DONDERDAG 37 SEPTEMBER No228 BINNENLAND FEUILLETON ZiJ N PROEFJAAR. •1923=» VLISSIINCSCHE COURANT AB0NNEMENTS-PR1JS Voor Vlissingen en gemeenten op Wal cheren 2.20 per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ2.50. Week-abon- tr nenten 17 cent, alles bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent. ADVERTENTIE-PRIJS. Van 14 regels 1.10 voor iedere regel meer 26 centbij abonnement spe ciale prijzen. Reclames 52 cent per regel Dienstaanbiedingen en dienstaanvragen van 15 regels 65 centiedere regel meer '3 cent, bij contante betaling. Familieberichten van 16 regels ƒ1.70, iedere regel meer 26 cent. Zij, die zich thans met ingang van 1 October abonneeren op de „Vlissingsche Courant", ontvangen van heden at de tot dien datum verschijnende nummers kosteloos. De postchèque- en girodienst. De minister van waterstaat heeft het advies van de Nederlandsche Ban,k ge vraagd betreffende den stand van za ken in den postchèque- en girodienst. Afschaffing der Staatsloterij De Haagsche redacteur van „de Maasbode" schrijft Naar wij vernemen, wordt door de regeering het plan overwogen om tot afschaffing der Staatsloterij over te gaan. Het niet voorzien in vacatures van collecteurs, zou in de richting van een geleidelijke opheffing wijzen. Artikel 40 en de wet. Naar de „N. R. Ct." verneemt, moet de regeering thans tot het besluit zijn gekomen, dat de op 1 Juli 1922 geiden- de salarissen der ambtenaren, niet ver_ minderd kunnen worden door intrek king van artikel 40 van het bezoldi gingsbesluit zonder meer, doch dat daar bovendien een wettelijke regeling voor noodig is. Deze wettelijke regeling is thans in voorbereiding. Ongevallenwet 1921. Men meldt ons, dat door den Verze keringsraad aan den minister van ar beid een overzicht betreffende de werk zaamheden ter uitvoering van de Onge vallenwet 1921 door de Raden van Ar beid over het ie halfjaar 1923 is gezon den. Hieruit blijkt, dat, niettegenstaan de veler sombere voorspelling, dat de ingevoerde decentralisatie tot ont wrichting dezer werkzaamheden zou leiden, de stand over het eerste halfjaar 1923 zeer gunstig is te noemen, vooral als men daarbij bedenkt, dat door de jongste uitbreiding dezer wet het aan tal te behandelen posten is gestegen van 107.904 tot 168.259. De minister heeft hierin aanleiding gevonden tegenover den Verzekerings raad en de Raden van Arbeid zijn groote waardeering uit te spreken, daar hij uit de hem gezonden cijfers de over tuiging heeft verkregen, dat de decen tralisatie der Ongevallenwet 1921 als geslaagd mag worden beschouwd. De zakelijke bedrijfsbelasting. Niei alleen te dezer stede komt uit industrieele kringen verzet tegen de zakelijke bedrijfsbelasting. Het bestuur van het ten vorigen jare te Nijmegen gevormde comité tegen de „Laten we dat toch maar wel doen", zei Werner, „en ik verzoek u zelf drin gend, de zaak als afgedaan te beschou wen. Ik heb zooveel werk in het voor uitzicht, dat ik geen enkele afleiding, met welke vriendelijke bedoelingen ook bedacht, kan velen." „Het is ook niet zoo erg", zei Ker sten. „Maar de dames in Saarkirchen vonden, dat je benoeming eigenlijk met een groot diner behoorde gevierd te worden. Ik zie echter wel aan je gezicht dat je daar niets van weten wilt. Dus laten we er dan maar niet meer over spreken. Werk heb je zeker genoeg. Nog eens span je niet al te zeer in. Ik zal me veroorloven, uit oude vriend schap al dateerende van je vaders tijd, je te controleeren, niet zoozeer bij je werk als wel bij je ontspanningen, op dat je je niet overstuur werkt daarom zal ik waarschijnlijk eerstdaags eens bij je aankomen met Klinter, om een skaat- qvondje te arrangeeren. Je mag niet 's avonds of