LINDE
150
25
9 OCTOBER
«&2BO
5 en
in den
loor den
IJNSE'S
>ene Draak"
c U S".
ORSETTEM.
istbode
hi Miitschappii111
Iren EN VEE.
114
tyoShfe
gitfiVMFirm F. ÏM SE ïïlBE if, Eliim Rwkt 58, Vüssisgsn. Tiisiaon latere. 18
Varsshiint dissiijks, litgizoofonl sp Zondag in ilpiBistn arkanda Christelijke ieestdagsn
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
GEMEENTEBESTUUR
GEMEENTERAAD VAN VLISSINGEN
Ons Onderwijs.
BINNENLAND
NO. 239
«Jsaar&aBig i
NELLE,
pet Magazijn
{BURG, staat onder
het Bureau voor het
Levensmiddelen
SLAG
SVLEESCH.
JORZ1EN VAN
SVLEESCH.
ber Kilo minder.
[vernieuw E.
IRSTRAAT 61.
tddelburg.
[unbledlnjtf
ilainvrigi^
fcje, z. z. g. g. als
IjUFFROllW
lente in de huishou
lg. v. Brieven onder
Bureau „Vliss. Ct.
voor Rotte f-
iNovember een ft""1®
In. Nadere inlicW'n;
pen Kanaalstr. B
f.H
n.n»
ïiddalburg-BoUordat»
in gelegen plaatsen-
IvAtT" PASSAGIERS
T. Uil'
jetober
.11 8
12
15 -
Ineen wordt Woens-
Tterdag 12 uur
Kr Middelburg
Lekomen: n
Em N.V. Transp.
Dordrecht Geb
Tel. 101
VL1SSINGSCHE
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vllumgen en de gemeenten op Walcheren /2.20
drte maanden. Franco door het gcheele rijk f 2.50. Voor België /4.15.
Voor overige landen der Poat-Unte ƒ4.70. - Afzonderlijke nummer» 5 cent
ADVERTENTIEPRIJSVan 1—4 regels 1.10; voor Iedere regel meer 26 ct.
Familieberichten van 16 regels ƒ1.70. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 52 ct. per regel.—Dienstaanbiedingen en -aanvragen 13 ct. per regel
ibonné'», in 't bezit eener
poli», zijn GRATIS verze
ngd tegen ongelukken voor
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken
gulden bij verlte»
van een hand,
voet of oog
gulden bij verlies
van
een duim
gulden bij verlies
van een
wijsvinger
gulden bij verlie»
van eiken
anderen vinger
SPOEDEISCHENDE VERGADERING
VAN DEN'
op .Maandag 1! October 1920,
des avonds té 9 uur.
Tc behandelen punten
1. Voorstél van Burg. en Weth, tot
verhooging" van het woningbouwvoor-
fchot'met f72.000 aan Gemeenschappe
lijk Belang" (bouw 89 woningen, plan
1919), (aangehouden in de vergadering
van 1 October jl.)
Idem betreffende de verhoogin;
van den rentevoet der aan te gane geld-
leeningen van 252.000 f 140.000
(opspuifing gronden).
3. Idem tot het toekennen van een
subsidie van tOOO, vermeerderd met
de kosten van het in orde maken van het
terrein en schadevergoeding aan den
pachter, aan de Maatschappij van
Landbouw voor haar in 192! te houden
landbouwtentoonstelling op het vlieg
terrein alhier.
Er is voor elk beschaafd volk onge
twijfeld geen grooter maatschappelijk
en zedelijk belang denkbaar, dan dat
van het onderwijs. Hoe de jeugd op te
roeden, hoe haar voor te bereiden voor
de taak, die haar eenmaal in de samen
leving wacht, hoe haar op de beste
wijze te ontwikkelen en tot rijpheid van
geest en van gemoed te brengen, inder
daad elk dezer opgaven raakt aan de
hoogste levensbelangen van élk volk.
De mensch-onteerende oorlog, die reeds
zooveel op het schuldig geweten gela
den heeft, is onmiskenbaar ook schuld
daaraan, dat de jeugd der daadwerke
lijk bij den wereldkrijg betrokken lan
den, ernstig in haar onderwijs-belan-
gen geschaad is geworden. Voor ons
land echter, hoezeer ook hier moeilijk
heden rezen, is de omvang van het ge
vaar indertijd grootelijks beperkt en
binnen enge grenzen kunnen blijven.
