Vrije Universiteit, en mr. V. H. Rutgers
namens tie anti-revolutuionaire Kamer-
club daarop volgden de heeren Duy-
maer van Twist, lid der Tweede Kainer,
mr. Hovy, burgemeester van Loosdui-
nen. als vrienden, en de heeren Ver-
weyek en Bakker, respect, hoofdredac
teur en directeur van het dagblad ,,de
Standaard". In de beide laatste rijtui
gen namen resp. plaats de beide dienst
boden en de familie Rutgers.
De heele formatie van den eenvoudi-
gen stoet had ongeveer een kwartier
geduurd. Op verzoek gingen op de baai-
geen bloemen noch kransen mede.
Tusschen vele rijen dikke hagen van
belangstellenden ging de stoet langs
Mauritskadc, Alexanders traat, Plein
1813, Sofialaan, Zeestraat en Laan van
Meerdervoort naar de Laan van Eik en
Duinen. Op de drukke kruispunten had
de politie voor-een doelmatige afzetting
zorg gedragen, terwijl een aantal bere
den politieagenten eenige tientallen
meters voor den stoet uitging om zoo
noodig den weg vrij te houden. Het
publiek ontblootte steeds eerbiedig het
hoofd als laatste groet aan het stoffe
lijk omhulsel van den man, die door
velen verafgood was.
Van circa halfelf af stroomde een op
geen honderden na te schatten menigte
naar „Eik en Duinen". En daarbij kwam
een stoet van 2a 3000 mensehen die
in de Zuiderkerk waren geweest om
gezamenlijk naar den doodenakker te
gaan. Dat waren vereerders van dr.
Kuyper uit alle deelen des lands, velen
in hun typische nationale kleeding.
In de grootste orde wandelde men
langs de lanen naar de plek, waar het
'stoffelijk overschot van dr. Kuyper zou
worden ter ruste gelegd en waar een
breede ruimte met touwen was afge
sloten. Om het graf stonden een groot
aantal studenten van de Vrije Universi
teit.
Onder de talrijke aanwezigen bevon
den zich een aantal ministers, de Com
missarissen der Koningin in Zuid-Hol
land en Gelderland, een groot aantal
Kamerleden, oud-leden, leden van den.
Raad van State, burgemeester Patijn,
de heer H. de Wilde, iid van Ged. Sta
ten, Hoogleeraren en Senaat der Vrije
Universiteit en andere vertegenwoordi
gers van Christelijke onderwijsinrichtin
gen, de burgemeester van Maassluis
(dr. Kuyper's geboorteplaats), vel
schillende secretarissen-generaal van de
departementen, de heer Bruysten, als
vertegenwoordiger van de Haagsche
Journalistenvereniging en vele ande
ren.
Bij de geopende groeve voerde na
mens de regeering de minister van
justitie, mr. Th. Heemskerk, het eerst
het woord.
Op het indrukwekkende oogenblik,
aldus spreker, dat het stoffelijk over
schot van dr. Kuyper aan den schoot
der aarde wordt toevertrouwd, is het
behoefte en plicht voor de regeering
om aan zijn nagedachtenis eerbiedige
hulde te brengen.
Bedienaar des Woords, Kerkreforma-
tor, geleerde, stichter eener Universi
teit. redenaar en schrijver, geboren lei
der van velen, volksvertegenwoordiger,
eerste dienaar der Kroon, heeft hij een
strijd gestreden en een arbeid verricht
zooals het bijna niemand wordt gege
ven. Opvolger van Groen van Prinste-
rer, „Staatsman" met „Evangeliebelij-
der", was het geheim van zijn kracht
en het steeds vooropgestelde Christelijk
geloofsbeginsel, het ruimste gebied, het
gansche leven beheerschend, onderwer
ping aan Gads ordeningen, eischend in
Kerk en Staat, in de wetenschap, in de
maatschappij, en in het persoonlijk le
ven. Zoo was er in al zijn veelzijdigheid
éénheid in stelsel, was hij drager van
eenzelfde beginsel, uitgangspunt op
ieder gebied, strevende om vastheid te
brengen in de bewegelijke stof van liet
aardsche leven, geen kamp gevende in
den strijd, doch verzoening zoekende
van de verschillende volkslagen en
maatschappelijke groepen was hij
handihaver van het gezag en strijder
voor volksinvloed en voor een opge
wekt geestelijk volksleven. Zoo zal zijn
nagedachtenis voortleven in de herin
nering van het volk met welks hart hij
medeleefde, en aan hetwelk hij door zijn
arbeid en groote en ernstige roeping
en taak achterlaat, nu hij, die, zoolang
het dag was, nooit moede was om te
arbeiden, heeft mogen ingaan in de
eeuwige rust.
