DONDERDAG 37 SEPTEMBER
No228
BINNENLAND
FEUILLETON
ZiJ N PROEFJAAR.
•1923=»
VLISSIINCSCHE COURANT
AB0NNEMENTS-PR1JS
Voor Vlissingen en gemeenten op Wal
cheren 2.20 per drie maanden. Franco
door het geheele rijk ƒ2.50. Week-abon-
tr nenten 17 cent, alles bij vooruitbetaling.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
ADVERTENTIE-PRIJS.
Van 14 regels 1.10 voor iedere
regel meer 26 centbij abonnement spe
ciale prijzen. Reclames 52 cent per regel
Dienstaanbiedingen en dienstaanvragen
van 15 regels 65 centiedere regel meer
'3 cent, bij contante betaling.
Familieberichten van 16 regels ƒ1.70,
iedere regel meer 26 cent.
Zij, die zich thans met
ingang van 1 October
abonneeren op de „Vlissingsche
Courant", ontvangen van heden at
de tot dien datum verschijnende
nummers kosteloos.
De postchèque- en girodienst.
De minister van waterstaat heeft het
advies van de Nederlandsche Ban,k ge
vraagd betreffende den stand van za
ken in den postchèque- en girodienst.
Afschaffing der Staatsloterij
De Haagsche redacteur van „de
Maasbode" schrijft
Naar wij vernemen, wordt door de
regeering het plan overwogen om tot
afschaffing der Staatsloterij over te
gaan. Het niet voorzien in vacatures
van collecteurs, zou in de richting van
een geleidelijke opheffing wijzen.
Artikel 40 en de wet.
Naar de „N. R. Ct." verneemt, moet
de regeering thans tot het besluit zijn
gekomen, dat de op 1 Juli 1922 geiden-
de salarissen der ambtenaren, niet ver_
minderd kunnen worden door intrek
king van artikel 40 van het bezoldi
gingsbesluit zonder meer, doch dat
daar bovendien een wettelijke regeling
voor noodig is. Deze wettelijke regeling
is thans in voorbereiding.
Ongevallenwet 1921.
Men meldt ons, dat door den Verze
keringsraad aan den minister van ar
beid een overzicht betreffende de werk
zaamheden ter uitvoering van de Onge
vallenwet 1921 door de Raden van Ar
beid over het ie halfjaar 1923 is gezon
den. Hieruit blijkt, dat, niettegenstaan
de veler sombere voorspelling, dat de
ingevoerde decentralisatie tot ont
wrichting dezer werkzaamheden zou
leiden, de stand over het eerste halfjaar
1923 zeer gunstig is te noemen, vooral
als men daarbij bedenkt, dat door de
jongste uitbreiding dezer wet het aan
tal te behandelen posten is gestegen
van 107.904 tot 168.259.
De minister heeft hierin aanleiding
gevonden tegenover den Verzekerings
raad en de Raden van Arbeid zijn
groote waardeering uit te spreken, daar
hij uit de hem gezonden cijfers de over
tuiging heeft verkregen, dat de decen
tralisatie der Ongevallenwet 1921 als
geslaagd mag worden beschouwd.
De zakelijke bedrijfsbelasting.
Niei alleen te dezer stede komt uit
industrieele kringen verzet tegen de
zakelijke bedrijfsbelasting.
Het bestuur van het ten vorigen jare
te Nijmegen gevormde comité tegen de
„Laten we dat toch maar wel doen",
zei Werner, „en ik verzoek u zelf drin
gend, de zaak als afgedaan te beschou
wen. Ik heb zooveel werk in het voor
uitzicht, dat ik geen enkele afleiding,
met welke vriendelijke bedoelingen
ook bedacht, kan velen."
„Het is ook niet zoo erg", zei Ker
sten. „Maar de dames in Saarkirchen
vonden, dat je benoeming eigenlijk met
een groot diner behoorde gevierd te
worden. Ik zie echter wel aan je gezicht
dat je daar niets van weten wilt. Dus
laten we er dan maar niet meer over
spreken. Werk heb je zeker genoeg.
Nog eens span je niet al te zeer in. Ik
zal me veroorloven, uit oude vriend
schap al dateerende van je vaders tijd,
je te controleeren, niet zoozeer bij je
werk als wel bij je ontspanningen, op
dat je je niet overstuur werkt daarom
zal ik waarschijnlijk eerstdaags eens bij
je aankomen met Klinter, om een skaat-
qvondje te arrangeeren. Je mag niet 's
avonds of tot in den nacht doorwerken.
