DID es hemden" temden nisbroeken ordels ORIESSF, APKAMER, Maatschappij tas ciiivaait 1 ZATERDAG 15 MEI. gij deze Courant behoort een Bijvoegsel. "SemeentebëstuTjr BINNENLAND xe&p - fNo, 114 38e JaargsmjS X920 ïn ER. agsBwiwwjoagffiaa ï,röm -geel-rood-tv-Lt BSSfitTaSS^óaiBasBa per groote doa. OH! OH! ik een jeuk H (wettig gedepo- irect, geneest huid- ss, Excetna, voode inde wonden. Proeffi. Fl. 1.— SANITAS joedgekeurd. n, St. Jacobstr. 1 m, Amstelstraat 27 verk en Prijscou- inlichtingen wordt :n toezending van :ls aan ons Hoofd- AS Box 339, Am- zoekt monteur B.j VAN a/b. .Schorpioen'. taanwageit, -abriekskantoor. Br. au „Vljss. Crt." n flinke levrouw KUILER, weg 62. Middelburg 11 e r d a m. t. ïlii, r.Mlt t.i. nr nr."1 1 T. YlllS. ?,a. 12 uur 7 - te bekomen: N.V. Transporten i.v.h. Erven G.VOS) B. EENHOORN! tN OOSfERHOUTf Gebrs. BUITEN- VLISSIINGSCHE COURANT ADVERTENTIE-PRIJS Van "14 regels 1.voor iedere r€gel meer 24 centbij abonnement spe- «ale prijzen. Reclames 48 cent per regel Dienstaanbiedingen en dienstaanvragen van 15 regels 50 centiedere regel meer 12 cent, bij contante betaling. Familieberichten van 16 regels ƒ1.55, iedere regel meer 24 cent ABONNEMENTS PRIJS Voor Vlissingen en gemeenten op Wal- iheren ƒ2.per drie maanden. Franco door het geheele rijk 2.30. Week-abon- nementen 15 cent Afzonderlijke nummers 4 cent STREMMING VAN HET VERKEER OVER DE ARSENAALSTRAAT VANAF DE JOOST DE MOORSTRAAT TOT DEN DAM AAN DE VOORMALIGE MARINESLUIS. Burg. en Weth. van Vlissingen brengen ter openbare kennis, dat vanaf 17 Mei a.s. wegens het verrichten van herstellingen het verkeer over de Arsenaalstraat vanaf de Joost de Moorstraat tot den Dam aan de voormalige Marinesluis, zoolang als loodig zal blijken, zal zijn gestremd. Vlissingen, 14 Mei 1920. Burg. en Weth. voornoemd, VAN WOELDEREN. De Secretaris, F. BISSCHOP. Een meer dan honderdjarige staat door onze regeering begraven te wor den, indien althans het parlement daar aan zijn goedkeuring verleenen' wil. Wij bedoelen de vervanging door een ande re van de ruim 105 jaren oude wet, hou dende voorschriften ter viering der da gen, aan den openbaren christelijken godsdienst gewijd. Dat was en is nog de dusgenaamde Zondagswet, die op den eersten Maart van 1815 tot stand kwam en tot op dezen dag van kracht en in werking bleef. Bijster veel kracht of werking gaat er echter van de ruim honderdjarige niet meer uit, hetgeen om verschillende redenen te begrijpen xs.lt. Voor alieS'Toch heeft zij niettëgen- staule hare duidelijk omschreven be palingen en welbegrepen oogmerk, nim mer die toepassing gevonden, welke de oorspronkelijke voorstanders en makers der wet beoogd hadden. Het gemeente lijk recht, om door plaatselijke veror deningen in het kader der wet, verschil lende bepalingen daarvan, hetzij bui ten werking, hetzij op den voet eener eigenmachtige interpretatie te stellen, heeft er langzamerhand toe geleid, dat de toepassing der wet in verschillende deelen ,des lands gansch en al verschil lend was en vooral de groote gemeenten hebben, elk voor zich, een ruim gebruik van hare bijzondere bevoegdheden ten deze gemaakt. Tal van met het wezen en de kern der wet nauw samenhangen de voorschriften werden en worden nog óf niet uitgevoerd óf op geheel andere wijze dan met de bedoeling van den oorspronkelijken wetgever in overeen stemming is. Vandaar dat in uitgebrei de kerkelijke kringen des lands met leede loogen de ontwikkeling van een toestand werd aanschouwd, die zij zoo wel ten eenen male in strijd met het wettelijk oogmerk achtten, alsook in- druischende tegen iaun eigen religieuse