tot in den nacht doorwerken. Dat vermoordt zelfs een paard, laat staan een mensch." „In elk gevai zal uw bezoek mij zeer aangenaam zijn, mijnheer Kersten, hoe wel u van mijn skaatspel niet veel ver wachten moet. Ik ben een slecht speler". „Zooveel te meer kunnen wij win nen", zei Kersten met een eigenaardig zakelijke belasting op het bedrijf en vertegenwoordigende een groote groep Nijmeegsche industrieelen en handela ren, heeft zich met een uitvoerig adres gewend tot den raad. Adressant ont wikkelt zijn bezwaren tegen genoemde belasting. Deze zijn le. de rechts grond voor deze heffing ontbreekt 2e. het fiscale argument is ondeugdelijk 3e. de heffing wTrkt oneconomisch 4e. de heffing werkt onsociaal. Het oe- stuur meent, dat het betrekkelijk wei nig beteekenende bedrag, hetwelk de zakelijke bedrijfsbelasting in de ge meente-kas brengt, niet motiveert de daaraan verbonden nadeelen en onbil lijkheden, reden waarom het den raad verzoekt deze belasting op te heffen. In de „Aanteekeningen" in het „Vad." lezen wij het volgende De industrieelen te Zaandijk, die, ge lijk wij mededeelden, besloten hebben de hun opgelegde zakelijke bedrijfsbe lasting niet te voldoen, dreigen domme dingen te doen. De belasting is wettig tot stand gekomen, de aanslag is for meer in orde, maar omdat er over 1922 een batig slot is op de gemeente-reke ning, weigeren zij te betalen. Die moti veering slaat op het besluit als een tang op een varken. Maar nu willen de heeren afwachten wat er zal gebeuren. Och, dat willen we hun wel vast voor spellen zij krijgen een hoop last, moe ten meer betalen dan ze voor de belas ting verschuldigd zijn en de gemeente kas ontvangt het haar toekomende, zij het ook wat later dan verwacht was. Zouden de heeren daarom niet verstan dig doen hun revolutionaire neigingen te laten varen en als rustige burgers langs wettigen weg te protesteeren te gen die belasting, welke ook ons verre van sympathiek is Geen verlaging der positarieven. In de vergadering van de Kamer van Koophandel te Haarlem is medegedeeld dat de minister van waterstaat heeft verklaard, dat in den raad van ministers is besloten tot nader order niet tot ver laging der posttarieven over te gaan. Tegen de Vlootwet. De gemeenteraad te Zaandam heeft, na langdurige discussies, een motie aangenomen, waarin de Tweede Kamer wordt verzocht de Vlootwet niet aan te nemen. Voor de motie stemden de soci alisten en de vrijzinnige middenstan ders. Automobielen en motorrijwielen in Nederland. Wij lezen in „De Kampioen", orgaan van den A. N. W. B„ Toeristenbond voor Nederland In 1922 waren in de personeele be lasting aangeslagen de navolgende aantallen motorrijtuigen Motorrijw. voor een pers. 21.794 (19.230) voor 2 pers. 10.020 6.078) op 3 wielen 274 255) Motorrijwielen in totaal 32.088 (26.463) Electroinobielen 100 83) Personenauto's van min der dan 2000 waarde 5.315 1.954) Personenauto's v. 2000 4000 waarde 7.956 5.899) Personenauto's v. 4000 —ƒ7000 waarde 3.271 4.314) Personenauto's v. 7000 10.000 waarde 924 1.341) Personenauto's van riteer dan 10.000 waarde 558 933) lil totaal 17.124 (14.441) Vergelijkt men deze getallen met de tusschen haakjes geplaatste, welke de lachje en nam afscheid van Werner, om hem niet langer op te houden. Werner moest een geheele nieuwe tijdsindeeling voor de naaste toekomst maken. Zijn werk was verdubbeld, zijn verantwoordelijkheid vertienvoudigd. Het werk in de Justinus-mijn ver- eischte onophoudelijke controle en de scherpste nauwgezetheid. Hij wilde echter de nieuwe projecten voor de Theresia-werken ook niet geheel laten liggen. Hij moest werkelijk woekeren met zijn tijd. Om de zoo noodige be weging te kunnen blijven