Vrije Universiteit, en mr. V. H. Rutgers namens tie anti-revolutuionaire Kamer- club daarop volgden de heeren Duy- maer van Twist, lid der Tweede Kainer, mr. Hovy, burgemeester van Loosdui- nen. als vrienden, en de heeren Ver- weyek en Bakker, respect, hoofdredac teur en directeur van het dagblad ,,de Standaard". In de beide laatste rijtui gen namen resp. plaats de beide dienst boden en de familie Rutgers. De heele formatie van den eenvoudi- gen stoet had ongeveer een kwartier geduurd. Op verzoek gingen op de baai- geen bloemen noch kransen mede. Tusschen vele rijen dikke hagen van belangstellenden ging de stoet langs Mauritskadc, Alexanders traat, Plein 1813, Sofialaan, Zeestraat en Laan van Meerdervoort naar de Laan van Eik en Duinen. Op de drukke kruispunten had de politie voor-een doelmatige afzetting zorg gedragen, terwijl een aantal bere den politieagenten eenige tientallen meters voor den stoet uitging om zoo noodig den weg vrij te houden. Het publiek ontblootte steeds eerbiedig het hoofd als laatste groet aan het stoffe lijk omhulsel van den man, die door velen verafgood was. Van circa halfelf af stroomde een op geen honderden na te schatten menigte naar „Eik en Duinen". En daarbij kwam een stoet van 2a 3000 mensehen die in de Zuiderkerk waren geweest om gezamenlijk naar den doodenakker te gaan. Dat waren vereerders van dr. Kuyper uit alle deelen des lands, velen in hun typische nationale kleeding. In de grootste orde wandelde men langs de lanen naar de plek, waar het 'stoffelijk overschot van dr. Kuyper zou worden ter ruste gelegd en waar een breede ruimte met touwen was afge sloten. Om het graf stonden een groot aantal studenten van de Vrije Universi teit. Onder de talrijke aanwezigen bevon den zich een aantal ministers, de Com missarissen der Koningin in Zuid-Hol land en Gelderland, een groot aantal Kamerleden, oud-leden, leden van den. Raad van State, burgemeester Patijn, de heer H. de Wilde, iid van Ged. Sta ten, Hoogleeraren en Senaat der Vrije Universiteit en andere vertegenwoordi gers van Christelijke onderwijsinrichtin gen, de burgemeester van Maassluis (dr. Kuyper's geboorteplaats), vel schillende secretarissen-generaal van de departementen, de heer Bruysten, als vertegenwoordiger van de Haagsche Journalistenvereniging en vele ande ren. Bij de geopende groeve voerde na mens de regeering de minister van justitie, mr. Th. Heemskerk, het eerst het woord. Op het indrukwekkende oogenblik, aldus spreker, dat het stoffelijk over schot van dr. Kuyper aan den schoot der aarde wordt toevertrouwd, is het behoefte en plicht voor de regeering om aan zijn nagedachtenis eerbiedige hulde te brengen. Bedienaar des Woords, Kerkreforma- tor, geleerde, stichter eener Universi teit. redenaar en schrijver, geboren lei der van velen, volksvertegenwoordiger, eerste dienaar der Kroon, heeft hij een strijd gestreden en een arbeid verricht zooals het bijna niemand wordt gege ven. Opvolger van Groen van Prinste- rer, „Staatsman" met „Evangeliebelij- der", was het geheim van zijn kracht en het steeds vooropgestelde Christelijk geloofsbeginsel, het ruimste gebied, het gansche leven beheerschend, onderwer ping aan Gads ordeningen, eischend in Kerk en Staat, in de wetenschap, in de maatschappij, en in het persoonlijk le ven. Zoo was er in al zijn veelzijdigheid éénheid in stelsel, was hij drager van eenzelfde beginsel, uitgangspunt op ieder gebied, strevende om vastheid te brengen in de bewegelijke stof van liet aardsche leven, geen kamp gevende in den strijd, doch verzoening zoekende van de verschillende volkslagen en maatschappelijke groepen was hij handihaver van het gezag en strijder voor volksinvloed en voor een opge wekt geestelijk volksleven. Zoo zal zijn nagedachtenis voortleven in de herin nering van het volk met welks hart hij medeleefde, en aan hetwelk hij door zijn arbeid en groote en ernstige roeping en taak