Dit nu moet ons een aansporing te
meer zijn, om het inderdaad hooge peil
waarop ons onderwijs staat, krachtig te
handhaven en zoo mogelijk nog verder
op te voeren. Eerst dan zal ons volk
ten voile over al zijn krachten naar li
chaam en geest, welke het geschonken
zijn, kunnen beschikken, tot heil van
allen. En nu ligt het voor de hand, dat
daartoe in de allereerste plaats een uit
nemend onderlegd, geschikt en voor
zijn taak met lust en ijver opkomend
corps schoolkrachten beschikbaar is.
Het is een ernstig gevaar zoo daaraan
iets te haperen komt. En dit gevaar
schijnt thans verre van denkbeeldig te
zijn.
Het is toch zeker een eerste eisch,
dat de mannen en vrouwen, die geroe
pen zijn om aan de jeugd datgene bij te
brengen en te doen ontwikkelen, het
welk tot' doel heeft er rechtgeaarde en
voor de maatschappij nuttige menschen
van te maken, dat die mannen en vrou
wen zich ten volle kunnen wijden aan
hun werk. Die werkkring, hij vraagt
nevens andere hoedanigheden, in de
eerste plaats een volledige toewijding.
Niet toch wordt men een goede onder
wijskracht uitsluitend door verschillen
de, op zichzelf zeer verdienstelijke ac-
ten over te kunnen leggen, maar veel
eer is het kenmerk van een goede on
derwijzer of onderwijzeres de mate der
betoonde toewijding en, kan het zijn,
liefde voor hetgeen gevraagd wordt.
En hoe wilt ge dat die onverpoosde toe
wijding, die onverminderde liefde, zelf
de noodige levenssappen erlangen zal,
wanneer maar altijd de erkenning en
waardeering, die elk onzer bij zijn da-
gclijksche taak-vervulling noodig heeft,
ontbreekt De groote opvoedkundige
Jan Ligthart, hij heeft als zooveel, ook
dit zeer juist geleeraard, dat de mate
van hetgeen wij in ons werk kunnen
geven, evenredig is aan de mate der
waardeering, die wij daarbij ontvangen,
wn aan waardeering naar de mate van
<1° ^fen z'' 8even (W1ï laten de minder
goede elementen in ons Nederlandsch
onderwïjzerscorps hierbij buiten be
schouwing) ontbreekt het wel niet,
doch ook overmate groot is zij aller
minst. Wij kunnen, en doen in veel op
zichten dit dan ook, onze waardeering
uiten 'in erkentelijkheid, ja zelfs in
dankbaarheid voor hetgeen onze kinde
ren van hun onderwijzers, waaronder er
vele beslist voortreffelijke zijn, ontvan
gen. Maar meer nog dient die waardee
ring in tastbaren vorm aan den dag te
treden, en zoo zij dit niet doet. dan
dreigt inderdaad het gevaar, waarvan
hiervoren melding gemaakt is, namelijk
dat ons onderwijs niet op het hoog ni
veau gehandhaafd kan blijven, waarop
het'in'veel opzichten staat.
Het gaat niet aan zulk een talrijke,
hoogst nuttige en voor ons volksbe
staan zelfs noodzakelijke categorie van
burgers te bezoldigen op een wijze, die
metterdaad niet in overeenstemming is,
noch met de intellectueele hoogte waar
op een bekwaam onderwijzer staat,
noch ook "met den maatschappelijken
stand waartoe hij dient gerekend te
worden. Dat natuurlijk velen dit zeer
gevoelen, wordt ten overvloede bewe
zen door het feit, dat talrijke onder
wijskrachten, de gelederen zoeken te
verlaten, ten einde in. een andere be
trekking in de maatschappij, die erken
ning en, in tastbaren vorm omgezette
waardcering te vinden, die hun bij liet
onderwijs maar al te zeer onthouden
wordt. De verre van schitterende voor
uitzichten, waarbij de onderwijzer na
45-jarigen dienst nog op dezelfde
sport der maatschappelijke ladder
staat, is een omstandigheid, die inder
daad -commentaar overbodig maakt.
