WANNEER *v' <3 H2s 60e - ^513 - DOKDBRDAG APRIL Vlissingen rukt zich los. Die inspannende hoest, ABDIJSIROOP. VLISSINGSCHE COURANT Niet alleen voor Vlissingen is deze ,(jag een gewichtige herdenkingsdag, maar voor het geheele land Den Briel en Vlissingen zijn de eerstelingen der vrijheid, der onafhankelijkheid geweest en gebleven. Er is groot verschil tus- sctien het vrij worden der beide plaat sen. Den Briel is door de Watergeuzen jij stormaanval verrast; in Vlissingen is (iet initiatief genomen door de inwo ners zelf, zij het dan ook dat vermoede lijk het Brielsche Geuzenfeit den moree- len moed heeft versterkt. Waren de Vtissingers zooveel vaderlandslievender dan de overige Nederlanders 't Zou van meer dan bekrompen urbanisme ge tuigen, als men dat wilde beweren. 7 Was letterlijk de moed der wanhoop, die hen tot openlijke rebellie dreef. Zij waren jaren lang uitgemergeld door een parasiteerend garnizoen, beurte lings uit Walen of Duitschers of beiden bestaand, aan wie zij huisvesting moes ten verleenen, wat geen kleinigheid was. Men oordeele een Duitsch vendel bestond uit 150 man, doch vrouwen en kinderen medegerekend had Vlissingen 800 monden door dat eene vendel te voeden. De magistraat klaagde steen en been handel, visscherij en de daarmee annexe neringen stonden stil door de Geuzetiblokkade, de inwoners waren verarmd, het was toch een eenvoudige bevolking, voor het grootste gedeelte bestaande uit zeevarenden en visschers, d.w.z. haringvisschers, wonende in een voudige huisjes met één haardstede er waren slechts VOO woningen in het ge heet. Toen men dan ook met een Duitsch en een Waalsch vendel zou worden voorzien, requestreerde de ma gistraat rechtstreeks aan Alva. Een driewerf herhaald verzoek had eindelijk resultaat. Het was nog eerst 1570. Alva schrijft eigenhandig, dat er slechts 50 man in Vlissingen blijven zullen, men moet hen slechts voorzien van „een de ken, een slaaplaken ende een keersken om mede te slapene", terwijl zij van de „barninghe" van hun gastheer mee moesten kunnen genieten. Doch deze verzachting duurde maar kort. Weldra waren weer twee compagnieën Walen present, en onaangenaamheden tus- scY.sn garnizoen en burgerij konden niet uitblijven. Er berust nog een volledige „informatie" ten archieve, een meerdere foliobladzijden tellend getuigenverhoor over het „oproer" binnen Vlissingen voorgevallen in Augustus 1570. Een kleinigheid was de aanleiding plaats van handeling Oostzijde, (Bellamypark) dicht bij de Nieuwstraateen schoen lapper bijgenaamd „Nuese" werd door een Waalsch soldaat voor den gek ge houden met dit opvallend lichaamsdeel, hij gooit iets naar den soldaat en weldra was het tumult in vollen gang. De Wa len liepen door dat deel der stad, roe pende „Tue, tue", enz. enz. De gemoe delijke Zeeuwen waren nog niet aan het eind van hun geduld, 't Was nog maar 1570, ook al werd dubbel streng sinds pas gelet op de stipte uitvoering der verscherpte plakkaten, ook al waakte een strengere ordonnantie tegen herha ling van een dergelijken opstand. Niet alleen moest men de soldaten logeeren, maar ook gedeeltelijk voeden en zij eischten niet weinig, bewust als zij wa ren van hun overmacht. Veel geld had de magistraat al van de burgers ge leend om „victuaille" en „barninghe" aan te schaffen en nog dreigde er niet alleen geen eind aan te komen, maar verergering stond voor de deur. Dat deed den beker overloopen. En dan het geloof Zeer zeker, maar dat was niet in de eerste plaats het doorslaand ïtotief, Wej hadden 'j was nog vóór den beeldenstorm, 't was ook nog vóór <le verscherping, die het gevolg van den beeldenstorm was, „die van de ge formeerde religie" aan het gemeente bestuur gevraagd, hun godsdienst te mogen uitoefenen in het „nieuwe „gasthuis" buiten de stad (nu onder den boulevard gedeeltelijk verdwenen), orn aat door het groote aantal menschen, "ie naar de duinen ter „hagepreek" moesten trekken, de stad eenige uren ■"ina werd ontvolkt en daardoor in de zen woeligen tijd groot gevaar liep bij verrassing ingenomen te worden. Toch moet men niet denken, dat religieuse of ?