De Vrouwe van Darmint gemeentebestuur binnenland No.256 38e Jaargang1920 VRIJDAG 29 OCTOBER. kameroverzicht. FEUILLETON Stads= en Provincienieuws VLISSINGSCHE COURANT LANDWEER. (Zakboekjes). De Burgemeester van V lissin gén brengt ter kennis van de verlofgangers, die op 1 Augustus jï. naar de Landweer zijn over gegaan,-dat in verband met het tweede lid van 11 der Landweerinstructie I, hunne Nieuwe Landweerzakboekjes vanaf heden aan de 'Gemeente-Secretarie moeten wor den afgehaald. Bij het afhalen m.pet het juiste adres (straat, wijle en nommer) van den betrok ken verlofganger worden opgegeven en zal deze zich hebben te overtuigen, dat de in het zakboekje gehechte verlofpas voor gezien" is geteekend. Vlissingen, den 28 October 1920. De Burgemeester voornoemd. VAN WOELDEREN. DRANKWET. Burg. en Weth. van Vlissingen, gelet op art. 12 der Drankwet, doen te weten, dat bij hen is ingekomen een aan Gedeputeerde Staten van. Zeeland gericht verzoekschrift in afschrift van Rudolph us Mulder, om ver gunning tot den verkoop van sterken drank in het klein uitsluitend aan logeergasten voor de voorkamer en achterkamer van perceel 29, gelegen aan de Wilhelmina- straat dat vanaf heden gedurende veertien da gen schriftelijke bezwaren tegen het ver- ieenen der gevraagde vergunning kunnen worden ingebracht bij Burg. en Weth. voornoemd- Vlissingen, den 28 October 1920 Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. TWEEDE KAMER. Vergadering van Donderdag. Het was geen aangename taak voor den minister van financiën, om de der tien aanvallen, die op zijn beleid werden gedaan, af te slaan. Hij gaf toe, dat aanvankelijk in de eerste plaats was aangedrongen op verruiming van het gemeentelijk belastinggebied. De toe standen hebben zich in den loop der ja ren gewijzigd en in verband daarmede, ook om tegemoet te kom n aan de ge opperde bezwaren, wijzigde hij zijn ont werp. Iedere wijzigng lokte nieuwe bc zwaren uit. Maar de minister ble<\ Overleg zoetPm met de cr-inuti- e van voorbereiding uit de Kamer en liii deed alles om zich bij haar wenschen aan te passen, ten einde de behandeling van het ontwerp in de Kamer-te bevorderen. Wanneer men den minister dus een ver wijt maakt van de veranderingen, dan schuift hij de helft r ^arvan billijkheids halve op die commissie. Dit gold o.a. voor de kwestie van de inkomstenbelasting ''hai.s is de tor stand zóó, dat de gemeenten mogen V'ezen of zij zeli een inkomstenbelas ting willen heffen met al de moeite en kosten, die daaraan verbonden zijn, dan wel een verdubbeling van de rijksin— f'instenbelasting willen aanvaarden. Wanneer blijkt, dat het Rijk evengoed de aanslagen weet te regelen als de ge meenten, zullen deze laatste aan het twee lt systeem wel de voorkeur geven. Bovendien is het Rijk dan bereid de ge meenten voorschotten te geven, zoodat de laatste geregeld hun gelden binnen krijgen. Dit is dan natuurlijk een voor deel voor hen. De vraag of dit ontwerp voordeeien zal afwerpen, beantwoordde de minister bevestigend. De gemeente Amsterdam bijvoorbeeld zou er een 'trie millioen door CHARLES OARV1CE. Geautoriseerde vertaling van I. P. WESSELINK—VAN ROSSUM. 