nemen, wilde hij zijn morgenrit ook niet missen. Echter wilde hij de morgenuren voortaan bij de Justinus-mijn door brengen en 's middags bij het Theresia- werk zijn, wanneer er ten minste geen gewichtige conferenties te houden wa ren of nieuwe ingrijpende beschikkin gen door hem persoonlijk getroffen moesten worden. Inspecteur Lenske had maandenlang het walswerk en de Mar tin-ovens zelfstandig bestuurd en kon dat dus nu weer gaan doen. Den volgenden dag wilde Werner zijn afspraak nakomen en graaf Klinter gaan afhalen voor een wandelrit, om dan tevens de groeven van mevrouw Glover te gaan bezichtigen. Om negen uur uiterlijk wilde Werner echter bij de Justinus-mijn zijn. Toen hij, 's avonds van zijn bureau thuis kwam, vond hij een auto van der tig paardenkracht, die gestuurd was vanuit Saarkirchen en waarvan de chauffeur zich tot zijn 'beschikking stel de voortoopig vond deze een onder- overeenkomstige cijfers geven voor 1921, dan blijkt daaruit duidelijk de zeer groote toename van het aantal motorrijwielen en van de goedkoopere personenauto's tegen eén vermindering van het aantal duurdere personenauto's, alhoewel de prijzen van automobielen in den laatsten tijd gedaald zijn. De totale opbrengst van deze belas ting bedroeg in hoofdsom in 1922 1.106.868.98, tegen 1.278.741.82 in 1921 en 1.062.999.71 in 1920. Rekent men hierbij de opcenten voor de provinciën en de gemeenten, welke laatste meermalen 100 procent en meer van de hoofdsom bedragen, dan ziet nten, dat er alleen door de motorrijwie len en personenauto's reeds heel wat millioenen in de kassen van de overheid worden gestort. Actie neutraal overheidspersoneel. Het comité van verweer, gevormd uit de neutrale vereenigingen van over heidspersoneel, aangevuld met verte genwoordiging van de neutrale veree nigingen van personeel in de particu liere bedrijven, heeft besloten, de te voeren acties tegen de verslechteringen van het levenspeil van het overheids personeel krachtdadig te steunen. Het comité adviseert aan de neutraal geor- ganiseerden, in afwachting van de openbare vergaderingen en verdere ac ties, welke het voorbereidt, iedere gele genheid aan te grijpen welke zich voor doet, om van hun ontevredenheid tegen de voornemens der regeering blijk te geven. Het spoort verder de leden aan, ernstig propaganda te maken ter ver sterking van de neutrale vakorganisatie. De beroovingen in Amsterdam. Het Amsterdamsche gemeenteverslag over 1922 geeft het volgende beeld van de 'beroovingen over 1922 Ter kennis van de politie kwamen 257 beroovingen in verdachte perceelen, tegen 194 in 1921 in 179 gevallen werd aangifte gedaan, waarbij in 16 gevallen proces-venbaal werd opge maakt. In totaal worden als vermist aangegeven: ƒ71.053, 205.670 Duit- sche marken, 270 Zweedsche kronen, 1270 Belgische francs, 7405 Fransche francs, 200 Noorsche kronen, 5438 Lire, 2170 Zwitsersche francs, 116 dollar, 900 dinar, 200.000 Oostenrijksche kro nen, 2255 pond sterling, een koopbrief groot 25.000, een polis groot 25.000 en een cheque van 7000 mark en een horloge met ketting en 71 partijtjes diamant. Tot dusver mocht het niet gelukken, met veel succes tegen het plegen van dit misdrijf op te treden, te minder, wijl tal van benadeelden .geen of onjuiste aangiften doen ook is een vervolging altijd niet in het belang van benadeel den zij loopen in een eerste opwell'ng dan wel naar de politie, doch koinen veelal op hun aangifte terug. Door het volgen van als beroofsters bekend staande prostituees en 't even tueel waarschuwen van in haar gezel schap zijnde personen, alsmede door het plaatsen van posten voor als roof- holcn bekend staande perceelen, wordt getracht preventief op te