™sche beginselen in de eerste plaats ebben geleid tot het feitelijk verzet, nder 'e'der is een volksmenigte niet qauw voor idealen in vuur te brengen, uiver materieele noodzakelijkheid van en tot wanhoop gebrachte bevolking, le aan den lijve dagelijks de ellende uaervonid, maakte dat men tot het ^,rs'b oversloeg en kort en goed wei- nio voox Vlissingen bestemde drie nu Spaansche vendels toe te mimi ,7^ was de aanleiding die tot on- was uitbarsting leidde. Groot wpi„„4, nood der bevolking, vroeger duiit n 'ieten bij avond, als de ki„Hoernis, hun schande verborg, hun siom,r^n, bedelen. Een den heelen dag kans .e bevolking zag nauwelijks Z|ch sober te voeden en dit kwam, doordat zij uitgemergeld was door de soldaten, terwijl de visscherij en de han del voor een groot deel waren vernie tigd. Toen nu de Spaansche foeriers in de stad kwamen en in den vroegen Paasch-Zondagmorgen met den magi straat op het stadhuis de inkwartie- ringsbiiletten in orde maakten, drong de tijding van deze conferentie, zoo vreemd op den Paasch-Zondag, naar buiten en ook tot in de een paar honderd meter afstands gelegen St. Jacobskerk, waar een groote menigte verzameld was in de vroegmis. Men ging naar buiten, men schoolde samen voor het stadhuis (op de plaats, waar nu de R. K. Zuster school is), men drong binnen, werd af gesnauwd door een der burgemeesters, men wapende zich, eischte de sleutels van het tuighuis. Het Waalsche garni zoen zou naar Middelburg aftrekken om plaats te maken voor de Spanjaar den en zij beten hun gastheeren toe „Ge hieldt uwe goede kamers voor U zelf, welnu gij kunt ze nu afstaan aan de Spanjaarden en daarbij tevens uw vrouwen en dochters". Intusschen kwam Antoine de Bourgogne, de gouverneur van Zeeland, gewaarschuwd door een Waalsch officier, uit Middelburg en ging regelrecht naar het stadhuis, liet de volledige magistraat bijeenroepen: bur gemeesters, baljuw en schepenen. Men kwam tot geen resultaat, binnen een uur moest de gouverneur antwoord hebben, hij trok zich in dien tijd terug bij een vriend, vermoedelijk aan de Oostzijde wonende althans hij werd opgeschrikt, doordat een groote menigte volks zich op het Groot Bolwerk en het Hoofd verzameld had en eenige kanon schoten op de op stroom liggende transportvaartuigen, geladen mefde bewuste Spaansche vendels, werden gelost. Hij naar het Hoofd, waarop het vuren werd gestaakt, toen hij, hen be rispende, zeide, dat hij een boodschap naar de schepen zou sturen met het bevel zich terug te trekken. Dit ge schiedde inderdaad en de gouverneur keerde naar zijn gastheer terug, waar hij ook in dien tusschentijd de dekens der drie (confréries" had laten komen, dit waren de schuttersgilden, wier hoofdlieden' in moeilijke omstandighe den vaak ook door Wet en Raad ge raadpleegd werden. Antwoord van den magistraat kwam er niet, hun antwoord had trouwens bij de zitting ten stad- huize niets aan duidelijkheid te wen- schen overgelaten een onverbloemde weigering om één Spanjaard toe te laten. Zij zouden liever strijden op leven en dood. De gouverneur moest onverrichter zake naar Middelburg terugkeeren en berichtte nog dien zelfden avond het voorgevallene uitvoerig aan Alva. Deze brief is bewaard gebleven in de Spaansche archieven. Men zond weldra een boodschap naar den Brie! aan de daar gelegerde Geuzen, met verzoek om hulp en de stad werd in geduchten staat van tegenweer gebracht. Een honderdtal kanonnen waren in handen der Vlissin- gers gevallen. Het ontbrak hun dan ook voorloopig slechts aan levend materi aal. Dit