LINDE 150 25 9 OCTOBER «&2BO 5 en in den loor den IJNSE'S >ene Draak" c U S". ORSETTEM. istbode hi Miitschappii111 Iren EN VEE. 114 tyoShfe gitfiVMFirm F. ÏM SE ïïlBE if, Eliim Rwkt 58, Vüssisgsn. Tiisiaon latere. 18 Varsshiint dissiijks, litgizoofonl sp Zondag in ilpiBistn arkanda Christelijke ieestdagsn Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. GEMEENTEBESTUUR GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN Ons Onderwijs. BINNENLAND NO. 239 «Jsaar&aBig i NELLE, pet Magazijn {BURG, staat onder het Bureau voor het Levensmiddelen SLAG SVLEESCH. JORZ1EN VAN SVLEESCH. ber Kilo minder. [vernieuw E. IRSTRAAT 61. tddelburg. [unbledlnjtf ilainvrigi^ fcje, z. z. g. g. als IjUFFROllW lente in de huishou lg. v. Brieven onder Bureau „Vliss. Ct. voor Rotte f- iNovember een ft""1® In. Nadere inlicW'n; pen Kanaalstr. B f.H n.n» ïiddalburg-BoUordat» in gelegen plaatsen- IvAtT" PASSAGIERS T. Uil' jetober .11 8 12 15 - Ineen wordt Woens- Tterdag 12 uur Kr Middelburg Lekomen: n Em N.V. Transp. Dordrecht Geb Tel. 101 VL1SSINGSCHE ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vllumgen en de gemeenten op Walcheren /2.20 drte maanden. Franco door het gcheele rijk f 2.50. Voor België /4.15. Voor overige landen der Poat-Unte ƒ4.70. - Afzonderlijke nummer» 5 cent ADVERTENTIEPRIJSVan 1—4 regels 1.10; voor Iedere regel meer 26 ct. Familieberichten van 16 regels ƒ1.70. Bij abonnement speciale prijs Reclames 52 ct. per regel.—Dienstaanbiedingen en -aanvragen 13 ct. per regel ibonné'», in 't bezit eener poli», zijn GRATIS verze ngd tegen ongelukken voor gulden bij levens lange ongeschikt heid tot werken gulden bij verlte» van een hand, voet of oog gulden bij verlies van een duim gulden bij verlies van een wijsvinger gulden bij verlie» van eiken anderen vinger SPOEDEISCHENDE VERGADERING VAN DEN' op .Maandag 1! October 1920, des avonds té 9 uur. Tc behandelen punten 1. Voorstél van Burg. en Weth, tot verhooging" van het woningbouwvoor- fchot'met f72.000 aan Gemeenschappe lijk Belang" (bouw 89 woningen, plan 1919), (aangehouden in de vergadering van 1 October jl.) Idem betreffende de verhoogin; van den rentevoet der aan te gane geld- leeningen van 252.000 f 140.000 (opspuifing gronden). 3. Idem tot het toekennen van een subsidie van tOOO, vermeerderd met de kosten van het in orde maken van het terrein en schadevergoeding aan den pachter, aan de Maatschappij van Landbouw voor haar in 192! te houden landbouwtentoonstelling op het vlieg terrein alhier. Er is voor elk beschaafd volk onge twijfeld geen grooter maatschappelijk en zedelijk belang denkbaar, dan dat van het onderwijs. Hoe de jeugd op te roeden, hoe haar voor te bereiden voor de taak, die haar eenmaal in de samen leving wacht, hoe haar op de beste wijze te ontwikkelen en tot rijpheid van geest en van gemoed te brengen, inder daad elk dezer opgaven raakt aan de hoogste levensbelangen van élk volk. De mensch-onteerende oorlog, die reeds zooveel op het schuldig geweten gela den heeft, is onmiskenbaar ook schuld daaraan, dat de jeugd der daadwerke lijk bij den wereldkrijg betrokken lan den, ernstig in haar onderwijs-belan- gen geschaad is geworden. Voor ons land echter, hoezeer ook hier moeilijk heden rezen, is de omvang van het ge vaar indertijd grootelijks beperkt en binnen enge grenzen kunnen blijven. Dit nu moet ons een aansporing te meer zijn, om het inderdaad hooge peil waarop ons onderwijs staat, krachtig te handhaven en zoo mogelijk nog verder op te voeren. Eerst dan zal ons volk ten voile over al zijn krachten naar li chaam en geest, welke