ZATERDAG 30 OCTOBER.
No. 257 - 58e Jaargang -~u- 192o
Bij deze Courent behoort een Bijvoegsel.
GEMEENTEBESTUUR
Brieven uit de Hofstad
(AMERQVERZICHT,
BINNENLAND
Van sparen en reizen.
VLISSINGSCHE COURANT
LANDWEER.
(Zakboekjes)
De Burgemeester van Vlissingen
brengt ter kennis van de verlofgangers,
die op 1 Augustus jl. naar de Land
weer zijn overgegaan, dat in verband
met het tweede lid van 11 der Land
weerinstructie I, hun NIEUWE LAND"
WEERZAKBOEKJES vanal heden aan
de Gemeente-Secretarie moeten worden
algehaald.
Bij het afhalen moet het juist adres
(straat, wijk en nommer) van den be
trokken verlofganger worden opgege
ven en zal deze zich hebben te over
tuigen, dat de in het zakboekje gehech
te verlofpas voor „gezien" is geteekend.
Vlissingen, den 28 October 1920.
De Burgemeester voornoemd,
VAN WOELDEREN.
HINDERWET
Kennisgeving.
Burg. en Wetli. van Vlissingen, gezien
de artikelen 6 en 7 der Hinderwet, geven
bij deze kennis, dat bij hen is ingekomen
een verzoek van B. M. Wijtenburg, Gara
gehouder, alhier, om vergunning tot het
oprichten van een benzinebergplaats, voor
een maximum hoeveelheid van 360 Liter,
in een benzinekltiis van gewapend cement-
beton. in perceel kadastraal bekend ge
meente Vlissingen, sectic A no. 1167, ge
legen aan de Hobeinstraat no. 4
dat dit verzoek niet de bijlagen, te be
ginnen met Maandag den 1 en November
1020 op de Gemeente-Secretarie ter visie
zal gelegd worden en dat den veertienden
dag na dien, zijnde den 15en November
1920 ten Raadhuize, des namiddags ten 3
ure, gelegenheid zal gegeven worden om
bezwaren tegen het oprichten dier inrich
ting in te brengen, zullende zij die niet
overeenkomstig art. 7 der Hinderwet voor
het gemeentebestuur of een of meer zijner
ieden zijn verschenen, teneinde hunne be
zwaren mondeling toe te lichten, niet tot
beroep gerechtigd zijn, terwijl gedurende
drie dagen vóór dat tijdstip, ter Gemeente-
Secretarie van de ter zake ingekomen
schrifturen kennis kan genomen worden.
Vlissingen, den 30 October 1920.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP
r°ver na te denken, doen wij een
goed werk cn door daarnaar te handelen
een nog beter. Echter, men zij indachtig
dat veel wat elders zoo gunstig zich
laat aanzien, op den duur zeer wel kan
blijken groote nadcelen met zich te
brengen voor een land en een volk, dat,
gelijk het onze is, zeer sterke en bij
zonder eigendommelijke karaktertrek
ken heeft, die, dit is de eeuwen door
gebreken, groote en schier onmis
bare waarde voor ons nationaal be
staan hebben.
Verruimt derhalve liet reizen den
staatkundigen en economischen blik,
het doet zulks niet minder wat aangaat
onzen schoonheidszin. Ons land en
onze steden, onze gebouwen en dreven
hebben een zeer eigenaardig schoon,
welks weerga men inderdaad nergens
Ier wereld vindt. Het sterkst wordt dit
nationale schoone in onze schilderkunst
tot uiting gebracht. Wanneer we dan
aan gene zijde onzer grenzen een geheel
andere kunst, een geheel ander steden
schoon en natuurschoon aantreffen, dan
zijn we inderdaad zoo spoedig geneigd,
hetgeen we dan zien boven wat wij zelf
bezitten te stellen. Toch kan ons land
de vergelijking op dat gebied met elk
ander land glansrijk doorstaan, en ge
lukkig zien na don. eersten indruk te
hebben ondergaan, onze landgenooten
dit ook meestal spoedig in. Wat zij na
'hun bezoek aan buitenlandsche steden
en streken dan ook moeten erkennen, is
meestentijds, dat hoe overweldigend
vaak het buitenland ons imponeeren
kan, er toch welbeschouwd niets gaat
boven het eigenaardig en ons zoo na
aan het harte liggend schoon onzer
eigene landouwen, steden 'en kunst.
