G
i
ER.
A.
ike Zuurkool
o en
31 lbo de
Maatschappij van
omvaart
5023
DIMSDAG^;23 OCTOBER
BINNENLAND
Stads= en P/ovineienieuws
jicht.
Id 758.8 te Biarritz
|d 729.1 te Tihors-
tvond van 23 Oo
|htige Zuid-Weste-
Zwaar bewolkt
lelijke opklaringen,
leratuur.
des na
IRSEN.
|2 October,
Icieel)
Irsen.
rkoopen.
p7 Londen 11.54
-ƒ 12.95 Parijs
|nen ƒ0.00.33-
Eer.
Ponden 11.53
[s 12.84—12.97
f15.05 Kronen
b.40.
I VLISSINGEN.
v.m.
(12.35
1 1.06
1.35
2.04
2.37
3.09
3.37
n.m.
12.41
1.13
1.41
2.11
2.44
3.15
3.48
j AUTO's EN
IN.
5.22
5.20
5.18
5.16
5.13
5.11
A.
■jkheden, Openbare
Ikderingen enz,
edere'n avond bios-
ianvang 8 uur.
ng- en Zondagmid-
lagelijks bioscoop-
Ivonds 8 uur.
pg- en Zondagmid-
Comité voor
|ng Nieuwe Middel-
Openbare Ver—
Ibouw, Ned. Fed-e-
|arbeiders, Concert-
Dansclub „Isedo-
Iductie-soirée, Con-
D I NTY.
/AN
\NGEN
3usgroenten.
reerende prijzen.
Vanbevelend,
SCHRIJVER,
96.
omen per
-Amsterdam".
>t. Jacobstraat 30.
en
rouw LOOIS, Nie-
iddelb. - Rotterdam
jelegen plaatsen.
AN PASSAGIERS
JEN EN VEE.
v. KIM
ber1111
t. Bon
f.m, oir
8
8
8
;ies te bekomen:
V. Transport- en Exp
Erven G. VOS, Tel
EENHOORN, TeL163*
DST-ERHOUT, Tel. 282.
i ÜITENHEK, Tel. 101.
n
o 25Ö
1NGSCHE
De Vlootwet.
Naar de „N. R. Ct." uit parlemen
taire kringen verneemt, wordt ter rech
terzijde in de Tweede Kamer verwacht,
dat van de R. K. fractie tenslotte alleen
de heeren B'ómans, Bulten en Kuiper
tegen de Vlootwet zullen stemmen. De
heer Van Schaick, die ernstige kritiek
op het ontwerp heeft uitgeoefend, maar
zich zijn definitief oordeel voorbehou
den heeft in afwachting van de argu
menten der regeering zal, naar wordt
aangenomen, zich door de noodige
„toezeggingen'' van haar laten bepra
ten. Men' rekent erop, dat hij zal voor
stemmen en dat zijn voorbeeld ook an
dere twijfelaars in zijn fractie de zijde
der regeering zal doen kiezen.
Een onwaardig verzinsel
Onder bovenstaand opschrift schrijft
„.bet Vad."
Zooals wij verwacht hadden heeft
ons bericht van Zaterdag 1.1. over de
pressies door de regeering in zake de
Slootwet op de Roomsch-Katholieke
Kamerctub tegenspraak uitgelokt. Zoo
ver die van bladen kwam, die vóór de
Vlootwet zijn, was dit noodzakelijk
wapen, passende in het wapenrek der
halve waarheden, waarmee bij de
Vlootwet zoo kwistig door de voor
standers wordt gewerkt. De tegen
spraak van die bladen, die met ons te
genstanders van de Vlootwet zijn, laten
wij liggen, als gekomen uit eene niet op
licht geven gestelde bron.
Wjj handhaven ons bericht gebaseerd
op de mededeeling, die ons gedaan
werd, eigener beweging, door iemand
dief het kon weten, en die voor zijn
woord blijft staan en die de mededee
ling deed, omdat het hem te bar is, dat
vele Katholieken ten deze hunne over
tuiging aan de. coalitie ten offer bren
gen, ten voile.
