1000 150 100 25 7 JULI Eerste Blad No 158 61e Jaargang; UitgaveFirma F. VAK OE VELDE Irjalstraat 58, Vlissingen. Tel. Interc. 10. Postrekening 6628T Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke Feestdap cjnrr GEMEENTEBESTUUR EEN JUBILARIS. FEUILLETON KLATERGOUD. Brieven uit de Hofstad VUSSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ2.20 per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België 4.15. Voor overige landen der Post-Unie 4.70. Afzonderlijke nummers 5 cent. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—4 regels 1.10voor iederen regel meer 26 ct. Familieberichten van 1—6 regels ƒ1.70. Bij abonnement speciale prijs. Reclames 52 cent per regel. Dienstaanbiedingen en -aanvragen 13 ct. per regel De abonné's in 't bezit eener Polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor: gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken. tlUU een ongeluk. UUU gulden bij verlies van een hand, voet of oog. gulden bij verlies van een duim. gulden bij verlies van een wijsvinger. gulden bij verlies van eiken anderen vinger. Dit nummer bestaat uit 2 bladen BEKENDMAKING. Aangifte van nieuwe leerlingen voor de Openbare Lagere scholen. Burg. en Weth. van Vlissingen brengen ter kennis van belanghebbende ouders of vooTden, die voor hunne kinderen of pupil len met den nieuwen cursus (aanvangende 14 Augustus e.k.) toelating wenschen tot een der OPENBARE LAGERE SCHOLEN in deze gemeente, ook tot de centrale 7e klassen school (tenzij wat laatstge noemde 9chool betreft bij het hoofd der school waar de leerling thans op school gaat, daarvoor reeds aangifte mocht zijn gedaan) dat vanaf Donderdag 28 Juni tot en met Vrijdag 13 Juli e.k., uitsluitend ter Gemeen te-Secretarie (2e afdeeling) iederen werk dag van des voormiddags 9 tot 12 uren, ge legenheid tot aangifte van nieuwe leerlin gen voor die scholen gegeven wordt en dat ingeschreven kunnen worden alle kinderen, die op het tijdstip der toelating den zesjarigen leeftijd hebben bereikt of vóór 15 Februari 1924 zullen bereiken. Zii. die in het bezit zijn van een TROUW BOEKJE, worden verzocht dit bij de aan gifte mede te brengen. Vlissingen, den 27 Juni 1923. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. Neen, aan jubilea, zoomin als aan jubilarissen hebben we in dezen tijd van herdenkingen op zoo velerlei ge bied gebrek. En uit den aard der zaak, moet de belangstelling, hoe gerecht vaardigd overigens ook, daar nu en dan wel eens onder Jijden. Dat we nochtans dit keer een jubilaris eens zeer in het bijzonder noemen en gedenken willen, heeft dan ook een zeer geldige reden. Namelijk deze, dat we, met hem in het zonnetje te zetten, daarmede tegelijk ons zelf, dat is een groot deel van ons volk in al zijn schakeeringen, een pluim op den hoed. kunnen steken. Want het jubileum waarover we het hebben, is er niet een van aparten en beperkten aard, maar heeft betrekking op een gelukkig en fol-ijvol algemeen verschijn sel. Men zal allicht reeds hebben be grepen, wien en wie zij op het oog heb ben den A. N. W. B., den Toeristen bond voor Nederland. Deze bekende, ja overbekende ver- eeniging met haar ruim zestigduizend aangesloten leden uit alle kringen on zer Nederlandsche samenleving (hoe eigenaardig stond in een der jongste ledenlijsten als nieuw candiidaat-lid niet dood-eenvoudiig Juliana van Oranje, 18) De accountant haalde slechts de schouders op, en wendde zich weer naar het kantoor van de kas. Zorg u er voor, dat wij niet meer gestoord worden, en kom hier mee binnen, ik moet met u spreken. Lore Muller wilde hem volgen. Hij schoof haar echter met een krachtige handbeweging terug, sloot en grendel de de deur van binnen. ■Het meisje stond een oogenblik als uitgeput en leunde tegen de deur. - - Mijnheer Selstermann, zei ze met heesche stem, u moet mij toegang ver schaffen. U moet het mij mogelijk ma ken, met dien heer te spreken. Hij moet het verwijt terug nemen en verklaren, hoe hij er toe gekomen is. Ik ben het eenige kind, ik ben de eenige verwante, ik ben heelemaal de eenige, die mijn vader