Daarbij komt dat naar den maatstaf van
opleiding en ontwikkeling de mannen
en vrouwen bij ons ondenvijs, zoowel
in minimum als in maximum-jaarwed
de bij alle anderen op gelijke hoogte
staanden, ten achter zijn en blijven. Te
recht wordt dan ook in het Voorloopig
Verslag der Eerste Kamer als noodig
aangenomen, dat de onderwijzers een
bezoldiging zullen genieten, op zulk een
voet, dat zij zonder zorgen leven en zich
aan hun liooge taak kunnen wijden.
Er wordt in dezen tijd ontzaggelijk
veel gewijzigd ten opzichte der gelde
lijke telooningen voor gt presteerde',
arbeid. Die wijzigingen znn alle ever,
zoovele krachtige verhór gingen. Wij
zullen deze geenszins alle rechtmatig,
noëli onrechtmatig mogen noemen. l ike
categorie, elke groep heelt afzonderlijke
factoren waarmede bij d; beourdceling
van loons- of salarisverhoogir.g dient
rekening gehouden te worden. Doch bij
de verbetering van een categorie is van
al of niet wensclielijk, al of niet moge
lijk weinig sprake meer, althans behoort
zulks hierbij niet te zijn. Dat is ten op
zichte der verbetering in de maatschap
pelijke waardeering van den onderwij
zersstand. En dat de regeering zulks
ten zeerste gevoelt, bewijst haar besef
om bij de zwaardere eischen van oplei
ding, ontwikkeling en levensstandaard
onzer opvoeders ook tot een betere ver
houding te komen nopens de maat
schappelijke positie van het groote
corps onderwijskrachten. Het komt er
maar op aan dit besef levendig en
vruchtbaar te doen zijn.
Daartoe is voor alles noodig dat on
ze regeering wete, hoe ook in ons volk
de overtuiging heersdif, dat elke scha
de aan het onderwijs berokkend, zich
vele malen en op tallooze wijzen wreekt,
en dat voor den voorspoed en liet geluk
eener natie niets zoo dienstig is, als dat
in de maatschappij liet onderwijs en de
onderwijzers die positie innemen, welke
hun toekomt ter bevordering van liet
edelste waarop een volk mag bouwen,
zijn beschaving en kunde.
HET LOODSWEZEN EN DE
SCHELDEKWESTIE.
In het „Vaderland" (het te 's-Gra-
venhage verschijnend blad van dien
naam) wordt in een ingezonden stuk,
uit Vlissingen afkomstig, de Neder-
landsch-Belgische loodskwestie behan
deld. Genoemd blad had een artikel
opgenomen, waarin gewezen werd op
het voorrecht dat Belgische loodsen
hadden inzake het dokken der schepen
te Antwerpen, d.w.z. de schepen naar
hun losplaatsen.in de bassins brengen.
Dit kan. aldus'wordt in liet ingezonden
stuk betoogd, 'jinderdaad als een on
rechtmatigheid Vonden beschouwd, ais
zijnde in strijd met art. 14 van het
Sehelderéglemeit' betreffende den
loodsdienst aldaar. Dit artikel zegt
dat geen gunste); óf vrijdommen mogen
worden daargesteld, welke de voorkeur
aan het ééne loodswezen boven liet an
dere zouden kuhnen doen geven.
Dit is evenwel slechts één van de
vele onrechtmatigheden en nog lang
niet de ergste. Vele duistere paden van
oneerlijke concurrentie worden be
wandeld, zonder dat nochtans direct
geldige bewijzen daarvoor zijn inge
bracht. De Netierlandsclie loodsen on
dervinden het maar al te zeer bij de
uitoefening van nun dienst, op welke
manier zij door hun mededingers be
laagd worden. Vele klachten zijn reeds
door hen ingebracht bij liet loodsbe-
stmir evenwel geen resultaat.
Om tot een goed begrip van een en
ander te komen, volge hier een kort
overzicht op welke wijze de loodsdienst
uitgevoerd word). Ér zijn uit zee vier
waterwegen, welke toegang geven naar
de reede van Vliissingen, t.w. Wielin
gen, Spleet (niet betond). Deurloo en
Oostgat. De hoofd toegang is de Wie
lingen. Dit vaarwater loopt over eeni-
ge mijlen binnen den drie mijls-afstand
van de Belgische kust. Wilde men even
wel de Spleet betonnen en verlichten,
dan kon men evengoed van Vlissingen
Westwaarts naar zee varen, zonder in
Belgisch territoriaal water te komen.
