WANNEER
*v' <3 H2s 60e - ^513 -
DOKDBRDAG APRIL
Vlissingen rukt zich los.
Die inspannende hoest,
ABDIJSIROOP.
VLISSINGSCHE COURANT
Niet alleen voor Vlissingen is deze
,(jag een gewichtige herdenkingsdag,
maar voor het geheele land Den Briel
en Vlissingen zijn de eerstelingen der
vrijheid, der onafhankelijkheid geweest
en gebleven. Er is groot verschil tus-
sctien het vrij worden der beide plaat
sen. Den Briel is door de Watergeuzen
jij stormaanval verrast; in Vlissingen
is (iet initiatief genomen door de inwo
ners zelf, zij het dan ook dat vermoede
lijk het Brielsche Geuzenfeit den moree-
len moed heeft versterkt. Waren de
Vtissingers zooveel vaderlandslievender
dan de overige Nederlanders 't Zou
van meer dan bekrompen urbanisme ge
tuigen, als men dat wilde beweren.
7 Was letterlijk de moed der wanhoop,
die hen tot openlijke rebellie dreef. Zij
waren jaren lang uitgemergeld door
een parasiteerend garnizoen, beurte
lings uit Walen of Duitschers of beiden
bestaand, aan wie zij huisvesting moes
ten verleenen, wat geen kleinigheid
was. Men oordeele een Duitsch vendel
bestond uit 150 man, doch vrouwen en
kinderen medegerekend had Vlissingen
800 monden door dat eene vendel te
voeden. De magistraat klaagde steen en
been handel, visscherij en de daarmee
annexe neringen stonden stil door de
Geuzetiblokkade, de inwoners waren
verarmd, het was toch een eenvoudige
bevolking, voor het grootste gedeelte
bestaande uit zeevarenden en visschers,
d.w.z. haringvisschers, wonende in een
voudige huisjes met één haardstede er
waren slechts VOO woningen in het ge
heet. Toen men dan ook met een
Duitsch en een Waalsch vendel zou
worden voorzien, requestreerde de ma
gistraat rechtstreeks aan Alva. Een
driewerf herhaald verzoek had eindelijk
resultaat. Het was nog eerst 1570. Alva
schrijft eigenhandig, dat er slechts 50
man in Vlissingen blijven zullen, men
moet hen slechts voorzien van „een de
ken, een slaaplaken ende een keersken
om mede te slapene", terwijl zij van de
„barninghe" van hun gastheer mee
moesten kunnen genieten. Doch deze
verzachting duurde maar kort. Weldra
waren weer twee compagnieën Walen
present, en onaangenaamheden tus-
scY.sn garnizoen en burgerij konden niet
uitblijven. Er berust nog een volledige
„informatie" ten archieve, een meerdere
foliobladzijden tellend getuigenverhoor
over het „oproer" binnen Vlissingen
voorgevallen in Augustus 1570. Een
kleinigheid was de aanleiding plaats
van handeling Oostzijde, (Bellamypark)
dicht bij de Nieuwstraateen schoen
lapper bijgenaamd „Nuese" werd door
een Waalsch soldaat voor den gek ge
houden met dit opvallend lichaamsdeel,
hij gooit iets naar den soldaat en weldra
was het tumult in vollen gang. De Wa
len liepen door dat deel der stad, roe
pende „Tue, tue", enz. enz. De gemoe
delijke Zeeuwen waren nog niet aan het
eind van hun geduld, 't Was nog maar
1570, ook al werd dubbel streng sinds
pas gelet op de stipte uitvoering der
verscherpte plakkaten, ook al waakte
een strengere ordonnantie tegen herha
ling van een dergelijken opstand. Niet
alleen moest men de soldaten logeeren,
maar ook gedeeltelijk voeden en zij
eischten niet weinig, bewust als zij wa
ren van hun overmacht. Veel geld had
de magistraat al van de burgers ge
leend om „victuaille" en „barninghe"
aan te schaffen en nog dreigde er niet
alleen geen eind aan te komen, maar
verergering stond voor de deur. Dat
deed den beker overloopen. En dan
het geloof Zeer zeker, maar dat was
niet in de eerste plaats het doorslaand
ïtotief, Wej hadden 'j was nog vóór
den beeldenstorm, 't was ook nog vóór