Dat vermoordt zelfs een paard, laat
staan een mensch."
„In elk gevai zal uw bezoek mij zeer
aangenaam zijn, mijnheer Kersten, hoe
wel u van mijn skaatspel niet veel ver
wachten moet. Ik ben een slecht speler".
„Zooveel te meer kunnen wij win
nen", zei Kersten met een eigenaardig
zakelijke belasting op het bedrijf en
vertegenwoordigende een groote groep
Nijmeegsche industrieelen en handela
ren, heeft zich met een uitvoerig adres
gewend tot den raad. Adressant ont
wikkelt zijn bezwaren tegen genoemde
belasting. Deze zijn le. de rechts
grond voor deze heffing ontbreekt 2e.
het fiscale argument is ondeugdelijk
3e. de heffing wTrkt oneconomisch
4e. de heffing werkt onsociaal. Het oe-
stuur meent, dat het betrekkelijk wei
nig beteekenende bedrag, hetwelk de
zakelijke bedrijfsbelasting in de ge
meente-kas brengt, niet motiveert de
daaraan verbonden nadeelen en onbil
lijkheden, reden waarom het den raad
verzoekt deze belasting op te heffen.
In de „Aanteekeningen" in het „Vad."
lezen wij het volgende
De industrieelen te Zaandijk, die, ge
lijk wij mededeelden, besloten hebben
de hun opgelegde zakelijke bedrijfsbe
lasting niet te voldoen, dreigen domme
dingen te doen. De belasting is wettig
tot stand gekomen, de aanslag is for
meer in orde, maar omdat er over 1922
een batig slot is op de gemeente-reke
ning, weigeren zij te betalen. Die moti
veering slaat op het besluit als een
tang op een varken. Maar nu willen de
heeren afwachten wat er zal gebeuren.
Och, dat willen we hun wel vast voor
spellen zij krijgen een hoop last, moe
ten meer betalen dan ze voor de belas
ting verschuldigd zijn en de gemeente
kas ontvangt het haar toekomende, zij
het ook wat later dan verwacht was.
Zouden de heeren daarom niet verstan
dig doen hun revolutionaire neigingen
te laten varen en als rustige burgers
langs wettigen weg te protesteeren te
gen die belasting, welke ook ons verre
van sympathiek is
Geen verlaging der positarieven.
In de vergadering van de Kamer van
Koophandel te Haarlem is medegedeeld
dat de minister van waterstaat heeft
verklaard, dat in den raad van ministers
is besloten tot nader order niet tot ver
laging der posttarieven over te gaan.
Tegen de Vlootwet.
De gemeenteraad te Zaandam heeft,
na langdurige discussies, een motie
aangenomen, waarin de Tweede Kamer
wordt verzocht de Vlootwet niet aan te
nemen. Voor de motie stemden de soci
alisten en de vrijzinnige middenstan
ders.
Automobielen en motorrijwielen in
Nederland.
Wij lezen in „De Kampioen", orgaan
van den A. N. W. B„ Toeristenbond
voor Nederland
In 1922 waren in de personeele be
lasting aangeslagen de navolgende
aantallen motorrijtuigen
Motorrijw. voor een pers. 21.794 (19.230)
voor 2 pers. 10.020 6.078)
op 3 wielen 274 255)
Motorrijwielen in totaal 32.088 (26.463)
Electroinobielen 100 83)
Personenauto's van min
der dan 2000 waarde 5.315 1.954)
Personenauto's v. 2000
4000 waarde 7.956 5.899)
Personenauto's v. 4000
—ƒ7000 waarde 3.271 4.314)
Personenauto's v. 7000
10.000 waarde 924 1.341)
Personenauto's van riteer
dan 10.000 waarde 558 933)
lil totaal 17.124 (14.441)
Vergelijkt men deze getallen met de
tusschen haakjes geplaatste, welke de
lachje en nam afscheid van Werner, om
hem niet langer op te houden.
Werner moest een geheele nieuwe
tijdsindeeling voor de naaste toekomst
maken. Zijn werk was verdubbeld, zijn
verantwoordelijkheid vertienvoudigd.