Alleen moeten wij terugnemen, dat
die ministerieele mededeeling in de ver
gadering van de R. K. Kamerclub van
Vrijdag 1.1. zou zijn behandeld, let op
de wereldschokkende vergissing, lezer
dat is in de vergadering van Donderdag
geschied. Ook ware het formeel juister
geweest om te spreken van „de ziens
wijze van den premier die ter kennisse
van de Roomsch-Katholieke Kamerclu'o
is gebracht".
De Brusselsche Bank.
Zoowel politie als justitie zijn nog
steeds druk in de weer met het onder
zoek naar de oplichtingen van de direc
tie van de Brusselsche Bank en haar
handlangers.
Uit de provincie melden zich dage
lijks personen aan, die in betrekking
hebben gestaan met deze bank en die
benadeeld zijn.
Te Amsterdam zelf is het aantal per
sonen, die met deze bank „zaken" heb
ben gedaan, minder groot, althans er
melden zich weinig personen aan.
HET RAADSLIDMAATSCHAP VAN
DR. STAVERMAN.
Door den heer Staverman is het na
volgende adres aan den .raad gezonden:
Naar aanleiding van het voorstel van
Burg. en Weth. aan uwen raad om te
.besluiten, dat ik een met het raadslid
maatschap' onvereenigbare betrekking
bekleed, heb ik de eer de navolgende
bemerkingen daartegen onder uw aan
dacht te brengen met betrekking tot de
meer zakelijke argumenten van het be
treffende prae-adv,ies de meer juridi
sche zal mijn adviseur ,mr. Adriaanse,
in een aan uwen raad overgelegde nota
weerleggen.
Vaststaat thans, dat Burg. en Weth.
geen poging doen om mijn krachtigste
argument te weerleggen, dat nl. mijn
werkkring in het gasthuis principieel
niet gewijzigd is door de aanvaarding
mijner benoeming van 3 Augustus j.L,
hetgeen trouwens ook niet mogelijk zou
zijn, omdat daarin inderdaad geen wij
ziging is gekomen, vergeleken' met het
geen ik voordien aldaar verrichtte.
Burg. en Weth. zijn echter van mee-
mng, dat door de formaliteit der be
noeming, die m. i. tegenover de werke
lijke functie bij de beoordeeling der
hangende kwestie ver op den achter
grond behoort te treden, thans wei en
vr®eger niet, de onverenigbaarheid is
geboren. Ook dit betwist ik echter.
Burg- en Weth. zijn .het blijkens hun
Pfae-advies eens met de meening van
",r; ®aupot ten Gate, die ook ik deel,
uat het geen verschil maakt of de be
noeming geschiedt door het college van
regenten of door den raad (immers ook
m net eerste geval geschiedt de benoe
ming vanwege het gemeentebestuur)
en daarom trachten zij aan te toonen
dat ik niet krachtens een benoeming
van regenten voorheen werkzaam ben
geweest in het gasthuis. Dit nu is in
lijnrechte tegenspraak met de feiten.
Want al heb ik ook door nalatigheid
van het,college van regenten en mis
schien ook van mijzelf, inderdaad nooit
een schriftelijke akte van aanstelling
als heelkundige ontvangen, uit mijn
werken in het Gasthuis gedurende 15
jaren blijkt toch wel voldoende, dat ik
met volkomen instemming en wil van
het college van regenten mijn taak als
iofficieel chirurg aldaar heb vervuld.
Bovendien getuigen daarvan de navol
gende feiten
lo. Sinds 1920 komt op de begroo
ting van het gasthuis regelmatig een
post voor als honorarium voor mijn
functie ais heelkundige
2o. door het college van regenten
werd voor mij .een salarisregeling ont
worpen, ik meen in 1920, die zelfs ai-
daalde tot in bijzonderheden, welke
■regeling zonder twijfel in de notulen
van genoemd college moet zijn terug
te vinden
3o. In mijn bezit is een schrijven van
regenten van het gasthuis, luidende als
volgt
Vtissingen, 29 Dec. 1922.