Het feit, dat verreweg de meesten
onzer na een meer of minder lang ver
blijf eldeys hun eigen land nog meer
liefhebben dan voorheen, dat feit stemt
tot groote voldoening. En wanneer we
dan bok het reizen naar den vreemde
aanprijzen en bevorderen, dan doen we
dat in het volle besef, dat juist door te
vergelijken wat hier en wat elders tc
vinden is, geen enkel rechtgeaard va
derlander ook maar in het minst aan
de liefde voor het eigen land ontrouw
zou kunnen worden.
Daarom juichen wij van harte de in
de laatste jaren meer en meer toene
mende en inheemsch wordende ge-
wopnte onder verschillende groepen
onzer bevolking toe, om door gestadig
iets terzijde te leggen en te sparen, hel
zich mogelijk te maken in den zomer
en den vacantietijd naar het buitenland
te reizen, om daar verkwikking en ver
ruiming naar hart en geest deelachtig
te worden.
De Nederlanders zijn van oudsher
bekend om hun ondernemingsgeest en
reiszin. Tal van streken onzer aarde
zijn het eerst betreden en ontdekt door
Hollanders, men vindt de bewijzen hun
ner aanwezigheid in alle werelddeelen,
en door dien lust tot reizen en trekken
aan ,te wakkeren, volgen wij derhalve
niet anders dan een historische lijn. Ook
nu nog geld't wat ten. opzichte onzer
verhouding als natie jegens andere
volken immer gegolden heeft, dat wij
door zelf-aanschouwimg in den vreem
de veel ondervinding en leering opge
daan hebben, wat wij thuis tot daden
wisten om te zetten. En aldus hebben
wij onze plaats in de rij der natiën
kunnen innemen en behouden. Moge
het ook zoo blijven, nu de volkeren als
het ware een nieuw historisch tijdperk
voor zich geopend zien worden, waarin
wellicht veel gewijzigd worden zal,
maar waarin wij vooral goed zullen
doen de oude traditie onzer vaderen
voort te zetten en te zijn £n te blijven,
vvat voor ons het beste in den loop der
tijden gebleken is, vaderlanders door
wat zij zien en ondervinden in den
vreemde niet ontaard.
'n Ontslag.
Wapen en kleuren.
De vermaarde schoonheidscommissie
heeft er het bijltje bij neergelegd. Men
kent de geschiedenis Op den hoek van
den Kneuterdijk en den Vijverberg moet
een bankgebouw verrijzen. De schoon
heidscommissie keurde het ontwerp van
den gevel af, omdat daar ter plaatse
geen achttiende eeuwsch gebouw, naar
haar meening, mocht verrijzen. Het da-
gelijksch bestuur onzer gemeente ging
met dat adres accoord, maar de Raad
had een andere opvatting. Hij sprak dat
uit in een motie, waarvan de aanneming
heeft geleid tot verandering der opvat
ting van Burg. en Weth., die thans de
verlangde goedkeuring hebben ver
leend, met het gevolg, dat de schoon
heidscommissie haar mandaat en bloc
heeft neergelegd. Er is in de pers over
het gansche geval heel wat te doen ge
weest, waarbij op curieuse wijze de
kwestie dikwijls is verhaspeld. De vraag
of uit een acsthetisch oogpunt het ad
vies der commissie juist is, stond en
staat geheel los van de vraag of die
commissie in haar handelwijze tactvol
te werk is gegaan. Het laatste is aan
twijfel onderhevig en het is daardoor,
dat zij het pleit heeft verloren. We zul-
len dat alles niet meer memoreeren,
i doch het staat voor ons vast, dat de
commissie de dupe is geworden van
haar eigen onhandigheid.