het geschonken zijn, kunnen beschikken, tot heil van allen. En nu ligt het voor de hand, dat daartoe in de allereerste plaats een uit nemend onderlegd, geschikt en voor zijn taak met lust en ijver opkomend corps schoolkrachten beschikbaar is. Het is een ernstig gevaar zoo daaraan iets te haperen komt. En dit gevaar schijnt thans verre van denkbeeldig te zijn. Het is toch zeker een eerste eisch, dat de mannen en vrouwen, die geroe pen zijn om aan de jeugd datgene bij te brengen en te doen ontwikkelen, het welk tot' doel heeft er rechtgeaarde en voor de maatschappij nuttige menschen van te maken, dat die mannen en vrou wen zich ten volle kunnen wijden aan hun werk. Die werkkring, hij vraagt nevens andere hoedanigheden, in de eerste plaats een volledige toewijding. Niet toch wordt men een goede onder wijskracht uitsluitend door verschillen de, op zichzelf zeer verdienstelijke ac- ten over te kunnen leggen, maar veel eer is het kenmerk van een goede on derwijzer of onderwijzeres de mate der betoonde toewijding en, kan het zijn, liefde voor hetgeen gevraagd wordt. En hoe wilt ge dat die onverpoosde toe wijding, die onverminderde liefde, zelf de noodige levenssappen erlangen zal, wanneer maar altijd de erkenning en waardeering, die elk onzer bij zijn da- gclijksche taak-vervulling noodig heeft, ontbreekt De groote opvoedkundige Jan Ligthart, hij heeft als zooveel, ook dit zeer juist geleeraard, dat de mate van hetgeen wij in ons werk kunnen geven, evenredig is aan de mate der waardeering, die wij daarbij ontvangen, wn aan waardeering naar de mate van <1° ^fen z'' 8even (W1ï laten de minder goede elementen in ons Nederlandsch onderwïjzerscorps hierbij buiten be schouwing) ontbreekt het wel niet, doch ook overmate groot is zij aller minst. Wij kunnen, en doen in veel op zichten dit dan ook, onze waardeering uiten 'in erkentelijkheid, ja zelfs in dankbaarheid voor hetgeen onze kinde ren van hun onderwijzers, waaronder er vele beslist voortreffelijke zijn, ontvan gen. Maar meer nog dient die waardee ring in tastbaren vorm aan den dag te treden, en zoo zij dit niet doet. dan dreigt inderdaad het gevaar, waarvan hiervoren melding gemaakt is, namelijk dat ons onderwijs niet op het hoog ni veau gehandhaafd kan blijven, waarop het'in'veel opzichten staat. Het gaat niet aan zulk een talrijke, hoogst nuttige en voor ons volksbe staan zelfs noodzakelijke categorie van burgers te bezoldigen op een wijze, die metterdaad niet in overeenstemming is, noch met de intellectueele hoogte waar op een bekwaam onderwijzer staat, noch ook "met den maatschappelijken stand waartoe hij dient gerekend te worden. Dat natuurlijk velen dit zeer gevoelen, wordt ten overvloede bewe zen door het feit, dat talrijke onder wijskrachten, de gelederen zoeken te verlaten, ten einde in. een andere be trekking in de maatschappij, die erken ning en, in tastbaren vorm omgezette waardcering te vinden, die hun bij liet onderwijs maar al te zeer onthouden wordt. De verre van schitterende voor uitzichten, waarbij de onderwijzer na 45-jarigen dienst nog op dezelfde sport der maatschappelijke ladder staat, is een omstandigheid, die inder daad -commentaar overbodig maakt. Daarbij komt dat naar den maatstaf van opleiding en ontwikkeling de mannen en vrouwen bij ons ondenvijs, zoowel in minimum als in maximum-jaarwed de bij alle anderen op gelijke hoogte staanden, ten achter zijn en blijven. Te recht wordt dan ook in het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer als noodig aangenomen, dat de onderwijzers een bezoldiging zullen genieten, op