ZATERDAG 30 OCTOBER. No. 257 - 58e Jaargang -~u- 192o Bij deze Courent behoort een Bijvoegsel. GEMEENTEBESTUUR Brieven uit de Hofstad (AMERQVERZICHT, BINNENLAND Van sparen en reizen. VLISSINGSCHE COURANT LANDWEER. (Zakboekjes) De Burgemeester van Vlissingen brengt ter kennis van de verlofgangers, die op 1 Augustus jl. naar de Land weer zijn overgegaan, dat in verband met het tweede lid van 11 der Land weerinstructie I, hun NIEUWE LAND" WEERZAKBOEKJES vanal heden aan de Gemeente-Secretarie moeten worden algehaald. Bij het afhalen moet het juist adres (straat, wijk en nommer) van den be trokken verlofganger worden opgege ven en zal deze zich hebben te over tuigen, dat de in het zakboekje gehech te verlofpas voor „gezien" is geteekend. Vlissingen, den 28 October 1920. De Burgemeester voornoemd, VAN WOELDEREN. HINDERWET Kennisgeving. Burg. en Wetli. van Vlissingen, gezien de artikelen 6 en 7 der Hinderwet, geven bij deze kennis, dat bij hen is ingekomen een verzoek van B. M. Wijtenburg, Gara gehouder, alhier, om vergunning tot het oprichten van een benzinebergplaats, voor een maximum hoeveelheid van 360 Liter, in een benzinekltiis van gewapend cement- beton. in perceel kadastraal bekend ge meente Vlissingen, sectic A no. 1167, ge legen aan de Hobeinstraat no. 4 dat dit verzoek niet de bijlagen, te be ginnen met Maandag den 1 en November 1020 op de Gemeente-Secretarie ter visie zal gelegd worden en dat den veertienden dag na dien, zijnde den 15en November 1920 ten Raadhuize, des namiddags ten 3 ure, gelegenheid zal gegeven worden om bezwaren tegen het oprichten dier inrich ting in te brengen, zullende zij die niet overeenkomstig art. 7 der Hinderwet voor het gemeentebestuur of een of meer zijner ieden zijn verschenen, teneinde hunne be zwaren mondeling toe te lichten, niet tot beroep gerechtigd zijn, terwijl gedurende drie dagen vóór dat tijdstip, ter Gemeente- Secretarie van de ter zake ingekomen schrifturen kennis kan genomen worden. Vlissingen, den 30 October 1920. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP r°ver na te denken, doen wij een goed werk cn door daarnaar te handelen een nog beter. Echter, men zij indachtig dat veel wat elders zoo gunstig zich laat aanzien, op den duur zeer wel kan blijken groote nadcelen met zich te brengen voor een land en een volk, dat, gelijk het onze is, zeer sterke en bij zonder eigendommelijke karaktertrek ken heeft, die, dit is de eeuwen door gebreken, groote en schier onmis bare waarde voor ons nationaal be staan hebben. Verruimt derhalve liet reizen den staatkundigen en economischen blik, het doet zulks niet minder wat aangaat onzen schoonheidszin. Ons land en onze steden, onze gebouwen en dreven hebben een zeer eigenaardig schoon, welks weerga men inderdaad nergens Ier wereld vindt. Het sterkst wordt dit nationale schoone in onze schilderkunst tot uiting gebracht. Wanneer we dan aan gene zijde onzer grenzen een geheel andere kunst, een geheel ander steden schoon en natuurschoon aantreffen, dan zijn we inderdaad zoo spoedig geneigd, hetgeen we dan zien boven wat wij zelf bezitten te stellen. Toch kan ons land de vergelijking op dat gebied met elk ander land glansrijk doorstaan, en ge lukkig zien na don. eersten indruk te hebben ondergaan, onze landgenooten dit ook meestal spoedig in. Wat zij na 'hun bezoek aan buitenlandsche steden en streken dan ook moeten erkennen, is meestentijds, dat hoe overweldigend vaak het buitenland ons imponeeren kan, er toch welbeschouwd niets gaat boven het eigenaardig en ons zoo na aan het harte liggend schoon onzer eigene landouwen, steden 'en kunst. Het feit, dat verreweg de meesten onzer na