treden echter vereischen deze maatregelen veel per soneel. EEN PROPAGANDA-AVOND. De voorzitter van de afdeeling Vlis singen van het Algemeen Nederlandsch Verbond opende gisterenavond in „de Oude Vriendschap" den eersten offi- cieelen avond met een inleidingswoord, waarin hij de, helaas niet talrijk, opge- dak in de koetsierswoning. De weinige slaap van den vorigen nacht en de vermoeienissen van den dag zelve noodzaakten Werner, reeds vroegtijdig ter ruste te gaan, opdat hij den volgenden morgen vroeg in het zadel zou kunnen zitten. ZESDE HOOFDSTUK. De koetsier moest den volgenden morgen lang aan Werners deur klop pen, eer deze ontwaakte. Vlug sprong hij uit bed, kleedde zich in een omme zien en steeg te paard. Hij zei tegen de huishoudster dat hij om half negen te rug zou zijn om te ontbijten en zich te verkleeden om negen uur moest de auto klaar staan, om hem naar de Justi- nusmiin te brengen. „Wer nie im Morgensonnenlicht Auf edlem, leichtbehuftem Pferde Die Welt durchflog, der kennt sie [nicht, Die höchste Wonne dieser Erde In de frissche, koele morgenlucht van den jongen dag, die prachtig beloofde te worden, hadden Werners gevoelens veel vroolijker moeten zijn dan ze in derdaad waren. Om snel vooruit te ko men en niet in de stad opgehouden te worden, koos hij den weg over Saar kirchen naar Klinterfelde. Park en slot van Saarkirchen lagen eenzaam en stil als in een diepen slaap gedompeld. Toen Werner in de nabijheid van het huis kwam, liet hij het paard stapvoets gaan en raakte dan zoo in gedachten, dat hij bijna met zijn paard gevailen komenen een welkom toeriep en hen dankte voor het gevolg geven aan de uitnoodiging van het bestuur. Hij hoop te, dat ze trouwe leden der afdeeling mochten worden. Vervolgens richtte hij een warm woord van dank tot de da mes mevr. BrandBekker en mevr. BorRovers en lot den heer Popma, die allen door welwillende, belangeloo- ze medewerking bij zullen dragen, naar hij hoopte, tot het welslagen van dezen avond. En ten slotte roept hij een woord van dank toe tot den heer Oudendijk, die zoo welwillend is ge weest uit Den Haag tot ons te komen om ons te helpen, onze afdeeling, die kan beschouwd worden als een knop aan den stam van het Nederlandsch Verbond. Hij, voor zichzelf, denkende aan de rol van Vlissingen in de vader- landsche geschiedenis, zou haar liever beschouwen als een loot, waarvan hij hoopte, dat die groot en sterk mag wor den. Met de mededeeling, dat in de rustpoos gelegenheid zal bestaan zich als lid op te geven, besloot de heer Van Woelderen deze toespraak. Pas hadden de laatste woorden weerklonken of mevr. BrandBekker en de heer Popma betraden het tooneel om den eigenlijken avond te openen met een muzieknummer. Gezien de be kende virtuositeit op piano en viool, waarover deze twee musici beschikken, 'behoeft het geen nadere aanduiding, dat het nummer, dat ze gaven, en dat zeer mooi klonk, in den smaak der aan wezigen viel. Pas was het applaus verstomd of de heer Oudendijk betrad het tooneel tot het uitspreken zijner rede Vaderlands liefde en Volkskracht, waarbij hij, na in enkele woorden verklaard te hebben, wat de oorzaak van zijn optreden hier was, als uitgangspunt nam een strophe van Jacob van Maerlant, die reeds in de 13e eeuw zijn vaderland prees. En de eeuwen door is dat gevoel van va derlandsliefde door de dichters bezon gen, wat spreker met tal van aanhalin gen bewees. En; dat over deze liefde, waarvan vaak beweerd wordt, dat ze uit den booze is, omdat de mensch zich op 'breeder en hooger standpunt moet plaatsen, omdat hij wereldburger moet zijn, die geen onderscheid maakt tus schen de naties, en in alle rangen eender wordt gedacht, bewees spreker