„Het bestuur van het gasthuis te
„Vlissingen verklaart hiermede, dat
„de heer Albertus Staverman, chirurg
„te Vlissingen, van Januari 1909
„t/m 31 December 1919 onbezoldigd
„en sedert 1 Januari 1920 tot heden
„op een bezoldiging van 750 tot
1000 's jaars als chirurg in de Zie-
„kenafdeeling van gemeld gesticht is
„werkzaam geweest."
4o. Uit eenige door mij overgelegde
brieven, door regenten van het gasthuis
aan mij gericht, blijkt zonneklaar, dat
zij mij erkennen als den officieelen chi
rurg van het gasthuis (o.a. uit één,
waarin zij mij berichten te berusten in
mijn ontslagname).
Uit een en ander blijkt m. i. voldoen
de dat het een door Burg. en Weth.
gezocht gelegenheidsargument is te
willen beweren, dat ik voorheen in het
gasthuis werkzaam geweest ben zonder
een benoeming door het college van
regenten uit alle stukken blijkt, dat in
werkelijkheid een benoeming heeft
bestaan, zij, 't dan ook, dat 't papieren
bewijs ervan verzuimd is te schrijven.
Volharden Burg. en Weth. bij hun
opvatting, dat de functie van heelkun
dige van het gasthuis onvereenigbaar is
met het raadslidmaatschap, dan volgt
daaruit, dat ik misschien reeds sedert
1911, maar zeker sinds 1920, toen ik
direct vanwege het gasfhuisbestuur een
zeker honararium begon te ontvangen,
onwettig ais raadslid iheb gefungeerd
en dat reeds toen Burg. en Weth. hun
eed van trouw aan de Gemeentewet
hebben geschonden (ik citeer woorden
van Burg. en Weth. zelve),'door mij
niet reeds veel vroeger een „waar
schuwing" toe te zenden. Tenzij de
sindsdien gewijzigde politieke verhou
dingen hun invloed hebben doen gelden
op het oordeel van Burg. en Weth.
Wat nu betreft mijn door Burg. en
Weth. zoo breedvoerig besproken be
wering, dat ik in het gasthuis belast
ben met de armenpraktijk en op grond
daarvan val onder de uitzonderingen
van art. 23 der Gemeentewet, bij de
beoordeeling van deze kwestie dient
eerst uitgemaakt te worden wat men
onder armenpraktijk heeft te verstaan,
in de wet vindt men daarvan geen defi
nitie en ik meen niet ver van de waar
heid af te zijn, wanneer ik van oordeel
ben, -dat ieder, die niet hetzij geheel of
gedeeltelijk in zijn eigen geneeskun
dige- of heelkundige behandeling kan
voorzien, daaronder valt, waarbij men
zich dan dient los te maken van den
minder aangenamen klank, die het
woord meebrengt. Wat men ook theo
retisch daaromtrent kan beweren, prak
tisch komt men het verst als men de
zaak beschouwt staande op den bodem
der navolgende feiten
.in het gasthuis kunnen verpleegd
worden behalve de patiënten, die zon
der eenigen twijfel onder de armen
praktijk vallen
lo. Patiënten, die een verpleeggeld
betalen van f 4 per dag en daarvoor
alles, ook de heelkundige hulp, vrij
hebben.
2o. Patiënten, voor wier verpleging
en heelkundige behandeling door een of
andere officieele instelling wordt be
taald.
3o. Patiënten, eerste en tweede klas
se, die vrije artsenkeuze hebben en
hun genees- of heelkundige behande
ling zelf extra moeten betalen, evenals
derden het doen voor categorie 2.
Dat de chirurg van het gasthuis ver
plicht is categorie 2 en 3 te behandelen
is een verplichting zonder meer, die
geen ambtelijke verhouding schept, om
dat de gemeente-financiën daar geheel
buiten staan.