42) (Nadruk verboden.) Hij had maar haar handen gekeken cn gaf oplettend acht op den weg, opdat er niets mocht zijn dat het pqfard aanleiding tot schrikken zou geven. Voor het eerst keek hij haar nu in het gelaat. ..Neen, u bent niet bang", stemde hij in. ..'Tc zeide, dat ik het niet was", zeide zij met nadruk. „Kunnen wij niet dra- een, zooals je het noemt?" -Neen, nog niet. Het is te gauw", antwoordde hij. „Ik wensch, dat u het [eert zonder een oogenblik vrees té kennen, Miss." Heel goed", zeide zij, „ik zal doen zooals je zegt, omdat ik het heel graag zon leeren." Op eens deed zij hem een onver wachte vraag. •.Waarom, Harry, is Lord Merle zoo verbitterd tegen je", zeide zij ernstig, aar belofte aan Lady Farnley geheel ^JUetend. „Hij is een fatsoenlijk „En ik ben maar een bediende. Toch uen ik jiever uw bediende dan een gulden 'sjaars uit weten te trekken. Het korte woord dat de minister sprak, besloot itij met een verklaring, in de eerste plaats over eigen verleden als wethouder, in verband met zijn da den als minister. Daart'usschen bestond geen verschil, gelijk hij met eenige voor beelden aantoonde. Ten slotte legde de minister een verklaring af over zijn po sitie. Er is in den laatstcn tijd zeer felle kritiek op den minister geoefend, niet alleen door zijn tegenstanders, maar ook door zijn naaste politieke vrienden. Ware die kritiek alleen gekomen van zijn tegenstanders, dan zou het een per soonlijke kwestie voor hem zijn geweest of hij de portefeuille nog langer wilde beheeren. Nu echter die kritiek ook komt van de zijde van zijn vrienden, is de zaak anders. Nu wilde hij met zijn ambtgenooten èn zijn vrienden overleg plegen over de vraag, wat hem te doen staat, in verband vooral met de vraag of zijn heengaan nog verdere politieke gevolgen zou hebben. Veel zegt deze verklaring nog niet, maar wij leeren er uit, dat in elk geval de vraag van hef heengaan of aanblij ven van dezen minister in het kabinet hangende is. Meer valt er dan niet van te zeggen. De motie-v. d. Tempel, waarin meer tegemoetkoming van liet Rijk wordt ge vraagd voor onderwijs, politie en krankzinnigenverpleging, werd uitge steld tot het toegezegde wetje voor een noodregeling aan de orde is. Minister Ruijs de Berenbrouck gaf eenige inlich tingen over de verhouding van de ge meenten en 't Rijk. Hij wenschte niet, dat het onderwijs, de politie en de krank zinnigenverpleging door den Staat zou den worden betaald. Dat zou een vol ledige verandering in de positie der ge meenten brengen. In het algemeen was de minister van oordeel, dat hef Rijk niet te gemakkelijk steun moest verlee- nen aan de gemeenten, omdat deze al licht op den Staat zouden gaan reke nen, waardoor de autonomie der ge meenten spoedig gevaar zou loopen. Dit was de opvatting geweest van alle regeeringen en dat standpunt nam deze regeering ook in. Hiermede was de algemeene discussie afgeloopen. Bij de artikelen was in de eerste plaats aan de orde een amendement- Ter Laan, om de gemeenten het recht te geven een eigen grondbelasting te hef fen. De gemeenten hebben het recht op centen te heffen op de bestaande grond belasting, maar dit befeckent niet veel, zoolang niet de belastbare opbrengst is herzien. De minister had daartegen be zwaar, omdat die grondbelasting dan naar de werkelijke waarde, die thans niet is te bepalenrzou worden geheven! Morgen stemming. België en de Schelde. Men meldt uit Brussel aan de „N. R. Ct." De bewering van den Belgischen journalist Fuss Amore in de „Mercure de France", als zou aan baron Bcyens die tijdens het verblijf van de Belgische regeering 1e Havre minister van buiten- landsche zaken was, door Briand voor gesteld zijn den linker Seheldeoever te annexeeren, wordt door baron Beyens zelf in „La Gazette" gelogenstraft. Moeten wij daaruit afleiden, schrijft „Het Laatste Nieuws", dat het