<le verscherping, die het gevolg van den
beeldenstorm was, „die van de ge
formeerde religie" aan het gemeente
bestuur gevraagd, hun godsdienst
te mogen uitoefenen in het „nieuwe
„gasthuis" buiten de stad (nu onder den
boulevard gedeeltelijk verdwenen), orn
aat door het groote aantal menschen,
"ie naar de duinen ter „hagepreek"
moesten trekken, de stad eenige uren
■"ina werd ontvolkt en daardoor in de
zen woeligen tijd groot gevaar liep bij
verrassing ingenomen te worden. Toch
moet men niet denken, dat religieuse of
?™sche beginselen in de eerste plaats
ebben geleid tot het feitelijk verzet,
nder 'e'der is een volksmenigte niet
qauw voor idealen in vuur te brengen,
uiver materieele noodzakelijkheid van
en tot wanhoop gebrachte bevolking,
le aan den lijve dagelijks de ellende
uaervonid, maakte dat men tot het
^,rs'b oversloeg en kort en goed wei-
nio voox Vlissingen bestemde drie
nu Spaansche vendels toe te
mimi ,7^ was de aanleiding die tot on-
was uitbarsting leidde. Groot
wpi„„4, nood der bevolking, vroeger
duiit n 'ieten bij avond, als de
ki„Hoernis, hun schande verborg, hun
siom,r^n, bedelen. Een den heelen dag
kans .e bevolking zag nauwelijks
Z|ch sober te voeden en dit kwam,
doordat zij uitgemergeld was door de
soldaten, terwijl de visscherij en de han
del voor een groot deel waren vernie
tigd. Toen nu de Spaansche foeriers in
de stad kwamen en in den vroegen
Paasch-Zondagmorgen met den magi
straat op het stadhuis de inkwartie-
ringsbiiletten in orde maakten, drong de
tijding van deze conferentie, zoo vreemd
op den Paasch-Zondag, naar buiten en
ook tot in de een paar honderd meter
afstands gelegen St. Jacobskerk, waar
een groote menigte verzameld was in de
vroegmis. Men ging naar buiten, men
schoolde samen voor het stadhuis (op
de plaats, waar nu de R. K. Zuster
school is), men drong binnen, werd af
gesnauwd door een der burgemeesters,
men wapende zich, eischte de sleutels
van het tuighuis. Het Waalsche garni
zoen zou naar Middelburg aftrekken
om plaats te maken voor de Spanjaar
den en zij beten hun gastheeren toe
„Ge hieldt uwe goede kamers voor U
zelf, welnu gij kunt ze nu afstaan aan
de Spanjaarden en daarbij tevens uw
vrouwen en dochters". Intusschen kwam
Antoine de Bourgogne, de gouverneur
van Zeeland, gewaarschuwd door een
Waalsch officier, uit Middelburg en
ging regelrecht naar het stadhuis, liet de
volledige magistraat bijeenroepen: bur
gemeesters, baljuw en schepenen. Men
kwam tot geen resultaat, binnen een
uur moest de gouverneur antwoord
hebben, hij trok zich in dien tijd terug
bij een vriend, vermoedelijk aan de
Oostzijde wonende althans hij werd
opgeschrikt, doordat een groote menigte
volks zich op het Groot Bolwerk en het
Hoofd verzameld had en eenige kanon
schoten op de op stroom liggende
transportvaartuigen, geladen mefde
bewuste Spaansche vendels, werden
gelost. Hij naar het Hoofd, waarop het
vuren werd gestaakt, toen hij, hen be
rispende, zeide, dat hij een boodschap
naar de schepen zou sturen met het
bevel zich terug te trekken. Dit ge
schiedde inderdaad en de gouverneur
keerde naar zijn gastheer terug, waar
hij ook in dien tusschentijd de dekens
der drie (confréries" had laten komen,
dit waren de schuttersgilden, wier
hoofdlieden' in moeilijke omstandighe
den vaak ook door Wet en Raad ge
raadpleegd werden. Antwoord van den
magistraat kwam er niet, hun antwoord
had trouwens bij de zitting ten stad-
huize niets aan duidelijkheid te wen-
schen overgelaten een onverbloemde
weigering om één Spanjaard toe te
laten. Zij zouden liever strijden op leven
en dood.