Een fout bij de samenstelling dezer
commissie is-de benoeming van eenige
architecten tot leden. Beste menschen,
die architecten, maar ieder op hun beurt
heeft te ontwerpen, ieder heeft zijn gen
re en het gaat niet aan, dat de collega's
over elkaar's werk oordeelen. Nergens
bestaat zooveel afgunst als in de we
reld der artisten. Het is dus niet ge-
wenscht de menschen elkaar's jury te
laten vormen, 't Is heel best mogelijk in
Den Haag een negental personen te
vinden, die alle in staat zijn een oordcel
te vormen over de artisticiteit in de
bouwkunst. Het kunstenaarscongres,
dat onlangs hier ter stede is gehouden,
heeft tegen een dergelijk meedoen, van
wat de heeren noemen „leeken", ge
sputterd, maar daaraan behoeft men
zich niet te storen. Logica is niet de
meest karakteriseerende eigenschap van
artisten en het congres heeft dat duide
lijk bewezen. Reeds nu wordt een ban
vloek uitgesproken over de nieuw-te-
benoemen leden. Arehitceten, die een
eventueele benoeming mochten aan
vaarden, zullen geboycot worden. Een
reden te meer om hen niet meer aan te
wijzen.
Nu we het toch over artistieke onder-
derwerpen hebben, memoreeren we even
een belangrijke wijzigng, die Den Haag
uit artistiek oogpunt zal ondergaan. De
kleuren van tie Haagsche vlag waren
tot nu toe zwart en geel De historici
hebben echter met groote zekerheid we
ten te bewijzen, dat het zwart donker
groen moet zijn. Hoe die vergissing dan
mogelijk is geweest Eén der geschied
schrijvers zegt lakoniek, dat door den
tijd en andere invloeden het groen
zwartachtig is geworden en dat dit
aanleiding heeft gegeven tot het mis
verstand. De kleuren zijn waarschijnlijk
aan het schild van het stedelijk wapen
ontleend. Dat schild is van goud, terwijl
voorheen de onderzijde daarvan groen
gekleurd was, soms echter ingekrompen
tot een groen eilandje, waarop de
ooievaar als wapenteeken geplaatst is.
De kleuren-kw-estie is heusch niet zoo
maar eens ter loops aan de orde ge
steld. Wel degelijk is ze ernstig en van
alle zijden te bezien. De vorige directeur
van het gemeentemuseum heeft er heel
wat over geschreven cn in 1913 heeft
hij officieel bij den raad op verbetering
aangedrongen. Nadat de noodige ad
viezen zijn ingewonnen, is na zeven
volle jaren het voorstel ingekomen om
het zwart weer donkergroen te doen
zijn. Het zal een geruststelling zijn als
eindelijk de kleuren weer overeenkom
stig den wensch onzer voorvaderen
zijn geregcid.
Zooals wij reeds meedeelden, stam
men deze kleuren waarschijnlijk van het
wapenschild. Men weet dat de ooievaar
daarin het hoofdmotief is. De oorsprong
van de keuze van dit figuur is natuur
lijk niet onomstootelijk bewezen maar
waarschijnlijk is het wel aldus ge
weest. Het oorspronkelijke wapen was
een burcht met een drietal gekanteelde
torens en ter weerszijden daarvan een
boom. Dit zegel symboliseerde den
Haag als de burcht en het bosch. Later
vindt men op dit wapen op een der to
rentjes een ooievaar. Waarschijnlijk
kozen in. die jaren eind zestiende
eeuw de ooievaars al het latere Bin
nenhof als hun ze'tcl uit. Aan den
ooievaar is daarna een steeds belang
rijke plaats op het wapenschild inge
ruimd. Hij daalde van de toren af en
stond vóór de poort. Een tijdlang zijn,
er zelfs twee ooievaars op het wapen
geweest, maar daarna is er weer één
verdwenen. Eindelijk is in 1816 defini
tief volgens een besluit van den Hoo-
gen Raad van Adel het wapen van den
Haag vastgesteld. Een gouden schild
met een ooievaar in natuurlijke kleuren,
houdende in den bek een paling het
schild wordt gedekt door een gouden
kroon met 13 paarlen en vastgehouden
door twee gouden leeuwen. De ooie
vaar staat op den rechter poot, terwijl
de andere horizontaal wordt opge
houden.
Ten eeuwigen dage zal dus de ooie
vaar het Haagsche wapenschild zijn,
hoewel men natuurlijk nooit kan weten
of de historici later nog eens niet wat
anders opdiepen. Zeer vaak is de
ooievaar, die nu eenmaal in de geschie
denis een bizondere reputatie geniet, 't
mikpunt geweest van allerlei grappen
en grollen. Overal ziet men natuurlijk
hetzelfde beeld zoowel op de kussens
der magistraten, ais op de ijzers waar
mede het brandmerk werd aangebracht.