werd met bekwamen spoed aangevoerd. Zoowel uit den Briel, als uit Frankrijk (de Hugenoten) en uit Engeland. Geweldig was de indruk, dien het bo venstaande maakte in Brussel. Riep Alva volgens de overlevering, toen hij de verovering van den Briel hoorde „no es nada (het is niets), onmiddellijk erna gaf hij bevel, dat de Spanjaarden gelegerd te Breda, naar hier moesten gaan, zooveel gewicht hechtte hij aan de Schelde-vesting. Vlissingen be- heerschte toen als nu de Schelde, die als slagader van het verkeer naar en van de Zuidelijke Nederlanden, voor den geregeiden toevoer ook voor de Span jaarden onmisbaar was, Geen slag kon voor Alva verpletterender zijn dan juist h t verlies van Vlissingen, gelegen op dit vitale punt. Dezelfde legende, die vermeldt „no es nada", beweert ook, dat Alva bij het hooren van de onge lukstijding uit Vlissingen, zich baard en hoofdharen uittrok. De strateeg wist wel, dat het verlies van Vlissingen dat van Zeeland zou beteekenen hij had niet voor niets reusachtige sommen gelds besteed, 6 Juni 15716 April 1572, om het kasteel met bekwamen spoed te doen verrijzen met zijn vijf geweldige bastions waarvoor Amsterdam 2 ton zou bijdragen Toch zal hij toen nog niet vermoed hebben wat reeds in den loop van het jaar, wat reeds in Juni bleek, dat de Schelde zoo goed als toegekurkt was, dat de trotsche vloot van Medina Celi, zoo lang verbeid, waarop zulke hooge verwachtingeni waren gevestigd, een goed heenkomen moest trachten te zoeken, dat de kosten van den Zeeuwschen strijd gedeeltelijk werden vergoed doo,r den reusachtigen buit ter zee behaald. Daden van groote wreedheid werden bedreven, waarin men den goedmoedigen Zeeuw niet zou herkennen, als ook ons de oorlogs psychose niet veel duidelijk had ge maakt. De Vlissingers hadden niet de pretentie te meenen, dat zij iets groots hadden gedaan1, iets dat onberekenbare gevolgen heeft gehad niet alleen voor het gewest maar ook voor de geheele Nederlanden. Zij waren niet pretentieus, het waren eenvoudige slecht ontwikkel de lieden, die zich, echter niet levend lieten villen, 't was een ruw volkje, dat den dagelijkschen strijd met de zee had gerijpt voor de groote worsteling, die nu onafwendbaar komen zou. De belangstellende lezers moet ik verder verwijzen naar mijn feuilletons in de „N. R. Cf.". Ik heb mij tot taak ge steld, al wat in zoo ruime mate gepu bliceerd is geweest, terzijde te laten en slechts datgene na te gaan, wat eigen archief en buitenlandsche archieven op leveren, omdat dan wellicht nog iets te vinden zou zijn, wat niet bekend was. Inderdaad is dit veel omvattende en tij-d- roovende onderzoek niet geheel onbe loond gebleven en ook nu weer bleek, dat de legende, hoe eerbiedwaardig ook, maar tevens chauvinistisch „Wahr- heit und Dichtung" soms vrij zonderling had dooreengehaspeld. De 6e April is de datum dat men zich openlijk verzet tegen het Spaansche gezag, doch den 8en April komt de Waalsche kolonel nog eens aan het Hoofd en gaat naar het stadhuis, waar hij tevergeefs tracht den magistraat of eigenlijk de vertegen woordigers der burgerij tot inkeer te brengen. Toen was het Waalsch- garni zoen onder de Vienvilie nog in de stad, eerst den 13en April werden de troe pen weggezonden, ze mochten hun de gens behouden, maar ze werden ge zonden naar Sas van Gent, niet door de Middelburgsche, poort. Ook eigenlijk vanzelf sprekend, 't was toch al te naïef om het vijandige Middelburg te versterken met troepen. Van Sas van Gent zijn zij over Ramraekens weer in Middelburg gekomen, want aan het eind der maand helpt Mr. de Vienvilie met zijn Walen een aanval der Vlissin gers afslaan aan de Dampoort. Waar men in een werk van recenten datum nog leest, dat Bloys van Treslong door zijn komst op 6 April het binnenkomen van het Spaansch garnizoen heeft ver hinderd