De heer Colijn sprak van de diepe
ontroering, die in ieders ziel is nu wij
staan bij het graf van den man die een
halve eeuw lang zulk een allesbeheer-
schende plaats onder ons anti-revoluti
onaire volk heeft ingenomen.
Het Nederlandsche volk ziet een
grooten zoon ten grave dalen. Daar is
ons een staatsman ontvallen van onge-
meene beteekenis en daar verdwijnt nog
zooveel meer uit het openbare leven
van ons land, waarover wij met ande
ren kunnen treuren.
Maar d a t is het toch eigenlijk niet
wat onzen geest soms zoo onrustig doet
zijn binnen in ons. Wij voelen dat er
een stuk van ons eigen leven is weg
genomen. Hij was vleesch van ons
vleesch, bloed van ons bloed.
Wie dien band niet ziet tusschen ons
eenvoudige anti-revolutionaire volk en
dr. Kuyper, die zal nooit Kuyper kun
nen zien, zooals hij geweest is en het is
op die bijzondere betrekking tusschen
het Calvinistisch volksdeel en dr. Kuy
per, dat ik hier in eenige weinige woor
den wijzen wil.
Naar buiten treedt stellig het meest
op den voorgrond de onvermoeibare
strijd, dien dr. Kuyper heeft gevoerd
i voor het recht van een volksgroep, die
aan verguizing en smaad blootstond.
Er was een wisselwerking tusschen
het eenvoudige vrome volk en Kuyper.
Hij was voor dat volk een voorvechter
als het noodig was, maar hij was ook
de voorbidder. En dat volk op zijn beurt
droeg dr. Kuyper in zijn gebed.
Gods volstrekte soevereiniteit over al
hel geschapene, dat is het levensbegin
sel van het Calvinisme. Met dat begin
sel leefde het Gereformeerde volksdeel
en leefde ook dr. Kuyper. Nu is de banu
doorgesneden en er is onder ons iets
onrustigs. Wij zien niet den man, die
zijn werk kan voortzetten en we voelen
den druk daarvan juist nu, nu de tijden
donkerder zijn dan ooit. Het is ons
voorzegd èn door Groen èn door Kuy
per, dat de revolutiegeest zou door*
werken en wij zien om ons héén eiken
dag, dat zij gelijk hebben gehad en dat
de verwildering der geesten steeds toe
neemt. En wij voelen het in dezen tijd
dieper dan ooit, dat het eenige beginsel
dat op staatkundig en maatschappelijk
terrein redding brengen kan, de aan
vaarding is van datgene wat Kuyper
zoo talentvol heeft bepleit. Maar wij
mogen aan die onrust, die bijwijlen ons
aangrijpt, toch geen voet geven. Laat
mij aan dit geopende graf eerder uiting
mogen geven aan ons gevoel van innige
dankbaarheid jegens God, die ons dezen
man heeft geschonken en zij onzer de
bede, dat wij door getrouwheid aan het
heilig beginsel die dankbaarheid mogen
tqonen. Wij buigen ons voor Gods be
schikking en geven de toekomst aan
hem over
Alleen dit nog wij mogen déze
groeve niet verlaten, zonder dat ik een
woord ook zeg tot het anti-revolutio
naire volk van Nederland uit welks
naam ik hier sprak. Drie en twinüir jaar
geleden zeide dr. Kuyper in het Paleis
voor Volksvlijt te Amsterdam, dat hij
huoptp dat na zijn afsterven, zich hier
in het offer der liefde van het anti
revolutionaire volk zou openbaren, dat
het zich nog nauwer zou aaneensluiten
ter handhaving en verdediging van de
heilige beginselen. Deins dan niet terug.