Iets anders staat het met categorie i,
van wie men zou kunnen beweren, dat
zij zelve ook in hare geneeskundige
behandeling voorziet via de 4 die zij
per dag in de gasthuiskas stort en die
daarom niet tot de armenpraktijk zou
behooren. Ook dit echter moet ik ont
kennen, want ook deze categorie pa
tiënten is niet in staat volledig haar
eigen geneeskundige behandeling te
bekostigen, maakt daartoe gebruik van
een deel der ■gemeentesubsidie en moet
dus gerangschikt worden onder hen, die
niet volledig in hun eigen geneeskun
dige behandeling kunnen voorzien en
mitsdien tot de armenpraktijk moeten
gerekend worden, bij de beoordeeling
waarvan men zich ook alweer door den
onaangenamen klank van 't woord niet
moet laten afleiden van de werkelijk
heid. Wanneer de kostprijs per vér-
pleegdag in het gasthuis bedraagt 3,
dan brengt iemand die 4 per dag be
taalt, slechts 1 in voor zijn genees-
of heelkundige behandeling ieder die
op de hoogte is van de gangbare heel
kundige tarieven weet. dat men deze
met 1 per dag niet kan bestrijden.
Deze categorie patiënten, de eenige
waarover kwestie zou kunnen rijzen,
behoort dus ook tot die, welke zelve
niet volledig in haar eigen geneeskun
dige behandeling kan voorzien in den
vorm van heelkundige hulp ontvangt
ook zij, ais ik 't woord mag gebruiken,
bedeeling uit de gemeentekas.
Ik meen hiermede voldoende te heb
ben aangetoond, dat de diensten, waar
voor de gemeente den gasthuischirurg
via dë gasthuisbegrooting honoreert,
zich uitsluitend tot de armenpraktijk en
met daarmee gelijkstaanden arbeid be
perken.
Voorts zij het mij vergund er op te
wijzen dat de bewering van Burg. en
Weth., dat, waar in het benoemings
besluit (hetgeen niet in „zekeren zin"
een instructie is) de heelkundige belast
wordt met het chirurgische gedeelte
van den opleidingscursus voor de ver
pleegsters, dat een afzonderlijke functie
beteekent, zulks geheel in strijd is met
de algemeen geldende opvattingen
daaromtrent want de opleiding van
verpleegsters is inha,erent aan de taak
van eiken ziekenhuisge-neesheer en
daarvan niet te scheiden als een uit
breiding zijner functie mag deze taak
in geen geval worden opgevat.
Ten slotte zij het mij vergund met
Burg. en Weth. van meening te ver
schillen omtrent de toepassing van het
begrip hiërarchische ondergeschikt
heid op een van gemeentewege aang.e-
stelden geneesheer.
Waar noch de raad, noch Burg.
en Weth. noch regenten oók maar 't ge
ringste hebben te bevelenjover de wijze
van behandeling voor de :aan zijn zorg
toevertrouwde zieken, krachtens de aan
het ambt van geneesheer verbonden
rechten en plichten, daar verschilt de
verhouding' van den geneesheer tot
dengene die hem benoemde, hemels
breed van die van eiken ambte
naar, tot zijn chef, omdat deze
laatste volledig ondergeschikt is, zoo
wel in het hoe als in &A aard van zijn
werk. Waar de raad of Burg. eri Weth.
aan eiken gemeente-amlrtenaar zelf tot
in kleinigheden kan voorschrijven, wélk
werk en de wijze waarop hij dit te ver
richten heeft, missen deze colleges deze
bevoegdheid ten opzichte van een ge
neesheer daarom nadert deze laatste
verhouding meer de contractueele dan
de ambtelijke.
