1000
500
100
25
Eerste Blad
"gemeentebestuur
MaisonBUISSING
fto 225
IjiigsïeFirma F.VAH ÖE fELOE ir Jalstraat 53, Viissinpn. lei. tee. 10. Postrekening S82BÏ.
Verscfiijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijks Feestdagen.
ffEUlkfcETON
DE GESTOLEN BROCHE.
DE TROONREDE
EXPOSSTEE
MODELHOEDEN
CHAPELLERIE'S
Voiles - Nouveautés
Brieven uit de Hofstad
if$>22
VL1SS1NGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren 2.20
per 3 maanden. Franco door het geheele rijk 2.50. Voor België ƒ4.15.
Voor overige landen der Post-Unie 4.70. Afzonderlijke nummers 5 cent.
ADVERTENTIEPRIJS Van 1—4 regels ƒ1.10; voor iederen regel meer 26 ct.
Familieberichten van 1—6 regeis ƒ1.70. Bij abonnement speciale prijs.
Reclames 52 cent per regel. Dienstaanbiedingen en -aanvragen 13 ct. per regel
pe abonné's in 't bezit eener
Polis, zijn GRATIS verze
gd tegen ongelukken voor:
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken.
gulden bij dood
door
een ongeluk.
tflAfl £ulden bii verlies 4|
Ikliil van een hand, SHIi
tPUil voet of oog. JUJW
gulden bij verlies
van
een duim.
gulden bij verlies
van een
wijsvinger.
gulden bij verlies
van eiken
anderen vinger.
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
tiSlËüb*'' z'-' d'e "'c^ voor min-
'§$^ÉF stens 3 maanden op
geven als nieuw abonné van
de „Vlissingsche Courant",
ontvangen de tot 1 October
1922 verschijnende nummers
gratis.
loting voor den dienstplicht.
De Burgemeester van Vlissingen maakt
bekend, dat de loting voor de lichting van
1923 voor deze gemeente zal plaats hebben
te Vlissingen in het Militair Hospitaal (Ko
renstraat) op Maandag den 25 September
1922, des voormiddags te 9 uur, voor hen,
wier namen beginnen met de letters A tot
en met M te 1 uur 30 min. de overigen.
Wie aan de loting deelnemen.
Aan de loting nemen deel alle voor de
lichting ingeschreven personen, met uitzon
dering van hen, omtrent wie vóór den dag
van aanvang der loting blijkt, dat zij
a. bij onherroepelijk geworden uit
spraak voorgoed ongeschikt verklaard of
uitgesloten zijn
b. zijn overleden
c. hebben opgehouden Nederlander te
wezen en ook geen ingezetene zijn
d. als niet-Nederlander hebben opgehou
den ingezetene te zijn
e. als ingezetene, niet-Nederlander, be-
hooren tot een Staat, waar de Nederlan
ders niet aan verplichten krijgsdienst zijn
onderworpen of waar ten aanzien van den
dienstplicht het beginsel van wederkeerig-
heid is aangenomen
terecht in een andere gemeente zijn in
geschreven.
De ingeschrevenen, die aan de loting
moeten deelnemen, worden uitgenoodigd
om op het hierboven vermelde uur ter aan
gegeven plaatse aanwezig te zijn.
Wijze van loting.