De gouverneur moest onverrichter
zake naar Middelburg terugkeeren en
berichtte nog dien zelfden avond het
voorgevallene uitvoerig aan Alva.
Deze brief is bewaard gebleven in de
Spaansche archieven.
Men zond weldra een boodschap
naar den Brie! aan de daar gelegerde
Geuzen, met verzoek om hulp en
de stad werd in geduchten staat van
tegenweer gebracht. Een honderdtal
kanonnen waren in handen der Vlissin-
gers gevallen. Het ontbrak hun dan ook
voorloopig slechts aan levend materi
aal. Dit werd met bekwamen spoed
aangevoerd. Zoowel uit den Briel, als
uit Frankrijk (de Hugenoten) en uit
Engeland.
Geweldig was de indruk, dien het bo
venstaande maakte in Brussel. Riep
Alva volgens de overlevering, toen hij
de verovering van den Briel hoorde „no
es nada (het is niets), onmiddellijk
erna gaf hij bevel, dat de Spanjaarden
gelegerd te Breda, naar hier moesten
gaan, zooveel gewicht hechtte hij aan
de Schelde-vesting. Vlissingen be-
heerschte toen als nu de Schelde, die als
slagader van het verkeer naar en van
de Zuidelijke Nederlanden, voor den
geregeiden toevoer ook voor de Span
jaarden onmisbaar was, Geen slag kon
voor Alva verpletterender zijn dan juist
h t verlies van Vlissingen, gelegen op
dit vitale punt. Dezelfde legende, die
vermeldt „no es nada", beweert ook,
dat Alva bij het hooren van de onge
lukstijding uit Vlissingen, zich baard
en hoofdharen uittrok. De strateeg wist
wel, dat het verlies van Vlissingen dat
van Zeeland zou beteekenen hij had
niet voor niets reusachtige sommen gelds
besteed, 6 Juni 15716 April 1572, om
het kasteel met bekwamen spoed te
doen verrijzen met zijn vijf geweldige
bastions waarvoor Amsterdam 2 ton
zou bijdragen Toch zal hij toen nog
niet vermoed hebben wat reeds in den
loop van het jaar, wat reeds in Juni
bleek, dat de Schelde zoo goed als
toegekurkt was, dat de trotsche vloot
van Medina Celi, zoo lang verbeid,
waarop zulke hooge verwachtingeni
waren gevestigd, een goed heenkomen
moest trachten te zoeken, dat de kosten
van den Zeeuwschen strijd gedeeltelijk
werden vergoed doo,r den reusachtigen
buit ter zee behaald. Daden van groote
wreedheid werden bedreven, waarin
men den goedmoedigen Zeeuw niet zou
herkennen, als ook ons de oorlogs
psychose niet veel duidelijk had ge
maakt. De Vlissingers hadden niet de
pretentie te meenen, dat zij iets groots
hadden gedaan1, iets dat onberekenbare
gevolgen heeft gehad niet alleen voor
het gewest maar ook voor de geheele
Nederlanden. Zij waren niet pretentieus,
het waren eenvoudige slecht ontwikkel
de lieden, die zich, echter niet levend
lieten villen, 't was een ruw volkje, dat
den dagelijkschen strijd met de zee had
gerijpt voor de groote worsteling, die
nu onafwendbaar komen zou.