gevoelens. En daarom vait het geensins te verwonderen, dat onze huidige regee- rütg in een en ander aanleiding meende te .moeten vinden, om de oude en ver ouderde wet te begraven en een nieuwe het levenslicht te schenken. Daartoe i$ dan dezer dagen bij Koninklijke Bood schap een nieuw ontwerp-Zandagswet aangekondigd. Mag met recht dit ontwerp den naam tan nieuw dragen in stede, dat het ge- de oude wet zich met den „Zondag "algemeen erkende Christelijke feest- dagen" bezig houdt, bevat het nieuwe Wetsontwerp slechts bepalingen nopens den Zondag en wel dezen erkennend jds „algemeenen Christelijken rustdag", j daarmede mag aan de bewoordingen een wijziging zijn toegebracht, in het wezen der zaak gaat het en ging het 00l< bij de oude wet, enkel, althans v°ornamelijk, om den Zóndag. Wan- "eer wij, hetgeen wij om der uitvoerig- heidwille nalaten zullen, de beide wet ten dan naast elkander zouden bespreken, ontwaart men al aanstonds, dat citelijk de nieuwe wet slechts een aan- ikking der bepalingen van de oude is. 'een komt het verschil wat meer uit Waar de nieuwe wet zich uitlaat over m verbieden van eenige openbare ver- akelijkheid op Zondag, waaronder an tornen te vallen alle tentoonstel lingen, vertooningen, opvoeringen, uit voeringen, wedstrijden en spelen, ai dan niet toegankelijk tegen betaling. Open luchtspelen, die niet het karakter van wedstrijd dragen en waar geen betaling geschiedt, vallen hierbuiten. Klinkt dit vrij onheilspellend voor eventueele over treders der verboden, daar staat tegen over, dat ook hierbij plaatselijke ver ordeningen een stem in het kapittel hebben, terwijl het bovendien te ver wachten is, dat men zich aan de bepa lingen dezer wet even weinig stoort, dan aan die der oude. De nieuwe wet toch hinkt op dezelfde twee gedachten als haar voorgangster, te weten, dat zij eenerzijds de wijding van den Zondag bij wettelijk voorschrift waarborgen wil, anderzijds door het toestaan van plaat selijke bepalingen, de uitwerking der wet geheel en al denkbeeldig maakt. Indien, wat wij nochtans niet zoo zonder meer verwachten dat geschieden zal, deze wet inderdaad wordt aange nomen en de Koninklijke bekrachtiging erlangen zal, dan nog dunkt ons, dat de feitelijke toestand gansch en al dezelf de zal blijven als deze onder de vigee- rende bepalingen van de oude wet is geweest. Dit hinken op twee gedachten en de ai bij voorbaat duidelijk aan het licht tredende ondoelmatigheid der wet, wijzen ons erachtens hierop, dat de zaak, waar het hier feitelijk om gaat en om moet gaan, een is, die minder bij den wetgever dan wei bij ons zeiven dient te worden uitgemaakt Het ligt voor de hand, dat in algemeene trekken j de rust van den Zondag vastgelegd en gewaarborgd moet zijn. Doch verder ga geen enkele wet noch wetsinterpretatie. Het gaat toch hierbij minder om wat uiterlijk wordt vastgesteld, dan wel wat innerlijk wordt ondervonden. De rust en de heiliging van den Zondag, zij moeten voor alles in ons en niet buiten ons te vinden zijn. Wat baat de stilte der stad, die als uitgestorven ligt maar in ons binnenste woedt en raast het en broedt het brein en jaagt het hart met onstuimigen slag? Hoe kan I des Zondags heilzame vrede in ons ge- moed neerdaten en ons de stille uren j tehuis tot innige vreugde maken, wan- j neer, o zeker door den weitenmaker het j daarbuiten akelig eentonig en leeg is, maar alle wetgevers ten spijt, twist en tweedracht onzen huiselijken vrede sto- ren en ons de rust vergallen j De zegening van den waarachtig i doorleefd wordenden Zondagin derdaad wij kennen geen mildere, geen weldadigere, geen rijkere