een meer of minder lang ver blijf eldeys hun eigen land nog meer liefhebben dan voorheen, dat feit stemt tot groote voldoening. En wanneer we dan bok het reizen naar den vreemde aanprijzen en bevorderen, dan doen we dat in het volle besef, dat juist door te vergelijken wat hier en wat elders tc vinden is, geen enkel rechtgeaard va derlander ook maar in het minst aan de liefde voor het eigen land ontrouw zou kunnen worden. Daarom juichen wij van harte de in de laatste jaren meer en meer toene mende en inheemsch wordende ge- wopnte onder verschillende groepen onzer bevolking toe, om door gestadig iets terzijde te leggen en te sparen, hel zich mogelijk te maken in den zomer en den vacantietijd naar het buitenland te reizen, om daar verkwikking en ver ruiming naar hart en geest deelachtig te worden. De Nederlanders zijn van oudsher bekend om hun ondernemingsgeest en reiszin. Tal van streken onzer aarde zijn het eerst betreden en ontdekt door Hollanders, men vindt de bewijzen hun ner aanwezigheid in alle werelddeelen, en door dien lust tot reizen en trekken aan ,te wakkeren, volgen wij derhalve niet anders dan een historische lijn. Ook nu nog geld't wat ten. opzichte onzer verhouding als natie jegens andere volken immer gegolden heeft, dat wij door zelf-aanschouwimg in den vreem de veel ondervinding en leering opge daan hebben, wat wij thuis tot daden wisten om te zetten. En aldus hebben wij onze plaats in de rij der natiën kunnen innemen en behouden. Moge het ook zoo blijven, nu de volkeren als het ware een nieuw historisch tijdperk voor zich geopend zien worden, waarin wellicht veel gewijzigd worden zal, maar waarin wij vooral goed zullen doen de oude traditie onzer vaderen voort te zetten en te zijn £n te blijven, vvat voor ons het beste in den loop der tijden gebleken is, vaderlanders door wat zij zien en ondervinden in den vreemde niet ontaard. 'n Ontslag. Wapen en kleuren. De vermaarde schoonheidscommissie heeft er het bijltje bij neergelegd. Men kent de geschiedenis Op den hoek van den Kneuterdijk en den Vijverberg moet een bankgebouw verrijzen. De schoon heidscommissie keurde het ontwerp van den gevel af, omdat daar ter plaatse geen achttiende eeuwsch gebouw, naar haar meening, mocht verrijzen. Het da- gelijksch bestuur onzer gemeente ging met dat adres accoord, maar de Raad had een andere opvatting. Hij sprak dat uit in een motie, waarvan de aanneming heeft geleid tot verandering der opvat ting van Burg. en Weth., die thans de verlangde goedkeuring hebben ver leend, met het gevolg, dat de schoon heidscommissie haar mandaat en bloc heeft neergelegd. Er is in de pers over het gansche geval heel wat te doen ge weest, waarbij op curieuse wijze de kwestie dikwijls is verhaspeld. De vraag of uit een acsthetisch oogpunt het ad vies der commissie juist is, stond en staat geheel los van de vraag of die commissie in haar handelwijze tactvol te werk is gegaan. Het laatste is aan twijfel onderhevig en het is daardoor, dat zij het pleit heeft verloren. We zul- len dat alles niet meer memoreeren, i doch het staat voor ons vast, dat de commissie de dupe is geworden van haar eigen onhandigheid. Een fout bij de samenstelling dezer commissie is-de benoeming van eenige architecten tot leden. Beste menschen, die architecten, maar ieder op hun beurt heeft te ontwerpen, ieder heeft zijn gen re en het gaat niet aan, dat de collega's over elkaar's werk oordeelen. Nergens bestaat zooveel afgunst als in de we reld der artisten. Het is dus niet ge- wenscht de menschen elkaar's jury te laten vormen, 't Is heel best mogelijk in Den Haag een negental personen te vinden, die alle in staat zijn een