Zoo was het waarschuwend woord,
maar volhard bij het ideaal.
Dit woord herhaal ik van deze plaats,
anti-revolutionair volk van Nederland
Noch ik noch iemand anders kan voor
U ziin. wat dr. Kuyper voor U geweest
K Maar dat is ten slotte ook niet noo
dig. Indien gij. indien wij allen tesaam
slechts getrouw blijven aan het heilige
beginsel dan weten wij. dat de Heere
Zijn orde niet verlaten zal.
Aan de rede van ds. Diik ontleenen
wij dat hii verklaarde aan dit graf den
mensch niet te willen verheerlijken,
maar meende toch niet geheel te mogen
zwijgen, omdat er zoo overvloedige stof
is tot danken. Danken den God. die ons
dezen groote in Israel eaf. Spreker ver
tolkte de dank der Geref. Kerk voor
wat Kuvper voor haar heeft gedaan.
Die arbeid stond bii hem zelf hoog aan
geschreven. Met heldenmoed heeft hij
den strijd gevoerd, en wij zijn den Ko
ning der Kerk dankbaar, dat hii dezen
held heeft willen gebruiken om het
volk uit het diensthuis uit te leiden.
Het iaar 1886 js voor ons een iaar van
groote beteekenis geworden. Want dr.
Kuvoer is cle man geweest die der
Kerk den wei* heeft gewezen in zijn
.Heraut" heeft hij met onvermoeibare
kracht duizenden gesticht en gesterkt.
Wij zijn vervuld met diepe smart dat
wij dien man Gods moesten missen,
maar wij moeten en zullen op den a.s.
rustdag danken voor al de weldaden,
welke wij hebben genoten en voor alles
wat ons in dr Kuyper werd geschon
ken.
En als wij, zij het dan met diepe
smart, zijn taak trachten voort te zet
ten zullen wij dat doen niet 'het ver
trouwen dat Jezus Christus gisteren en
heden is dezelfde tot in alle eeuwigheid.
Oud-minister Idenburg zeide het
volgende als vriend, over datgene wat
hij was, als zijn hart zich ontsloot.
Mijn woord aan deze groeve zij dat
van eenen, die zich bijzonder met hem
zielsverwant voelt en die in het laatste
vierde deel van zijn leven zijn vertrou
wen genoot en steeds zijn warme
vriendschap ondervond.
Er was in Kuyper's ziel iets wonder
lijk warms. Wie niet in zijn vertrouwe
lijkheid werd opgenomen kan de kracht
van zijn geloofservaren, zijn onversaag-
den moed wel waardeeren, zijn machti
ge wil bewonderen, kan geïmponeerd
worden door zijn groote kennis en zijn
schitterend talent, maar met dat al toch
niet meer dan ten deele hem kennen.
Gesloten bleef dan dat teedere in zijn
bestaan, waardoor zijn geniale leven
werd verwarmd.
En dan moet men wel eenzijdig oor-
deelen. Dat teedere in het diepst van
zijn ziel was van groote liefde, die aller
eerst uitging tot God.
En naar buiten sprak dat teedere van
zijn gemoed het duidelijkst in zijn me-
didaties.
Toen de doodsschaduw reeds op hem
viel kwam over hem een trek van ver
rukking bij de verzekering dat bij
Christus te zijn „zeer verre het beste"
was.
Met eigen zielservaring verwarmde
hij anderer zieleleven en verdiepte hij
anderer geloof.
Hoe warm kon hij deelen in onze
vreugde en smart, hoe kon hij opbeuren
en bemoedigen.
God heeft hem van ons genomen op
zachte wijze. Ook van zijn sterfbed
blijft ons een lieflijke heugenis. Lijden
werd hem bespaard, zielsbenauwdheid
heeft hij niet gekend.