Nu liggen er voor den ingang van de
Wielingen een Belgische stoom-
loodsboot en een Nederlandsch z e i I-
loodsvaartuig, dat is 'op 25 zeemijlen
afstand van Vlissingen. Het laat zich
verstaan, dat dit Nederlandsche zeil-
lóodsvaartgjg gejt'ee! in de minderheid
is tegenover, hè} Stoomvntuttuig van hun
concurrenten. Eén zeilloodsvaartuig is
voor den tegenwoordigen omvang der
scheepvaart geheel en al uit den tijd.
Honderden schepen varen maandelijks
in en uit de Wielingen. De Nederland
sche loodsen op hun zeilvaartuigje zijn
daar tot niets doem gedoemd. Bij toe
val bemachtigen zij daar af en toe nog
eens een schip om naar binnen te ge
leiden. Zij zien daar hun concurrenten
voor duizenden guldens aan loodsgel
den. verdienen, en kunnen niets doen,
dan het lijdelijk aanzien. Een enkel
Nederlandsch schip neemt uit nationa
liteitsgevoel een Nederlandschen loods;
doch bij nacht is het ook weer een zeer
twijfelachtige zaak. Een zeilloodsvaar
tuig voert, evenals een zeilvisscherman
een wit toplicht. De Belgische stoom-
loodsboot is direct herkenbaar aan
haar wit en daaronder een rood top
licht. Bij 'nacht is dus de kans voor de
Nederlandsche loodsen nihil.
Nederlandsche loodsen hebben nog
het uitsluitend recht van het beloodsen
voor schepen,- bestemd naar aan de
Schelde gelegen Nederlandsche havens,
zooals Vlissingen en Terneuzen. Er is
daar evenwel zoogoed als geen scheep
vaart. De vaart onder loodsbegeleiding
door de Wielingen langs Vlissingen
naar Antwerpen is 70 zeemijlen
lang en gaat slechts over de laatste 10
(t i e n) zeemijlen over onbetwistbaar
Belgisch gebied en 46, zegge z e s-
e n-v e e r t i g zeemijlèn over onbe
twistbaar Nederlandsch watergebied.
De overige veertien mijlen, daarin zijn
inbegrepen eenige mijlen, waarover de
geheele langdradige Wielingerkwestie
gaatdoch zooals reeds aangehaald,
zouden de laatste veertien mijlen ook
kunnen worden afgelegd door de Spleet
(met minstens even diep water als de
Wielingen) en men zou ook dan nog
geheel buiten Belgisch territoriaal wa
tergebied blijven en toch de volle
Noordzee bereiken. Alhoewel dus het
grootste deel van dit traject Neder
landsch water is, heeft de Nederland
sche regeering de uitoefening van een
openbaar rijksambt betrekkelijk reeds
opgegeven, iets wat met een begrip
van souvereiniteit eigenlijk niet over
eenstemt.
Zoo is de toestand ten aanzien van
de Wielingen. Zoo goed als alle sche
pen komen dus van daar op de reede
van Vlissingen met een Belgischen zee-
loods. en dan is er geen sprake van of
er komt van de reede van Vlissingen
naar Antwerpen een Belgische rivier-
loods aan boord. De kapiteins zijn bij
een vorige maal, dat zij te Antwerpen
waren, reeds zoodanig bewerkt, dat zij.
■men zou in sommige gevallen zeggen
bevreesd zijn, met een Nederlandschen
rivierioods op te varen.
Dan heeft men nog het andere in ge
bruik zijnde vaarwater uit zee naar
Vlissingen, dat is het Oostgat, vlak
langs de rij duinen van het eiland
Walcheren. Het zeeloodsstation voor
dat zeegat is op 10 zeemijlen afstand
van den vuurtoren van Westkapelle,
buitenkant der Steenbank. Daar liggen
een Belgische en een Nederlandsche
stoomloodsbpot, en daar is de zaak
voor Nederlandsche loodsen iets beter,
alhoewel zij, dank zij de „eerlijke"
concurrentie, daar toch nog in de min
derheid zijn. Schepen, komende van de
Scandinavische havens, Noordkust
Engeland, enz., bestemd voor Antwer
pen, kunnen zich op dit station van een
zeeloods voorzien, om hen door liet
Oostgat naar de reede van Vlissingen
te begeleiden, alwaar weer een rivier-
loods aan boord komt, om hen naar'
Antwerpen te geleiden.