De loting geschiedt ten overstaan van
een districtscommandant. De ingeschreve
nen worden in de volgorde van het alpha-
betische register afgeroepen, teneinde zelf
een nummer te trekken. Blijkt niet, dat de
afgeroepen ingeschrevene aanwezig is, of
is deze buiten staat of onwillig een num
mer te trekken, dan wordt de wettige ver
tegenwoordiger opgeroepen. Blijkt niet, dat
deze aanwezig is of is deze buiten staat of
onwillig een nummer te trekken, of acht de
districtscommandant het niet aannemelijk,
dat de verschijnende persoon de opgeroe-
pene is, dan geschiedt het trekken door den
burgemeester, het lid van den gemeente
raad of den ambtenaar der gemeente, bij
de loting tegenwoordig. Het lotingsbiljet
wordt alsdan bewaard ter secretarie van de
uj
„Nu, zooals je wilt. Ik wit je natuur
lijk niet beleedigen. Maar als je ooit in
ongelegenheid mocht komen, in een
toestand', waaruit je met eigen kracht
je niet meer weet te redden en het is
niet alleen lichamelijk gebrek waaraan
ik denk bedenk dan, dat hier altijd
een vriend en helper voor je gereed
staat. Iemand, die niet zal vragen wat
heb je misdaan doch alleen wat kan
ik voor je doen
De jonge man voerde een zwaren
strijd in zijn binnenste. Maar hij moest
sterk blijven, als hij zijn eerlijkheid
staande wilde houden en hij bleef
sterk. Toen August Imberg zag dat zijn
besluit onherroepelijk was, reikte hij
hem de hand.
„Ik wil weer aan mijn werk gaan",
zeide hij schijnbaar kalm, „en het is het
beste, dat wij nu maar dadelijk afscheid
van elkaar nemen. Mijn beste wenschen
gaan met je. Moge nooit een bittere on
dervinding je leeren, dat er toch nog
iets heiligers op aarde bestaat dan de
ze zoogenaamde gerechtigheid, waar
san je thans je kinderlijke liefde ten
offer brengt".
Rudolf had zijn vader bijna nooit
op deze wijze hooren spreken, en ieder
woord sneed hem door de ziel,want hij
was stellig niet liefdeloos en ondank
baar. Doch hij mocht zich aan deze ont
roering niet overgeven, die hem had
aangegrepen en zijn best doende kalm
en standvastig te blijven, was zijn af
scheid veel stugger en koeler, dan hij
wel gewild had.
gemeente, voor welke geloot werd. Aldaar
kan de loteling het biljet binnen drie maan
den na de trekking afhalen of doen afhalen.
Bezwaren tegen de loting.
Door belanghebbende lotelingen of door
hun wettigen vertegenwoordiger kunnen
tegen de wijze, waarop de loting is ge
schied, bezwaren worden ingebracht bij
den Commissaris der Koningin. Het be
zwaarschrift kan op ongezegeld papier wor
den gesteld, doch moet, met redenen om
kleed en onderteekend, binnen tien dagen,
te rekenen van den dag, waarop de loting
is afgeloopen, tegen bewijs van ontvangst
worden ingeleverd bij den burgemeester.
Van de uitspraak van den Commissaris der
Koningin zal een afschrift ter gemeente
secretarie gedurende tien dagen ter inzage
worden gelegd, waarvan openbare kennis
geving zal geschieden. Het ter inzage leg
gen van dat afschrift zal tevens bij per
soonlijke kennisgeving worden bekend ge
maakt aan hen, die de bezwaren inbrach
ten.
Bezwaren, niet ingericht of niet ingele
verd op de hiervoren aangegeven wijze,
kunnen geen gevolg hebben.
Vlissingen, 5 September 1922.
De Burgemeester voornoemd,
VAN WOELDEREN.
hinderwet.
Kennisgeving.