Het werk in de Justinus-mijn ver-
eischte onophoudelijke controle en de
scherpste nauwgezetheid. Hij wilde
echter de nieuwe projecten voor de
Theresia-werken ook niet geheel laten
liggen. Hij moest werkelijk woekeren
met zijn tijd. Om de zoo noodige be
weging te kunnen blijven nemen, wilde
hij zijn morgenrit ook niet missen.
Echter wilde hij de morgenuren
voortaan bij de Justinus-mijn door
brengen en 's middags bij het Theresia-
werk zijn, wanneer er ten minste geen
gewichtige conferenties te houden wa
ren of nieuwe ingrijpende beschikkin
gen door hem persoonlijk getroffen
moesten worden. Inspecteur Lenske had
maandenlang het walswerk en de Mar
tin-ovens zelfstandig bestuurd en kon
dat dus nu weer gaan doen.
Den volgenden dag wilde Werner
zijn afspraak nakomen en graaf Klinter
gaan afhalen voor een wandelrit, om
dan tevens de groeven van mevrouw
Glover te gaan bezichtigen. Om negen
uur uiterlijk wilde Werner echter bij de
Justinus-mijn zijn.
Toen hij, 's avonds van zijn bureau
thuis kwam, vond hij een auto van der
tig paardenkracht, die gestuurd was
vanuit Saarkirchen en waarvan de
chauffeur zich tot zijn 'beschikking stel
de voortoopig vond deze een onder-
overeenkomstige cijfers geven voor
1921, dan blijkt daaruit duidelijk de
zeer groote toename van het aantal
motorrijwielen en van de goedkoopere
personenauto's tegen eén vermindering
van het aantal duurdere personenauto's,
alhoewel de prijzen van automobielen
in den laatsten tijd gedaald zijn.
De totale opbrengst van deze belas
ting bedroeg in hoofdsom in 1922
1.106.868.98, tegen 1.278.741.82 in
1921 en 1.062.999.71 in 1920.
Rekent men hierbij de opcenten voor
de provinciën en de gemeenten, welke
laatste meermalen 100 procent en meer
van de hoofdsom bedragen, dan ziet
nten, dat er alleen door de motorrijwie
len en personenauto's reeds heel wat
millioenen in de kassen van de overheid
worden gestort.
Actie neutraal overheidspersoneel.
Het comité van verweer, gevormd uit
de neutrale vereenigingen van over
heidspersoneel, aangevuld met verte
genwoordiging van de neutrale veree
nigingen van personeel in de particu
liere bedrijven, heeft besloten, de te
voeren acties tegen de verslechteringen
van het levenspeil van het overheids
personeel krachtdadig te steunen. Het
comité adviseert aan de neutraal geor-
ganiseerden, in afwachting van de
openbare vergaderingen en verdere ac
ties, welke het voorbereidt, iedere gele
genheid aan te grijpen welke zich voor
doet, om van hun ontevredenheid tegen
de voornemens der regeering blijk te
geven. Het spoort verder de leden aan,
ernstig propaganda te maken ter ver
sterking van de neutrale vakorganisatie.
De beroovingen in Amsterdam.
Het Amsterdamsche gemeenteverslag
over 1922 geeft het volgende beeld van
de 'beroovingen over 1922
Ter kennis van de politie kwamen
257 beroovingen in verdachte perceelen,
tegen 194 in 1921 in 179 gevallen
werd aangifte gedaan, waarbij in 16
gevallen proces-venbaal werd opge
maakt. In totaal worden als vermist
aangegeven: ƒ71.053, 205.670 Duit-
sche marken, 270 Zweedsche kronen,
1270 Belgische francs, 7405 Fransche
francs, 200 Noorsche kronen, 5438 Lire,
2170 Zwitsersche francs, 116 dollar,
900 dinar, 200.000 Oostenrijksche kro
nen, 2255 pond sterling, een koopbrief
groot 25.000, een polis groot 25.000
en een cheque van 7000 mark en een
horloge met ketting en 71 partijtjes
diamant.
Tot dusver mocht het niet gelukken,
met veel succes tegen het plegen van
dit misdrijf op te treden, te minder, wijl
tal van benadeelden .geen of onjuiste
aangiften doen ook is een vervolging
altijd niet in het belang van benadeel
den zij loopen in een eerste opwell'ng
dan wel naar de politie, doch koinen
veelal op hun aangifte terug.
Door het volgen van als beroofsters
bekend staande prostituees en 't even
tueel waarschuwen van in haar gezel
schap zijnde personen, alsmede door
het plaatsen van posten voor als roof-
holcn bekend staande perceelen, wordt
getracht preventief op te treden echter
vereischen deze maatregelen veel per
soneel.