dc.or een aanhaling van den heer Ankersmit, die in Pro en Contra dit standpunt ver dedigd had. Maar daartegenover plaat ste hij de partijgenooten van genoem den heer, den heer Troelstra, die in de gedenkwaardig Kamerzitting van 1914 verklaarde, dat de nationale gedachte de nationale geschillen moest overheer- schen, en den dichter Adema van Schel- tema, waarvan de spreker het heerlijke gedichtje voordroeg de Polder. En tal van gedichten uit den nieuweren tijd hebben dan ook die gedachte van „de liefde tot zijn vaderland is ieder aange boren" uitgewerkt. Als staaltje daarvan zegt de heer Oudendijk dat gedicht van Jan Prins, getiteld „de Bruid", dat voorgedragen is voor H. M. de Koningin op den grooten kunstavond, die bij de Jubileumfeesten te 's Hage gegeven is en waaraan de Haagsche zusterafdee- ling haar groot aandeel heeft gegeven. En dan, naar aanleiding van die feesten behandelt spreker ons Wilhelmus, dat in verschillende zijner coupletten zoo vee! toepasselijks heeft op onze toe standen en gaat'na, hoe het toch moge lijk is, dat zulk een ernstig lied ons volkslied is. Het is het lied, dat het rustige, vaste, ernstige vertrouwen uit drukt, den kalmen moed, het geloof in eigen kracht, steunende op de Voorzie- was, toen dit steigerde. Toen echler ontwaakte hij uit zijn droom en liet zijn paard in gestrekten draf den fraaien weg naar Klinterfelde afrijden. Het paard van Klinter stond klaar voor de deur, maar van uit het venster riep graaf Edmund Werner toe, eerst even binnen te komen en een kop thee te drinken. „Ik feliciteer je met je nieuwen werk kring", zei Klinter, nadat ze elkaar be groet hadden. „Ik ben blij, dat de Justi- nusmijn juist onder jouw leiding komt. Ik ben goed op de hoogte met de mijn en het oude gedeelte kan ik wei droo- men. Ik heb daar namelijk een jaar practisch gewerkt. Mijn vader was zeer bevriend met den ouden heer Buchwald en daardoor heb ik op zijn bezittingen practisch mogen werken. Dat was geen gekheid, dat kan ik je verzekeren. De oude Buchwald nam dé zaken verdui veld ernstig op er werd mij niets ge schonken, maar enfin, ik heb er heel wat geleerd. Ik zeg je, na een half jaar kon ik een groef hakken, dat het een lust voor het oog was. De mijnbaas bemoeide zich ook veel met me. Ik moest een geheel nieuw plan voor den luchttoevoer van de Justinus-mijn uit werken en heb ten deele natuurlijk schandelijke onzin getapt. Een deel van mijn plan is echter toch nog uitgevoerd. Ik herinner me nog heel goed, hoe de mijnbaas mij aan het verstand .bracht, dat de lucht slimmer was dan de men- schen zij kiest altijd den koristen weg, terwijl de menschen van omwegen hou den. Daarmee sprak hij over mijn lucht- nigheid, waardoor eenmaal de wending moet komen. En die rust dringt door in verschillende liederen, die toch de uiting zijn van den volksgeest, van af het Geuzenliedeke „Vive Ie Geus 1" tot het kroningslied, dat spreker dezen middag van den toren hoorde klinken. Spreker gaat na, dat wij heusch wel waard zijn ons te toonen, dat wij een eervolle plaats in de wereld innemen, waarbij spreker een gedeelte aanhaalt uit de rede, die dr. j. Th. de Visser uit gesproken heeft op die heerlijke feest dagen in Dordrecht, waar het 25-jarig jubileum van ons Nederlandsch Ver bond werd gevierd. Op die dagen heelt inen de sympathie beluisterd, die uit alle deelen van den Nederlandschen stam kwamen en waarvan de dichter tal van staaltjes aanhaalt. En spreker besluit het eerste deel zijner rede, na aangehaald te hebben, dat er in alle hoeken der wereld een merkwaardige belangstelling voor de Nederlandsche taal en de Nederlandsche kunst is met de aanhaling Staatkundig is ons land klein, het