achterlaat, nu hij, die, zoolang het dag was, nooit moede was om te arbeiden, heeft mogen ingaan in de eeuwige rust. De heer Colijn sprak van de diepe ontroering, die in ieders ziel is nu wij staan bij het graf van den man die een halve eeuw lang zulk een allesbeheer- schende plaats onder ons anti-revoluti onaire volk heeft ingenomen. Het Nederlandsche volk ziet een grooten zoon ten grave dalen. Daar is ons een staatsman ontvallen van onge- meene beteekenis en daar verdwijnt nog zooveel meer uit het openbare leven van ons land, waarover wij met ande ren kunnen treuren. Maar d a t is het toch eigenlijk niet wat onzen geest soms zoo onrustig doet zijn binnen in ons. Wij voelen dat er een stuk van ons eigen leven is weg genomen. Hij was vleesch van ons vleesch, bloed van ons bloed. Wie dien band niet ziet tusschen ons eenvoudige anti-revolutionaire volk en dr. Kuyper, die zal nooit Kuyper kun nen zien, zooals hij geweest is en het is op die bijzondere betrekking tusschen het Calvinistisch volksdeel en dr. Kuy per, dat ik hier in eenige weinige woor den wijzen wil. Naar buiten treedt stellig het meest op den voorgrond de onvermoeibare strijd, dien dr. Kuyper heeft gevoerd i voor het recht van een volksgroep, die aan verguizing en smaad blootstond. Er was een wisselwerking tusschen het eenvoudige vrome volk en Kuyper. Hij was voor dat volk een voorvechter als het noodig was, maar hij was ook de voorbidder. En dat volk op zijn beurt droeg dr. Kuyper in zijn gebed. Gods volstrekte soevereiniteit over al hel geschapene, dat is het levensbegin sel van het Calvinisme. Met dat begin sel leefde het Gereformeerde volksdeel en leefde ook dr. Kuyper. Nu is de banu doorgesneden en er is onder ons iets onrustigs. Wij zien niet den man, die zijn werk kan voortzetten en we voelen den druk daarvan juist nu, nu de tijden donkerder zijn dan ooit. Het is ons voorzegd èn door Groen èn door Kuy per, dat de revolutiegeest zou door* werken en wij zien om ons héén eiken dag, dat zij gelijk hebben gehad en dat de verwildering der geesten steeds toe neemt. En wij voelen het in dezen tijd dieper dan ooit, dat het eenige beginsel dat op staatkundig en maatschappelijk terrein redding brengen kan, de aan vaarding is van datgene wat Kuyper zoo talentvol heeft bepleit. Maar wij mogen aan die onrust, die bijwijlen ons aangrijpt, toch geen voet geven. Laat mij aan dit geopende graf eerder uiting mogen geven aan ons gevoel van innige dankbaarheid jegens God, die ons dezen man heeft geschonken en zij onzer de bede, dat wij door getrouwheid aan het heilig beginsel die dankbaarheid mogen tqonen. Wij buigen ons voor Gods be schikking en geven de toekomst aan hem over Alleen dit nog wij mogen déze groeve niet verlaten, zonder dat ik een woord ook zeg tot het anti-revolutio naire volk van Nederland uit welks naam ik hier sprak. Drie en twinüir jaar geleden zeide dr. Kuyper in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, dat hij huoptp dat na zijn afsterven, zich hier in het offer der liefde van het anti revolutionaire volk zou openbaren, dat het zich nog nauwer zou aaneensluiten ter handhaving en verdediging van de heilige beginselen. Deins dan niet terug. Zoo was het waarschuwend woord, maar volhard bij het ideaal. Dit woord herhaal ik van deze plaats, anti-revolutionair volk van Nederland Noch ik noch iemand anders kan voor U ziin. wat dr. Kuyper voor U geweest K Maar dat is ten slotte ook niet noo dig. Indien gij. indien wij allen tesaam slechts getrouw blijven aan het heilige beginsel dan weten wij. dat de Heere Zijn orde niet verlaten zal. Aan de rede van ds. Diik ontleenen wij dat hii verklaarde aan dit graf den mensch niet te willen verheerlijken, maar meende toch niet geheel te mogen zwijgen, omdat er zoo overvloedige stof is tot danken. Danken den God. die ons dezen groote in Israel eaf. Spreker ver tolkte de dank der Geref. Kerk voor wat Kuvper