schaam teloos aanbod aan een anderen Belgi schen minister werd gedaan Het was daar in Le Havre een zoo onsamen hangende boel. in elk geval moeten wij in die voorwaarden de gelukwenschen intrekken, die wij aan baron Beyens bij deze gelegenheid hadden gericht, wat niet wegneemt, dat Beyens niet onder de annexionisten raag gerekend wor den, vermits het onder zijn beleid was, dat de Belgische regeering, zooals de pers het bekend maakte, aan de Neder- landsche regeering verzekerde, dat in geen gevai gebiedsuitbreiding werd nagestreefd. Dr. A. Kuyper. Wanneer geen wijziging in den toestand van dr. Kuyper intreedt, zal meldt „de Stand." alleen Dins dags en Zaterdags bericht worden ge geven. Het plakken van zegels voor inwonende kinderen. Door den Centralen Raad van Be roep te Utrecht is uitspraak gedaan in een geschil tusschen den Raad van Arbeid te Middelburg en een landbou wer betreffende den verzekeringsplicht van zijn inwonende kinderen. De Centrale Raad besliste, dat de kinderen van landbouwers in het alge meen niet in loondienst zijn, dus niet verzekeringsplichtig ingevolge de inva liditeitswet. zoodat de ouders geen zegels moeten plakken. Deze uitspraak betreft alleen de in wonende kinderen. Niet-inwonende kinderen zullen dus. wel verzekerings plichtig zijn, indien zij in het bedrijf van de ouders werkzaam zijn. Ook inwonende kinderen, die vandaag bij de ouders, morgen bij een ander werk zaam zijn, zijn verzekeringsplichtig, zoodat voor die kinderen wel premie moet worden betaald. De rentekaarten van de inwonende kinderen, die dus niet-verzekerings- pliehtig zijn, moeten zoo spoedig mo gelijk aan den Raad van Arbeid worden opgezonden. In verb.and met het onder zoek dat nietigverklaring vooraf moet gaan in -de vele gevalen, die zullen moeten worden behandeld, is groote spoed gewenscht en zal wachten met inzending tot eind November oorzaak kunnen zijn, dat vóór 3 December de verzekeringsplicht niet is nietig ver klaard en dus de verplichting tot pre miebetaling blijft bestaan. Bij de kaart moet een verklaring worden gevoegd, dat de kinderen uit sluitend in het bedrijf der ouders werk zaam zijn en geen loon genieten. Blijkt bij nader onderzoek dat deze verkla ring in strijd is met de waarheid, dan zal op grond van art. 395 der Invalidi teitswet tot vervolging worden over- gegaan. Dit artikel bepaalt, dat met hech tenis van drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft elke opzettelijk onvol ledige opgave of inlichting. Indien teruggave van de waarde der geplakte zegels wordt verlangd, moet een schriftelijk verzoek bij de kaart gevoegd worden. VLISSINGEN, 29 OCTOBER. Bloem. Het rijksbureau voor de distributie van graan en meel te 's-Gravenhage deelt mede, dat de aanvoer van regee- ringsbloem op heden 29 October 1920 door de N. V. Walzenmolen „Sas van Gent" te Sas van Gent niet kon plaats hebben wegens gebrek aan voorraad. lnpiaats van bovengenoemden molen werd door hen aangewezen de stoom- meelfabriek Koechlin Co. v/h Nicola Geestbrug te Rijswijk, waarvan de aanvoer spoedig te wachten is. De gemeente'begrooting voor 1921 ln de hedenmiddag gehouden verga dering van den gemeenteraad werd de gemeente-begrooting voor 1921 aange boden, sluitende in ontvang en uitgaaf op een bedrag van 1.535.075.35. De hoofdelijke omslag is uitgetrokken op 700.000 en de post onvoorziene uit gaven op 51.613, waarbij 31.000 voor verhooging van jaarwedden en loonen. De Graal. Alvorens den spreker over boven staand onderwerp in