beschermen, die hem verdedigen kan... ik duld niets tegen hem... ik strijd met heel mijn leven voor hem. Selstermann zag met bewondering en vrees tegelijk de hartstochtelijke op gewondenheid, waarin 't meisje streed om de eer van haar gestorven vader. Die zou zich niet door woorden daar van laten terughouden... zij zou de waarheid, de volle waarheid verlangen en met d,e waarheid als wapen strijden tegen ieder, die daardoor tegenover vermeld), maar die haar goede zorgen tot de honderdduizenden beoefenaars en beoefenaarsters van de wielersport uitstrekt, viert in deze dagen haar veertigjarig bestaan, en ofschoon de tijden er zeker niet naar zijn, om dit feit met dure feestelijkheden te herden ken, heeft toch, zij het dan op beperkte schaal, ,de herdenking een recht fees telijk karakter. Inderdaad is zulk een uiting bij dit jubileum op zijn plaats. Indien men eens nagaat, hoe in den loop dier vier decennia „de fiets" zich zulk een groot en algemeen burgerrecht in ons land veroverd heeft, hoe zij zich zoowel als middel van verpoozing en vermaak, maar niet minder zeker als een onmisbaar werktuig in het dage- lijksch leven van arbeid en kostwinning heeft ingeburgerd:, dan valt het ons moeilijk ons dat leven weer voor te stellen zonder dat praktische, betrouw bare en aangename middel van ver voer. De jongeren onder ons zullen zich dat niet dan moeilijk begrijpen kunnen, maar de ouderen weten nog maar al te goed, hoe de fiets in haar opkomst op tal van de grootste moeilijkheden en verzet is gestuit. Niet alleen in de groote steden vond de wielrijder van toen vaak bitteren tegenstand, op het platteland, ging het doen van een tochtje, hetzij voor zaken of voor ge noegen vaak gepaard met het ervaren van een scherp vijandige stemming te gen dat „malle ding". Verzwegen mag echter niet, dat de toen veelal zeer jeugdige beoefenaren het er wel eens naar maakten, en door het bijv. opzet telijk luid doen klinken van hun bellen op het stille dorpsche kerkplein tijdens den dienst op Zondagmorgen? of wel door het weinig acht geven of zij ook de paarden der boeren aan het schrik ken maakten en op hol deden staan, inderdaad reden tot beklag en aanstoot gaven. Maar de bond heeft daaraan gauw een eind gemaakt en zoowel de beoefenaren, als niet minder het publiek in het algemeen het besef bijgebracht van wederzijdsch begrip en erkenning. We behoeven waarlijk niet in bijzon derheden al de nuttige werken te ver melden door den Bond in zijn veertig jarig bestaan gedaan en tot stand ge bracht. De erkenning en erkentelijkheid daarover is algemeen. Maar op eene zaak willen we nog even de aandacht vestigen, een zaak die zoowel den jubi laris als ons, zoowel den voorganger, d.en opvoeder, als de volgelingen, de leerlingen tot eer verstrekt. En dat is de door die veelzijdige, met groote kennis van zaken door het bondsbe- stuur en diens talrijken staf van allerlei medewerkers beoogde en bevorderde aankweeking van de liefde tot ons eigen land. Ziet, daarin ligt, ons be- haar vader kwam te staan. In zijn. hoofd, nog verward door wat hij. pas had doorleefd, vlogen de ge dachten wild. door elkander. Het gold in de eerste plaats, tijd te winnen, te ko men tot een plan, tot een mogelijkheid, een uitweg te vinden. De velerlei en geheel onverwachte gebeurtenissen van de laatste vierentwintig uur hadden er niet toe geleid, dat hij zich een veiligen uitweg uit deze positie had kunnen open houden. U ziet, juffrouw, zei hij hoffelijk en beleefd, op het oogenblik kan ik niets voor u doen. De rechterlijke deskundige onderzoekt de boeken. Hij zou geen storing dulden en die hoogstens uitleg gen als eene poging, de waarheid te willen verdonkeren. In 's hemels naam. riep het meisje uit. Niets is verder van mij dan dat. Ik wil immers juist de zuivere, volle, on barmhartige waarheid. Maar dat is de waarheid niet, dat is ze niet, dat mijn vader een gauwdief zou zijn geweest. Als die man zoo spreekt, dan dwaalt hij of hij heeft niet den vasten wil, d,e waarheid te vinden... hij is bevooroor deeld. Als ik slechts wist, waarom