Hij had gearbeid zoolang het dag
was. Toen voor hem de nacht kwam,
liet hij willig den arbeid los. Zijn ster
ven was in overeenstemming met zijn
leven, een toonbeeld van Gods souve-
reine genade en van zijn wonderlijke
macht.
De heer Idenburg verzocht den aan
wezigen, namens de familie, te zingen
Psalm 89 vers 7, „Hoe zalig is het volk,
dat naar Uw klanken hoort" en vers
8 „Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht
van hunne kracht".
Onder het zingen van deze Psalmen
werd de kist in het graf neergelaten,
terwijl allen het hoofd ontblootten.
De oudste zoon van den overledene,
prof. H. H. Kuyper, sprak daarna in de
eerste plaats een woord van dank tot
den vertegenwoordiger van H. M. de
Koningin. Hij verzocht hem den diep-
gevoélden dank der familie aan Hare
Majesteit over te brengen. Het heeft de
familie wel gedaan dit blijk van belang
stelling van Haar te mogen ontvangen.
Spreker dankt ook den vertegenwoor
diger van H. M. de Konïngin-Moeder
voor Hare belangsteling in dagen van
lijden getoond, voorts dc vertegen
woordigers der regeering, den rector-
magnificus der Vrije Universiteit, dr.
Dijk, en den heer Idenburg, den genees
heer van dr. Kuyper, de studenten van
de Vrije Universiteit, ten slotte allen, die
opgekomen waren om bij de groeve te
zijn.
Spreker heeft dikwijls van zijns va
ders lippen gehoord, hoe dankbaar de
ze was voor de liefde zijner anti-revo
lutionairen, hoe die liefde hem aandeed.
Aan 't anti-revolutionaire volk wenseht
spreker, juist namens zijn vader, dank
uit te spreken voor alles wat het voor
hem is geweest. Dr. Kuyper is een groot
man geweest, maar wij weten; dat hij
zalig is geworden als een arm zondaar,
die zijn geloof heeft gevonden in Jezus
Rust zacht, lieve vader Tot de dag
zal komen om ons allen te doen opstaan
in Jezus Christus, om ons op te wekken
tot Zijn heerlijkheid
De aanwezigen hieven daarna aan
Psalm 72 vers 11 „Zijn Naam moet
eeuwig eer ontvangen."
De familie verliet vervolgen©het graf,
gevolgd door de duizenden aanwezigen.
Dank zij het uitmuntend beleid der
politie, Haagsche en Loosduinsche, had
men het zoo geregeld, dat het grootst
mogelijk aantal menschen op de beste
wijze de plechtigheid heeft kunnen vol
gen. Tot dat doel is dr. Kuyper eigen
lijk ook voorloopig begraven op een
terrein, dat veel menschen kon bevat
ten. Gisteren in den laten namiddag
werd het lijk weer uit de grafkuil
geheven en in den familiekelder bijge
zet. Deze kelder ligt zoo omringd van
andere graven, dat men daar, zonder
anderer heiligdom te ontheiligen, daar
de begrafenis niet heeft kunnen doen
plaats hebben.
RAPPORT BETREFFENDE HET
ONDERZOEK DER GEMEENTE-
BEGROOTING.
Ie Afdeeling. Aanwezig de heeren A.
C. van Hal. G. F. Lindeijer, J. Post, A Sta-
verman, de wethouders M. Laernoes, J. G.
van Niftrik en H. J. Tichelman, alsmede de
Burgemeester, die liet voorzitterschap
waarneemt en de Secretaris.
De lieer P. Merckens komt later ter ver
gadering.
Als rapporteur treedt op de lieer A. do
Beijl, hoofdcommies ter secretarie.
Algemeene beschouwingen
Van de daartoe geboden gelegenheid
wordt door niemand gebruik gemaakt.
INKOMSTEN:
Hoofdstuk II, artikel 1, huizen en lande
rijen.
Daar op de exploitatie der huizen aan
de Paul Krugerstraat en de Verkujjl Quak-
kelaarstraat door de gemeente jaarlijks een
niet onbelangrijk bedrag moet worden bij
gelegd, acht een der leden het gewerrscht
dat de huren eenigszins verhoogd-worden.