Vermelden we nog even, dat Sche-
veningen. hoewel het nooit een eigen
gemeente is geweest, wel een eigen
wapen had. Natuurlijk waren het ha
ringen, die het motief vormden, drie in
getal elk met een gouden kroontje op
den kop. Voorts een gouden kroon met
13 parelen en een wapenspreuk „con-
cordia constans". Veel schijnt het niet
gebruikt te zijn wij hebben liet in
Scheveningen althans nimmer gezien.
EIBER.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Vrijdag.
Het amendement-Ter Laan, om de
gemeenten de bevoegdheid te geven een
eigen grondbelasting te heffen, werd
natuurlijk verworpen en wel met 44 te
gen 25 stemmen.
Hetzelfde was liet geval niet het
amendement-de Wijkerslooth, om de
terreinen, die als bouwterreinen zijn
aangeduid, vrij te" stellen, zoolang zij
niet werkelijk als zoodanig in dienst
zijn gesteld. Hierover ontspon zich een
uitvoerige discussie, omdat men van die
bepalingen zeer vele onbillijkheden
voorzag. De minister hoopte met deze
belasting de speculatie tegen te gaan.
Het ontwerp werd goedgekeurd.
Over de vraag of het wenschelijk was
een gemeentelijke bedrijfsbelasting in te
voeren, werd uitvoerig maar tevens ta
melijk oppervlakkig gediscussieerd. Te
gen iedere belasting is veel aan te voe
ren, maar als er geld moet zijn is er niet
veel te beweren. De heer Ter Laan
wenschte kantoren, winkels en stations
ook onder de belasting te doen vallen,
hetgeen de minister weer ontried.
De Kamer liep gestadig-aan leeg en
de belangstelling daalde evenzeer.
Dinsdag stemming.
Dr. Kuyper.
Dr. Kuyper, wiens zorgelijke toe
stand dezelfde blijft, bereikte gisteren
den 83-jarigen leeftijd.
De broodprijs.
De minister van landbouw, nijver
heid en handel heeft bepaald, dat met
ingang van 1 November 1920 zal gel
den voor regeeringsbloem de prijs van
41.50 per 100 K.G. af fabriek. Voor
regeeringsbloem, welke vóór 1 Novem
ber 192Ö de molens of fabrieken ver
laat, zal nog de thans geldende prijs
van 43 per 100 K.G. af fabriek in re
kening worden gebracht.
In een circulaire te dezer zake aan
de burgemeesters vestigt de minister
er hun aandacht op, dat voor witte
brood, gebakken uit regeeringsbloem
van 41.50 .per 100 K.G. bij bezorging
van het brood aan huis in het alge
meen een prijs van 0.45 per K.G. vol
doende is te achten.
Adjudant-onderofficier bij de koloniale
reserve.
Wij vestigen de aandacht op achter
staande advertentie betreffende de ge
legenheid die bestaat voor jongelieden
van 17 tot 25 jaar om bij hel Instituut
voor aspirant-onderofficieren bij de
koloniale reserve in 20 maanden gratis
te worden opgeleid tot sergeant der
infanterie bij het leger in Nederlandsch-
Indië.
Men kan inlichtingen omtrent de
kansen op promotie, de jaarwedde-
regeling en de pensionneering verkrij
gen bij den commandant der koloniale
reserve te Nijmegen en, bij den agent
voor den kolonialen militairen dienst,
Teteringschendijk F 79b. Breda.
Met de K UI naar Oost-Indië.
Uit Suez is d.d. 14 October aan het
..Hbld." een schrijven gezonden be
treffende de reis van de K III naar
Oost-Indië, welke onderzeeboot, zooals
bekends Zaterdag 4 September van
hier is vertrokken.
Wij ontkenen er het volgende aan
Met de kalme zee, overdag de zon
aan een hemel zonder wolkje, 's nachts
"t geflonker van de ontelbare sterren is
't aan dek een genoegen. Beneden be
gint 't kwik langzaam maar zeker op
te toopen, 't wordt al „balsemiek". De
blauwe uniformjas wordt er te warm,
de pyjama-tenue. En voor den nacht
worden lakens en dekens een luxe. Des
namiddags, na de werkzaamheden
wordt er gestopt, onze jol gaat te wa
ter en 't is alle hens zwemmen, ter
opfrissching. Dat is lekker zoo'n bad in
volle zee de eerste maal waren er
nog enkelen die 't eerst eens aan
moesten zien, ze zijn echter spoedig
bekeerd en van hoog tot laag tjompt
een ieder nu overboord 't heldere, maar
erg zoute water in.