dan deze, welker vruchten wij ons zeiven schen ken kunnen. De vreedzame morgenuren, de verpoozing brertgende middagston- I den, en de innige aan vriend- of ver wantschap zich parende Zondagavond- tijd, het zijn alle evenzoovele heerlijk heden des harten, evenzoovele ver- I kwikkingen van het gemoed, evenzoo vele zuiveringen van den geest. Wan neer de werkdagen der week inderdaad voor ons dagen des arbeids en der be kommering en zorgen geweest zijn, in dien wij gewerkt hebben, elk onzer naar de mate zijner krachten en geschonken gaven, wanneer dan elke dag der week zijn moeifevolle uren heeft gebracht en doen doorleven,en, mag het zijn ook het doel nader heeft doen komen, wie onzer zou dan zichzelf, zou elk ander, de verkwikkende rust en de kracht her winnende vredigheid van dien eenen dag bij uitmuntendheid, van dien alle andere kronenden eersten dag der week, misgunnen Er zijn in ons kleine land nog geluk kig ontelbaar velen die, ongeacht wet of verordening, het gevoel, van wat de Zondag voor hen is en wezen moet, kennen en hoog houden. Het is die breede schare die, niet behoorend eenerzijds tot degenen, die uit te ver gedreven religieus beginsel de Zon dagsrust in het harde en enge keurslijf van strenge wetsbepalingen willen prangen, anderszijds al evenmin tot hen gerekend mogen worden, die het in bal- dadigen overmoed op expresselijke ont wijding van de Zondagsviering hebben aangelegd het is die, gelukkig, nog groote menigte die, kerksch of on- kerksch de Zondagsheiliging, eik naar eigen gemoedstrant op waardige wijze doorleven en hare zege ervaren. Hun was daarvóór geen oude, noch ook een nieuwe wet van noode. De Wielingen. Dezer dagen meldden we, dat, vol gens het „Handelsblad van Antwerpen" de Belgische hydrografische dienst van het zeewezen peilingen 2ou gaan doen ten einde een beteren toegang uit zee naar de Schelde te vinden. De „Indé- pendance Beige" meldt er meer van en doet daarbij merkwaardige verklarin gen. De Schelde zoo schrijft dit blad „is tijdens den oorlog niet met de zorg onderhouden, die men er vroeger aan besteedde." Lezen we goed Heeft de Nederland- sche regeetlng dan niet altijd het vaar water van de Schelde verwaarloosd, zooals, sedert de campagne tegen ons land begon, van Belgische zijde voort durend is beweerd De „indépendance" schrijft dan ver der, dat men na den wapenstilstand, wegens die mindere zorg tijdens den oorlog, dan ook bevreesd was voor verzanding, met name van de invaart- geul. Maar neen, de peilingen toonden aan, dat er geen verzanding was, be halve hier en daar een verondieping van 50 cM. „De scheepvaart kon dus weer worden geopend als in 1914. De omstandigheden hebben gemaakt, dat men zelfs schepen van grooter diep gang de Schelde zag opvaren dan vroe ger. Voor den oorlog was de „Lapland" met 28 voet diepgang, het grootste stoomschip, dat ooit de haven van Ant werpen binnenvoer. Tegenwoordig val- len er geregeld Amerikaansche trans portschepen binnen van 34 voet diep gang." Wat heeft de Nederlandsche regee ring om de haven van Antwerpen tegen te werken de Schelde toch slecht on derhouden, niet waar Maar de „Indépendance" is nu eer lijk genoeg om te erkennen „Zij, die vroeger hebben betoogd, dat men ver standig deed de. vaargeul te wijzigen, zullen er een argument voor hun stelling in vinden" (namelijk in de volmaakt gebleven bevaarbaarheid van ■de Schelde woorden van de „1. B."), „want het is bewezen, dat er aan het tegenwoordige beheer van de Schelde wel iets goeds is". is het niet verbazend, vraagt „het Vad." waaraan dit artikel is ontleend. Dat er aan dat beheer inderdaad „wel iets goeds is", is vóór den oorlog van Belgische zijde genoeg erkend men denke maar aan de verslagen van de Antwerpsche Kamer van Koophandel maar sedert op het Kaatst van den oorlog de strijd over de Schelde begon nen is, hébben de menschen, die er zoo over dachten, geen kik gegeven, we zonderen eenige Vlaamsche woord voerders, als menschen zonder verant woordelijke positie, nu uit. Waf nu de voorgenomen peilingen betreft, schrijft de „I. B." het Volgende Het vaarwater van de Wielingen wordt afgebakend met de vuurschepen „Wie lingen", „Wandelaar" en „Westhinder". Nu 'heeft men alle reden aan te nemen, dat er bij de Wandelaar dieper geulen zijn dan die nu worden gebruikt. Be vestigen de peilingen dat, dan zal ver moedelijk de Wandelaar een eind Noordwaarts worden verlegd. Mis schien zal er dan ook aanleiding zijn om de Westhinder iets te verleggen. Dan zouden er nog grooter schepen in Antwerpen kunnen komen. Ongetwijfeld zal onze regeering voor een dergelijke verbetering haar ver- eischte meewefking willen verleenen. De financieele verhouding tusschen rijk en gemeenten. De gemeentebesturen van Amster dam, Rotterdam, Utrecht en Leiden hebben, in samenwerking met het be stuur van de Vereeniging van Neder landsche Gemeenten, een adres gericht tot de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal, betreffende de financieele verhou ding tusschen het Rijk en de gemeenten. Het adres wijst in de eerste plaats op verschillende pogingen, die sedert 1903 zij-n gedaan, om verbetering in de fi nancieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten te brengen, betgeen echter niet gelukt is. De toestand is thans zoo gewerden, dat geen langer uitstel meer mogelijk is. Afgevaardigden der gemeenten met meer dan 50.000 inwoners en van de Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten waren op 22 April jl. ten stad- huize van Amsterdam bijeengekomen om de verder ie nemen stappen ter ver krijging van de zoo noodige herziening en van onmiddellijke hulp te bespreken. Enkele dagen voor die bijeenkomst was evenwel een wijziging van het wetsontwerp betreffende de verruiming van het gemeentelijk belastinggebied ingediend en de kennisneming daarvan leidde reeds dadelijk tot het ontstellen de resultaat, dat dit ontwerp in stede van een uitbreiding van het gemeente lijk belastinggebied en als gevolg daarvan althans eenige verbetering in de gemeentefinanciën te brengen be- teekent een beperking der bevoegdheid tot belastingheffing zoodanig, dat er voor vele van de belangrijkste gemeen ten een verlies van inkomsten uit voort vloeien zou van tientallen percenten van de totale gewone inkomsten. Naast eenige verbeteringen bevat het ontwerp nl. het voorstel om de be voegdheid der gemeentebesturen tot het heffen van een eigen plaatselijke direc te belasting naar het inkomen te doen vervallen en daarvoor in de plaats te geven de bevoegdheid tot het heffen van opcenten van de Rijksinkomsten- en vermogensbelasting tot een maximum van 100. De mogelijkheid van bezuiniging wordt verder in het adres betoogd, op de gemeentelijke budgets is uiterst be perkt. De enkele overigens welkome ver beteringen, die het ontwerp in het voor uitzicht stelt, zijn van betrekkelijk ge ringe betegkenis. Op de bovenbedoelde bijeenkomst was ,men van meening, dat een regeling volgens het ontwerp, zooals het daar ligt, noodlottig voor de financiën van verschillende der meest belangrijke ge meenten zou zijn, en dat verheffing tot wet er toe zou leiden, dat het in onder scheidene gemeenten voor de dagelijk- sche besturen onmogelijk zou worden het bestuur