Wanneer uw raad meer waarde hecht
aan de werkelijkheid dan aan theoreti
sche beschouwingen, waaraan ik niet
twijfel, dan za! hij dus moeten erken
nen, dat in wezen er geen verandering
is gekomen in mijn werkkring in het
gasthuis en dat ik dus met hetzelfde
recht als voorheen zitten kan blijven
houden als raadslid. Mocht daaromtrent
bij uwen raad twijfel bestaan, dan be
staat e-r m.i. meer dan één mogelijkheid
om door verandering van het benoe
mingsbesluit van 3 Augustus j.l. zonder
dat daardoor de „wezenlijke belangen
der gemeentelijke ziekeninstelling" ook
maar in het geringste zouden geschaad
worden of de verplichtingen van den
chirurg jegens het gasthuis ook maar
in iets zouden veranderd worden, eiken
twijfel buiten te sluiten omtrent de ver-
eenigbaarheid van de functie van heel
kundige van het gasthuis met het
raadslidmaatschap. Dat door Burg. en
Weth. naar een dergelijke oplossing
dezer kwestie zelfs niet gezocht is, be
wijst voldoende, hoe weinig zij rekening
wenschen te houden met den uitgespro
ken w-il der kiezers.
Met verschuldigde hoogachting,
Uw mede-raadslid
A. STAVERMAN.
VOORSTELLEN
AAN DEN GEMEENTERAAD.
Door Burg. en Weth. zijn nog de
volgende voorstellen aan den gemeente
raad gedaan
Door tusschenkomst van Ged. Staten
van Zeeland ontvingen wij de door
uwen 'raad vastgestelde verordening tot
wijziging der verordening op de heffing
van schoolgeld voor het lager onderwijs
van den minister van binnenlandsche
zaken en landbouw terug, met de vol
gende opmerking
„Ik heb de eer uw college mede te
deelen, dat naar mijn meening een
grens van 950 belastbaar inkomen,
waar beneden geen schoolgeld ver
schuldigd is, te hoog moet worden
geacht.
Onder vigeur van de L. O.-wet 1920,
zooals deze luidde vóór de wijziging
bij de wet van 16 Februari 1923 (Stbl.
no. 38) achtte ik een grens van 1000
voldoende. Nu bij laatst gemelde wet in
art. 62 als maatstaf het belastbaar inko
men is voorgeschreven, komt mij een
belastbaar inkomen van 800 voldoen
de voor."
In aansluiting met het bovenstaande
noodigen Ged. Staten ons uit bedoelde
aanvulling der verordening wel te wil
len bevorderen.
Aan dit verzoek meenen wij, zoo
voetstoots, geen gevolg te kunnen ge
ven.
De jongste wijziging der betrekkelij
ke verordening was het gevolg van een
verandering, welke de L. O.-wet bij de
wet van 16 Februari j.l. onderging.
Hierdoor kwam te vervallen de in art.
3 der verordening opgenomen bepaling
betreffende de vermindering van het
schoolgeld voor meer dan één leerling
uit hetzelfde gezin.
Voorts werden enkele redactieveran
deringen in de verordening aange
bracht, teneinde haar met de termino
logie der wet in overeenstemming te
brengen. Zulks hield verband met het
feit. dat bij genoemde wijzigingswet
uitdrukkelijk werd voorgeschreven, dat
de heffing van het schoolgeld naar
evenredigheid van het belastbaar inko
men, bedoeld in art. 37 der wet op de
Inkomstenbelasting 'zou plaats hebben.
Dit beginsel werd echter reeds door
onze verordening gehuldigd, alleen
werd het in andere bewoordingen, doch
van dezelfde beteekenis, uitgedrukt,
hetgeen zonder eenigen twijfel uit de
totstandkoming van de wet blijkt.
Wij vestigen uwe aandacht op deze
omstandigheid om te doen uitkomen,
dat bij de jongste wijziging der veror
dening geen verandering is gebracht in
de som van het belastbaar inkomen
van 950, welke in art. 4 als grens voor
de vrijstelling van hef schoolgeld was
gesteld. Aan die bepaling was dus o.m.
de Koninklijke goedkeuring dd. 4 Juli
1922 gehecht.
Het komt ons voor, dat de motieven,
welke de minister in zijn hierboven aan-
gehaalden brief voor de verlaging van
de grens der vrijsteliing van schoolgeld
aanvoert, niet op de bepalingen onzer
verordening van toepassing zijn, daar
de vermelde wetswijziging geen invloed
had op het in onze verordening gestelde
grenscijfer.