Burg. en Weth. van Vlissingen, gezien de
artikelen 6 en 7 der Hinderwet, geven bij
deze kennis, dat bij hen is ingekomen een
verzoek van de Koninklijke Maatschappij
„De Schelde", Scheepsbouw en Werktui-
genfabriek, alhier, om vergunning tot het
uitbreiden der bestaande zagerij, door het
opstellen van een 43.5 P.K. gelijkstroom-
motor, ter vervanging van de bestaande
stoommachine en het plaatsen van een ge-
iijkstroomomvormer, 16 P.K., ter vervan
ging van de bestaande stoomdynamo, in
het perceel kadastraal bekend gemeente
Vlissingen, sectie C no. 1464, geleden op
een terrein tusschen de Eerste en Tweede
Binnenhaven
dat dit verzoek met de bijlagen, te be
ginnen met Maandag den 25 September
1922 op de Gemeente-Secretarie, 3e af-
deeling, ter visie zal gelegd worden en dpt
den veertienden dag na dien, zijnde den
9en October 1922, ten raadhuize, des na
middags ten 3 ure, gelegenheid zal gege
ven worden om bezwaren tegen het uit
breiden dier inrichting in te brengen, zul
lende zij die niet overeenkomstig art. 7
der Hinderwet voor het gemeentebestuur
of een of meer zijner leden zijn versche
nen, teneinde hunne bezwaren mondeling
toe te lichten, niet tot beroep gerechtigd
zijn, terwijl gedurende drie dagen voor dat
tijdstip, ter Gemeente-Secretarie, 3e afdee-
ling, van de ter zake ingekomen schrifturèn
kennis kan genomen worden.
Vlissingen, den 23 September 1922.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
De pandhouder ging naar zijn kan
toor, maar hij nam het briefje niet van
de gesloten cleur en hij deed haar ook
niet open, toen het vijf uur had gesla
gen. Hij stond bij zijn ouden, wankelen
lessenaar en staarde onafgebroken op
de tallooze inktvlekken die do opper-
vlate bedekten, totdat ze voor zijn
oogen tot allerlei afschuwelijke carica-
turen ineenvloeiden en totdat twee dik
ke heete tranen op 't verbleekte kleed
rolden. Hef was lang na middernacht,
toen hij afgetobd en moe geweend zijn
legerstede opzocht.
V.
In de eerste dagen van November
had de rechtzaak tegen Greta Willisen
plaats gehad. Thans was het reeds de
I5e Mei van het volgende jaar.
In zijn gezellig ingerichte werkkamer
zat Rudolf Imberg gebogen over een
dikken bundel acten, waarin hij ijverig
zat te studeeren. Hij was sedert 2 maan
den de compagnon van zijn 10 jaar
ouderen vriend, den advocaat Doctor
Vol km ar. Deze had de buitengewone
bekwaamheden van den jongen man se
dert lang ontdekt en was nu dagelijks
opnieuw in de gelegenheid, zich in stil
te met de aanwinst van dezen knappen
en onvermoeid vlijtigen medewerker ge
luk te wenschen.
Doctor Voll (mar was het ook, die op
Rudolfs verzoek de aanvrage tot her
ziening van Greta's veroordeeling had
bewerkstelligd en haar voor den be
voegden rechter verdedigd had doch
ondanks al zijn vermoeide pleidooien
en schitterende weisprekendheid zonder
gunstig resultaat. Bij de behandeling,
die eenige weken geleden had plaats
gevonden, was de op grond van Rudolfs
niet-beëdiging ingediende klacht niet
Zoo is dan deze week het eerste par
lementaire jaar der nieuwe legislatieve
periode een aanvang komen nemen en
heeft het ministerie in zijn nieuwe sa
menstelling zich den volke vertoond
door mi'dldel van de troonrede, waar
mede het zittingsjaar van ons parle
ment steeds geopend wordt. Nu is dat
eerste staatsstuk der nieuwe parlemen
taire werkzaamheden nimmer een groot,
en zelden een verrassing brengend do
cument. Niettemin wordt het telken-
jare met bijzondere aandacht verwacht
en beschouwd, omdat men daarin kan
vinden, of vaker nog daaruit kan be
vroeden, in welke richting het schip van
staat den komenden tijd zal koersen.