Ofschoon van andere zijde betoogd
wordt, dat de gemeente hiertoe ingevolge
de subsidie-voorwaarden niet bevoegd is.
wenschen enkele leden toch pogingen bij
de betrokken autoriteiten te zien aange
wend welke tot verhooging zulten kunnen
leiden.
In dit verband vraagt een lid hoe liet
komt dat de dakbedekking der huizen in dc
Verkuijl Quakkefaarstraat reeds thans
weer vernieuwd moet worden, waarop door
den betrokken wethouder wordt geant
woord, dat dit zijn oorzaak vindt in het
feit, dat hiervoor zoogen. „oorlogsmate
rialen" van zeer slechte kwaliteit gebezigd
zijn moeten worden.
Hoofdstuk lil, afdeeling 5.
Een der leden acht de raming van de be
lasting op de honden eeiiigszins hoog. Na
toelichting door den voorzitter, gaat men
echter met het uitgetrokken bedrag ac-
coord.
Hoofdstuk IV, afdeeling 1.
Een der leden vindt het niet gewenspht
de rijksuitkeering krachtens de wet van 24
Mei 1897 (St. 156) in afwachting van de
te verwachten „noodregeling" op het dub
bele uit te trekken, gelijk is geschied. Zijns
inziens wordt hierdoor de post „hoofde
lijke omslag" geflatteerd.
Andere leden adviseeren juist het tegen
overgestelde en zouden de bedoelde nit-
keering nog aanmerkelijk hooger willen
ramen, om daardoor den post H. O. te kun
nen ontlasten.
De voorzitter licht den post nader toe,
waarna men zich met de raming van Burg.
en Weth. vereenigt.
UITGAVEN:
Hoofdstuk II, Afdeeling I.
Een der leden zegt, dat hij zich over het
algemeen wel kan vereenigen met het voor
stel van Burg. en Weth. inzake de salaris-
verhoogingen der ambtenaren en werklie
den, speciaal verheugt het hem, dat thans
goedgemaakt zal worden hetgeen het vo
rige jaar is tekort gedaan aan de hoogerc
ambtenaren. Echter brengt naar zijne mee
ding de bitlï/ftfieid mede, dat ook het per
soneel van het gasthuis en het burgerwees
huis in de verhooging deelt, zij het al niet
voor het volle bedrag, dan toch voor een
gedeelte, b.v. de helft.
Waar voorts de controleur der gemeente
belastingen in jaarwedde, steeds gelijk ge
steld is met den gemeente-ontvanger,
wenseht dit lid deze verhouding thans niet
te verbreken en derhalve den controleur
eenzelfde jaarwedde toe te kennen als voor
den gemeente-ontvanger wordt voorge
steld.
Wijders vraagt genoemd lid, welke ver
hooging zal worden toegekend aan den
knecht en den concierge ten raadhuize.
Andere leden kunnen zich niet vereenigen
met de voor de hoogere ambtenaren voor
gestelde salarissen en achten een regeling,
ongeveer zooals die het vorig jaar door
Burg. en Weth. was voorgesteld, voldoen
de, en wel voor den Burgemeester en den
secretaris ƒ5000 tot ƒ6500, voor den ont
vanger en den commissaris van politie
ƒ4000 tot ƒ4800.
Naar hunne meening zou anders de
sprong te groot worden, in verhouding tot
de andere ambtenaren.
Voorts vinden zij het billijk de verhoo-
ging voor den directeur van gemeentewer
ken op hetzelfde bedrag te bepalen als die
voor de overige ambtenaren. Zij zijn van
oordeel dat de toekenning eener verhoo
ging, als door Burg. en Weth. wordt voor
gesteld, den titularis toch niet zal weer
houden deze gemeente eventueel te verla
ten, waarop door een der wethouders de
verzekering gegeven wordt, dat bij niet-
aanneming van het voorstel van Burg. en
Weth. de betrokkene stellig vertrekt, wat
zijns inziens zeer te betreuren zou zijn,
daar het steeds groote moeite kost in die
vacature te voorzien en een herhaalde wis
seling een zeer nadeetigen invloed uit
oefent op dien tak van dienst. In dit ver
band wijst hij op de herziening der finan-
cieele verhouding tusschen liet rijk en de
gemeenten, welke spoedig te verwachten is.