De belangstellende lezers moet ik
verder verwijzen naar mijn feuilletons in
de „N. R. Cf.". Ik heb mij tot taak ge
steld, al wat in zoo ruime mate gepu
bliceerd is geweest, terzijde te laten en
slechts datgene na te gaan, wat eigen
archief en buitenlandsche archieven op
leveren, omdat dan wellicht nog iets te
vinden zou zijn, wat niet bekend was.
Inderdaad is dit veel omvattende en tij-d-
roovende onderzoek niet geheel onbe
loond gebleven en ook nu weer bleek,
dat de legende, hoe eerbiedwaardig
ook, maar tevens chauvinistisch „Wahr-
heit und Dichtung" soms vrij zonderling
had dooreengehaspeld. De 6e April is
de datum dat men zich openlijk verzet
tegen het Spaansche gezag, doch den
8en April komt de Waalsche kolonel
nog eens aan het Hoofd en gaat naar
het stadhuis, waar hij tevergeefs tracht
den magistraat of eigenlijk de vertegen
woordigers der burgerij tot inkeer te
brengen. Toen was het Waalsch- garni
zoen onder de Vienvilie nog in de stad,
eerst den 13en April werden de troe
pen weggezonden, ze mochten hun de
gens behouden, maar ze werden ge
zonden naar Sas van Gent, niet door
de Middelburgsche, poort. Ook eigenlijk
vanzelf sprekend, 't was toch al te
naïef om het vijandige Middelburg te
versterken met troepen. Van Sas van
Gent zijn zij over Ramraekens weer in
Middelburg gekomen, want aan het
eind der maand helpt Mr. de Vienvilie
met zijn Walen een aanval der Vlissin
gers afslaan aan de Dampoort. Waar
men in een werk van recenten datum
nog leest, dat Bloys van Treslong door
zijn komst op 6 April het binnenkomen
van het Spaansch garnizoen heeft ver
hinderd is het toch Wel nuttig en
noodig eens recht te zetten wat daar
voor in de termen valt. Bronnenstudie
is daartoe het eenige middel, ïk kan
hierop nu niet uitvoeriger ingaan, maar
wei wil ik er no<* even op wijzen, dat
de verwarring wel weer is te verklaren
men heeft het Waalsch garnizoen pas
uit de stad gezet, toen men zeker was
van hulp van de Watergeuzen uit Den
Briel. Geen zucht tot de vrijheid heeft
de Vlissingers in beweging gebracht
't was de strijd om hun bestaan, een
omwenteling op economische gronden
in de eerste plaats, 't was een revolutie
van „onder af", waarbij de zeemans-
durf en onverschrokkenheid de motor
was.
't Was inderdaad een omwenteling
„van onder af", het volk „dat niets meer
te verliezen had", zoo drukte de Waal
sche kolonel het uit, wij zeggen het
volk, dat slechts nog zijn leven te geven
had, verweerde zich tegen een uitbui-
terij zonder weerga, de weerbarstige
magistraat moest gehoorzamen aan
dien volksimpuls, die niets of niemand
meer ontzag, omdat het ging om zijn
nooddruft. Wat Vlissingen begonnen
was, werd voortgezet door Veere, door
Arnemuiden, door tal van andere plaat
sen en dat is dan ook o.a. de groote
beteekenis van dit feit, maar toen de
burgerij gehoorzaamheid weigerde, zat
alleen voor, te ontkomen aan die fatale
garnizoensbedreiging. Wat volgde, was
de logische consequentie, het intellect
van buiten af zag het eerst het gewicht
van dien stap, zoo goed als Alva het
intellect van buiten nam de leiding en
vond in de Vtissingers dier dagen een
prachtmateriaal, waarmee alles te wa
gen viel, zoowel te land als ter zee,
maar voornamelijk ter zee Op hun
„Vlieboots" van „100 vaten", scheep
jes van 100 ton of iets meer, Sneden ze
Spanje af van de Zuidelijke Nederlan
den zij onttrokken de beste -bevelheb
bers met keurtroepen aan het strijdtoo-
neel in de noordelijker gewesten, en
daardoor zijn hun krijgsbedrijven van
onberekenbaren invloed geweest aan
de Vlissingers van die dagen niet in het
minst is het mede te danken, dat de
stug-taaie worsteling eindigde met het
ontstaan van een bloeienden zelfstandi
gen staat. Het koninklijke woord „Ik
ben waarlijk grootsch Nederlander te
zijn" geldt ook voor den Vlissinger, die
waarlijk grootsch kan zijn dat hij be
halve Nederlander ook Vlissinger is.