is het toch Wel nuttig en noodig eens recht te zetten wat daar voor in de termen valt. Bronnenstudie is daartoe het eenige middel, ïk kan hierop nu niet uitvoeriger ingaan, maar wei wil ik er no<* even op wijzen, dat de verwarring wel weer is te verklaren men heeft het Waalsch garnizoen pas uit de stad gezet, toen men zeker was van hulp van de Watergeuzen uit Den Briel. Geen zucht tot de vrijheid heeft de Vlissingers in beweging gebracht 't was de strijd om hun bestaan, een omwenteling op economische gronden in de eerste plaats, 't was een revolutie van „onder af", waarbij de zeemans- durf en onverschrokkenheid de motor was. 't Was inderdaad een omwenteling „van onder af", het volk „dat niets meer te verliezen had", zoo drukte de Waal sche kolonel het uit, wij zeggen het volk, dat slechts nog zijn leven te geven had, verweerde zich tegen een uitbui- terij zonder weerga, de weerbarstige magistraat moest gehoorzamen aan dien volksimpuls, die niets of niemand meer ontzag, omdat het ging om zijn nooddruft. Wat Vlissingen begonnen was, werd voortgezet door Veere, door Arnemuiden, door tal van andere plaat sen en dat is dan ook o.a. de groote beteekenis van dit feit, maar toen de burgerij gehoorzaamheid weigerde, zat alleen voor, te ontkomen aan die fatale garnizoensbedreiging. Wat volgde, was de logische consequentie, het intellect van buiten af zag het eerst het gewicht van dien stap, zoo goed als Alva het intellect van buiten nam de leiding en vond in de Vtissingers dier dagen een prachtmateriaal, waarmee alles te wa gen viel, zoowel te land als ter zee, maar voornamelijk ter zee Op hun „Vlieboots" van „100 vaten", scheep jes van 100 ton of iets meer, Sneden ze Spanje af van de Zuidelijke Nederlan den zij onttrokken de beste -bevelheb bers met keurtroepen aan het strijdtoo- neel in de noordelijker gewesten, en daardoor zijn hun krijgsbedrijven van onberekenbaren invloed geweest aan de Vlissingers van die dagen niet in het minst is het mede te danken, dat de stug-taaie worsteling eindigde met het ontstaan van een bloeienden zelfstandi gen staat. Het koninklijke woord „Ik ben waarlijk grootsch Nederlander te zijn" geldt ook voor den Vlissinger, die waarlijk grootsch kan zijn dat hij be halve Nederlander ook Vlissinger is. Nu nog een enkel woord voor de gedesillusioneerden. Ik vrees nl., dat velen een gevoel van onvoldaanheid zul len hebben, waar ik het nuchtere feit gesteld heb tegenover wat de oude ro mantiek zoo veel verhevener, edeler en al wat dies meer zij voorstelde. De tijd van de oude romantiek echter is voor loopig onverbiddelijk voorbij, wij leven in de realiteit, en wat de neo-romantiek ook moge eischen, de realiteit zal zij niet kunnen missen. De gevoelens, ge dachten en daden der Vlissingers van April 1572 waren reëel als zij zelf. Wie hun klachten en nooden leest, door hen zelf geschreven zonder eenige bombast of woordenpraal, voelt, dat, wat zij weergeven- van een vaak schrijnende realiteit getuigt, dezelfde realiteit als snerpt in de Geuzenliederen. Zij zelf zouden niets begrijpen van den nimbus waarmede de nazaat hun stoere gestal ten heeft verdoezeld. Zij waren kinderen van hun tijd en bovenal, zij waren zich zelf. H. G. VAN GROL, Archivaris. Vlissingen, 4 April 1922. Hoynck van Papendrecht, Analecta Belgica, 1 633 „begeerende met die som af te koopen, dat zij zelf (dat zijn de Amster dammers) geen citadel en Spaansch gar nizoen zouden krijgen hoewel de magistraat zoo Katholiek is, als geen andere". Prof. Dr. P. Blok, Leven van Prins Willem I, deel 1 blz. 223. Amsterdam 1919. 