EEN PROPAGANDA-AVOND.
De voorzitter van de afdeeling Vlis
singen van het Algemeen Nederlandsch
Verbond opende gisterenavond in „de
Oude Vriendschap" den eersten offi-
cieelen avond met een inleidingswoord,
waarin hij de, helaas niet talrijk, opge-
dak in de koetsierswoning.
De weinige slaap van den vorigen
nacht en de vermoeienissen van den
dag zelve noodzaakten Werner, reeds
vroegtijdig ter ruste te gaan, opdat hij
den volgenden morgen vroeg in het
zadel zou kunnen zitten.
ZESDE HOOFDSTUK.
De koetsier moest den volgenden
morgen lang aan Werners deur klop
pen, eer deze ontwaakte. Vlug sprong
hij uit bed, kleedde zich in een omme
zien en steeg te paard. Hij zei tegen de
huishoudster dat hij om half negen te
rug zou zijn om te ontbijten en zich te
verkleeden om negen uur moest de
auto klaar staan, om hem naar de Justi-
nusmiin te brengen.
„Wer nie im Morgensonnenlicht
Auf edlem, leichtbehuftem Pferde
Die Welt durchflog, der kennt sie
[nicht,
Die höchste Wonne dieser Erde
In de frissche, koele morgenlucht van
den jongen dag, die prachtig beloofde
te worden, hadden Werners gevoelens
veel vroolijker moeten zijn dan ze in
derdaad waren. Om snel vooruit te ko
men en niet in de stad opgehouden te
worden, koos hij den weg over Saar
kirchen naar Klinterfelde. Park en slot
van Saarkirchen lagen eenzaam en stil
als in een diepen slaap gedompeld.
Toen Werner in de nabijheid van het
huis kwam, liet hij het paard stapvoets
gaan en raakte dan zoo in gedachten,
dat hij bijna met zijn paard gevailen
komenen een welkom toeriep en hen
dankte voor het gevolg geven aan de
uitnoodiging van het bestuur. Hij hoop
te, dat ze trouwe leden der afdeeling
mochten worden. Vervolgens richtte hij
een warm woord van dank tot de da
mes mevr. BrandBekker en mevr.
BorRovers en lot den heer Popma,
die allen door welwillende, belangeloo-
ze medewerking bij zullen dragen, naar
hij hoopte, tot het welslagen van dezen
avond. En ten slotte roept hij een
woord van dank toe tot den heer
Oudendijk, die zoo welwillend is ge
weest uit Den Haag tot ons te komen
om ons te helpen, onze afdeeling, die
kan beschouwd worden als een knop
aan den stam van het Nederlandsch
Verbond. Hij, voor zichzelf, denkende
aan de rol van Vlissingen in de vader-
landsche geschiedenis, zou haar liever
beschouwen als een loot, waarvan hij
hoopte, dat die groot en sterk mag wor
den. Met de mededeeling, dat in de
rustpoos gelegenheid zal bestaan zich
als lid op te geven, besloot de heer
Van Woelderen deze toespraak.
Pas hadden de laatste woorden
weerklonken of mevr. BrandBekker
en de heer Popma betraden het tooneel
om den eigenlijken avond te openen
met een muzieknummer. Gezien de be
kende virtuositeit op piano en viool,
waarover deze twee musici beschikken,
'behoeft het geen nadere aanduiding,
dat het nummer, dat ze gaven, en dat
zeer mooi klonk, in den smaak der aan
wezigen viel.