Nu nog een enkel woord voor de
gedesillusioneerden. Ik vrees nl., dat
velen een gevoel van onvoldaanheid zul
len hebben, waar ik het nuchtere feit
gesteld heb tegenover wat de oude ro
mantiek zoo veel verhevener, edeler en
al wat dies meer zij voorstelde. De tijd
van de oude romantiek echter is voor
loopig onverbiddelijk voorbij, wij leven
in de realiteit, en wat de neo-romantiek
ook moge eischen, de realiteit zal zij
niet kunnen missen. De gevoelens, ge
dachten en daden der Vlissingers van
April 1572 waren reëel als zij zelf. Wie
hun klachten en nooden leest, door hen
zelf geschreven zonder eenige bombast
of woordenpraal, voelt, dat, wat zij
weergeven- van een vaak schrijnende
realiteit getuigt, dezelfde realiteit als
snerpt in de Geuzenliederen. Zij zelf
zouden niets begrijpen van den nimbus
waarmede de nazaat hun stoere gestal
ten heeft verdoezeld. Zij waren kinderen
van hun tijd en bovenal, zij waren zich
zelf.
H. G. VAN GROL,
Archivaris.
Vlissingen, 4 April 1922.
Hoynck van Papendrecht, Analecta
Belgica, 1 633 „begeerende met die som af
te koopen, dat zij zelf (dat zijn de Amster
dammers) geen citadel en Spaansch gar
nizoen zouden krijgen hoewel de magistraat
zoo Katholiek is, als geen andere".
Prof. Dr. P. Blok, Leven van Prins
Willem I, deel 1 blz. 223. Amsterdam 1919.
3) „Ter zee gebruycken de Vlissingers
meest kleyne scheepkens, vliebooten ghe-
noemt, van veertigh tot hondert ende hon-
dert en veertigh vaten groot, daer sij ses,
acht, thien ofte twintich stucken geschuts
op leydendie ghemeynlick bemannen
de met zoovee! mannen ais de schepen va
ten groot waren", van Meteren 76d.
KAMEROVERZICHT.
Eerste Kamer.
Grondwetsherziening.
Grondwetsherziening.
Het laat zich na den eersten dag al
aanzien dat enkele hoofdstukken van
deze herziening ernstig gevaar loopen.
Het zijn die welke de ontbindbaarheid
der Eerste Kamer en der Provinciale
Staten bevatten en die waarin de ver
hooging van het inkomen, der Tweede
Kamerleden wordt vastgesteld. Natuur
lijk heeft men zich verdiept in de vraag
van het behoud der Eerste Kamer. Be
langrijke taak heeft men- daarbij toege
kend aan dit college. De heeren De Vos
van Steenwijk en Van Lanschot hebben
tegen de zooeven bedoelde hoofdstuk
ken ernstig bezwaar. Zij zien/ in de
ontbind-baarheid der Eerste Kamer een
kwaad omdat nu deze Kamer ook een
volkskamer wordt en dat wil men niet.
Het evenredige kiesstelsel voor d-e leden
der Eerste Kamer 'bewonderen- zij ook
niet al zal de heer Van Lanschot ten
slotte daar niet tegenstemmen.