oordcel te vormen over de artisticiteit in de bouwkunst. Het kunstenaarscongres, dat onlangs hier ter stede is gehouden, heeft tegen een dergelijk meedoen, van wat de heeren noemen „leeken", ge sputterd, maar daaraan behoeft men zich niet te storen. Logica is niet de meest karakteriseerende eigenschap van artisten en het congres heeft dat duide lijk bewezen. Reeds nu wordt een ban vloek uitgesproken over de nieuw-te- benoemen leden. Arehitceten, die een eventueele benoeming mochten aan vaarden, zullen geboycot worden. Een reden te meer om hen niet meer aan te wijzen. Nu we het toch over artistieke onder- derwerpen hebben, memoreeren we even een belangrijke wijzigng, die Den Haag uit artistiek oogpunt zal ondergaan. De kleuren van tie Haagsche vlag waren tot nu toe zwart en geel De historici hebben echter met groote zekerheid we ten te bewijzen, dat het zwart donker groen moet zijn. Hoe die vergissing dan mogelijk is geweest Eén der geschied schrijvers zegt lakoniek, dat door den tijd en andere invloeden het groen zwartachtig is geworden en dat dit aanleiding heeft gegeven tot het mis verstand. De kleuren zijn waarschijnlijk aan het schild van het stedelijk wapen ontleend. Dat schild is van goud, terwijl voorheen de onderzijde daarvan groen gekleurd was, soms echter ingekrompen tot een groen eilandje, waarop de ooievaar als wapenteeken geplaatst is. De kleuren-kw-estie is heusch niet zoo maar eens ter loops aan de orde ge steld. Wel degelijk is ze ernstig en van alle zijden te bezien. De vorige directeur van het gemeentemuseum heeft er heel wat over geschreven cn in 1913 heeft hij officieel bij den raad op verbetering aangedrongen. Nadat de noodige ad viezen zijn ingewonnen, is na zeven volle jaren het voorstel ingekomen om het zwart weer donkergroen te doen zijn. Het zal een geruststelling zijn als eindelijk de kleuren weer overeenkom stig den wensch onzer voorvaderen zijn geregcid. Zooals wij reeds meedeelden, stam men deze kleuren waarschijnlijk van het wapenschild. Men weet dat de ooievaar daarin het hoofdmotief is. De oorsprong van de keuze van dit figuur is natuur lijk niet onomstootelijk bewezen maar waarschijnlijk is het wel aldus ge weest. Het oorspronkelijke wapen was een burcht met een drietal gekanteelde torens en ter weerszijden daarvan een boom. Dit zegel symboliseerde den Haag als de burcht en het bosch. Later vindt men op dit wapen op een der to rentjes een ooievaar. Waarschijnlijk kozen in. die jaren eind zestiende eeuw de ooievaars al het latere Bin nenhof als hun ze'tcl uit. Aan den ooievaar is daarna een steeds belang rijke plaats op het wapenschild inge ruimd. Hij daalde van de toren af en stond vóór de poort. Een tijdlang zijn, er zelfs twee ooievaars op het wapen geweest, maar daarna is er weer één verdwenen. Eindelijk is in 1816 defini tief volgens een besluit van den Hoo- gen Raad van Adel het wapen van den Haag vastgesteld. Een gouden schild met een ooievaar in natuurlijke kleuren, houdende in den bek een paling het schild wordt gedekt door een gouden kroon met 13 paarlen en vastgehouden door twee gouden leeuwen. De ooie vaar staat op den rechter poot, terwijl de andere horizontaal wordt opge houden. Ten eeuwigen dage zal dus de ooie vaar het Haagsche wapenschild zijn, hoewel men natuurlijk nooit kan weten of de historici later nog eens niet wat anders opdiepen. Zeer vaak is de ooievaar, die nu eenmaal in de geschie denis een bizondere reputatie geniet, 't mikpunt geweest van allerlei grappen en grollen. Overal ziet men natuurlijk hetzelfde beeld zoowel op de kussens der magistraten, ais op de ijzers waar mede het brandmerk werd aangebracht. Vermelden