verder te voeren. Gebleken is, dat ook nog voor ande re gemeenten deze wetswijziging on aannemelijk zou zijn. Het wordt noodzakelijk geacht, dat aan de gemeentebesturen vrijheid wor de gelaten eigen inkomstenbelasting te heffen en dat wel zoodanig, dat zij bij de regeling der progressie niet door de wet worden aan banden gelegd, zooals reeds door de regeering werd voorge steld. De beteekenis van de verruiming, welke door de wetswijziging zou kun nen worden verkregen, mag echter niet worden overschat en in geen geval zou daardoor een herziening der financieele verhoudingen zelfs maar minder urgent worden. Vervolgens wordt gewezen op de meerdere lasten, door het centraal ge zag op de gemeenten gelegd, terwijl bij de uitkeeringen uit 's Rijks kas geen re kening is gehouden met de waardever mindering van het geld. Ten onrechte koppelt de regeering de zaak van de financieele verhouding aan de uitkeering uit de oorlogswinstbe lasting, 'welke uitkeering slechts kan strekken tot vergoeding van oorlogs schade en dekking van daaruit ontstane tekorten op vroegere dienstjaren of af lossing daarvoor aangegane leeningen. Heffing van een tabaksaccijns. In zijn Memorie van Antwoord op 't Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over het voorstel tot heffing van een ta baksaccijns, merkt de minister van fi nanciën, aan de hand van de cijfers aangaande den financieelen toestand van het land, op, dat de baten uit den voorgestelden tabaksaccijns tot herstel van het budgetair evenwicht niet ont beerd kunnen worden. Het is niet mo gelijk de ter bestrijding van de gewone uitgaven benoodigde inkomsten uitslui tend uit directe belastingen te vinden ook de accijnzen moeten een deel bij dragen. Tabak wordt niet alleen door den werkman, maar door iedereen ge bruikt. Voor de invoering der belasting zijn de tijden gurStig. Kennisneming van de bezwaren die de groote meer derheid der door den minister ingestel de commissie tegen een verhoogd in voerrecht (aanbevolen inplaats van zijn eigen stelsel) heeft doen gelden, heeft hem de overtuiging geschonken, dat het gekozen stelsel metterdaad de voorkeur verdient. Natuurlijk brengt el ke belasting en zoo ook deze hare be zwaren mede, maar bij de toepassing zullen instructies in milden geest hier aan zooveel mogelijk tegemoet komen. Het verbod van verkoop der fabrikaten in het pand waar zij worden vervaar digd of in een aangrenzend pand, zal echter onverzwakt gehandhaafd moe ten worden, wil men de deur niet wijd openzetten voor fraude. Voor zoover werkloosheid door de afschaffing der huisindustrie mocht worden veroor zaakt, zal daarvoor schadeloosstelling worden verleend. Die afschaffing is een voordeel, zooals door ieder zal worden toegegeven, die de misstanden kent, waartoe de huisindustrie aanleiding geeft. De oneerlijke concurrentie zal bij aanneming van het ontwerp eerder ge drukt worden dan bevoordeeld. De minis.ter is van oordeel dat een proef neming met een invoerrecht voor ruwe tabak niet mag worden genomen, om dat zij de kans van onherstelbaar na deel doet ontstaan. Invoering van een, door sommigen aangeprezen, tabaks monopolie hier te lande zou stellig meer bezwaren medebrengen dan de invoering van het thans voorgedragen stelsel, waaronder de schatkist zonder twijfel belangrijke inkomsten zal ver krijgen. Wat de factuurbelasting be treft, de meening, dat daarbij geen fraude mogelijk is, mits de straf daar tegen hoog genoeg is, kan de minister niet deeien. Uitkeering uit de oorlogswinstbelasting Naar wij vernemen heeft een wets ontwerp tot het doen van een tweede uitkeering uit de