. no. 38) achtte ik een grens van 1000 voldoende. Nu bij laatst gemelde wet in art. 62 als maatstaf het belastbaar inko men is voorgeschreven, komt mij een belastbaar inkomen van 800 voldoen de voor." In aansluiting met het bovenstaande noodigen Ged. Staten ons uit bedoelde aanvulling der verordening wel te wil len bevorderen. Aan dit verzoek meenen wij, zoo voetstoots, geen gevolg te kunnen ge ven. De jongste wijziging der betrekkelij ke verordening was het gevolg van een verandering, welke de L. O.-wet bij de wet van 16 Februari j.l. onderging. Hierdoor kwam te vervallen de in art. 3 der verordening opgenomen bepaling betreffende de vermindering van het schoolgeld voor meer dan één leerling uit hetzelfde gezin. Voorts werden enkele redactieveran deringen in de verordening aange bracht, teneinde haar met de termino logie der wet in overeenstemming te brengen. Zulks hield verband met het feit. dat bij genoemde wijzigingswet uitdrukkelijk werd voorgeschreven, dat de heffing van het schoolgeld naar evenredigheid van het belastbaar inko men, bedoeld in art. 37 der wet op de Inkomstenbelasting 'zou plaats hebben. Dit beginsel werd echter reeds door onze verordening gehuldigd, alleen werd het in andere bewoordingen, doch van dezelfde beteekenis, uitgedrukt, hetgeen zonder eenigen twijfel uit de totstandkoming van de wet blijkt. Wij vestigen uwe aandacht op deze omstandigheid om te doen uitkomen, dat bij de jongste wijziging der veror dening geen verandering is gebracht in de som van het belastbaar inkomen van 950, welke in art. 4 als grens voor de vrijstelling van hef schoolgeld was gesteld. Aan die bepaling was dus o.m. de Koninklijke goedkeuring dd. 4 Juli 1922 gehecht. Het komt ons voor, dat de motieven, welke de minister in zijn hierboven aan- gehaalden brief voor de verlaging van de grens der vrijsteliing van schoolgeld aanvoert, niet op de bepalingen onzer verordening van toepassing zijn, daar de vermelde wetswijziging geen invloed had op het in onze verordening gestelde grenscijfer. Afgescheiden van deze formeele zijde der zaak bestaat er, naar onze .meening, thans geenerlei aanleiding om tot ver laging van het grenscijfer over te gaan. De verordening, waarin genoemde som werd opgenomen, kwam eerst te vori- gen jare tot stand. Wij mogen het U niet verhelen, dat het ons college eenigszins bevreemdde, dat de onderhavige wijziging der veror dening door den minister werd te baat genomen, om een. verlaging van het grenscijfer van het schoolgeld het welk buiten deze wijziging' staat tot stand te doen brengen. Op grond van het bovenstaande mee nen wij uwen raad dan ook in over weging te moeten geven, de door den minister voorgestelde wijziging niet in de verordening aan te bréngen en Ged. Staten te berichten in voege ais hier boven is uiteengezet. In een overgelegd adres verzoekt de Coöperatieve Bouwassociatie „Willen is Kunnen", gevestigd alhier, om haar q.q. te verkoopen een perceel bouw grond, in eigendom toebehoorende aan de gemeente Vlissingen, ter oppervlak te van rond 98 M\, gelegen aan de Van der Manderestraat (laatste perceel Zuidzijde). Tegen inwilliging van dat verzoek bestaat bij ons college geen bezwaar, terwiil de prijs voor dezen grond over eenkomstig het advies van het Grond bedrijf is te bepalen op ƒ7 per M'. Derhalve hebben' wij de eer uwe ver gadering voor te stellen aan adressante den verlangden grond in koop af te staan tegen een koopsom van 686, ten bate van het Grondbedrijf en voorts op de gebruikelijke voorwaarden, met be paling. dat het op het terrein aanwezige overtollige zand, eigendom der ge meente blijft. VLISSINGEN, 23 OCTOBER. Onze haven. Onder het opschrift „Een stiefkind" heeft de hoefijzer-correspondent van het „Hbld." is dat blad een artikel ge schreven over onze haven, welk artikel wij met volle instemming overnemen. De heer Elout dan schrijft het vol gende Zal er nu nooit een einde komen aan de onsympathieke manier van doen der regeering tegenover de havenuitbrei ding van Vlissingen Op 6 Augustus hebben wij, als resultaat van een per soonlijk bezoek, in ons blad vastge steld, dat de havendam nagenoeg klaar was, maar dat er aan het hoofdwerk, den kaaimuur, nog niets was gedaan en dat de motie-Van der Voort van Zijp dus onuitgevoerd was gebleven. Nn scheen de begrooting voor 1924 einde lijk schot te geven De minister ver klaarde, dat de kaaimuur in dat jaar zou worden gemaakt en vroeg'acht ton aan. Maar daar is nu de nota van wijzi ging gekomen en die brengt de acht ton tot één ton terug. Dit wordt zoo gemotiveerd Voorts is ondergeteekende te rade INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. Güede eetlust, goede spijsvertering, goed yoed en een goed humeur'wor den verlegen door Foster's Maagpillen te gebruiken. Deze pilletjes helpen de lever, maag en ingewanden door de vloeiing der gal te regelen. Zij wer ken zeer zaehtven hebben geen nadee- lige reactie. Prijs per flacon van vijftig versuikerde pilier. f 0.65 in apotheken en drogistzaken. 