En zoo komen we 2onder zenuw
schokkende gebeurtenissen, maar een
pak kurk dat we onderweg opgepikt
hebben rijker, 's Zaterdags in den mor
gen op de reede van Algiers. Op den
hoek van- de baai de witte lichttoren
die ons in den nacht den weg gewezen
heeft. En achter den hoek hangt onder
tegen de bergen aan de nevel, die van
de grauwe huizenplakken de omtrek
ken vervaagt, de stad. Hooger op in de
bergen is 't helderder en daar prijkt
boven alles uit de „Nótre Dame", de
geelwitte kerk met den stoeren koepel
toren. Daar links valt nog iets op, een
kenbaar punt uit zee.
Het is een pyramide, die hoog
boven de stad daar is opgericht ter
gedachtenis aan de zonen van het land,
die in den laatsten oorlog vielen.
Dichter bij den wal iaten de contou
ren zich beter onderscheiden. Het zijn
groote geelwitte blokken tegen de ber
gen aan. de typische Arabische huizen,
vierkante blokken, plat dak, vierkante
gaten als ramen. En tusschen die blok
ker, hier en daar plekken groen, welke
meer naar de toppen toe grooter wor
den totdat de bergkam met een zwart
groenen zoom afsteekt tegen den
blauwig grijzen ochtendhemel. De voet
van de helling wordt ook wat helder
der, toont meer afwisseling, is met zoo
strak van lijn. 't Is het Eitropeesche deel
van de stad. In de haven, die „open"
komt, zien we vele schepen, de „al-
beslisser", de sterk-vergrootende pris
makijker doet al eenige Italiaansche
oorlogsschepen onderkennen. De loods-
vlag, de Nederlandsche driekleur op
een wit veld, gaat in top en een half
uur later worden we de haven in naar
onze ligplaats geloodst, 't Achterschip
met trossen landvast, vóór achter het
anker. Ook nu weer hebben we veel
pleizicr van onze kleine jol om de com
municatie met den wal te onderhouden.
Naast ons ligt een Rus, een scheepje
met de oorlogsvlag van 't oude regime
op 't blauwe kruis in een wit veld.
Den wimpel, 't kenmerk van een oor
logsschip, heeft 't niet waaien, 't Ge
heel maakt den indruk van een bewa
penden "-trawler, vóór en achter een
kanon de bemanning loopt er deels
in uniform deels ,in burger over dek. Ze
hebben zich geschaard onder de vlag
van Wrangel. Tusschen ons en den
Rus drijven ettelijke prauwtjes met
„kadraaiers", handelaars die hun waar
aanprijzen, kleurige doeken, sjaals,
prentbriefkaarten, vruchten. En als re
clame, speciaal voor 't Hollandsche oor
logsschip, ligt 't woordje g.v.d. hun op
de lippen bestorven, 't voornaamste van
hun Holtandschen woordenschat, waar
schijnlijk niet wetend wat zc hiermee
zeggen.
lntusschen klimt 't zonnetje al hoo
ger en hoóger en de koelte van de open
zee missen we hier. 't Wordt werkelijk
erg warm. Witte plunjes, welke we op
Port-Said, waarheen onze bagage ge
bracht wordt, zullen vinden, zouden
we hier al heel goed kunnen gebruiken.
Wij komen in Algiers niet alleen om
onze voorraden aan te vullen, om tij
dens de stililigdagen alle onderdeelen
van de boot een speciaal onderhoud re
geven en een ieder gelegenheid te ge
ven de beenen weer eens uit te strek
ken. neen, 't bezoek hier geldt ook den
consul, één van onze landgenooten
Reeds menig jaar staat de heer Ruys
aan t hoofd van 't Consulaat der Ne
derlanden te Algiers, menig Hollandsch
oorlogsschip heeft hij deze haven zien
binnenloopen. Vele zijn de comman
danten diie in den loop der jaren zijn
diensten hebben geapprecieerd, 't Is
dan ook daarom dat wij opdracht ont
vingen, ais blijk van waardeering hem
de versierselen van Ridder in dè orde
van Oranje Nassau aan boord Hr. Ms.