Pas was het applaus verstomd of de
heer Oudendijk betrad het tooneel tot
het uitspreken zijner rede Vaderlands
liefde en Volkskracht, waarbij hij, na
in enkele woorden verklaard te hebben,
wat de oorzaak van zijn optreden hier
was, als uitgangspunt nam een strophe
van Jacob van Maerlant, die reeds in
de 13e eeuw zijn vaderland prees. En
de eeuwen door is dat gevoel van va
derlandsliefde door de dichters bezon
gen, wat spreker met tal van aanhalin
gen bewees. En; dat over deze liefde,
waarvan vaak beweerd wordt, dat ze uit
den booze is, omdat de mensch zich op
'breeder en hooger standpunt moet
plaatsen, omdat hij wereldburger moet
zijn, die geen onderscheid maakt tus
schen de naties, en in alle rangen eender
wordt gedacht, bewees spreker dc.or
een aanhaling van den heer Ankersmit,
die in Pro en Contra dit standpunt ver
dedigd had. Maar daartegenover plaat
ste hij de partijgenooten van genoem
den heer, den heer Troelstra, die in de
gedenkwaardig Kamerzitting van 1914
verklaarde, dat de nationale gedachte
de nationale geschillen moest overheer-
schen, en den dichter Adema van Schel-
tema, waarvan de spreker het heerlijke
gedichtje voordroeg de Polder. En tal
van gedichten uit den nieuweren tijd
hebben dan ook die gedachte van „de
liefde tot zijn vaderland is ieder aange
boren" uitgewerkt. Als staaltje daarvan
zegt de heer Oudendijk dat gedicht
van Jan Prins, getiteld „de Bruid", dat
voorgedragen is voor H. M. de Koningin
op den grooten kunstavond, die bij de
Jubileumfeesten te 's Hage gegeven is
en waaraan de Haagsche zusterafdee-
ling haar groot aandeel heeft gegeven.
En dan, naar aanleiding van die feesten
behandelt spreker ons Wilhelmus, dat
in verschillende zijner coupletten zoo
vee! toepasselijks heeft op onze toe
standen en gaat'na, hoe het toch moge
lijk is, dat zulk een ernstig lied ons
volkslied is. Het is het lied, dat het
rustige, vaste, ernstige vertrouwen uit
drukt, den kalmen moed, het geloof in
eigen kracht, steunende op de Voorzie-
was, toen dit steigerde. Toen echler
ontwaakte hij uit zijn droom en liet zijn
paard in gestrekten draf den fraaien
weg naar Klinterfelde afrijden.
Het paard van Klinter stond klaar
voor de deur, maar van uit het venster
riep graaf Edmund Werner toe, eerst
even binnen te komen en een kop thee
te drinken.
„Ik feliciteer je met je nieuwen werk
kring", zei Klinter, nadat ze elkaar be
groet hadden. „Ik ben blij, dat de Justi-
nusmijn juist onder jouw leiding komt.
Ik ben goed op de hoogte met de mijn
en het oude gedeelte kan ik wei droo-
men. Ik heb daar namelijk een jaar
practisch gewerkt. Mijn vader was zeer
bevriend met den ouden heer Buchwald
en daardoor heb ik op zijn bezittingen
practisch mogen werken. Dat was geen
gekheid, dat kan ik je verzekeren. De
oude Buchwald nam dé zaken verdui
veld ernstig op er werd mij niets ge
schonken, maar enfin, ik heb er heel
wat geleerd. Ik zeg je, na een half jaar
kon ik een groef hakken, dat het een
lust voor het oog was. De mijnbaas
bemoeide zich ook veel met me. Ik
moest een geheel nieuw plan voor den
luchttoevoer van de Justinus-mijn uit
werken en heb ten deele natuurlijk
schandelijke onzin getapt. Een deel van
mijn plan is echter toch nog uitgevoerd.
Ik herinner me nog heel goed, hoe de
mijnbaas mij aan het verstand .bracht,
dat de lucht slimmer was dan de men-
schen zij kiest altijd den koristen weg,
terwijl de menschen van omwegen hou
den. Daarmee sprak hij over mijn lucht-
nigheid, waardoor eenmaal de wending
moet komen. En die rust dringt door
in verschillende liederen, die toch de
uiting zijn van den volksgeest, van af
het Geuzenliedeke „Vive Ie Geus 1" tot
het kroningslied, dat spreker dezen
middag van den toren hoorde klinken.
Spreker gaat na, dat wij heusch wel
waard zijn ons te toonen, dat wij een
eervolle plaats in de wereld innemen,
waarbij spreker een gedeelte aanhaalt
uit de rede, die dr. j. Th. de Visser uit
gesproken heeft op die heerlijke feest
dagen in Dordrecht, waar het 25-jarig
jubileum van ons Nederlandsch Ver
bond werd gevierd. Op die dagen heelt
inen de sympathie beluisterd, die uit
alle deelen van den Nederlandschen
stam kwamen en waarvan de dichter
tal van staaltjes aanhaalt. En spreker
besluit het eerste deel zijner rede, na
aangehaald te hebben, dat er in alle
hoeken der wereld een merkwaardige
belangstelling voor de Nederlandsche
taal en de Nederlandsche kunst is met
de aanhaling Staatkundig is ons land
klein, het geestesrijk van onzen stam is
een wereldrijk.