voor haar heeft gedaan. Die arbeid stond bii hem zelf hoog aan geschreven. Met heldenmoed heeft hij den strijd gevoerd, en wij zijn den Ko ning der Kerk dankbaar, dat hii dezen held heeft willen gebruiken om het volk uit het diensthuis uit te leiden. Het iaar 1886 js voor ons een iaar van groote beteekenis geworden. Want dr. Kuvoer is cle man geweest die der Kerk den wei* heeft gewezen in zijn .Heraut" heeft hij met onvermoeibare kracht duizenden gesticht en gesterkt. Wij zijn vervuld met diepe smart dat wij dien man Gods moesten missen, maar wij moeten en zullen op den a.s. rustdag danken voor al de weldaden, welke wij hebben genoten en voor alles wat ons in dr Kuyper werd geschon ken. En als wij, zij het dan met diepe smart, zijn taak trachten voort te zet ten zullen wij dat doen niet 'het ver trouwen dat Jezus Christus gisteren en heden is dezelfde tot in alle eeuwigheid. Oud-minister Idenburg zeide het volgende als vriend, over datgene wat hij was, als zijn hart zich ontsloot. Mijn woord aan deze groeve zij dat van eenen, die zich bijzonder met hem zielsverwant voelt en die in het laatste vierde deel van zijn leven zijn vertrou wen genoot en steeds zijn warme vriendschap ondervond. Er was in Kuyper's ziel iets wonder lijk warms. Wie niet in zijn vertrouwe lijkheid werd opgenomen kan de kracht van zijn geloofservaren, zijn onversaag- den moed wel waardeeren, zijn machti ge wil bewonderen, kan geïmponeerd worden door zijn groote kennis en zijn schitterend talent, maar met dat al toch niet meer dan ten deele hem kennen. Gesloten bleef dan dat teedere in zijn bestaan, waardoor zijn geniale leven werd verwarmd. En dan moet men wel eenzijdig oor- deelen. Dat teedere in het diepst van zijn ziel was van groote liefde, die aller eerst uitging tot God. En naar buiten sprak dat teedere van zijn gemoed het duidelijkst in zijn me- didaties. Toen de doodsschaduw reeds op hem viel kwam over hem een trek van ver rukking bij de verzekering dat bij Christus te zijn „zeer verre het beste" was. Met eigen zielservaring verwarmde hij anderer zieleleven en verdiepte hij anderer geloof. Hoe warm kon hij deelen in onze vreugde en smart, hoe kon hij opbeuren en bemoedigen. God heeft hem van ons genomen op zachte wijze. Ook van zijn sterfbed blijft ons een lieflijke heugenis. Lijden werd hem bespaard, zielsbenauwdheid heeft hij niet gekend. Hij had gearbeid zoolang het dag was. Toen voor hem de nacht kwam, liet hij willig den arbeid los. Zijn ster ven was in overeenstemming met zijn leven, een toonbeeld van Gods souve- reine genade en van zijn wonderlijke macht. De heer Idenburg verzocht den aan wezigen, namens de familie, te zingen Psalm 89 vers 7, „Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort" en vers 8 „Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht". Onder het zingen van deze Psalmen werd de kist in het graf neergelaten, terwijl allen het hoofd ontblootten. De oudste zoon van den overledene, prof. H. H. Kuyper, sprak daarna in de eerste plaats een woord van dank tot den vertegenwoordiger van H. M. de Koningin. Hij verzocht hem den diep- gevoélden dank der familie aan Hare Majesteit over te brengen. Het heeft de familie wel gedaan dit blijk van belang stelling van Haar te mogen ontvangen. Spreker dankt ook den vertegenwoor diger van H. M. de Konïngin-Moeder voor Hare belangsteling in dagen van lijden getoond, voorts dc vertegen woordigers der regeering, den rector- magnificus der Vrije Universiteit, dr. Dijk, en den heer Idenburg, den genees heer van dr. Kuyper, de studenten van de Vrije Universiteit, ten slotte allen, die opgekomen waren om bij de groeve te zijn. Spreker heeft dikwijls van zijns va ders lippen gehoord, hoe dankbaar de ze was voor de liefde zijner anti-revo lutionairen, hoe die liefde hem aandeed. Aan 't anti-revolutionaire volk wenseht spreker, juist namens zijn vader, dank uit te spreken voor alles