10 gegaan dat, bij de toeneming van de werkloosheid hier te lande, de urgentie van eenige op de begrooting voorko mende grootere werken, waaraan nog geen begin van uitvoering is gegeven, onder de gegeven omstandigheden niet alleen moet worden beoordeeld uit een oogpunt van dienstbelang, maar thans mede uit een oogpunt van werkver schaffing. Het zou toch mogelijk zijn, dat van werken, die op zichzelf even urgent zijn, het eene als object van werkverschaffing meer waarde heeft dan het andere, hetzij omdat de kosten grootendeeds uit loonen bestaan, hetzij ■omdat de te vervaardigen voorwerpen doo-r Nederlandsche fabrieken kunnen worden gemaakt, hetzij om andere re denen." En de minister neemt nu, ten aanzien van een aantal van zulke werken, een deel van het éérst aangevraagde weer terug, ten einde de rijkscommissie voor werkverruiming te doen beoordeelen, welke werken de meeste waarde hebben als werkverschaffing, om daarvan dan weder met suppletoire aanvragen te komen. Dit is een uitstekend plan. Blijkens de woorden, die wij in het aangehaalde deden onderstreepen, wordt dit plan al leen toegepast op werken „waaraan nog geen begin van uitvoering is gege ven." Terecht, want anders ligt het daaraan reeds bestede geld daar des te langer zonder eenig nut. Maar nu wordt het plan dus ten on rechte wél toegepast op de havenuit breiding te Vlissingen, Wei is de kaai muur nog niet in uitvoering, doch dat is slechts een onderdeel van „het werk". Op de begrooting was dan ook geen 8 ton uitgetrokken voor „een kaaimuur te Vlissingen", maar voor „Verbetering van de haven te Vlissingen ingevolge de wet van 25 Juli 1919". Daaraan nu is een „begin van uitvoering" gegeven Men kan in den toelichtenden staat der begrooting lezen dat er ,jn 1922 ƒ235.666 aan is besteed. Moej dat geld daar nu voorloopig maar weer nutteloos blijven liggen Want zonder den kaaimuur kan de havenuitbreiding niet in gebruik worden genomen. Wij herhalen wat we reeds vroeger te kennen gaven We kunnen, bij al dit gesukkel met een werk, dat bij de wet is voorgeschreven en waarvan de Kamer nog geen jaar geleden de urgen tie heeft uitgesproken, den indruk niet van ons afzetten, dat waterstaat ten aanzien van dit werk van kwaden wille is. Wat er nu weer geschiedt is in alle opzichten slecht. Uif economisch oog punt slecht, omdat het dwaas is en averechtsche bezuiniging, om produc tieve werken niet uit te voeren (en de productiviteit is bij de wet erkend en is nu reeds gebleken uit de gevallen van schepen, die niet binnen konden komen, gelijk we in ons artikei van 6 Augustus vermeldden). En uit een financieel oog punt slecht, omdat men een eenmaal opgezette zaak zoo spoedig mogelijk rendabel moet maken. Het „langzame tempo" is, gelijk de heer Van Gijn verleden1 jaar betoogde, het aller slechtste. Wij hopen, dat alsnog de Vlissing- sche havenuitbreiding zal worden ge licht uit een overigens goed plan, waar in zij, ais werk waaraan reeds een be gin van uitvoering is gegeven, niet thuis behoort, Een vraag aan Burg. en Weth. Door den heer Van Oorschot is heden aan Burg. en Weth. de volgende vraag verzonden Is het mogelijk een bepaling in het leven te roepen, waardoor het voortaan niet geoorloofd zal zijn dat leerlingen van openbare zoowel als bijzondere scholen, niet anders dan aan het einde van een leerjaar (van de openbare naar de bijzondere school of omge keerd) kunnen verlaten Ned. Roode Kruis-collecte. Zaterdag a.s. den 27sten October zai evenals het vorige jaar wederom een inzameling van grootere en kleinere geldelijke offers worden gahiouden ten bate van het Ned. Roode Kruis. Het doel der inzameling mag als be kend worden verondersteld. Sedert het einde van den grooten wereldoorlog heeft het Nederlandsche Roode Kruis zich aangegord tot een vredesactie in den meest edelen zin van het woord. Zoowel op zich zelf als in vereeniging

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1923 | | pagina 1