3) „Ter zee gebruycken de Vlissingers meest kleyne scheepkens, vliebooten ghe- noemt, van veertigh tot hondert ende hon- dert en veertigh vaten groot, daer sij ses, acht, thien ofte twintich stucken geschuts op leydendie ghemeynlick bemannen de met zoovee! mannen ais de schepen va ten groot waren", van Meteren 76d. KAMEROVERZICHT. Eerste Kamer. Grondwetsherziening. Grondwetsherziening. Het laat zich na den eersten dag al aanzien dat enkele hoofdstukken van deze herziening ernstig gevaar loopen. Het zijn die welke de ontbindbaarheid der Eerste Kamer en der Provinciale Staten bevatten en die waarin de ver hooging van het inkomen, der Tweede Kamerleden wordt vastgesteld. Natuur lijk heeft men zich verdiept in de vraag van het behoud der Eerste Kamer. Be langrijke taak heeft men- daarbij toege kend aan dit college. De heeren De Vos van Steenwijk en Van Lanschot hebben tegen de zooeven bedoelde hoofdstuk ken ernstig bezwaar. Zij zien/ in de ontbind-baarheid der Eerste Kamer een kwaad omdat nu deze Kamer ook een volkskamer wordt en dat wil men niet. Het evenredige kiesstelsel voor d-e leden der Eerste Kamer 'bewonderen- zij ook niet al zal de heer Van Lanschot ten slotte daar niet tegenstemmen. In de mogelijkheid om de- Eerste Ka mer te ontbinden zien de bestrijders het gevaar dat het op den duur naar de afschaffing van dit college gaat. De verhooging d-e-r schadeloosstelling voor de Tweede Kamerled-en vond bij den heer De Vos een bestrijding. We komen daarmede op den rand van het politiek bedrijf meende hij. In het karakter van de Eerste Kamer was wel eenige verandering gekomen, meende de heer De Vos, men verdiepte zich te veel in details maar, zeide hij, dat doen vooral de tegenstanders van de Eerste Kamer. En juist zij moesten dit niet doen. Prof. Anema achtte de verhooging van het Kamer-salaris goed en billijk. Overigens bleef deze afgevaardigde nogal op det vlakte. Hij betreurde het dat de subsidieering van de Kerkge nootschappen niet is afgedaan en hij 'betreurde het ook dat het processie verbod was gehandhaafd, omdat hij daarin een onrecht ziet. Overigens kon hij zich met d-e voorstellen vereenigen. Zelfs met het evenredige stelsel en de ontbindbaarheid der Provinciale Staten. Krachtig in zijn verzet tegen belang rijke punten was de 'heer Van der Feltz. Hij wil niets weten van de evenredige vertegenwoordiging, van de ontbind baarheid der Provinciale Staten, tegen den verkorten zittingsduur der Eerste Kamer, tegen de verhoogde schadeloos stelling van de Tweede Kamerleden. Met dit gansche systeem voor de Eerste Kamer zag hij de practische bestaan baarheid van- dat college bedreigd. Hij griezelde ervan. Tweede Kamer. Vergadering van Woensdag. Genua. Wat de heer Van Ravesteijn over Genua beweerde valt te begrijpen. Als hij dez-e- interpellatie niet had aange vraagd zou „het Nederlandsche volk" n-iets over Genua hebben gezegd en zou d-e Minister alles weer in zijn ééntje doen. En dat zóu vr-eeselijk zijn. Deze conferentie is h-e-t gevolg van het vre- des-offensief vanSovjet Rusland. En- nu moet het in Genua tot een- be slissing komen. Twee punten moeten behandeld- worden-het verdrag van Versailles en het herstel van de han delsbetrekkingen met Rusland. In strijd met de goede gewoonte heeft de interpellant zijn vragen niet aan de pers verstrekt en hij was nog zoo vriendelijk ze onverstaanbaar voor te lezen. Zelden heeft een Minister zoo verma kelijk een interpellant afgepoeierd als ditmaal het geval was. Na de brieven van uitnoodiging der geallieerde mo gendheden- en bevattende de agenda der conferentie te hebben voorgelezen 'beide bekend heeft de Minister een serie algemeenheden gezegd die de Kamer soms deden lachen. Europa was een economische eenheid, Rusland moest collectief worden- behandeld, er moest eendracht en vertrouwen zijn, er INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. is voor Uw borst en longen nadeeiig. Grijp in. voor het te laat is. Maakt de vastzittende slijm gemakkelijk en zon der pijn los, neemt de kriebelingen uit Uw keel