oorlogswinstbelasting aan de gemeenten, die daarvoor in aan merking komen, het departement van financiën verlaten. Het ligt in de bedoeling om het ver- INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. slag van de door den minister van fi nanciën ingestelde commissie in zake de verdeeling onder die gemeenten van de 60 millioen gulden uit vorenbedoelde belasting, welk rapport, gelijk gemeld, dezer dagen aan den minister is uitge bracht, als bijlage toe te voegen aan het in te dienen wetsontwerp. Crisiswerkeloosheid. Naar „het Volk" verneemt, is de mi nister van arbeid niet ongeneigd te trachten alsnog middelen te vinden, waardoor het mogelijk zal zijn om voor dit jaar de reglementaire uitkeeringen te verzekeren aan de werklooze leden van die organisaties welke met crisis werkloosheid te kampen hebben. Prot. Chr. Bond van Spoorweg personeel. Te Amsterdam is de 15e algemeene vergadering gehouden van den Prot. Christ. Bond van Spoorwegpersoneel. De voorzitter deelde mede dat de Bond thans 4415 leden telt. Medegedeeld werd, dat een verzoek was ingekomen van Oostenrijksche col lega's om steun. Het hoofdbestuur zal daarover nader mededeelingen doen aan de afdeelingen. Voorts dat het hoofdbestuur wederom naar voren zou brengen bij de directies het verzoek, om den duurtetoeslag van een week loon per maand op twee weken te brengen. Machtiging werd verleend aan het hoofdbestuur, van het saldo over 1919 een bedrag van 3000 in de weer- standskas te storten. Goedgekeurd werd een voorstel van het hoofdbestuur dat aan het Chr. Nat. Vakverbond zal verzoeken om een landelijke Commissie van Actie voor Zondagsrust in het leven te roepen. in de middagvergadering werd een rede gehouden door het Tweede Ka merlid den heer J. Schouten over „Onze Taak." Tapverbod zonder sluiting. Ged. Staten van Noord-Holland droe gen een verordening te Krommenie ter vernietiging voor wegens strijd met de wet, omdat die een tapverbod inhield, zonder, zooals de Drankwet bedoelt, tot sluiting der vergunningen te komen. Thans is van den minister bericht in gekomen, dat hij geen aanleiding ziet de bestreden verordening ter vernieti ging voor te dragen, omdat hij de ge meenteraden op grond van art. 135 Gemeentewet bevoegd acht, zoodanig tapverbod uit te vaardigen. Looneischen der metaalbewerkers. Het bestuur van den Algem. Nederl. Metaalbewerkersbond heeft aan de on georganiseerde werkgevers in de me taalindustrie loonvoorstellen doen toe komen. Er is daarbij een groepeering gemaakt in geschoolden, geoefenden en ongeschoolden. Tevens is gemaakt een indeeling der voornaamste plaatsen van ons land, waar de metaalindustrie wordt uitgeoefend in vier gemeente klassen. Een minimum uurloon is vast gesteld aan eiken volslagen validen ar beider op 25-jarigen leeftijd uit te kee- ren, van in gemeenten van de eerste klasse, voor resp. geschoolden, geoe fenden en ongeschoolden 90, 84, 78 tweede klasse 87, 81, 75 derde klasse 84, 78, 72 vierde klasse 81, 75, 69. Voor de werklieden beneden den 25- jarigen leeftijd van elke vakgroep is een minumum uurloon vastgesteld, verband houdend met den leeftijd vermeldende voor personen van 13- tot 14-jarigen leeftijd, resp. in gemeenten van de eer ste, tweede, derde en vierde klasse een uurloon voor geschoolden van 880, 777, 674, 571 geoefenden 8 75, 772, 6—69, 5—66 ongeschool den 8—70, 7—67, 6—64, 561. De normale werkweek zal ten hoog ste 45 uur bedragen, waarbij des Za terdags de werktijd te 1 uur zal eindi gen. Verder zijn bepalingen gesteld voor overwerk enz.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1920 | | pagina 1