te leiden gaf de voorzitter bij de opening van het win terseizoen van ue vereeniging voor Algemeene geestelijke Ontwikkeling eenige inlichtingen over de te houden cursussen in dit vereenigingsjaar.waar van er reeds een begonnen is, een twee de weidra zal aanvangen, terwijl nog ten derde waar^ehgnlijk is. Hierna ving dr. Norel aan met de lezing van een gedicht van Guido Ge- zelle. die daarin vraagt naar den oor sprong van sproken en sagen. En die zelfde vraag oppert spreker bij „de Graal", waarvan de voorgeschiedenis een schaal maakt, hetgeen etymologisch juist schijnt te zijn, terwijl het gedicht van Wolfram van Esehenbach, dat spreker hedenavond zal behandelen er een steen van maakt, wat uit verschil lende plaatsen, die voorgelezen of ge citeerd werden ten duidelijkste bleek. De voorgeschiedenis wordt behan deld in een geschrift van Robert de Beauran, die ons Jozef schildert op weg naar Pilatus om aan dezen het lichaam van Jezus te vragen, welk verzoek niet alleen wordt toegestaan, maar waarbij als geschenk gevoegd wordt de schaal (graaf), door Christus gebruikt bij het laatste Avondmaal. Korten tijd daarna als Jozef door de Joden in de gevan genis is geworpen, verschijnt Christus hem en geeft hem den schotel terug met de voorspelling, dat hij den geloovigen „eeuwige vreugde en verkwikking des harten" zal brengen, terwijl ée r.iet- geloovigen er niet deelachtig m zullen zijn. De schotel wordt overgebracht ■naar Engeland en-daar wordt nogmaals de schotel gezet in de omgeving als bij het laatste avondmaal. Hebron brengt daar bij een grooten visch. Hierdoor komt men met de legende als 't ware geheel op Christelijken bodem. Men denke er slechts aan, dat de visch (in 't Grieksch het monogram van de spreuk dat de Christus ons aller heil is) het herkenningsteeken der eerste Chris tenen was. Van dezen Hebron of Bron, c!e groote visscher, stamt Persifal de Graalkoning af. En hiermede brak de spreker de voorgeschiedenis af om over te gaan tot de behandeling van het voornoemde gedicht van Wolfram. Deze vermeldt, dat de moeder van Parsifal vóór diens geboorte een droom heeft, waarin zij zich zelf ziet, een draak barende, die haar voor altijd ontvliedt. Kort daarop krijgt zij bericht dat haar echtgenoot in, een ridderlijken strijd is gevallen. Na de geboorte van Parsival zegt zij het hofleven vaarwel en voedt haren zoon in 't eenzame op, aan haar omgeving verbiedend ooit met hem over ridders te spreken. Dit helpt haar echter niets, want op een tocht in de woestenij komt hij 4 ridders tegen, die hem aantrekken door hun schitte- „Ja", zeide Lucille. „Zou ik dien kunnen vergeten, met alles wat er gebeurde „Ik bedoel, herinnert gij u, dat ik zeide, dat een jonge dame ons gade sloeg van achter een vaas „Miss Verner Dat was belachelijk", zei Lucille lachend. Hij trok de wenkbrauwen op en schudde het hoofd. „Misschien was het belachelijk", zeide hij „maar het was waar. Zij slaat ons nu ook gade". Met een vreemden ernst overhan digde hij haar den kijker. HOOFDSTUK XIII. Lucille nam den kijker in de hand en met een lach van vermaak en on geloof bracht zij -dien aan het oog, toen Harry Herne snel zeide „Wacht even", en de paarden achter een groo ten taxus bracht. „Nu kunt gij kijken, miss Darra- court", zeide hij. „Waarom deedt gij dat vroeg Lucille. „Omdat gij nu kunt zien, zonder gezien te worden", zeide hij. „Het is al te belachelijk riep Lucille uit, maar zij keek door den kijker en daar op het terras stond, zooals hij gezegd