Gelet op de zeer bijzondere tijdsom
standigheden, welke wij thans beleven,
ligt het voor de hand dat met gjooter
ongeduld deze eerste daad van het be
wind werd afgewacht, te meer ditmaal,
wijt! gedurende zeer geruimen tijd, na
melijk vanaf het tijdstip van den uit
slag der verkiezingen, zoo goed ais
niets bekend geworden is, althans niet
tot gemeen eigendom is gemaakt, hoe
het eigenlijk verloop der onderhandelin
gen is geweest tusschen de partijen,
door de stembus daartoe geroepen,
welke tot het kabinet in zijn huidigen
■vorm geleid hebben. Van die onderhan
delingen nochtans zijn de bewoordin
gen, waarin de troonrede vervat is, het
resultaat. Vandaar dan ook dat dit re
sultaat met zoo groote belangstelling
door de onderscheidene staatkundige
groepen des volks is verbeid.
Wij hebben reed's gelegenheid gehad
van de oordeelvellingen vair'de diverse
partijen, zich uitend in hare respectieve
persorganen, kennis te nemen en het
zou dan ook weinig zin hebben, deze
hier alsnog afzonderlijk te recapitu-
leeren. Wel valt het op, dat waar de
linksche bladen uiteraard maar zeer
weinig ingenomenheid met het staats
stuk betoonen, ook de rechtsche orga
nen geenszins onverdeeld tevreden zijn,
en zij hei dan ook in hoogst voorko
menden vorm, zich eenige teleurstelling
niet ontveinzen.
De oorzaak ligt, dunkt ons, niet ver
af. Zij is voornamelijk wel daarin te
zoeken, dat het verlangen om ten op
zichte van de groote vraagstukken,
welke het politiek-economisch leven in
den eerstvolgenden tijd beheerschen,
nader te worden ingelicht, grooter ge
weest is, dan een uit den aard der zaak
ontvankelijk verklaard, waarmee het
vonnis in eersten aanleg geveld, onaan
vechtbaar was geworden.
De komst van zijn vriend was voor
Rudolf aanleiding van zijn werk op te
kijken. Dokter Volkmar zag er zeer ern
stig uit en hij overhandigde hem een
brief.
„Hier lees Als zij zelf het niet
anders wil hebben, dan is er ook
heusch niets meer voor haar te doen".
„Van juffrouw Willisen riep Ru-
dolf uit, nadat hij een blik op den brief
had geworpen en toen hij dien snel had
doorloopen, voegde hij er hevig ontsteld
aan toe „Wat is dat 1 Ze schrijft, dat
bij ontvangst van dezen brief, haar siraf
reeds is begonnen Ze heeft dus het
resultaat van het verzoek om gratie
niet eens afgewacht
„Neen. En uit gerechtvaardigde vrou
wentrots. Omdat gratie het feit van
haar veroordeeling niet uit de wereld
had geholpen en de vlek, die haar tot
misdadigster stempelt, niet uitgewischt
zou zijn, wil zij nu ook de straf onder
gaan. „Gerechtigheid, geen genade is
het, die ik begeer" schrijf ze, Is dat
niet wat overdreven
„Neen," ontkende Rudolf, die van zijn
stoel was opgesprongen met warmte.
„Het is een rechtvaardige trots, die ik
begrijp en hoogacht. Ik zou in haar
plaats precies zoo gehandeld hebben.
De genade der rechters had het vreese-
lijke onrecht niet kunnen goedmaken,
dat de justitie jegens haar heeft begaan,
en daarom deed zij er wel aan, die gra
tie te versmaden."
Doktor Volkmar schudde zijn hoofd,
maar toen hij zag, dat Rudolf zijn hoed
en jas opnam, vroeg hij „Ga je nu ai
weg
„Ja, ik wil naar haar moeder en dan
zoo sober en beknopt staatsstuk geven
kan. Want dit gevoelen allen wel ter
dege, dat het zwaartepunt van een
richtig staatsbeleid in een tijd ais deze
voor alles gelegen is in het doen sluiten
der Staatsbegrootingen. En hoezeer
schier elke regel der troonrede als het
ware overduidelijk de groote bezorgd
heid doet blijken aangaande de finan
ciën van den Staat, vindt men dien
aangaande geen enkele afdoende aan
wijzing vermeld. Hoogere belastingen
zijn, wil de remedie niet nog erger dan
de kwaal zelve zijn, natuurlijk uitgeslo
ten. De eenige weg, welke alsdan te
■bewandelen overhlijft is die der bezui
nigingen. Om die echter doeltreffend te
doen zijn komt het bovenal aan op be
kwaam, karaktervol en doortastend
ministerieel inzicht en beleid. Teneinde
(het verstoord financieel evenwicht te
(herstellen noemt de troonrede welis
waar twee feitelijke middelen op, nl.