Bovengenoemde leden stelten tevens
voor de verhooging der loonen van de
werklieden te bepalen op ƒ0.14 per uur
inpla.os van ƒ0.12, zooals Burg. en Weth
wenschen. Naar de meening dier leden zal
de regeling voor het geheele jaar moeten
gelden en kunnen tusschen t ij ds geen ver-
hoogingen worden toegekend, daar dan
geen middelen tot dekking zijn aan te wij
zen Op het oogenblik is volgens hen
het uurloon der vaklieden in dienst der ge
meente ƒ0.08 beneden hetgeen in de par
ticuliere bedrijven hier ter stede wordt be
taald.
In verband met het desbetreffend adres
der vakverenigingen en de eischen die
door de particuliere arbeiders zijn gesteld,
is het naar hunne meening te verwachten,
dat de loonen in de particuliere bedrijven,
na eindiging van het loopende contract in
het voorjaar, zoodanig zullen worden, dat
de loonen der gemeente-werklieden met
ƒ0.14 zullen moeten worden verhoogd,
teneinde te voorkomen, dat deze, evenals
dit jaar, wederom ten achter gesteld zullen
worden.
Als uitvloeisel hiervan stellen zij tevens
voor, de verhooging voor de ambtenaren te
bepalen op ƒ350 inplaats van op ƒ300.
Een der wethouders merkt nog op, dat
blijkens een thans door (jedep. Staten van
Zeeland ontworpen jaarwedderegeJing het
salaris voor den secretaris eener gemeente
van 700010.000 zielen zal bedragen
4200—5200, zoodat het voor dien amb
tenaar hier voorgestelde salaris nog laag
kan genoemd worden, waartegen enkele
leden aanvoeren, dat de salarissen, bij ver
gelijking met het rapport der staatscommis
sie, allemaal veel te laag zijn. Deze leden
wenschen de thans toe te kennen verhoo
ging dan ook eenigszins als een salaris
herziening te beschouwen, doch als een
noodregeling, in afwachting eenet defini
tieve regeling.
Hoofdstuk II, afdeeling 2.
Een der leden acht den post „toezicht
op het leveren van steenkolen" overbodig.
Een ander lid vraagt inlichtingen over de
aanstelling van een tijdelijk assistent van
den archivaris.
Hoofdstuk ill.
Door een der leden wordt er nogmaals
op aangedrongen om de jaarwedde van den
controleur gelijk te stellen mei die van den
ontvanger.
Anderzijds merkt men op, dat het nog
lang niet zeker is, dat het salaris van den
ontvanger door Gedep. Staten wordt vast
gesteld gelijk thans door Burg. en Weth.
voorgesteld wordt.
lil verband hiermede zeggen Burg. en
Weth. toe, na die vaststelling te zullen
overwegen of het salaris van den contro
leur eventueel wijziging behoeft.
Hoofdstuk IV, afdeeling 1.
Een der leden geeft er zijn verwondering
over te kennen dat, niettegenstaande het
vorig jaar gezegd is, dat er juist genoeg
agenten waren, thans twee vacatures niet
vervuld zullen worden, terwijl bovendien
nog een agent behulpzaam is bij de volks
telling.
Hij zo li gaarne vernemen hoe deze agen
ten nu in eens gemist kunnen worden en
of door de andere agenten thans langer
dan acht uur gewerkt wordt, met vergoe
ding der daaruit voortvloeiende overuren.
Voorts heeft het hem getroffen, dat thans
drie majoors-rechercheurs in dienst zijn,
wat hem wel wat royaal voorkomt. Hij is
in het algemeen van oordeel, dat het po
litiecorps alhier te groot is opgezet, in ver
gelijking b.v. met Middelburg en zou wil
len adviseeren hier zoo mogelijk eenigs
zins te remmen.