had, Marie Verner met een kijker in haar hand. De lens scheen de spion zoo dicht bij te brengen, dat Lucille den kijker haast liet vallen toen zat zij doodstil, nu rood dan bleek in het gelaat. Lang- 1NGEZONDEN MEDEDEEL1NGEN. rende kleedij. Hij vraagt hen naar aller lei dingen en op hun antwoord, dat Koning Arthur hem dat zal leeren, wil hij daarheen. En al trekt zijn moeder hem ook een ruw haren kleed aan, dat belet hem niet naar het hof te gaan, waar hij o.a. den Rooden Ridder ver slaat en diens schitterende kleed over het haren kleed van zijn moeder aan trekt. Nu trekt hij verder en komt in aanraking met een wijze, die hem den raad geeft, „voor alles niet te veel te vragen", welken raad hij opvolgt en daarmee zoowel het kinderlijke vragen, maar ook het vragen uit medelijden achterwege latend. Na tal van avon turen komt hij op den Graalburcht,waar hij wel den „steen" in al zijrr schitte ring en wonderbaarlijke spijziging,,maar tevens ook den lijdenden Graalvorst ziet. Doordat hij de vraag naar het lijden niet stelt, geraakt hij nu nog niet tot de macht, maar moet eerst nog een leven vol strijd doormaken. Ten slotte maakt hij kennis met een grijsaard, die hem verwijt op Goeden Vrijdag te rei zen en hem naar den kluizenaar ver wijst. Deze geeft hem op zijn gezegde Geef mij raad, ik ben een man, die zon den heeft, wijst op een zin. verschenen in den Graal, waardoor de lijdende vorst verlost wordt. Hij trekt naar den Graalburcht, vindt-daar den nog steeds lijdenden koning en stelt de vraag Wat scheelt u toch De vorst is nu van zijn lijden genezen en Parsifal wordt in zijn plaats graalkoning. Wat is de zin van dit alles nu vraagt spreker en hij beantwoordt die vraag met er op te wijzen, dat de Graal het symbool is van de levenskracht, vrij van zonde en schuld, van het zede lijk, geestelijk leven. Hij wijst er op, dat de Graal niet te zien is voor Hei denen, omdat die niet gedoopt zijn-en vindt daarin samengevat het „zooals wij zijn, zoo zien we." Ook geeft hij aan, dat wie de graal ziet, niet kan sterven, wat voor hem een heenwijzing is naar het eeuwige leven. Vervolgens vermeld! hij, dat iederen Goeden Vrij dag een duif een ouwel kwam neerleg gen op den Graal, wat spreker een symbolisch teeken noemt van de ge dachte, dat alle levenskracht vernieuwd moet worden van omhoog. Ten slotte wijst spreker ons op het feit, dat van den Graalkoning veel geëischt werd de vorst had zich overgegeven aan aardsche liefde, vandaar zijn lijden. Tot slot besprak de spreker nog de drie soorten vragen, waarover sprake is in de „Graal", te weten de kinderlijke vraag, de vraag uit menschenliefde, en ten derde die uit nieuwsgierigheid, welke Lohengrim, de Zwaardridder deed vertrekken. Hij vond in de heele Graalgeschiede- nis een aansporing tot den eenigen strijd tot zedelijke volmaking, welke alleen zegevierend kan worden door staan met behulp van omhoog. Voor een goed doel. Morgen zullen weder door enkele dames bloempjes ten verkoop worden aangeboden, waarvan de opbrengst ten goede komt aan het herstellingsoord zamerhand verhelderde het zich en zij lachte, terwijl zij op hem neerzag. „Dat is Miss Verner", zeide zij, „en zij kijkt dezen kant uit maar hoe weet gij. dat zij ons bespiedt Hij antwoordde niet, maar sprong te paard en gaf haar een teeken om door te rijden. Zij gingen om een hoopje boomen, en waren een oogenblik niet meer te zien vanaf het terras toen wendde hij zich met een korten draai naar rechts, en zrj kwamen uit op een tweede