,.K III" uit te reiken,
Nu iets over Algiers. De beneden
stad draagt 't Europeesche cachet,
ruime straten, groote winkets, electri-
sche trams. In de namiddaguren is het
in de hoofdstraten en langs den Boule
vard die den zeekant volgt, een gezel
lige drukte, iets van 't luchtige, ele
gante Fransche. Maar wat die drukte
zoo aantrekkelijk maakt is dat tusschen
t Europeesche 't Arabische element af
wisseling brengt, de Arabieren met hun
sierlijk geplooide gewaden, den tulband
op t hoofd. Niet allen weten ze hun
dracht met evenveel gratie te dragen,
van velen is 't wit erg aan den grau
wen kant.
Gedurende de dagen ,in Algiers had
het schip een goed onderhoud gekre
gen. Varr buiten en binnen geschilderd
en bijgehaald, alle onderdeelen nage
zien en geprobeerd, de machines een
goede beurt gegeven. Een ieder had
ruimschoots gelegenheid gehad de bee
nen weer eens uit te strekken. Met de
bemanning werd een tocht met een
groote autobus langs de kust gemaakt,
naar een badplaatsje een veertig kilo
meter rond de baai om de Oost. Een
zeer geslaagd uitstapje. Zoo zijn de
uagen in Algiers alweer voorbijgegaan
en nu is 't weer verder om de Oost
naar Malta.
Begunstigd door kalm, mooi weer
verlaten we de haven van Algiers kij
ken de witte stad tegen de bergen nog
eens aan en maken dan bij onszelf de
ware balans op. Alle indrukken gaan
even door het hoofd, vaag maar, en
een generale indruk komt naar voren.
En het saldo viel zeker ten gunste van
Algiers uit. Zoo tegen elkaar merkten
we op „dat stadje is we! iets".
Het eigenlijke reisseizoen is reeds
gesloten, althans voorzoover de plci-
zierreizigers, de zoogenaamde vacan-
tiereizigers betreft. Indien we ons niet
bedriegen dan is het afgeloopen zomer
seizoen er een van buitengewone druk
te geweest. Tal van onze medeburgers
hebben, profiteerend van den voordee-
ligen stand van ons nationaal betaal
middel in het buitenland, de gelegen
heid waargenomen om zich het genot
van een reisje over onze grenzen te
veroorloven. Wel was ginds, evenals
hier het algemeen prijsniveau enorm
hoog, en bleek vooral ten opzichte van
vreemdelingen, dat menige handelaar
of hotelier er nog eens een extra-
winstje op legde, doch niet tegen
staande dat alles, is het voor de Ne
derlandsche reislustigen mogelijk ge
weest, om voor een betrekkelijk schap-
pelijken prijs zich naar het buitenland
te begeven en aldaar van allerhande te
genieten.
Er is feitelijk niets, dat zoozeer
onzen geest opbeurt en onzen blik
verruimt, dan in den vreemde nieuwe,
indrukken op te doen en ervaringen
deelachtig te worden. Er gaat van het
reizen een inderdaad groote bekoring
"it. Men schudt zich het dagelijksch
stof van de kleeren en daarmede ook
voor een poos de dagelijksche beslom
meringen en allerlei zorgen.. Men
voelt zich als het ware verjongd en
flinker .worden en wie zich over de
kleine ongerieflijkheden, die ook het
rcizen met zich brengt weet heen te
metten, voor die is het door steden en
landen in den vreemde te trekken één
groot en verrassend genot. Niets toch
eert ons eigen volk en eigen landaard
*0° kennen als wanneer wij in de ge
legenheid zijn, het leven in onze eigen
woonplaats eens met dat in andere
oorden te vergelijken. Die vergelijking
valt niet immer ten voordeele van het
'Sw oord, zijn bewoners, zeden en
ruiken uit. Integendeel gebeurt het
j-eer vaak dat men zonder overdrijving
an Constateeren, dat ginds veel is wat
an h 'S beter lijkt. We doen dan
ed niet met dadelijk dat betere naar
w te wijlen importeeren, doch wel
wiu t* doorgronden waarom en hoe
eolrf scl,ieten in dingen, die elders
h« e, rcclenen van titaan, hebben en
c' 'oven daar - -