mijn vader ongelukkig was... hij, die mij altoos een vrootijk gelaat toonde, en die, als !hij. eens verdrietig was, dat ver klaarde door zijn velen arbeid. En ik, zottin, heb dat lichtgeloovig, omdat het mij, zoo paste, voor echte munt aange nomen. O, wat moet hij juist onder dat veinzen hebben geleden, onder den dwang, mij te moeten misleiden, zich dun,kens, de bijzondere en uitstekende waarde van dit jubileum. Onbekend, men weet het, maakt on bemind. En onbekend, voor zeer velen in den lande was, dertig en veertig ja ren, geleden, het eigen land. Alles wat men in den vreemde'zag werd bewon derd en bewierookt, ,de natuur heette ginds met kwistige en overdadige hand haar schoonste gaven te hebben uitge strooid,, om binnen de eigen landspalen maar heel poover en schaars met land en stedenschoon te zijn omgegaan. Een dwaling was dit, een ergerlijke en domme, maar juist daarom diep inge wortelde, ja ingekankerde dwaling. Die nu met wortel en tak te hebben uitge roeid,, het verderfelijke vooroordeel, dat Nederland niet tot de schoonste landen d,er wereld behooren mocht, aan de kaak te hebben gesteld, bewezen te hebben met woord, en schrift, en niet minder ,met de daad, door tallooze uit gaven, bemoeiingen (we denken hierbij onder m,eer aan het openstellen van de verschillende groote wandelwegen door heel ons land), door dal alles en nog veel meer heeft de Nederlandsche Toe ristenbond den dank van heel ons volk verdiend. Maar ook wij zijn, gelukkig, naarstige leerlingen gebleken, aan wie de lessen geenszins verspild zijn ge worden. Immers, in den lciop dier jaren, waarover dit jubileum zich uitstrekt, is ons op gemakkelijke en leerzame wijze de mogelijkheid geopend en dankbaar aanvaard, om ons kleine, maar och voor velen toch nog zoo onbekende land nader te lêeren kennen; en het al dus meer té gaaii liefhebben. Die liefde, we weten het, is iets dat we van nature hebben mede gekregen. „De liefde tot zijn land»ieder aan geboren" zong de prins onzer vader land, sche dichters, Joost van den Von del, reeds eenige eeuwen geleden. Die aangeboren liefde hebben we nog. Maar zij sluimert vaak onder het be nauwend kleed van onverschilligheid, van lauwheid en onbekendheid. Daar tegen in te zijn gegaan, met niet anders dan tot strijdwapen de groote begeerte aan de eigen Iandigenooten het eigen land te leeren zien, zoals het 's> 'n a' zijn weergaloosche en eigendommei,ij,ke schoonheid, van Noord tot Zuid, van Oost tot West, dat, dunkt ons, in alle bescheidenheid:, is een woord van diepe erkentelijkheid; waard jegens den veer tigjarigen jubilaris, niet alleen van de zijde der tienduizenden aangesloten le den, maar niet minder der honderddui zenden landgenooten te fiets of te voet, voor wie het vaderlandsch gebied niet langer onbekend, niet langer „terra in cognita" is. tegenover mij, aan wie heel, zijn hart hing, niet te kunnen uitspreken. Mis schien was dan alles anders geloopen. Zij wrong de handen en zag Selster mann smeekend aan Ik bidt ik smeek u, zeg mij, waar om is vader dood Waarom was hij ongelukkig U weet het toch zeker. Voor u had hij, geen geheimen... over u heeft hij vroeger, toen hij mij nog meer van de zaken vertelde, steeds met de hoogste vereering gesproken. Zeg mij, waarom hij ongelukkig was Waar is de dief, die mij mijn vader ontnomen heeft Waar is de diief, die ons beiden de eer wil ontrooven Selstermann, stond verslagen voor de hartstochtelijke klacht, die over de lip pen van het jonge, in haar koortsach tige opgewondenheid dub,bei mooie schepseltje kwam. O, vervolgde zij, zonder op zijn antwoord te wachten. Tot heden was ik een droomster. Ik kende het leven niet. Ik hield het voor open en eerlijk. Ik heb geloofd', dat er slechts zonne schijn en lachen en 'reinheid was. Ik geloofde, dat de herfst en de winter, die ons de warmte en het licht rooven, slechts ziekten der natuur waren en dat ook slechts zieke menschen slecht en ongelukkig konden zijn. Doch in een enkelen nacht heb ik geleerd, dat de wereld heel anders is, dat ze vol is van onheil, dat dieven in haar