zulk een voet, dat zij zonder zorgen leven en zich aan hun liooge taak kunnen wijden. Er wordt in dezen tijd ontzaggelijk veel gewijzigd ten opzichte der gelde lijke telooningen voor gt presteerde', arbeid. Die wijzigingen znn alle ever, zoovele krachtige verhór gingen. Wij zullen deze geenszins alle rechtmatig, noëli onrechtmatig mogen noemen. l ike categorie, elke groep heelt afzonderlijke factoren waarmede bij d; beourdceling van loons- of salarisverhoogir.g dient rekening gehouden te worden. Doch bij de verbetering van een categorie is van al of niet wensclielijk, al of niet moge lijk weinig sprake meer, althans behoort zulks hierbij niet te zijn. Dat is ten op zichte der verbetering in de maatschap pelijke waardeering van den onderwij zersstand. En dat de regeering zulks ten zeerste gevoelt, bewijst haar besef om bij de zwaardere eischen van oplei ding, ontwikkeling en levensstandaard onzer opvoeders ook tot een betere ver houding te komen nopens de maat schappelijke positie van het groote corps onderwijskrachten. Het komt er maar op aan dit besef levendig en vruchtbaar te doen zijn. Daartoe is voor alles noodig dat on ze regeering wete, hoe ook in ons volk de overtuiging heersdif, dat elke scha de aan het onderwijs berokkend, zich vele malen en op tallooze wijzen wreekt, en dat voor den voorspoed en liet geluk eener natie niets zoo dienstig is, als dat in de maatschappij liet onderwijs en de onderwijzers die positie innemen, welke hun toekomt ter bevordering van liet edelste waarop een volk mag bouwen, zijn beschaving en kunde. HET LOODSWEZEN EN DE SCHELDEKWESTIE. In het „Vaderland" (het te 's-Gra- venhage verschijnend blad van dien naam) wordt in een ingezonden stuk, uit Vlissingen afkomstig, de Neder- landsch-Belgische loodskwestie behan deld. Genoemd blad had een artikel opgenomen, waarin gewezen werd op het voorrecht dat Belgische loodsen hadden inzake het dokken der schepen te Antwerpen, d.w.z. de schepen naar hun losplaatsen.in de bassins brengen. Dit kan. aldus'wordt in liet ingezonden stuk betoogd, 'jinderdaad als een on rechtmatigheid Vonden beschouwd, ais zijnde in strijd met art. 14 van het Sehelderéglemeit' betreffende den loodsdienst aldaar. Dit artikel zegt dat geen gunste); óf vrijdommen mogen worden daargesteld, welke de voorkeur aan het ééne loodswezen boven liet an dere zouden kuhnen doen geven. Dit is evenwel slechts één van de vele onrechtmatigheden en nog lang niet de ergste. Vele duistere paden van oneerlijke concurrentie worden be wandeld, zonder dat nochtans direct geldige bewijzen daarvoor zijn inge bracht. De Netierlandsclie loodsen on dervinden het maar al te zeer bij de uitoefening van nun dienst, op welke manier zij door hun mededingers be laagd worden. Vele klachten zijn reeds door hen ingebracht bij liet loodsbe- stmir evenwel geen resultaat. Om tot een goed begrip van een en ander te komen, volge hier een kort overzicht op welke wijze de loodsdienst uitgevoerd word). Ér zijn uit zee vier waterwegen, welke toegang geven naar de reede van Vliissingen, t.w. Wielin gen, Spleet (niet betond). Deurloo en Oostgat. De hoofd toegang is de Wie lingen. Dit vaarwater loopt over eeni- ge mijlen binnen den drie mijls-afstand van de Belgische kust. Wilde men even wel de Spleet betonnen en verlichten, dan kon men evengoed van Vlissingen Westwaarts naar zee varen, zonder in Belgisch territoriaal water te komen. Nu liggen er voor den ingang van de Wielingen een Belgische stoom- loodsboot en een Nederlandsch z e i I- loodsvaartuig, dat is 'op 25 zeemijlen afstand van