wat het voor hem is geweest. Dr. Kuyper is een groot man geweest, maar wij weten; dat hij zalig is geworden als een arm zondaar, die zijn geloof heeft gevonden in Jezus Rust zacht, lieve vader Tot de dag zal komen om ons allen te doen opstaan in Jezus Christus, om ons op te wekken tot Zijn heerlijkheid De aanwezigen hieven daarna aan Psalm 72 vers 11 „Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen." De familie verliet vervolgen©het graf, gevolgd door de duizenden aanwezigen. Dank zij het uitmuntend beleid der politie, Haagsche en Loosduinsche, had men het zoo geregeld, dat het grootst mogelijk aantal menschen op de beste wijze de plechtigheid heeft kunnen vol gen. Tot dat doel is dr. Kuyper eigen lijk ook voorloopig begraven op een terrein, dat veel menschen kon bevat ten. Gisteren in den laten namiddag werd het lijk weer uit de grafkuil geheven en in den familiekelder bijge zet. Deze kelder ligt zoo omringd van andere graven, dat men daar, zonder anderer heiligdom te ontheiligen, daar de begrafenis niet heeft kunnen doen plaats hebben. RAPPORT BETREFFENDE HET ONDERZOEK DER GEMEENTE- BEGROOTING. Ie Afdeeling. Aanwezig de heeren A. C. van Hal. G. F. Lindeijer, J. Post, A Sta- verman, de wethouders M. Laernoes, J. G. van Niftrik en H. J. Tichelman, alsmede de Burgemeester, die liet voorzitterschap waarneemt en de Secretaris. De lieer P. Merckens komt later ter ver gadering. Als rapporteur treedt op de lieer A. do Beijl, hoofdcommies ter secretarie. Algemeene beschouwingen Van de daartoe geboden gelegenheid wordt door niemand gebruik gemaakt. INKOMSTEN: Hoofdstuk II, artikel 1, huizen en lande rijen. Daar op de exploitatie der huizen aan de Paul Krugerstraat en de Verkujjl Quak- kelaarstraat door de gemeente jaarlijks een niet onbelangrijk bedrag moet worden bij gelegd, acht een der leden het gewerrscht dat de huren eenigszins verhoogd-worden. Ofschoon van andere zijde betoogd wordt, dat de gemeente hiertoe ingevolge de subsidie-voorwaarden niet bevoegd is. wenschen enkele leden toch pogingen bij de betrokken autoriteiten te zien aange wend welke tot verhooging zulten kunnen leiden. In dit verband vraagt een lid hoe liet komt dat de dakbedekking der huizen in dc Verkuijl Quakkefaarstraat reeds thans weer vernieuwd moet worden, waarop door den betrokken wethouder wordt geant woord, dat dit zijn oorzaak vindt in het feit, dat hiervoor zoogen. „oorlogsmate rialen" van zeer slechte kwaliteit gebezigd zijn moeten worden. Hoofdstuk lil, afdeeling 5. Een der leden acht de raming van de be lasting op de honden eeiiigszins hoog. Na toelichting door den voorzitter, gaat men echter met het uitgetrokken bedrag ac- coord. Hoofdstuk IV, afdeeling 1. Een der leden vindt het niet gewenspht de rijksuitkeering krachtens de wet van 24 Mei 1897 (St. 156) in afwachting van de te verwachten „noodregeling" op het dub bele uit te trekken, gelijk is geschied. Zijns inziens wordt hierdoor de post „hoofde lijke omslag" geflatteerd. Andere leden adviseeren juist het tegen overgestelde en zouden de bedoelde nit- keering nog aanmerkelijk hooger willen ramen, om daardoor den post H. O. te kun nen ontlasten. De voorzitter licht den post nader toe, waarna men zich met de raming van Burg. en Weth. vereenigt. UITGAVEN: Hoofdstuk II, Afdeeling I. Een der leden zegt, dat hij zich over het algemeen wel kan vereenigen met het voor stel van Burg. en Weth. inzake de salaris- verhoogingen der ambtenaren en werklie den, speciaal verheugt het hem, dat thans goedgemaakt zal worden hetgeen het vo rige jaar is tekort gedaan aan de hoogerc ambtenaren. Echter brengt naar zijne mee ding de bitlï/ftfieid mede, dat ook het per soneel van het gasthuis en het burgerwees huis in de verhooging deelt, zij het al niet voor het volle bedrag, dan toch voor een gedeelte, b.v. de helft. Waar voorts de controleur der gemeente belastingen in jaarwedde, steeds gelijk ge