rondgaan, die, als wolven, plotseling in een stil gelukkig huis inbreken ,en alles weg stelen, wat aan geluk, reinheid, waar De oplossing. De tram. Ziezoo, de gemeenteraad is weer voor vier jaar bij elkaar gebracht. En kele dames en heeren zijn verdwenen van het tooneel en andere zijn er voor in de plaats gekomen. Het totaal zal wel niet veranderd zijn wat de kwaliteit betreft. Er zijn er een paar in gekomen, waarvan niemand ooit heeft gehoord wier namen volslagen onbekend zijn. De zegeningen van het evenredige stelsel bestaan hierin, dat zij de aanvoerders der partijen, zeker een plaats garandee ren en dat zij volslagen onbekenden mogelijk maakt ook gekozen te worden als ze maar in het onmiddellijk gevolg zijn van een aanvoerder. Zoo is het mogelijk, dat in een stad als Den Haag, waar bekwame en geschikte figuren voor den gemeenteraad voor het op scheppen, liggen, er eenige leden zitting hebben die nauwelijks voor bode in de raadszaal of voor portier voldoende capaciteit bezitten. Het aantal voor het raadslidmaatschap alleszins bekwamen is uiterst gering en ten slotte drijft het op een paar personen, die ieder een bepaalde partij vertegenwoordigen. Men kan met hetzelfde succes in plaats van 45 raadsleden, er tien aanstellen. Dan gebeurde er niets anders dan nu het geval is. Wanneer het alles nog steeds op zijn pootjes terecht komt, dan is het meer stom geluk dan wijs beleid. Stom geluk is het bijvoorbeeld, dat de raad in zake het vraagstuk van de Gevangenpoort een goede beslissing heeft genomen, vooral nu deze ingaat tegen het voorstel van hef dagelijksch bestuur. Het besluit is daarom goed, omdat het nog alles mogelijk laat. Er zal niets vevandeM.waoterL aan, .den toestand zooals die geworden is nadat de huizen langs den vijver zijn afgebro ken. De oude doorgang, onder de poort door. wordt voetpad en het nieuwe ge deelte, dat vrijgekomen is door de af braak, wordt rijweg. Er wordt niets van den hof-vijver gedempt en het prachtige uitzicht op den vijver blijft ongeschonden. Dit is dus een zeer ver standig besluit, vooral ook omdat alles ter plaatse nu nog mogelijk blijft. Ge lukt het eens ,een bebouwingsplan te ontwerpen, dat algemeene instemming heeft, dan kan het nog worden, uitge voerd. Moeilijker ,zou het zijn wanneer thans reeds een uitvoering werd ge maakt, omdat d'an de kosten weer ge weldig hoog zouden zijn. De deskundi gen zijn het op dit oogenblik absoluut niet met elkaar eens en dus is het voor- standig niets te doen dat vooruit loopt. He is nu alleen te hopen dat de uit voering heel snel za] plaats hebben en dat de verkeersweg, die reeds eenige maanden geopend had kunnen zijn, binnen enkele dagen gereed is, zij het gedeeltelijk. Het is opzettelijk door het gemeentebestuur tegengehouden, omdat men het plan van bebouwing zeer veel heid en eer daarin is. Thans heb ik tien tallen zulke dieven rondom mij leeren kennen... overal, waarheen ik zie, heb ben zij mij met de vingers nagewezen... op het kerkhof, in onze buurt, zelfs in ons huis, waar wij zoo Jang vredig en geëerd, hebben gewoond. Uw vader heeft ,ge!d gestolen. Hij heeff geld verduisterd, en heeft gezien, dat het ontdekt is, dat hij gevangen genomen wordt. Toen heeft hij de hand aan zich zelf geslagen. Zoo roepen en schreeuwen al de dievenoogen, die rondom mij, zijn, en ik kan niet meer, al wil ik met beide handen, met eiken ve zel van mijn hart het kostbare goed der eer mijns vaders verdedigen, ver hinderen, dat het verscheurd en bevlekt en door het vuil wordt gesleept. Maar dat zijn niet de ergste dieven, die daar aan het werk zijn. Dat zijn slechts de kleine, toevallige, die hun weg gaan en van het vreemde goed al leen nemen, wat op straat wordt ge worpen. Wie heeft het op straat geworpen Wie was de groote, de eerste, de misdadige dief, die mijn va der eer, geluk en leven ontstolen heeft Uitgeput zonk zij op een stoel. Selstermann stond voor haar en zag voor zich neer. Hij hoorde hare aan klacht. Die viel als zweepslagen op hem neer. En toch was hij in gedachten el ders. Hij was boven in de blauwe