Vlissingen. Het laat zich verstaan, dat dit Nederlandsche zeil- lóodsvaartgjg gejt'ee! in de minderheid is tegenover, hè} Stoomvntuttuig van hun concurrenten. Eén zeilloodsvaartuig is voor den tegenwoordigen omvang der scheepvaart geheel en al uit den tijd. Honderden schepen varen maandelijks in en uit de Wielingen. De Nederland sche loodsen op hun zeilvaartuigje zijn daar tot niets doem gedoemd. Bij toe val bemachtigen zij daar af en toe nog eens een schip om naar binnen te ge leiden. Zij zien daar hun concurrenten voor duizenden guldens aan loodsgel den. verdienen, en kunnen niets doen, dan het lijdelijk aanzien. Een enkel Nederlandsch schip neemt uit nationa liteitsgevoel een Nederlandschen loods; doch bij nacht is het ook weer een zeer twijfelachtige zaak. Een zeilloodsvaar tuig voert, evenals een zeilvisscherman een wit toplicht. De Belgische stoom- loodsboot is direct herkenbaar aan haar wit en daaronder een rood top licht. Bij 'nacht is dus de kans voor de Nederlandsche loodsen nihil. Nederlandsche loodsen hebben nog het uitsluitend recht van het beloodsen voor schepen,- bestemd naar aan de Schelde gelegen Nederlandsche havens, zooals Vlissingen en Terneuzen. Er is daar evenwel zoogoed als geen scheep vaart. De vaart onder loodsbegeleiding door de Wielingen langs Vlissingen naar Antwerpen is 70 zeemijlen lang en gaat slechts over de laatste 10 (t i e n) zeemijlen over onbetwistbaar Belgisch gebied en 46, zegge z e s- e n-v e e r t i g zeemijlèn over onbe twistbaar Nederlandsch watergebied. De overige veertien mijlen, daarin zijn inbegrepen eenige mijlen, waarover de geheele langdradige Wielingerkwestie gaatdoch zooals reeds aangehaald, zouden de laatste veertien mijlen ook kunnen worden afgelegd door de Spleet (met minstens even diep water als de Wielingen) en men zou ook dan nog geheel buiten Belgisch territoriaal wa tergebied blijven en toch de volle Noordzee bereiken. Alhoewel dus het grootste deel van dit traject Neder landsch water is, heeft de Nederland sche regeering de uitoefening van een openbaar rijksambt betrekkelijk reeds opgegeven, iets wat met een begrip van souvereiniteit eigenlijk niet over eenstemt. Zoo is de toestand ten aanzien van de Wielingen. Zoo goed als alle sche pen komen dus van daar op de reede van Vlissingen met een Belgischen zee- loods. en dan is er geen sprake van of er komt van de reede van Vlissingen naar Antwerpen een Belgische rivier- loods aan boord. De kapiteins zijn bij een vorige maal, dat zij te Antwerpen waren, reeds zoodanig bewerkt, dat zij. ■men zou in sommige gevallen zeggen bevreesd zijn, met een Nederlandschen rivierioods op te varen. Dan heeft men nog het andere in ge bruik zijnde vaarwater uit zee naar Vlissingen, dat is het Oostgat, vlak langs de rij duinen van het eiland Walcheren. Het zeeloodsstation voor dat zeegat is op 10 zeemijlen afstand van den vuurtoren van Westkapelle, buitenkant der Steenbank. Daar liggen een Belgische en een Nederlandsche stoomloodsbpot, en daar is de zaak voor Nederlandsche loodsen iets beter, alhoewel zij, dank zij de „eerlijke" concurrentie, daar toch nog in de min derheid zijn. Schepen, komende van de Scandinavische havens, Noordkust Engeland, enz., bestemd voor Antwer pen, kunnen zich op dit station van een zeeloods voorzien, om hen door liet Oostgat naar de reede van Vlissingen te begeleiden, alwaar weer een rivier- loods aan boord komt, om hen naar' Antwerpen te geleiden. Uit het hiervoren beschrevene blijkt dus, dat in tegenstelling met de Wie lingen meerdere schepen langs het Oostgat naar binnen