Nu is het woord aan mevr. Bor
Rovers, die met hare sympathieke alt
stem de poging om propaganda te
maken wel heeft willen ondersteunen
door het zingen van een tweetal liede
ren „O, jubel mijn hart" en „De eerste
kus", die met een welverdiend applaus
beloond werden. Wat klonk vooral
dat tweede lied mooi en hoe aardig
werd het weergegeven.
Aan de zangeres en haar accompag-
natrice, mevr. BrandBekker, werd
een bouquet aangeboden.
In de rustpoos traden eenige perso
nen toe als lid.
Was het deel voor de pauze gewijd
aan de schildering van vaderlandsliefde
en aan uitingen daarvan door dichter
lijke gemoederen, het tweede deei der
rede van den heer Oudendijk was een
doorloopend bewijs van de stelling,
waarmee hij het eerste deel besloot.
Achtereenvolgens behandelde spreker
daarin, gestaafd door berichten uit de
pers van verschillende landen onze in
genieurs en scheepsbouwkundigen,
welke laatste in staat zijn kleine
scheepjes (spreker dacht toen o.a. aan
de K III) te bouwen, welke door den
durf onzer zeelui den Oceaan kunnen
bevaren. Hij haalde berichten aan over
ons koloniaal beheer en bracht in her
innering, wat onze boekdrukkunst ver
mag, daarbij vermeldende, dat hier in
Holland tot zelfs Chineesche woorden
boeken kunnen worden gedrukt. Naar
aanleiding van onze sport, bracht hij
naar voren wat op scherm- en wie'rij-
dersgebied gepresteerd werd, terwijl
spreker, als genoegzaam bekend, over
schilderkunst niet veel zeide, maar
wees hoe mannen als Mengelberg, Van
Anrooy, Sam Dresden en tal van ande
ren onzen naam ook op muzikaal gebied
hoog hielden.
Maar evenmin vergat hij te vermel
den, dat de naam van „land van Hugo
de Groot" hooggehouden werd door
mannen als Asser en den Beer Poortu-
gael, terwijl onze wetenschappen hoog
gehouden worden door geleerden als
o.a. Van der Waals en Van 't Hoff.
Spreker wijst op personen, die den
naam van ons land in aanzien brengen
als een Loder, Zimmerman, Van Karne-
beek en Vissering en eindigt dit deel
zijner rede met het voordragen van een
liedje „Frissche wind".
Na zijn eigenlijke rede leest de heer
Oudendijk nog even de beginselen van
het Algemeen Nederlandsch Verbond
voor, waarbij hij krachtig aandringt op
toevoer een ten deele ongunstig oordeel
uit want ik had mij in allerlei ge
waagde theoriën begeven, om ook in
afgelegen hoeken frissche lucht te
brengen. Toentertijd dacht men nog
niet aan ventilatoren. Ik 'ben er trolsch
op, dat in mijn plan reeds de groote
ventilator was opgenomen, die later
werd gebruikt. Zooals je weet, bezigde
men vroeger twee schachten Door de
eene trad de versche bovengrondsche
lucht naar binnen en uit de andere trok
de slechte, onderaardsche lucht naar
huiten. Wanneer bij warm weer noch
bovengrondsche lucht wilde binnen
vloeien, noch onderaardsche naar bui
ten stijgen, kon men er verder niets aan
doen. Ik zou in de Justinus-mijn, ten
minste in het oude gedeelte, nog net
zoo goed den weg kunnen vinden, als
in mijn eigen huis. De oude mijnwerkers
en de oudere 'beambten ken ik allen nog
van mijn leertijd daar en het is merk
waardig, hoe de menschen door ge
meenschappelijke herinnering aan zwa-
ren lichamelijken arbeid zich tot elkaar
voelen aangetrokken."
Werner en Klinter hadden intusschen
ieder een kop thee gedronken en eenige
cakes gegeten. Daarna was Werner ook
niet afkeerig van een sigaar en nu be
stegen ze hun paarden om naar de
groeven van mevrouw Glover te rijden.
„ik heb mevrouw Barbara getelefo
neerd",, verklaarde de graaf, „reeds
gisterenmiddag en heb haar medege
deeld, dat we om zeven uur bij de groe
ven zullen zijn."
(Wordt vervolgd.)