„ingrijpende beperking van publieke
uitgaven, mede te bereiken door wette
lijke voorzieningen", doch laat gansche-
lijk achterwege eenige aanwijzing te
geven, hoe men zich deze zware taak
te vervullen voorstelt. Dubbel zwaar
voor bewindslieden als de ministers
De Visser en Aalberse. Hun taak is
waarlijk geen benijdenswaardige.
Een zelfde zware taak als de regee
ring wacht, wacht ook de Kamer. Ook
zij zal zich reeds in den aanvang van
'hare zitting voor problemen geplaatst
zien, van welker oplossing liet wel en
wee, behoud of ontreddering der natie
zal afhangen. Er zullen vraagstukken
aan de orde komen, welker draagwijdte
zich vertier dan de partijbelangen uit
strekken zal, die over de grenzen heen
van bepaalde groepen des volks, aan
de levensbelangen van ganse li de natie
raken, die opofferingen in wijde krin
gen komen eischen. die een beroep zul
len doen op de onbaatzuchtigheid, op
'het gevoel van saamhoorigheid, op den
wil van allen om iets bij te dragen, elk
naar den staat zijner vermogens, in
eendrachtige medewerking, ten einde in
den chaos dezer hoogst ernstige tijden
nog zoo goed mogelijk de bedreigingen
te keeren, welke ons omgeven, en waar
wij andere volken aan zien te gronde
gaan. Daarop doet voor wie door de
regels lieer, te lezen weet, de troonrede
een stil, maar dringend beroep. We
'hebben er reeds een vorige maal te
'dezer plaatse op gewezen, hoe dringend
'noodzakelijk en onontbeerlijk liet voor
allen is, zooveel mogelijk de versobe-
naar de gevangenis. Misschien kunnen
we toch wel iets doen, om haar deze
afschuwelijke 3 maanden wat te ver
lichten."
„Veel zal dat wel niet zijn. want bij
ons kent men geen uitzonderingen ten
gunste van den een of ander. Maar ik
wil je natuurlijk niet beletten je geluk
te beproeven."
Van de ziekte, die haar een half jaar
geleden verhinderd had, de rechtszaak
tegen haar dochter bij te wonen, was
Mevrouw Willisen tenminste in zoover
re hersteld dat zij niet altijd in haar
stoel behoefde te blijven en haar lichte
huishoudelijke bezigheden weer kon
verrichten. Maar toch kon zij niet nala
ten de houding van een ernstige lljderes
aan te nemen, haar woorden slechts met
matte stem uit te spreken en zoo dik
wijls mogelijk over haar spoedigen
dood als van iets zelfsprekendst en on
afwendbaars te praten. Rudolf had haar
door de vele bezoeken, die hij geduren
de de laatste maanden aan de beide da
mes had gebacht, voldoende leeren ken
nen om te verwachten, dat 'hij haar
thans badende in een zee van tranen
zou aantreffen.
Maar hierin had hij zich nu toch ver
gist.
Zij ontving hem met een tevreden en
verbitterd gezicht, doch met droge
oogen, en haar stemming scheen eerder
geprikkeld dan zwaarmoedig.
„Ja zij is in de gevangenis gegaan."
bevestigde ze, „vrijwillig en ondanks
mijn smeekend verzoek. Zij wilde den
lijdensbeker tot op den bodem ledigen.
Dat zij mij -bij haar terugkomst niet
meer onder de levenden zal vinden, liet
haar schijnbaar tamelijk onverschillig."