we nog even, dat Sche- veningen. hoewel het nooit een eigen gemeente is geweest, wel een eigen wapen had. Natuurlijk waren het ha ringen, die het motief vormden, drie in getal elk met een gouden kroontje op den kop. Voorts een gouden kroon met 13 parelen en een wapenspreuk „con- cordia constans". Veel schijnt het niet gebruikt te zijn wij hebben liet in Scheveningen althans nimmer gezien. EIBER. TWEEDE KAMER. Vergadering van Vrijdag. Het amendement-Ter Laan, om de gemeenten de bevoegdheid te geven een eigen grondbelasting te heffen, werd natuurlijk verworpen en wel met 44 te gen 25 stemmen. Hetzelfde was liet geval niet het amendement-de Wijkerslooth, om de terreinen, die als bouwterreinen zijn aangeduid, vrij te" stellen, zoolang zij niet werkelijk als zoodanig in dienst zijn gesteld. Hierover ontspon zich een uitvoerige discussie, omdat men van die bepalingen zeer vele onbillijkheden voorzag. De minister hoopte met deze belasting de speculatie tegen te gaan. Het ontwerp werd goedgekeurd. Over de vraag of het wenschelijk was een gemeentelijke bedrijfsbelasting in te voeren, werd uitvoerig maar tevens ta melijk oppervlakkig gediscussieerd. Te gen iedere belasting is veel aan te voe ren, maar als er geld moet zijn is er niet veel te beweren. De heer Ter Laan wenschte kantoren, winkels en stations ook onder de belasting te doen vallen, hetgeen de minister weer ontried. De Kamer liep gestadig-aan leeg en de belangstelling daalde evenzeer. Dinsdag stemming. Dr. Kuyper. Dr. Kuyper, wiens zorgelijke toe stand dezelfde blijft, bereikte gisteren den 83-jarigen leeftijd. De broodprijs. De minister van landbouw, nijver heid en handel heeft bepaald, dat met ingang van 1 November 1920 zal gel den voor regeeringsbloem de prijs van 41.50 per 100 K.G. af fabriek. Voor regeeringsbloem, welke vóór 1 Novem ber 192Ö de molens of fabrieken ver laat, zal nog de thans geldende prijs van 43 per 100 K.G. af fabriek in re kening worden gebracht. In een circulaire te dezer zake aan de burgemeesters vestigt de minister er hun aandacht op, dat voor witte brood, gebakken uit regeeringsbloem van 41.50 .per 100 K.G. bij bezorging van het brood aan huis in het alge meen een prijs van 0.45 per K.G. vol doende is te achten. Adjudant-onderofficier bij de koloniale reserve. Wij vestigen de aandacht op achter staande advertentie betreffende de ge legenheid die bestaat voor jongelieden van 17 tot 25 jaar om bij hel Instituut voor aspirant-onderofficieren bij de koloniale reserve in 20 maanden gratis te worden opgeleid tot sergeant der infanterie bij het leger in Nederlandsch- Indië. Men kan inlichtingen omtrent de kansen op promotie, de jaarwedde- regeling en de pensionneering verkrij gen bij den commandant der koloniale reserve te Nijmegen en, bij den agent voor den kolonialen militairen dienst, Teteringschendijk F 79b. Breda. Met de K UI naar Oost-Indië. Uit Suez is d.d. 14 October aan het ..Hbld." een schrijven gezonden be treffende de reis van de K III naar Oost-Indië, welke onderzeeboot, zooals bekends Zaterdag 4 September van hier is vertrokken. Wij ontkenen er het volgende aan Met de kalme zee, overdag de zon aan een hemel zonder wolkje, 's nachts "t geflonker van de ontelbare sterren is 't aan dek een genoegen. Beneden be gint 't kwik langzaam maar zeker op te toopen, 't wordt al „balsemiek". De blauwe uniformjas wordt er te warm, de pyjama-tenue. En voor den nacht worden lakens en dekens een luxe. Des namiddags, na de werkzaamheden wordt er gestopt, onze jol gaat te wa ter en 't is alle hens zwemmen, ter opfrissching. Dat is lekker zoo'n bad in volle zee de eerste maal waren er nog enkelen die 't