De voorzitter antwoordt, dat de recher
che-dienst alhier, in verband met de vele
vreemdelingen, veel personeel vergt Hij
wiist er op, dat het vreemdelingenbureau
in Den Haag zijn orders geeft en de politie
ze slechts uit te. voeren heeft, hetgeen na
tuurlijk veel administratie en correspon
dentie meebrengt.
Voorts deelt een der leden mede, dat hij
vernomen heeft, dat de verzekering voor de
inspecteurs en rechercheurs niet zoo gun
stig is als voor de agenten. Hij zou hier
omtrent gaarne ingelicht worden.
Hoofdstuk IVafdeeling 4.
Enkele leden wenschen de subsidie aan
de Burgerwacht in te trekken, daar deze
volgens lien van geen nut is en er voorts
in dezen geen wettelijke verplichting op de
gemeente rust.
Hoofdstuk IV, afdeeling 5.
Een lid vraagt inlichtingen over de ont
smetting door „Het Groene Kruis", waar
voor '600 geraamd is.
Andere leden zondert ga&rite zien, dat
een bedrag uitgetrokken werd als subsidié
ten behoeve van de afd. Vlissingen van het
Centraal Genootschap voor kiftderherstel-
lings- en vacautiekoloifiés. Zij mérken
hierbij op, dat thans in dergelijke gevallen
door het algemeen armbestuur steun wordt
verleend, waar deze zaak echter naar hun
ne meening" niet thuis behoort. Daar dit
bestuur voor genoemd doel ongeveer ƒ2000
per jaar besteedt en dat bedrag toch in
direct weer door de gemeente betaald
wordt, stellen zij voor, het' art. op ƒ2000
uit te trekken.
Een lid vraagt desnoods 1000 tuf te
trekken om althans iets te hebben.
Hoofdstuk V, afdeeling 2.
Een der feden vraagt of het havengeld,
dat van de visschers gevorderd Wordt, nier
te hoog is in verhouding tot hetgeen voor
onderhoud der havens wordt gedaan.
Voorts bepleit hij de wenschelijklieid van
het houden van toezicht bij het in- en uit
varen der visschers.
'Feu slotte zou hij gaarne vernemen of
bii de vernieuwing der bestrating op het
Eiland, waarmede men thans bezig is, wel
rekening is gehouden met de daar ter
plaatse te leggen riofeering.
Hoofdstuk Vf.
Gevraagd wordt of de gemeentelijke aan
plakborden niet publiek kunnen worden
verhuurd.
Hoofdstuk VII.
Een der leden zou gaarne vernemen of
het den burgemeester, in verband met zijn
vele werkzaamheden als zoodanig, wel mo
gelijk is de onderwijszaken goed te behar
tigen.
De voorzitter antwoordt, dat hem de tijd
hiertoe inderdaad ontbreekt.
In verband hiermede geeft genoemd lid
in overweging, dat in den boezem van het
college van Burg. en Weth. getracht wordt
deze zaak tot een bevredigende oplossing
te brengen.
Dit lid bepleit voorts de wenschelijklieid
van het invoeren eener herfstvacantie, b.v.
van een week, welk idee door een ander lid
wordt ondersteund.
Hoofdstuk Vil, afdeeling 2.
Het is een der leden opgevallen, dat de
inkomsten der Burgeravondschool zeer mi
niem zijn, in verhouding tot de uitgaven.
Het komt hem voor. dat meer leerlingen
dan thans het geval is, hunne leermiddelen
zelf kunnen bekostigen, wat bovendien dit
voordeel heeft, dat zji er dan over het al
gemeen zuiniger op zijn.
Hoofdstuk VII, afdeeling 3.
Enkele leden dringen aan op een spoe
dige reorganisatie van het lager onderwijs,
in verband met de nieuwe L. O. wet. iu dit
verband achten zij de oplossing der kwes
tie betreffende het wethouderschap van
onderwijs zeer urgent.
Zij zoüdfen gaarne zien. dat door Burg.
en Weth. een voorste! aan den Raad werd
gedaan, tot het benoemen eener- commissie
welke de kwestie der reorganisatie kan on
derzoeken, speciaal met het oog op de ver
bouwing der scholen.