Afgescheiden van deze formeele zijde
der zaak bestaat er, naar onze .meening,
thans geenerlei aanleiding om tot ver
laging van het grenscijfer over te gaan.
De verordening, waarin genoemde som
werd opgenomen, kwam eerst te vori-
gen jare tot stand.
Wij mogen het U niet verhelen, dat
het ons college eenigszins bevreemdde,
dat de onderhavige wijziging der veror
dening door den minister werd te baat
genomen, om een. verlaging van het
grenscijfer van het schoolgeld het
welk buiten deze wijziging' staat tot
stand te doen brengen.
Op grond van het bovenstaande mee
nen wij uwen raad dan ook in over
weging te moeten geven, de door den
minister voorgestelde wijziging niet in
de verordening aan te bréngen en Ged.
Staten te berichten in voege ais hier
boven is uiteengezet.
In een overgelegd adres verzoekt de
Coöperatieve Bouwassociatie „Willen
is Kunnen", gevestigd alhier, om haar
q.q. te verkoopen een perceel bouw
grond, in eigendom toebehoorende aan
de gemeente Vlissingen, ter oppervlak
te van rond 98 M\, gelegen aan de
Van der Manderestraat (laatste perceel
Zuidzijde).
Tegen inwilliging van dat verzoek
bestaat bij ons college geen bezwaar,
terwiil de prijs voor dezen grond over
eenkomstig het advies van het Grond
bedrijf is te bepalen op ƒ7 per M'.
Derhalve hebben' wij de eer uwe ver
gadering voor te stellen aan adressante
den verlangden grond in koop af te
staan tegen een koopsom van 686, ten
bate van het Grondbedrijf en voorts op
de gebruikelijke voorwaarden, met be
paling. dat het op het terrein aanwezige
overtollige zand, eigendom der ge
meente blijft.
VLISSINGEN, 23 OCTOBER.
Onze haven.
Onder het opschrift „Een stiefkind"
heeft de hoefijzer-correspondent van
het „Hbld." is dat blad een artikel ge
schreven over onze haven, welk artikel
wij met volle instemming overnemen.
De heer Elout dan schrijft het vol
gende
Zal er nu nooit een einde komen aan
de onsympathieke manier van doen der
regeering tegenover de havenuitbrei
ding van Vlissingen Op 6 Augustus
hebben wij, als resultaat van een per
soonlijk bezoek, in ons blad vastge
steld, dat de havendam nagenoeg klaar
was, maar dat er aan het hoofdwerk,
den kaaimuur, nog niets was gedaan en
dat de motie-Van der Voort van Zijp
dus onuitgevoerd was gebleven. Nn
scheen de begrooting voor 1924 einde
lijk schot te geven De minister ver
klaarde, dat de kaaimuur in dat jaar
zou worden gemaakt en vroeg'acht ton
aan. Maar daar is nu de nota van wijzi
ging gekomen en die brengt de acht
ton tot één ton terug. Dit wordt zoo
gemotiveerd
Voorts is ondergeteekende te rade
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
Güede eetlust, goede spijsvertering,
goed yoed en een goed humeur'wor
den verlegen door Foster's Maagpillen
te gebruiken. Deze pilletjes helpen de
lever, maag en ingewanden door de
vloeiing der gal te regelen. Zij wer
ken zeer zaehtven hebben geen nadee-
lige reactie. Prijs per flacon van vijftig
versuikerde pilier. f 0.65 in apotheken
en drogistzaken. 10
gegaan dat, bij de toeneming van de
werkloosheid hier te lande, de urgentie
van eenige op de begrooting voorko
mende grootere werken, waaraan nog
geen begin van uitvoering is gegeven,
onder de gegeven omstandigheden niet
alleen moet worden beoordeeld uit een
oogpunt van dienstbelang, maar thans
mede uit een oogpunt van werkver
schaffing. Het zou toch mogelijk zijn,
dat van werken, die op zichzelf even
urgent zijn, het eene als object van
werkverschaffing meer waarde heeft
dan het andere, hetzij omdat de kosten
grootendeeds uit loonen bestaan, hetzij
■omdat de te vervaardigen voorwerpen
doo-r Nederlandsche fabrieken kunnen
worden gemaakt, hetzij om andere re
denen."