eerst eens aan moesten zien, ze zijn echter spoedig bekeerd en van hoog tot laag tjompt een ieder nu overboord 't heldere, maar erg zoute water in. En zoo komen we 2onder zenuw schokkende gebeurtenissen, maar een pak kurk dat we onderweg opgepikt hebben rijker, 's Zaterdags in den mor gen op de reede van Algiers. Op den hoek van- de baai de witte lichttoren die ons in den nacht den weg gewezen heeft. En achter den hoek hangt onder tegen de bergen aan de nevel, die van de grauwe huizenplakken de omtrek ken vervaagt, de stad. Hooger op in de bergen is 't helderder en daar prijkt boven alles uit de „Nótre Dame", de geelwitte kerk met den stoeren koepel toren. Daar links valt nog iets op, een kenbaar punt uit zee. Het is een pyramide, die hoog boven de stad daar is opgericht ter gedachtenis aan de zonen van het land, die in den laatsten oorlog vielen. Dichter bij den wal iaten de contou ren zich beter onderscheiden. Het zijn groote geelwitte blokken tegen de ber gen aan. de typische Arabische huizen, vierkante blokken, plat dak, vierkante gaten als ramen. En tusschen die blok ker, hier en daar plekken groen, welke meer naar de toppen toe grooter wor den totdat de bergkam met een zwart groenen zoom afsteekt tegen den blauwig grijzen ochtendhemel. De voet van de helling wordt ook wat helder der, toont meer afwisseling, is met zoo strak van lijn. 't Is het Eitropeesche deel van de stad. In de haven, die „open" komt, zien we vele schepen, de „al- beslisser", de sterk-vergrootende pris makijker doet al eenige Italiaansche oorlogsschepen onderkennen. De loods- vlag, de Nederlandsche driekleur op een wit veld, gaat in top en een half uur later worden we de haven in naar onze ligplaats geloodst, 't Achterschip met trossen landvast, vóór achter het anker. Ook nu weer hebben we veel pleizicr van onze kleine jol om de com municatie met den wal te onderhouden. Naast ons ligt een Rus, een scheepje met de oorlogsvlag van 't oude regime op 't blauwe kruis in een wit veld. Den wimpel, 't kenmerk van een oor logsschip, heeft 't niet waaien, 't Ge heel maakt den indruk van een bewa penden "-trawler, vóór en achter een kanon de bemanning loopt er deels in uniform deels ,in burger over dek. Ze hebben zich geschaard onder de vlag van Wrangel. Tusschen ons en den Rus drijven ettelijke prauwtjes met „kadraaiers", handelaars die hun waar aanprijzen, kleurige doeken, sjaals, prentbriefkaarten, vruchten. En als re clame, speciaal voor 't Hollandsche oor logsschip, ligt 't woordje g.v.d. hun op de lippen bestorven, 't voornaamste van hun Holtandschen woordenschat, waar schijnlijk niet wetend wat zc hiermee zeggen. lntusschen klimt 't zonnetje al hoo ger en hoóger en de koelte van de open zee missen we hier. 't Wordt werkelijk erg warm. Witte plunjes, welke we op Port-Said, waarheen onze bagage ge bracht wordt, zullen vinden, zouden we hier al heel goed kunnen gebruiken. Wij komen in Algiers niet alleen om onze voorraden aan te vullen, om tij dens de stililigdagen alle onderdeelen van de boot een speciaal onderhoud re geven en een ieder gelegenheid te ge ven de beenen weer eens uit te strek ken. neen, 't bezoek hier geldt ook den consul, één van onze landgenooten Reeds menig jaar staat de heer Ruys aan t hoofd van 't Consulaat der Ne derlanden te Algiers, menig Hollandsch oorlogsschip heeft hij deze haven zien binnenloopen. Vele zijn de comman danten diie in den loop der jaren zijn diensten hebben geapprecieerd, 't Is dan ook daarom dat wij opdracht ont vingen, ais blijk van waardeering hem de versierselen van Ridder in dè orde van Oranje Nassau aan boord Hr. Ms. ,.K III" uit te reiken, Nu iets over