geestesrijk van onzen stam is een wereldrijk. Nu is het woord aan mevr. Bor Rovers, die met hare sympathieke alt stem de poging om propaganda te maken wel heeft willen ondersteunen door het zingen van een tweetal liede ren „O, jubel mijn hart" en „De eerste kus", die met een welverdiend applaus beloond werden. Wat klonk vooral dat tweede lied mooi en hoe aardig werd het weergegeven. Aan de zangeres en haar accompag- natrice, mevr. BrandBekker, werd een bouquet aangeboden. In de rustpoos traden eenige perso nen toe als lid. Was het deel voor de pauze gewijd aan de schildering van vaderlandsliefde en aan uitingen daarvan door dichter lijke gemoederen, het tweede deei der rede van den heer Oudendijk was een doorloopend bewijs van de stelling, waarmee hij het eerste deel besloot. Achtereenvolgens behandelde spreker daarin, gestaafd door berichten uit de pers van verschillende landen onze in genieurs en scheepsbouwkundigen, welke laatste in staat zijn kleine scheepjes (spreker dacht toen o.a. aan de K III) te bouwen, welke door den durf onzer zeelui den Oceaan kunnen bevaren. Hij haalde berichten aan over ons koloniaal beheer en bracht in her innering, wat onze boekdrukkunst ver mag, daarbij vermeldende, dat hier in Holland tot zelfs Chineesche woorden boeken kunnen worden gedrukt. Naar aanleiding van onze sport, bracht hij naar voren wat op scherm- en wie'rij- dersgebied gepresteerd werd, terwijl spreker, als genoegzaam bekend, over schilderkunst niet veel zeide, maar wees hoe mannen als Mengelberg, Van Anrooy, Sam Dresden en tal van ande ren onzen naam ook op muzikaal gebied hoog hielden. Maar evenmin vergat hij te vermel den, dat de naam van „land van Hugo de Groot" hooggehouden werd door mannen als Asser en den Beer Poortu- gael, terwijl onze wetenschappen hoog gehouden worden door geleerden als o.a. Van der Waals en Van 't Hoff. Spreker wijst op personen, die den naam van ons land in aanzien brengen als een Loder, Zimmerman, Van Karne- beek en Vissering en eindigt dit deel zijner rede met het voordragen van een liedje „Frissche wind". Na zijn eigenlijke rede leest de heer Oudendijk nog even de beginselen van het Algemeen Nederlandsch Verbond voor, waarbij hij krachtig aandringt op toevoer een ten deele ongunstig oordeel uit want ik had mij in allerlei ge waagde theoriën begeven, om ook in afgelegen hoeken frissche lucht te brengen. Toentertijd dacht men nog niet aan ventilatoren. Ik 'ben er trolsch op, dat in mijn plan reeds de groote ventilator was opgenomen, die later werd gebruikt. Zooals je weet, bezigde men vroeger twee schachten Door de eene trad de versche bovengrondsche lucht naar binnen en uit de andere trok de slechte, onderaardsche lucht naar huiten. Wanneer bij warm weer noch bovengrondsche lucht wilde binnen vloeien, noch onderaardsche naar bui ten stijgen, kon men er verder niets aan doen. Ik zou in de Justinus-mijn, ten minste in het oude gedeelte, nog net zoo goed den weg kunnen vinden, als in mijn eigen huis. De oude mijnwerkers en de oudere 'beambten ken ik allen nog van mijn leertijd daar en het is merk waardig, hoe de menschen door ge meenschappelijke herinnering aan zwa- ren lichamelijken arbeid zich tot elkaar voelen aangetrokken." Werner en Klinter hadden intusschen ieder een kop thee gedronken en eenige cakes gegeten. Daarna was Werner ook niet afkeerig van een sigaar en nu be stegen ze hun paarden om naar de groeven van mevrouw Glover te rijden. „ik heb mevrouw Barbara getelefo neerd",, verklaarde de graaf, „reeds gisterenmiddag en heb haar medege deeld, dat we om zeven uur bij de groe ven zullen zijn." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1923 | | pagina 1