open plek. „Nu 1" zeide hij, haar den kijker terug gevend. Lucille keek weer. Marie Verner was nog op het terras en scheen iets te zoeken met haar kijker toen, nadat Harry buiten de boomen gereden was, scheen zij gevonden te hebben wat zij zocht, want de kijker werd eenige oogenblikken stil gehouden; daarna liet zij dien zakken, en trok zich terug achter een vaas, met bloemen gevuld. „Nu zeide hij stil. „Ik weet niet, wat ik er van zeggen moet", zeide Lucille ontroerd. „Het schijnt ook dwaas. Wel zij sprak plotseling en yol hoop af, ,.,zij kon even goed van ons zeggen dat wij haar bespieden. Maar toch, waarom verborg zij zich achter die vaas „Deed zij dat zeide hij werktuige lijk. „Dat deed zij dien anderen mor gen ook." (Wordt vervolgd.) prins van den bloede. Laat ons niet over hem spreken, Miss Darracourt. Zie eens, wat een heerlijke avond het is, en wat worden de heuvels purper rood, en wanneer wij den stroom langs gaan, waar wij nu heen rijden, als u het wilt", ging hij plotseling zeer nede rig voort, „zullen wij dien geheel als goud zien door het zonlicht, en de visschen dansend in het water, en de nachtegaal zal eenige tonen zingen om zich voor te bereiden op het concert, dat hij eenige uren later denkt te geven en de gansche natuur zal schijnen te zeggen „Vaarwel, gelukkige dag, zeg aan uw broeder Morgen, om vlug te komen." Zijn gelaat was, terwijl hij sprak, verhelderd door een dichterlijk vuur, zijn oogen schitterden als door een regenboog en Lucille zag naar hem op met verwondering in haar blik en een echo, opgeroepen door zijn woorden, in het hart. „Ik, ik vraag u vergiffenis, Miss", zeide hij, haar blik opvangend en kleurend. „Ik meende slechts, dat de avond te mooi was om over twisten tusschen de menschen tc spreken.-De wereld werd voor een beter doel ge maakt. Zit u gemakkelijk Hij boog zich voorover en trok de teugels vaster tusschen haar vingers. „Zoo'is het be ter. Zie nu, wij zijn opjiet observatie punt", zeide hij, zijn paard inhoudende. Lucille deed het ook en "keek rond. Zij hadden een kleine hoogte bereikt, boven de bosschen, die een uitzicht gaf over de hof en de hall. Zij uitte een uitroep van bewondering en verruk king. „Wat prachtig Waarom hen ik hier niet eerder geweest?" „Omdat niemand er aan dacht, denk ik. miss", zeide hij. „Niemand dan jij", zeide zij eenigs- zins afgetrokken. Een bl-os overtoog zijn gelaat, en hij keek naar haar op, maar zij scheen de beteekenis van haar woorden niet te beseffen. „Ik noem het het observatiepunt", zeide hij, omdat ik hier dikwijls kom als er stfoopers ronddwalen. Zij roo- ken, arme stakkers, en hoe gevaarlijk het is, soms maken zij vuren aan, en van hier uit kan ik al hun bewegingen nagaan met een verrekijker. Ik houd mijn kijker hier verborgen, zoodat ik niet noodig heb hem altijd bij mij te dragen." Afstijgend, ging Herne naar een steen, en dien opnemend, nam hij een verrekijker uit de holte. Hij stond bij haar paard, den kijker in orde makend, het was een sterke, toen hij een uitroep slaakte, en zich tot haar wendde met een vreemde uitdrukking op het ge zicht. „Wat is er vroeg Lucille, hem verwonderd aanziende. Hij was een oogenblik stil, terwijl een donkere schaduw van booze ont steltenis over zijn gelaat trok. „Herinnert u zich den morgen, toen u met de ponnies reedt zeide hij. For mam int-Ta bietten vernietigen de bacteriën ii mond en keel en bescherme tegen Besmetting.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1920 | | pagina 1