In de mogelijkheid om de- Eerste Ka
mer te ontbinden zien de bestrijders het
gevaar dat het op den duur naar de
afschaffing van dit college gaat.
De verhooging d-e-r schadeloosstelling
voor de Tweede Kamerled-en vond bij
den heer De Vos een bestrijding. We
komen daarmede op den rand van het
politiek bedrijf meende hij.
In het karakter van de Eerste Kamer
was wel eenige verandering gekomen,
meende de heer De Vos, men verdiepte
zich te veel in details maar, zeide hij,
dat doen vooral de tegenstanders van
de Eerste Kamer. En juist zij moesten
dit niet doen.
Prof. Anema achtte de verhooging
van het Kamer-salaris goed en billijk.
Overigens bleef deze afgevaardigde
nogal op det vlakte. Hij betreurde het
dat de subsidieering van de Kerkge
nootschappen niet is afgedaan en hij
'betreurde het ook dat het processie
verbod was gehandhaafd, omdat hij
daarin een onrecht ziet. Overigens kon
hij zich met d-e voorstellen vereenigen.
Zelfs met het evenredige stelsel en de
ontbindbaarheid der Provinciale Staten.
Krachtig in zijn verzet tegen belang
rijke punten was de 'heer Van der Feltz.
Hij wil niets weten van de evenredige
vertegenwoordiging, van de ontbind
baarheid der Provinciale Staten, tegen
den verkorten zittingsduur der Eerste
Kamer, tegen de verhoogde schadeloos
stelling van de Tweede Kamerleden.
Met dit gansche systeem voor de Eerste
Kamer zag hij de practische bestaan
baarheid van- dat college bedreigd. Hij
griezelde ervan.
Tweede Kamer.
Vergadering van Woensdag.
Genua.
Wat de heer Van Ravesteijn over
Genua beweerde valt te begrijpen. Als
hij dez-e- interpellatie niet had aange
vraagd zou „het Nederlandsche volk"
n-iets over Genua hebben gezegd en zou
d-e Minister alles weer in zijn ééntje
doen. En dat zóu vr-eeselijk zijn. Deze
conferentie is h-e-t gevolg van het vre-
des-offensief vanSovjet Rusland.
En- nu moet het in Genua tot een- be
slissing komen. Twee punten moeten
behandeld- worden-het verdrag van
Versailles en het herstel van de han
delsbetrekkingen met Rusland.
In strijd met de goede gewoonte
heeft de interpellant zijn vragen niet
aan de pers verstrekt en hij was nog
zoo vriendelijk ze onverstaanbaar voor
te lezen.
Zelden heeft een Minister zoo verma
kelijk een interpellant afgepoeierd als
ditmaal het geval was. Na de brieven
van uitnoodiging der geallieerde mo
gendheden- en bevattende de agenda
der conferentie te hebben voorgelezen
'beide bekend heeft de Minister
een serie algemeenheden gezegd die de
Kamer soms deden lachen. Europa was
een economische eenheid, Rusland
moest collectief worden- behandeld, er
moest eendracht en vertrouwen zijn, er
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
is voor Uw borst en longen nadeeiig.
Grijp in. voor het te laat is. Maakt de
vastzittende slijm gemakkelijk en zon
der pijn los, neemt de kriebelingen uit
Uw keel weg. Dit doen velen, en terecht
met de bekende, verzachtende
U een begin voelt van
hoest of heeschheid ge
bruikt dan direct La-
keroI-Pastiiles. U
zult gaan houden van den frisschen
heerlijken smaak en U verwonderen'
over de snelle verlichting. Overal
verkrijgbaar a Fl. 0.50 per doos.
Huidaandoeningen.