varen met een Nederlandschen zeeloods en niettegen staande dit varen toch 80 dier schepen met een Belgischen rivierioods naar Antwerpen, 'alweer dank zij de „eerlijke" concurrentie en de groote dosis aanmatiging der Belgen. Een schip met een Nederlandschen zee loods, reeds het sein gegeven hebben de met de stoomfluit of anderszins, dat de gezagvoerder een Nederlandschen rivierioods wenschf, wordt niettemin met groot lawaai en geschreeuw ge praaid door de Belgen, die hun dien sten aanbieden op een wijze als voor een rijksloods beneden peil is. Heeft een schip evenwel zijn verlangen te kennen gegeven naar een Belgischen rivierioods, dan gaat de Nederlandsche loodsboot nimmer uit. Nu rest nog de dienst van Antwer pen naar zee. Daarvan bekomen (uit gezonderd de zeer weinige Nederland sche schepen) onze, loodsen totaal., niets. Er zijn te Antwerpen vier Neder landsche rivierloodsen gestationneerd, tegen vele tientallen Belgische rivier- loodsen, die het, in tegenstelling met hun Nederlandsche concurrenten, zeer druk hebben. Evenzoo gaat het met den dienst van de reede van Vlissingen naar zee. Nederland moet evengoed als België zijn loodsdienst exploiteeren. Het ver schil is evenwel, dat België elke maand groote sommen aan loodstarievén int terwijl Nederland slechts een zeer on beduidend bedrag int. Nu werd in het begin van dit jaar officieel een nieuwe regeling bekend gemaakt. Voor men evenwel tot onderteekening der tracta- ten was overgegaan, vond België nog juist de Wielingerkwestie uit. Groote concessies werden bij die nieuwe regeling aan België verleend. Die regeling was' als volgt Voor de Wielingen de Belgen het uitsluitende recht van naar b i nnein loodsen, uitgenomen voor Nederlandsche havens. Nederland blijft daar dus vertegenwoordigd, evenwel tot hoogen prijs. De exploitatie is uit den aard der zaak duur, en aangezien er nagenoeg geen scheepvaart op de Nederlandsche havens is. zijn de in komsten naar evenredigheid. Wel zou den de Nederlanders langs de Wielin gen naar zee mogen loodsen, doch nog minder dan nu zuilen de Nederlandsche loodsen daartoe in de gelegenheid gesteld worden en aange zien de vaart daar langs voor verre weg 't grootste deel door Nederlandsch territoriaal water gaat, kan men zulks wel als een nederlaag voor de Neder landsche loodsen beschouwen en te vens als een veel te groote concessie aan de Belgen. De regeling voor het Oostgat zou aldus zijn De Nederlandsche loodsen het uitsluitend recht van naar binnen loodsen en van Vlissingen met een Nederlandschen rivierioods naar Ant werpen. Evenwel zouden de Belgen het recht behouden, door 't Oostgat naar zee te loodsen. Dit nu is iets wat nog meer bevreemdt, dan de regeling in de Wielingen, want natuurlijk gaat het daar evenzoo met dien naar-zet- dienst als in de Wielingen. De schepen komen van Antwerpen, en aan de gezagvoerders wordt daar eenvoudig een Belgische loods toege wezen. zoodat de Belgen zoo goed als in de Wielingen den geheelen n a a r- zee-dienst voor zich behouden. Wat toch heeft de Nederlandsche regeering bewogen, om zelfs zoo ver te gaan in haar concessies Wanneer men de kaart bekijkt, komt men tot de ontdekking, dat dit vaaarwater niet al leen zuiver onbetwistbaar Nederlandsch watergebied is, doch tevens een vaar water, dat voor deze Scheldekwestie geheel en al buiten beschouwing kan .blijven. Op dat watergebied moest een. vreemdeling zeer zeker niet toegelaten worden tot het uitoefenen van een Ne derlandsch openbaar rijksambt. De uit- komst van deze regeling was, dat de concurrentispvoor Vlissingen ophield te