weg. Dit doen velen, en terecht met de bekende, verzachtende U een begin voelt van hoest of heeschheid ge bruikt dan direct La- keroI-Pastiiles. U zult gaan houden van den frisschen heerlijken smaak en U verwonderen' over de snelle verlichting. Overal verkrijgbaar a Fl. 0.50 per doos. Huidaandoeningen. Tegen- huiduitslag, eczema, dauw worm, gordelroos, en alle jepkehde huidaandoeningen, wordt Foster's Zalf sterk aanbevolen. Zij geeft baat van af de eerste aanwending. Prijs 1.75 per doos, alom verkrijgbaar. moest zekerheid zijn van recht en vrij heid in Rusland enz. en- ten slotte onder hilariteit der Kamer de tnededeeling dat de Minister ook namens den Minister van Landbouw had gesproken. 't Was al-les te samenniets. Om iets concreets te verkrijgen stelde de heer Van Ravesteijn een motie voor waarin de Regeering wordt uitgenoo- d-igd op de conferentie te Genua te streven naai' herstel der handelsbetrek kingen met Rusland en naar herziening van het verdrag van Versailles. Over het laatste heeft de Minister geen woord gezegd-. Het doel der conferentie is de reconstructie van Europa en als deel daarvan het Russische vraagstuk. De geldproblemen zuilen daarbij hoofdzaak zijn. Dat Amerika niet. meedeed, be treurde de Minister en misschien was het nog noodig andere punten te be handelen. De Regeéring had nadere in lichtingen gevraagd over de agenda der conferentie en speciaal nopens de rich ting waarin men de oplossing wilde zoeken, maar zij kreeg geen antwoord. De Regeering gaat dus op avontuur naar Genua. Maar toch hoopt de heer Troelstra dat zij daar een actieve rol zal spelen, want ook ons leven staat op het spel. Hij wees op de dwaas-hooghartige houding van Rus-land, waar men nog een veel te gemakkelijke opvatting heeft. Die Russische heeren zien- nog niet in- dat zij „gesjochten jongens" zijn die niets te eischen of aan te bieden hebben, maar die afhankelijk zijn- van de groote mogendheden. Met de motieVan Ravesteijn ging de heer Marchant niet mede omdat hij de Regeering niet een opdracht wil mee geven. Overigens klaagde hij er over, dat de Regeering te weinig overleg pleegde met de Kamer. De Minister kon de motie natuurlijk niet aanvaarden omdat het onge- wenscht is de delegatie vast te klinken aan een motie of een mandaat, zeifs niet als al-leen- bespreking van. het vredes verdrag wordt gevraagd gelijk de heer Van Ravesteijn in zijn gewijzigde motie vroeg. Over de interpellatie wordt morgen gestemd. ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN. In de gisterenavond te Middelburg gehouden algemeene vergadering van het Zeeuwsch Genootschap der Weten schappen, werd door den secretaris, den heer mr. A. Meerkamp van Etnbden een zeer belangrijke beschouwing ge geven over het doel en wezen van het genootschap. Hierna vervolgt het jaar verslag met de gewone vermelding van de lotgevallen van het genootschap en wel eerst, dat in het afgeloopen jaar het overlijden te betreuren was van den directeur, jhr. mr. E. A. O. de Casem- broot en van de leden mej. M. C. Ber denis van Berlekom, en de heeren A. N. J. Fa-bius, H. S. Gratama, W. Jansen, mr. F. A. N. S. van Meurs, A. Cons, mr. E. E. van Raalte, dr. A. J. C. Snijders, prof. J. A. Snijders en H. L. Gerfh van Wijk. Het genootschap telt thans één eere lid, 52 directrices en directeuren, 541 leden, van wie 100 te Middelburg ge vestigd zijn het vorig jaar waren die cijfers resp. 49, 541 en 92. Het museum werd bezocht door 3983 personen, van wie 89 tegen verlaagd tarief, tegen 390 en 136 het vorig jaar. Betreffende de bibliotheek wordt o.a. gemeld dat op het verzoek van het ge meentebestuur van Dendermonde ee- zoo volledig mogelijk exemplaar va- door of vanwege het genootscht gegeven werken toegezonden werv

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1922 | | pagina 1