Tegen- huiduitslag, eczema, dauw
worm, gordelroos, en alle jepkehde
huidaandoeningen, wordt Foster's Zalf
sterk aanbevolen. Zij geeft baat van
af de eerste aanwending. Prijs 1.75
per doos, alom verkrijgbaar.
moest zekerheid zijn van recht en vrij
heid in Rusland enz. en- ten slotte onder
hilariteit der Kamer de tnededeeling dat
de Minister ook namens den Minister
van Landbouw had gesproken.
't Was al-les te samenniets.
Om iets concreets te verkrijgen stelde
de heer Van Ravesteijn een motie voor
waarin de Regeering wordt uitgenoo-
d-igd op de conferentie te Genua te
streven naai' herstel der handelsbetrek
kingen met Rusland en naar herziening
van het verdrag van Versailles. Over
het laatste heeft de Minister geen woord
gezegd-. Het doel der conferentie is de
reconstructie van Europa en als deel
daarvan het Russische vraagstuk. De
geldproblemen zuilen daarbij hoofdzaak
zijn. Dat Amerika niet. meedeed, be
treurde de Minister en misschien was
het nog noodig andere punten te be
handelen. De Regeéring had nadere in
lichtingen gevraagd over de agenda der
conferentie en speciaal nopens de rich
ting waarin men de oplossing wilde
zoeken, maar zij kreeg geen antwoord.
De Regeering gaat dus op avontuur
naar Genua.
Maar toch hoopt de heer Troelstra
dat zij daar een actieve rol zal spelen,
want ook ons leven staat op het spel.
Hij wees op de dwaas-hooghartige
houding van Rus-land, waar men nog
een veel te gemakkelijke opvatting
heeft. Die Russische heeren zien- nog
niet in- dat zij „gesjochten jongens"
zijn die niets te eischen of aan te bieden
hebben, maar die afhankelijk zijn- van
de groote mogendheden.
Met de motieVan Ravesteijn ging
de heer Marchant niet mede omdat hij
de Regeering niet een opdracht wil mee
geven. Overigens klaagde hij er over,
dat de Regeering te weinig overleg
pleegde met de Kamer.
De Minister kon de motie natuurlijk
niet aanvaarden omdat het onge-
wenscht is de delegatie vast te klinken
aan een motie of een mandaat, zeifs niet
als al-leen- bespreking van. het vredes
verdrag wordt gevraagd gelijk de heer
Van Ravesteijn in zijn gewijzigde motie
vroeg.
Over de interpellatie wordt morgen
gestemd.
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER
WETENSCHAPPEN.
In de gisterenavond te Middelburg
gehouden algemeene vergadering van
het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen, werd door den secretaris,
den heer mr. A. Meerkamp van Etnbden
een zeer belangrijke beschouwing ge
geven over het doel en wezen van het
genootschap. Hierna vervolgt het jaar
verslag met de gewone vermelding van
de lotgevallen van het genootschap en
wel eerst, dat in het afgeloopen jaar
het overlijden te betreuren was van den
directeur, jhr. mr. E. A. O. de Casem-
broot en van de leden mej. M. C. Ber
denis van Berlekom, en de heeren A. N.
J. Fa-bius, H. S. Gratama, W. Jansen,
mr. F. A. N. S. van Meurs, A. Cons, mr.
E. E. van Raalte, dr. A. J. C. Snijders,
prof. J. A. Snijders en H. L. Gerfh van
Wijk.
Het genootschap telt thans één eere
lid, 52 directrices en directeuren, 541
leden, van wie 100 te Middelburg ge
vestigd zijn het vorig jaar waren die
cijfers resp. 49, 541 en 92.
Het museum werd bezocht door 3983
personen, van wie 89 tegen verlaagd
tarief, tegen 390 en 136 het vorig jaar.
Betreffende de bibliotheek wordt o.a.
gemeld dat op het verzoek van het ge
meentebestuur van Dendermonde ee-
zoo volledig mogelijk exemplaar va-
door of vanwege het genootscht
gegeven werken toegezonden werv