Ook dringen zij op spoed aan, daar naar
hunne meening de reorganisatie financieele
voordeelen Voor de gemeente za! opleveren
Ten slotte bepleiten zij de wenschelijk
lieid om tevoren bij het opmaken der plan
nen in overleg te treden met de organisaties
van hoofden en onderwijzers, daar naar
hunne meening door de nieuwe wet een
andere verhouding in de school zal om
staan, doordat het hoofd, dat thans vrijwel
alles te zeggen heeft, meer naast de onder
wijzers komt te staan en laatstgenoemden
dus meer zeggingschap zullen erlangen.
Bedoeld overlég achten zij zeer in het be
lang van het onderwijs. Zij merken hier
bij nog op, dat de Bond van onderwijzers
niet al/een de belangen harer leden behar
tigt, doch ook haar aandacht schenkt aan
de verbetering van het ouderwijs.
De voorzitter deelt mede, dat Burg. en
Weth. deze aangelegenheid zeer ernstig be
handelen en dat reeds een vergadering is
gehouden met den directeur van gemeente
werken terbespreking van het technisch
gedeelte.
Als gevolg hiervan is door dien ambte
naar een rapport opgemaakt, hetwelk reeds
met een schema van een ontwerp-plan van
Burg. en Weth. in handen is gesteld van dc
commissie van toezicht op het lager onder
wijs, alsmede van den districts- en den
arorndissements-schoolopziener. Het ligt
overigens in zijn bedoeling ook de ver
schillende onderwijzers-organisaties over
deze aangelegenheid te hooren. Hij merkt
echter op, dat het wenschelijk is, eerst liet
technische gedeelte te behandelen, terwijl
daarna de belangen van het personeel on
der de oogen gezien kunnen worden.
Een ander lid heeft het bevreemd, dal
niet gerekend is op een aanvraag voor den
bouw eener christelijke M.U.L.O.-school
Daar deze aanvraag volgens hem spoedig
is te verwachten en.de gemeente ingevolge
de nieuwe L. O.-wet dan tot zoodanige»
bouw zal moeten overgaangeeft hij in
overweging thans reeds de hiervoor be-
noodigde gelden op de begrooting te bren
gen. Hij wijst er voorts op, dat de besturen
der beide bijzondere scholen overleg heb
ben gepleegd, waardoor kan worden vol
staan met den bouw van één M.U.L.O.-
school.
Ten slotte oppert hij liet denkbeeld, om
het burgerweeshuis hiervoor in te richten
Van de zijde van Burg. en Weth. wordt
geantwoord, dat thans nog van genoemde
schoolbesturen geen voorloopig plan of
kostenberekening is ontvangen, zoodat ten
aanzien van bedoelden schoolbouw geen
post op de begrooting kan worden uitge-
j trokken.
Een ander lid bepleit de instelling van
een post „Bijdrage aan het fonds voor
bijzonder begaafde leerlingen ten behoeve-
5 van hunne verdere studie", waarvoor hij
1 voorloopig b.v. 1000 uitgetrokken wenseht
te zien. Naar zijn meening zou hiervoor een
speciale commissie, uit onderwijs-speciah-
i teiten bestaande, ingesteld moeten worden,
die bij de, beoordeeling van eventueele aan-
vragen echter buitengewoon streng te werk
zou moeten gaan. Zijn denkbeeld wordt
i door een der andere leden ondersteund,
i Een der leden wijst er op, dat de jaar-
wedden der onderwijzers aanmerke ijk
I meer bedragen dan de desbetreffende rijks-
bijdrage, in verband waarmede een andei
iid nogmaals verzoekt de reorganisatieplan
nen zooveel mogelijk te bespoedigen,
i In verband met artikel 21 dezer afdeclm
i vraagt een lid naar het aantal leerlingen.
dat de rijksnormaalschool bezoekt,
i Hoofdstuk VII, afdeeling 4.
I Enkele leden maken dé opmerking, dat uc