Uit het hiervoren beschrevene blijkt
dus, dat in tegenstelling met de Wie
lingen meerdere schepen langs het
Oostgat naar binnen varen met een
Nederlandschen zeeloods en niettegen
staande dit varen toch 80 dier
schepen met een Belgischen rivierioods
naar Antwerpen, 'alweer dank zij de
„eerlijke" concurrentie en de groote
dosis aanmatiging der Belgen. Een
schip met een Nederlandschen zee
loods, reeds het sein gegeven hebben
de met de stoomfluit of anderszins, dat
de gezagvoerder een Nederlandschen
rivierioods wenschf, wordt niettemin
met groot lawaai en geschreeuw ge
praaid door de Belgen, die hun dien
sten aanbieden op een wijze als voor
een rijksloods beneden peil is. Heeft
een schip evenwel zijn verlangen te
kennen gegeven naar een Belgischen
rivierioods, dan gaat de Nederlandsche
loodsboot nimmer uit.
Nu rest nog de dienst van Antwer
pen naar zee. Daarvan bekomen (uit
gezonderd de zeer weinige Nederland
sche schepen) onze, loodsen totaal.,
niets. Er zijn te Antwerpen vier Neder
landsche rivierloodsen gestationneerd,
tegen vele tientallen Belgische rivier-
loodsen, die het, in tegenstelling met
hun Nederlandsche concurrenten, zeer
druk hebben. Evenzoo gaat het met
den dienst van de reede van Vlissingen
naar zee.
Nederland moet evengoed als België
zijn loodsdienst exploiteeren. Het ver
schil is evenwel, dat België elke maand
groote sommen aan loodstarievén int
terwijl Nederland slechts een zeer on
beduidend bedrag int. Nu werd in het
begin van dit jaar officieel een nieuwe
regeling bekend gemaakt. Voor men
evenwel tot onderteekening der tracta-
ten was overgegaan, vond België nog
juist de Wielingerkwestie uit.
Groote concessies werden bij die
nieuwe regeling aan België verleend.
Die regeling was' als volgt
Voor de Wielingen de Belgen het
uitsluitende recht van naar
b i nnein loodsen, uitgenomen voor
Nederlandsche havens. Nederland blijft
daar dus vertegenwoordigd, evenwel
tot hoogen prijs. De exploitatie is uit
den aard der zaak duur, en aangezien
er nagenoeg geen scheepvaart op de
Nederlandsche havens is. zijn de in
komsten naar evenredigheid. Wel zou
den de Nederlanders langs de Wielin
gen naar zee mogen loodsen,
doch nog minder dan nu zuilen de
Nederlandsche loodsen daartoe in de
gelegenheid gesteld worden en aange
zien de vaart daar langs voor verre
weg 't grootste deel door Nederlandsch
territoriaal water gaat, kan men zulks
wel als een nederlaag voor de Neder
landsche loodsen beschouwen en te
vens als een veel te groote concessie
aan de Belgen.
De regeling voor het Oostgat zou
aldus zijn De Nederlandsche loodsen
het uitsluitend recht van naar binnen
loodsen en van Vlissingen met een
Nederlandschen rivierioods naar Ant
werpen. Evenwel zouden de Belgen het
recht behouden, door 't Oostgat naar
zee te loodsen. Dit nu is iets wat nog
meer bevreemdt, dan de regeling in de
Wielingen, want natuurlijk gaat het
daar evenzoo met dien naar-zet-
dienst als in de Wielingen. De
schepen komen van Antwerpen, en
aan de gezagvoerders wordt daar
eenvoudig een Belgische loods toege
wezen. zoodat de Belgen zoo goed als
in de Wielingen den geheelen n a a r-
zee-dienst voor zich behouden.
Wat toch heeft de Nederlandsche
regeering bewogen, om zelfs zoo ver
te gaan in haar concessies Wanneer
men de kaart bekijkt, komt men tot de
ontdekking, dat dit vaaarwater niet al
leen zuiver onbetwistbaar Nederlandsch
watergebied is, doch tevens een vaar
water, dat voor deze Scheldekwestie
geheel en al buiten beschouwing kan
.blijven. Op dat watergebied moest een.
vreemdeling zeer zeker niet toegelaten
worden tot het uitoefenen van een Ne
derlandsch openbaar rijksambt. De uit-
komst van deze regeling was, dat de
concurrentispvoor Vlissingen ophield te
bestaan.