steld is met den gemeente-ontvanger, wenseht dit lid deze verhouding thans niet te verbreken en derhalve den controleur eenzelfde jaarwedde toe te kennen als voor den gemeente-ontvanger wordt voorge steld. Wijders vraagt genoemd lid, welke ver hooging zal worden toegekend aan den knecht en den concierge ten raadhuize. Andere leden kunnen zich niet vereenigen met de voor de hoogere ambtenaren voor gestelde salarissen en achten een regeling, ongeveer zooals die het vorig jaar door Burg. en Weth. was voorgesteld, voldoen de, en wel voor den Burgemeester en den secretaris ƒ5000 tot ƒ6500, voor den ont vanger en den commissaris van politie ƒ4000 tot ƒ4800. Naar hunne meening zou anders de sprong te groot worden, in verhouding tot de andere ambtenaren. Voorts vinden zij het billijk de verhoo- ging voor den directeur van gemeentewer ken op hetzelfde bedrag te bepalen als die voor de overige ambtenaren. Zij zijn van oordeel dat de toekenning eener verhoo ging, als door Burg. en Weth. wordt voor gesteld, den titularis toch niet zal weer houden deze gemeente eventueel te verla ten, waarop door een der wethouders de verzekering gegeven wordt, dat bij niet- aanneming van het voorstel van Burg. en Weth. de betrokkene stellig vertrekt, wat zijns inziens zeer te betreuren zou zijn, daar het steeds groote moeite kost in die vacature te voorzien en een herhaalde wis seling een zeer nadeetigen invloed uit oefent op dien tak van dienst. In dit ver band wijst hij op de herziening der finan- cieele verhouding tusschen liet rijk en de gemeenten, welke spoedig te verwachten is. Bovengenoemde leden stelten tevens voor de verhooging der loonen van de werklieden te bepalen op ƒ0.14 per uur inpla.os van ƒ0.12, zooals Burg. en Weth wenschen. Naar de meening dier leden zal de regeling voor het geheele jaar moeten gelden en kunnen tusschen t ij ds geen ver- hoogingen worden toegekend, daar dan geen middelen tot dekking zijn aan te wij zen Op het oogenblik is volgens hen het uurloon der vaklieden in dienst der ge meente ƒ0.08 beneden hetgeen in de par ticuliere bedrijven hier ter stede wordt be taald. In verband met het desbetreffend adres der vakverenigingen en de eischen die door de particuliere arbeiders zijn gesteld, is het naar hunne meening te verwachten, dat de loonen in de particuliere bedrijven, na eindiging van het loopende contract in het voorjaar, zoodanig zullen worden, dat de loonen der gemeente-werklieden met ƒ0.14 zullen moeten worden verhoogd, teneinde te voorkomen, dat deze, evenals dit jaar, wederom ten achter gesteld zullen worden. Als uitvloeisel hiervan stellen zij tevens voor, de verhooging voor de ambtenaren te bepalen op ƒ350 inplaats van op ƒ300. Een der wethouders merkt nog op, dat blijkens een thans door (jedep. Staten van Zeeland ontworpen jaarwedderegeJing het salaris voor den secretaris eener gemeente van 700010.000 zielen zal bedragen 4200—5200, zoodat het voor dien amb tenaar hier voorgestelde salaris nog laag kan genoemd worden, waartegen enkele leden aanvoeren, dat de salarissen, bij ver gelijking met het rapport der staatscommis sie, allemaal veel te laag zijn. Deze leden wenschen de thans toe te kennen verhoo ging dan ook eenigszins als een salaris herziening te beschouwen, doch als een noodregeling, in afwachting eenet defini tieve regeling. Hoofdstuk II, afdeeling 2. Een der leden acht den post „toezicht op het leveren van steenkolen" overbodig. Een ander lid vraagt inlichtingen over de aanstelling van een tijdelijk assistent van den archivaris. Hoofdstuk ill. Door een der leden wordt er nogmaals op aangedrongen om de jaarwedde van den controleur gelijk te stellen mei die van den ontvanger. Anderzijds merkt men op, dat het nog lang niet zeker is, dat het salaris van den ontvanger door Gedep. Staten wordt vast gesteld gelijk thans door Burg. en Weth. voorgesteld wordt. lil verband hiermede zeggen Burg. en