bestaan. Te Antwerpen evenwel, het broei nest van oneerlijke concurrentie, daar werd de regeling, als men ten minste van een regeling aldaar mag spreken, gehandhaafd als te voren. De Belgen hebben een herziening der overeen komst. Nu is aan Nederland de taak om daarvan een goed gebruik te ma ken en althans nog te redden wat nog zeer goed gered kan worden. Nederland en België. De redacteur van „de Maasbode" te Brussel seint d.d. 8 dezer De „Naiion Beige", schrijvend over het Belgisch-Hollandsch verdrag, zegt dat senator Digniffe in de vergadering van de liberale linkerzijde opdracht had gekregen den interimairen minister ,van bnitenlandsche zaken te interpel- leeren over het voornemen, dat men hem toeschrijft namelijk dat verdrag te teekenen, zooals het nu is. Die interpellatie ging evenwel niet door, zegt het blad. omdat minister Delacroix aan senator Digniffe verze kerd had dat er geen sprake van was het verdrag in zijn huidigen toestand te onderteekenen. Stoomv. Maatsch. „Nederland". Van een der hellingen der Rotter- damselie Droogdok Maatschappij is gisteren te water gelaten het voor de Stoomv. Maatsch. Nederland in aan- D'oüw Zijnde vrSclristdomséhip „Sapa- roea", een zusterschip van de „Bali". Het heeft een laadvermogen van 9800 ton, een inhoud van 6693 bruto en 4225 netto reg. ton en afmetingen van 420 X 546 X 36 voet. Het schip, dat zoowel met steenkool als met olie kan worden voortbewogen, heeft een dubbelen bodem, welke voor het bergen der olie en waterballast is ingericht. Verder wordt er nog water in de voor- en achterpieken medege voerd. De reeds gereed zijnde machines zijn van het triple expansie systeem, met cylinders van 28 X 46 X 77 en een slag van 54 duim en ontwikkelen 3600 I.P.K. De stoom wordt geleverd door 4 aan een zijde stookbare Sehotsche ke tels, werkende met geforceerden trek, onder een druk van 180 l.b.s zonder oververhitters. Gemeente-leeningen. De gemeenten Arnhem, Breda en Delft hebben de inschrijving openge steld op 7 geldleeningen van resp. 6.000.000, 1.500.000 en 1.400.000 tegen den parikoeTs. De gemeente Baarn zag zich genood zaakt dc rente der te sluiten leening van 1 millioen gulden te verhoogen van 6'2 tot ten hoogste 7 DE STAKING VAN HET POST- EN TELEGRAAFPERSONEEL. Naar „het Volk" verneemt, heeft mr. baron van der Feltz, procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam, op last van den minister van justitie, aan de politie aldaar opdracht gegeven, om de voorbereidingen te treffen, die noo dig zijn tot het openen van een gerech telijke instructie tegen een aantal per sonen, behoorende tot het personeel van posterijen en telegrafie, tegen wie een vervolging zal worden ingesteld op grond van de artt. 359 bis, ter en quater van het Wetboek van Strafrecht. De artikelen luiden als volgt 38 bis. De ambtenaar of eenig in het openbaar spoorwegverkeer voortdu rend of tijdelijk werkzaam gesteld per soon (niet behoorende tot het perso neel van een spoorweg, waarop uitslui tend met beperkte snelheid wordt ver voerd), die met het oogmerk om in de uitoefening van een openbaren dienst of in het openbaar spoorwegverkeer stremming te veroorzaken of te doen voortduren, nalaat of op wettig gege ven last weigert, werkzaamheden te verrichten, waartoe hij zich uitdrukke lijk of uit kracht van zijn dienstbetrek king heeft verbonden. wordt gestraft met gevangenisstraf van ten 'hoogste' 6 maanden of geldboete van ten hoogste 300. 358ter. Indien twee of meer personen tengevolge van samenspanning het

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1920 | | pagina 1