Te Antwerpen evenwel, het broei
nest van oneerlijke concurrentie, daar
werd de regeling, als men ten minste
van een regeling aldaar mag spreken,
gehandhaafd als te voren. De Belgen
hebben een herziening der overeen
komst. Nu is aan Nederland de taak
om daarvan een goed gebruik te ma
ken en althans nog te redden wat nog
zeer goed gered kan worden.
Nederland en België.
De redacteur van „de Maasbode" te
Brussel seint d.d. 8 dezer
De „Naiion Beige", schrijvend over
het Belgisch-Hollandsch verdrag, zegt
dat senator Digniffe in de vergadering
van de liberale linkerzijde opdracht
had gekregen den interimairen minister
,van bnitenlandsche zaken te interpel-
leeren over het voornemen, dat men
hem toeschrijft namelijk dat verdrag te
teekenen, zooals het nu is.
Die interpellatie ging evenwel niet
door, zegt het blad. omdat minister
Delacroix aan senator Digniffe verze
kerd had dat er geen sprake van was
het verdrag in zijn huidigen toestand te
onderteekenen.
Stoomv. Maatsch. „Nederland".
Van een der hellingen der Rotter-
damselie Droogdok Maatschappij is
gisteren te water gelaten het voor de
Stoomv. Maatsch. Nederland in aan-
D'oüw Zijnde vrSclristdomséhip „Sapa-
roea", een zusterschip van de „Bali".
Het heeft een laadvermogen van 9800
ton, een inhoud van 6693 bruto en 4225
netto reg. ton en afmetingen van 420 X
546 X 36 voet.
Het schip, dat zoowel met steenkool
als met olie kan worden voortbewogen,
heeft een dubbelen bodem, welke voor
het bergen der olie en waterballast is
ingericht. Verder wordt er nog water
in de voor- en achterpieken medege
voerd.
De reeds gereed zijnde machines zijn
van het triple expansie systeem, met
cylinders van 28 X 46 X 77 en een
slag van 54 duim en ontwikkelen 3600
I.P.K. De stoom wordt geleverd door 4
aan een zijde stookbare Sehotsche ke
tels, werkende met geforceerden trek,
onder een druk van 180 l.b.s zonder
oververhitters.
Gemeente-leeningen.
De gemeenten Arnhem, Breda en
Delft hebben de inschrijving openge
steld op 7 geldleeningen van resp.
6.000.000, 1.500.000 en 1.400.000
tegen den parikoeTs.
De gemeente Baarn zag zich genood
zaakt dc rente der te sluiten leening
van 1 millioen gulden te verhoogen van
6'2 tot ten hoogste 7
DE STAKING VAN HET POST- EN
TELEGRAAFPERSONEEL.
Naar „het Volk" verneemt, heeft mr.
baron van der Feltz, procureur-generaal
bij het gerechtshof te Amsterdam, op
last van den minister van justitie, aan
de politie aldaar opdracht gegeven, om
de voorbereidingen te treffen, die noo
dig zijn tot het openen van een gerech
telijke instructie tegen een aantal per
sonen, behoorende tot het personeel
van posterijen en telegrafie, tegen wie
een vervolging zal worden ingesteld op
grond van de artt. 359 bis, ter en quater
van het Wetboek van Strafrecht.
De artikelen luiden als volgt
38 bis. De ambtenaar of eenig in het
openbaar spoorwegverkeer voortdu
rend of tijdelijk werkzaam gesteld per
soon (niet behoorende tot het perso
neel van een spoorweg, waarop uitslui
tend met beperkte snelheid wordt ver
voerd), die met het oogmerk om in de
uitoefening van een openbaren dienst
of in het openbaar spoorwegverkeer
stremming te veroorzaken of te doen
voortduren, nalaat of op wettig gege
ven last weigert, werkzaamheden te
verrichten, waartoe hij zich uitdrukke
lijk of uit kracht van zijn dienstbetrek
king heeft verbonden. wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten 'hoogste' 6
maanden of geldboete van ten hoogste
300.
358ter. Indien twee of meer personen
tengevolge van samenspanning het