„U doet uw dochter bitter onrecht,
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
N1EUWENDIJK 29.
ring na te streven. In dat teeiken staat
ook de troonrede en moet zij wet staan.
Het v/achten is nu op de daden der re
geering, die er naar streven moet de
financiën niet te laten afglijden naar
den afgrond, welke diepte, wij zien het
aan bet ongelukkige Oostenrijk, aan
tiet kommerlijke Rusland, aan het zich
nauwelijks meer reddend DuitsChland,
als het ware niet te peilen is.
Vinde alzoo regeering en parlement,
ook liet volk waakzaam en bereid tot
volle medewerking.
Het Tweede Kamergebouw.
Vele grootsche plannen zijn een droe
ven dood gestorven tengevolge van de
malaise. Onder deze siaclitoffers be
hoort ook het plan tot stichting van een
nieuw gebouw voor de Tweede Kamer.
Daarvoor was een bedrag van zes miil-
•lloen gulden noodig, dat in een paar
jaar tijds zou worden uitgegeven. Voor-
loopig echter is er geen kijk op, dat
ooit tot de stichting van een nieuw en
behoorlijk Kamergebouw zal kunnen
worden overgegaan. Het terrein er voor
is er echter en al is het tijdelijk door
een noodgebouw bezet, het bezit ervan
is het eenige dat de kans vergroot dat
er nog wel eens een monumentaal ge
bouw zal komen.
Met opzet zeiden we zoo-even „een
behoorlijk" gebouw, want liet tegen
woordige voldoet allerminst aan deze
kwalificatie en zelfs na de uitbreiding
die tot stand is gebracht, is het alles bij
elkaar nog maar -een tamelijk sjofel ge
bouw. De inrichting ervan is veel ver
beterd. Tot nu toe was er eigenlijk geen
behoorlijke gang naar de vergaderzaal
en waren er haast geen spreekkamers.
Tlians zijn die verkregen door de oude
koffiekamer te verbouwen en de van
den Raad van State vrijgekomen zaal
als u zoo van haar spreekt. Ik tenmin
ste heb nog nooit een teederder en lief
devoller kind gezien, dan zij voor u is.
U begaat werkelijk een gruwelijke on
rechtvaardigheid jegens uw arme doch
ter, als u haar voortdurend met uw
doodsvoorspellingen kwelt."
Mevrouw Willisen moest wel voelen,
dat dit ernstige verwijt niet onverdiend
was, dat 'n zMn woorden lag. Zij oor
deelde haar daarom beter het gesprek
een andere wending te geven.
„Ik ben een zieke vrouw en men moet
mij een beetje ontzien, mijnheer Imberg.
Ais iemand het leven zoodanige parten
speelt als mij', moet men wel bitter en
onrechtvaardig worden vaak mis
schien ook jegens hen, die het niet ver
dienen. En zou het dan werkelijk niet
het beste zijn, zoowel voor Greta als
voor mij, dat ik er niet meer was eer zij
terugkomt Zegt u mij toch wat er van
ons moet worden,, als zij in de oogen
der menschen als een bestrafte dieveg
ge verschijnt, als een gebrandmerkte,
die in de gevangenis heeft gezeten, mis
schien wel in ge'zelschap van landloo-
pers en slechte vrouwspersonen
„Juist om met u te overleggen, wat er
na de vrijlating van Juffrouw Greta
moet geschieden, kwam ik hierheen.
Uw dochter heeft tot nu toe zelfs het
allerkleinste bewijs van mijn vriend
schap van de hand gewezen, hoewel ik
telkens weer tot in het oneindige moet
herhalen, dat ik daarmee slechts een
heel klein deeltje van de schuld kan af
betalen. die wij jegens haar hebben te
delgen."
„Mijn dochter heeft volkomen gelijk.
De schuld, waarvan u spreekt, is die
van uw vader, niet de uwe. En dat is
een schuld, die men niet met geld kan
vereffenen, mijnheer Imberg."
(Wordt vervolgd.)