En de minister neemt nu, ten aanzien
van een aantal van zulke werken, een
deel van het éérst aangevraagde weer
terug, ten einde de rijkscommissie voor
werkverruiming te doen beoordeelen,
welke werken de meeste waarde hebben
als werkverschaffing, om daarvan dan
weder met suppletoire aanvragen te
komen.
Dit is een uitstekend plan. Blijkens
de woorden, die wij in het aangehaalde
deden onderstreepen, wordt dit plan al
leen toegepast op werken „waaraan
nog geen begin van uitvoering is gege
ven." Terecht, want anders ligt het
daaraan reeds bestede geld daar des te
langer zonder eenig nut.
Maar nu wordt het plan dus ten on
rechte wél toegepast op de havenuit
breiding te Vlissingen, Wei is de kaai
muur nog niet in uitvoering, doch dat is
slechts een onderdeel van „het werk".
Op de begrooting was dan ook geen 8
ton uitgetrokken voor „een kaaimuur te
Vlissingen", maar voor „Verbetering
van de haven te Vlissingen ingevolge
de wet van 25 Juli 1919". Daaraan nu
is een „begin van uitvoering" gegeven
Men kan in den toelichtenden staat der
begrooting lezen dat er ,jn 1922 ƒ235.666
aan is besteed. Moej dat geld daar nu
voorloopig maar weer nutteloos blijven
liggen Want zonder den kaaimuur
kan de havenuitbreiding niet in gebruik
worden genomen.
Wij herhalen wat we reeds vroeger
te kennen gaven We kunnen, bij al
dit gesukkel met een werk, dat bij de
wet is voorgeschreven en waarvan de
Kamer nog geen jaar geleden de urgen
tie heeft uitgesproken, den indruk niet
van ons afzetten, dat waterstaat ten
aanzien van dit werk van kwaden wille
is. Wat er nu weer geschiedt is in alle
opzichten slecht. Uif economisch oog
punt slecht, omdat het dwaas is en
averechtsche bezuiniging, om produc
tieve werken niet uit te voeren (en de
productiviteit is bij de wet erkend en is
nu reeds gebleken uit de gevallen van
schepen, die niet binnen konden komen,
gelijk we in ons artikei van 6 Augustus
vermeldden). En uit een financieel oog
punt slecht, omdat men een eenmaal
opgezette zaak zoo spoedig mogelijk
rendabel moet maken. Het „langzame
tempo" is, gelijk de heer Van Gijn
verleden1 jaar betoogde, het aller
slechtste.
Wij hopen, dat alsnog de Vlissing-
sche havenuitbreiding zal worden ge
licht uit een overigens goed plan, waar
in zij, ais werk waaraan reeds een be
gin van uitvoering is gegeven, niet thuis
behoort,
Een vraag aan Burg. en Weth.
Door den heer Van Oorschot is heden
aan Burg. en Weth. de volgende vraag
verzonden
Is het mogelijk een bepaling in het
leven te roepen, waardoor het voortaan
niet geoorloofd zal zijn dat leerlingen
van openbare zoowel als bijzondere
scholen, niet anders dan aan het einde
van een leerjaar (van de openbare
naar de bijzondere school of omge
keerd) kunnen verlaten
Ned. Roode Kruis-collecte.
Zaterdag a.s. den 27sten October zai
evenals het vorige jaar wederom een
inzameling van grootere en kleinere
geldelijke offers worden gahiouden ten
bate van het Ned. Roode Kruis.
Het doel der inzameling mag als be
kend worden verondersteld. Sedert het
einde van den grooten wereldoorlog
heeft het Nederlandsche Roode Kruis
zich aangegord tot een vredesactie in
den meest edelen zin van het woord.
Zoowel op zich zelf als in vereeniging