Weth. toe, na die vaststelling te zullen overwegen of het salaris van den contro leur eventueel wijziging behoeft. Hoofdstuk IV, afdeeling 1. Een der leden geeft er zijn verwondering over te kennen dat, niettegenstaande het vorig jaar gezegd is, dat er juist genoeg agenten waren, thans twee vacatures niet vervuld zullen worden, terwijl bovendien nog een agent behulpzaam is bij de volks telling. Hij zo li gaarne vernemen hoe deze agen ten nu in eens gemist kunnen worden en of door de andere agenten thans langer dan acht uur gewerkt wordt, met vergoe ding der daaruit voortvloeiende overuren. Voorts heeft het hem getroffen, dat thans drie majoors-rechercheurs in dienst zijn, wat hem wel wat royaal voorkomt. Hij is in het algemeen van oordeel, dat het po litiecorps alhier te groot is opgezet, in ver gelijking b.v. met Middelburg en zou wil len adviseeren hier zoo mogelijk eenigs zins te remmen. De voorzitter antwoordt, dat de recher che-dienst alhier, in verband met de vele vreemdelingen, veel personeel vergt Hij wiist er op, dat het vreemdelingenbureau in Den Haag zijn orders geeft en de politie ze slechts uit te. voeren heeft, hetgeen na tuurlijk veel administratie en correspon dentie meebrengt. Voorts deelt een der leden mede, dat hij vernomen heeft, dat de verzekering voor de inspecteurs en rechercheurs niet zoo gun stig is als voor de agenten. Hij zou hier omtrent gaarne ingelicht worden. Hoofdstuk IVafdeeling 4. Enkele leden wenschen de subsidie aan de Burgerwacht in te trekken, daar deze volgens lien van geen nut is en er voorts in dezen geen wettelijke verplichting op de gemeente rust. Hoofdstuk IV, afdeeling 5. Een lid vraagt inlichtingen over de ont smetting door „Het Groene Kruis", waar voor '600 geraamd is. Andere leden zondert ga&rite zien, dat een bedrag uitgetrokken werd als subsidié ten behoeve van de afd. Vlissingen van het Centraal Genootschap voor kiftderherstel- lings- en vacautiekoloifiés. Zij mérken hierbij op, dat thans in dergelijke gevallen door het algemeen armbestuur steun wordt verleend, waar deze zaak echter naar hun ne meening" niet thuis behoort. Daar dit bestuur voor genoemd doel ongeveer ƒ2000 per jaar besteedt en dat bedrag toch in direct weer door de gemeente betaald wordt, stellen zij voor, het' art. op ƒ2000 uit te trekken. Een lid vraagt desnoods 1000 tuf te trekken om althans iets te hebben. Hoofdstuk V, afdeeling 2. Een der feden vraagt of het havengeld, dat van de visschers gevorderd Wordt, nier te hoog is in verhouding tot hetgeen voor onderhoud der havens wordt gedaan. Voorts bepleit hij de wenschelijklieid van het houden van toezicht bij het in- en uit varen der visschers. 'Feu slotte zou hij gaarne vernemen of bii de vernieuwing der bestrating op het Eiland, waarmede men thans bezig is, wel rekening is gehouden met de daar ter plaatse te leggen riofeering. Hoofdstuk Vf. Gevraagd wordt of de gemeentelijke aan plakborden niet publiek kunnen worden verhuurd. Hoofdstuk VII. Een der leden zou gaarne vernemen of het den burgemeester, in verband met zijn vele werkzaamheden als zoodanig, wel mo gelijk is de onderwijszaken goed te behar tigen. De voorzitter antwoordt, dat hem de tijd hiertoe inderdaad ontbreekt. In verband hiermede geeft genoemd lid in overweging, dat in den boezem van het college van Burg. en Weth. getracht wordt deze zaak tot een bevredigende oplossing te brengen. Dit lid bepleit voorts de wenschelijklieid van het invoeren eener herfstvacantie, b.v. van een week, welk idee door een ander lid wordt ondersteund. Hoofdstuk Vil, afdeeling 2. Het is een der leden opgevallen, dat de inkomsten der Burgeravondschool zeer mi niem zijn, in verhouding tot de uitgaven. Het komt hem voor. dat meer leerlingen dan thans het geval is, hunne leermiddelen zelf kunnen bekostigen, wat bovendien dit voordeel heeft, dat zji er dan over het al gemeen zuiniger op zijn. Hoofdstuk VII, afdeeling 