hoek- kamer bij zijne jonge gelukkige vrouw. Zij lag met glimlachend gelaat in de kussens en hare moeder hield hem een klein, stil schepseltje voor, dat met INGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN. in kans verminderde wanneer men het publiek het genot van een goeden ver keersweg had' gegeven. Nu de beslis sing gevallen is, is deze opzettelijke dwinglandij nutteloos en het is te ho pen dat men nu onmiddellijk tot aan leg overgaat. Zonderlinge beweringen zijn bij deze aangelegenheid weer eens ten beste ge geven, beweringen die zoo duidelijk doen zien dat het goed inzicht ,in een vraagstuk als dit bij velen niet aanwe zig is. Des te meer verheugt het, dat de eindbeslissing ten minste goed is geweest. Het wekt in de residentie algemeene ergernis, dat de Haagsche Tram thans haar dienst op de erbarmelijkste wijze uitbuit. Ter onzalige ure is toegestaan dat meer personen in de wagens wer den toegelaten dan het oorspronkelijk bedoelde getal. En thans is het instop pen en volproppen. De maatschappij vertikt het eenvoudig om meer mate riaal in te leggen, terwijl zij dit heeft. Altijd heeft deze maatschappij het leu gentje gecolporteerd dat zij door den oorlogstoestand niet voldoende mate riaal kan krijgen. Hoe duidelijk bleek dat dit een leugentje was, wijst uit de aanleg van de eiectrische tram naar Delft en naar Wassenaar, waarvoor wel materiaal te krijgen is geweest. Om een eenigszins behoorlijken dienst op de Haagsche lijnen te kunnen voeren, waren zeer vele motorwagens noodig. Dat gebrek dateert niet van vandaag of gisteren-, maar reeds in 1912 was er een- aanzienlijk tekort en altijd maar weer heeft de maatschappij aanhang-wagens aangeschaft. Slechts eenmaal zijn eenige motorwagens ingevoerd, een aantal, belachelijk klein in verband met de noodzakelijkheid. Het stelsel dat de tram volgt is zeer doorzichtig zij is er op uit om zoo min mogelijk trams te laten loopen, maar dan de capaciteit van het vervoer op te voeren door groo te bijwagens. Typisch was de opmerking van een Amsterdamsch kind, dat in Den Haag logeerde. Het was eenige malen met lijn A' meegegaan en altijd had het heel lang moeten wachten eer er een trajn- kwam. Wat is dat een luie tram. zoo- merkte het kind op en typeerde daar mede precies het karakter van de Haag sche tram. De tram heeft heelemaal iets luï's over zich. Het rijden gaat lui, het stoppen, wachten en weer op gang ko men, het gaat alles even lui. Wanneer uit een propvolle tram passagiers ge lost moeten worden, 'dient een puzzle te worden opgelost langzaam werken de vertrekkenden zich door de dichte rij merkwaardig groote oogen de wereld inkeek, waarvan hef heden voor het eerst het licht zag. „Ons kind", fluis terde de verheugde jonge vrouw. Greta zal het heeten. En hunne handen von den elkander en beloofden in een war men druk opnieuw trouw voor eeuwig, trouw in ide zorg voor het kind. Geen andere gedachte zou -er zijn dan die voor het geluk van Greta, gewijd aan haar toekomst. En nu zag Selstermann wee? Lore voor zich met haar oogen in de bangste vraag op hem gericht, met al de ellende in de trekken, die door haars vaders dood over haar was gekomen. En hij dacht zich Greta in hare plaats, en hij dacht aan de belofte der ouders en al, wat heden was voorgevallen. Had niet ook Muller zijn eigen kind bij de ge boorte hetzelfde beloofd, en hoe ge heel anders was het gekomen. Zijn polsslag hield: op, toen hij er aan dacht, dat het zoo ook voor Greta kon wor den, dat hij nog voor weinig minuten er na aan toe was geweest, voor haar hetzelfde noodlottige uur op te roepen. Nooit. Onwillekeurig rekte hij zich uit en het besluit stond bij hem vast, wat het ook mocht 'kosten, van hef hoofd van zijn kind dat onheil af te houden. De volle, brutale zelfzucht, die een deel van zijn wezen vormde, zou hij aan wenden... niet voor zich, maar voor zijn kind, om het te behoeden voor een lot als dat van Lore, al moest deze zelf, en om het even wie anders, daar onder lijden... (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1923 | | pagina 1