Algiers. De beneden stad draagt 't Europeesche cachet, ruime straten, groote winkets, electri- sche trams. In de namiddaguren is het in de hoofdstraten en langs den Boule vard die den zeekant volgt, een gezel lige drukte, iets van 't luchtige, ele gante Fransche. Maar wat die drukte zoo aantrekkelijk maakt is dat tusschen t Europeesche 't Arabische element af wisseling brengt, de Arabieren met hun sierlijk geplooide gewaden, den tulband op t hoofd. Niet allen weten ze hun dracht met evenveel gratie te dragen, van velen is 't wit erg aan den grau wen kant. Gedurende de dagen ,in Algiers had het schip een goed onderhoud gekre gen. Varr buiten en binnen geschilderd en bijgehaald, alle onderdeelen nage zien en geprobeerd, de machines een goede beurt gegeven. Een ieder had ruimschoots gelegenheid gehad de bee nen weer eens uit te strekken. Met de bemanning werd een tocht met een groote autobus langs de kust gemaakt, naar een badplaatsje een veertig kilo meter rond de baai om de Oost. Een zeer geslaagd uitstapje. Zoo zijn de uagen in Algiers alweer voorbijgegaan en nu is 't weer verder om de Oost naar Malta. Begunstigd door kalm, mooi weer verlaten we de haven van Algiers kij ken de witte stad tegen de bergen nog eens aan en maken dan bij onszelf de ware balans op. Alle indrukken gaan even door het hoofd, vaag maar, en een generale indruk komt naar voren. En het saldo viel zeker ten gunste van Algiers uit. Zoo tegen elkaar merkten we op „dat stadje is we! iets". Het eigenlijke reisseizoen is reeds gesloten, althans voorzoover de plci- zierreizigers, de zoogenaamde vacan- tiereizigers betreft. Indien we ons niet bedriegen dan is het afgeloopen zomer seizoen er een van buitengewone druk te geweest. Tal van onze medeburgers hebben, profiteerend van den voordee- ligen stand van ons nationaal betaal middel in het buitenland, de gelegen heid waargenomen om zich het genot van een reisje over onze grenzen te veroorloven. Wel was ginds, evenals hier het algemeen prijsniveau enorm hoog, en bleek vooral ten opzichte van vreemdelingen, dat menige handelaar of hotelier er nog eens een extra- winstje op legde, doch niet tegen staande dat alles, is het voor de Ne derlandsche reislustigen mogelijk ge weest, om voor een betrekkelijk schap- pelijken prijs zich naar het buitenland te begeven en aldaar van allerhande te genieten. Er is feitelijk niets, dat zoozeer onzen geest opbeurt en onzen blik verruimt, dan in den vreemde nieuwe, indrukken op te doen en ervaringen deelachtig te worden. Er gaat van het reizen een inderdaad groote bekoring "it. Men schudt zich het dagelijksch stof van de kleeren en daarmede ook voor een poos de dagelijksche beslom meringen en allerlei zorgen.. Men voelt zich als het ware verjongd en flinker .worden en wie zich over de kleine ongerieflijkheden, die ook het rcizen met zich brengt weet heen te metten, voor die is het door steden en landen in den vreemde te trekken één groot en verrassend genot. Niets toch eert ons eigen volk en eigen landaard *0° kennen als wanneer wij in de ge legenheid zijn, het leven in onze eigen woonplaats eens met dat in andere oorden te vergelijken. Die vergelijking valt niet immer ten voordeele van het 'Sw oord, zijn bewoners, zeden en ruiken uit. Integendeel gebeurt het j-eer vaak dat men zonder overdrijving an Constateeren, dat ginds veel is wat an h 'S beter lijkt. We doen dan ed niet met dadelijk dat betere naar w te wijlen importeeren, doch wel wiu t* doorgronden waarom en hoe eolrf scl,ieten in dingen, die elders h« e, rcclenen van titaan, hebben en c' 'oven daar - -

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1920 | | pagina 1