3. Enkele leden dringen aan op een spoe dige reorganisatie van het lager onderwijs, in verband met de nieuwe L. O. wet. iu dit verband achten zij de oplossing der kwes tie betreffende het wethouderschap van onderwijs zeer urgent. Zij zoüdfen gaarne zien. dat door Burg. en Weth. een voorste! aan den Raad werd gedaan, tot het benoemen eener- commissie welke de kwestie der reorganisatie kan on derzoeken, speciaal met het oog op de ver bouwing der scholen. Ook dringen zij op spoed aan, daar naar hunne meening de reorganisatie financieele voordeelen Voor de gemeente za! opleveren Ten slotte bepleiten zij de wenschelijk lieid om tevoren bij het opmaken der plan nen in overleg te treden met de organisaties van hoofden en onderwijzers, daar naar hunne meening door de nieuwe wet een andere verhouding in de school zal om staan, doordat het hoofd, dat thans vrijwel alles te zeggen heeft, meer naast de onder wijzers komt te staan en laatstgenoemden dus meer zeggingschap zullen erlangen. Bedoeld overlég achten zij zeer in het be lang van het onderwijs. Zij merken hier bij nog op, dat de Bond van onderwijzers niet al/een de belangen harer leden behar tigt, doch ook haar aandacht schenkt aan de verbetering van het ouderwijs. De voorzitter deelt mede, dat Burg. en Weth. deze aangelegenheid zeer ernstig be handelen en dat reeds een vergadering is gehouden met den directeur van gemeente werken terbespreking van het technisch gedeelte. Als gevolg hiervan is door dien ambte naar een rapport opgemaakt, hetwelk reeds met een schema van een ontwerp-plan van Burg. en Weth. in handen is gesteld van dc commissie van toezicht op het lager onder wijs, alsmede van den districts- en den arorndissements-schoolopziener. Het ligt overigens in zijn bedoeling ook de ver schillende onderwijzers-organisaties over deze aangelegenheid te hooren. Hij merkt echter op, dat het wenschelijk is, eerst liet technische gedeelte te behandelen, terwijl daarna de belangen van het personeel on der de oogen gezien kunnen worden. Een ander lid heeft het bevreemd, dal niet gerekend is op een aanvraag voor den bouw eener christelijke M.U.L.O.-school Daar deze aanvraag volgens hem spoedig is te verwachten en.de gemeente ingevolge de nieuwe L. O.-wet dan tot zoodanige» bouw zal moeten overgaangeeft hij in overweging thans reeds de hiervoor be- noodigde gelden op de begrooting te bren gen. Hij wijst er voorts op, dat de besturen der beide bijzondere scholen overleg heb ben gepleegd, waardoor kan worden vol staan met den bouw van één M.U.L.O.- school. Ten slotte oppert hij liet denkbeeld, om het burgerweeshuis hiervoor in te richten Van de zijde van Burg. en Weth. wordt geantwoord, dat thans nog van genoemde schoolbesturen geen voorloopig plan of kostenberekening is ontvangen, zoodat ten aanzien van bedoelden schoolbouw geen post op de begrooting kan worden uitge- j trokken. Een ander lid bepleit de instelling van een post „Bijdrage aan het fonds voor bijzonder begaafde leerlingen ten behoeve- 5 van hunne verdere studie", waarvoor hij 1 voorloopig b.v. 1000 uitgetrokken wenseht te zien. Naar zijn meening zou hiervoor een speciale commissie, uit onderwijs-speciah- i teiten bestaande, ingesteld moeten worden, die bij de, beoordeeling van eventueele aan- vragen echter buitengewoon streng te werk zou moeten gaan. Zijn denkbeeld wordt i door een der andere leden ondersteund, i Een der leden wijst er op, dat de jaar- wedden der onderwijzers aanmerke ijk I meer bedragen dan de desbetreffende rijks- bijdrage, in verband waarmede een andei iid nogmaals verzoekt de reorganisatieplan nen zooveel mogelijk te bespoedigen, i In verband met artikel 21 dezer afdeclm i vraagt een lid naar het aantal leerlingen. dat de rijksnormaalschool bezoekt, i Hoofdstuk VII, afdeeling 4. I Enkele leden maken dé opmerking, dat uc

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1920 | | pagina 2