DID
es hemden"
temden
nisbroeken
ordels
ORIESSF,
APKAMER,
Maatschappij tas
ciiivaait
1
ZATERDAG 15 MEI.
gij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
"SemeentebëstuTjr
BINNENLAND
xe&p
- fNo, 114
38e JaargsmjS
X920
ïn
ER.
agsBwiwwjoagffiaa
ï,röm
-geel-rood-tv-Lt
BSSfitTaSS^óaiBasBa
per groote doa.
OH! OH!
ik een jeuk
H (wettig gedepo-
irect, geneest huid-
ss, Excetna, voode
inde wonden.
Proeffi. Fl. 1.—
SANITAS
joedgekeurd.
n, St. Jacobstr. 1
m, Amstelstraat 27
verk en Prijscou-
inlichtingen wordt
:n toezending van
:ls aan ons Hoofd-
AS Box 339, Am-
zoekt
monteur B.j VAN
a/b. .Schorpioen'.
taanwageit,
-abriekskantoor. Br.
au „Vljss. Crt."
n flinke
levrouw KUILER,
weg 62.
Middelburg
11 e r d a m.
t. ïlii, r.Mlt
t.i. nr nr."1
1
T. YlllS.
?,a.
12 uur
7 -
te bekomen:
N.V. Transporten
i.v.h. Erven G.VOS)
B. EENHOORN!
tN OOSfERHOUTf
Gebrs. BUITEN-
VLISSIINGSCHE COURANT
ADVERTENTIE-PRIJS
Van "14 regels 1.voor iedere
r€gel meer 24 centbij abonnement spe-
«ale prijzen. Reclames 48 cent per regel
Dienstaanbiedingen en dienstaanvragen
van 15 regels 50 centiedere regel meer
12 cent, bij contante betaling.
Familieberichten van 16 regels ƒ1.55,
iedere regel meer 24 cent
ABONNEMENTS PRIJS
Voor Vlissingen en gemeenten op Wal-
iheren ƒ2.per drie maanden. Franco
door het geheele rijk 2.30. Week-abon-
nementen 15 cent Afzonderlijke nummers
4 cent
STREMMING VAN HET VERKEER OVER
DE ARSENAALSTRAAT VANAF DE
JOOST DE MOORSTRAAT TOT DEN
DAM AAN DE VOORMALIGE
MARINESLUIS.
Burg. en Weth. van Vlissingen brengen
ter openbare kennis, dat vanaf 17 Mei a.s.
wegens het verrichten van herstellingen
het verkeer over de Arsenaalstraat vanaf
de Joost de Moorstraat tot den Dam aan
de voormalige Marinesluis, zoolang als
loodig zal blijken, zal zijn gestremd.
Vlissingen, 14 Mei 1920.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN WOELDEREN.
De Secretaris,
F. BISSCHOP.
Een meer dan honderdjarige staat
door onze regeering begraven te wor
den, indien althans het parlement daar
aan zijn goedkeuring verleenen' wil. Wij
bedoelen de vervanging door een ande
re van de ruim 105 jaren oude wet, hou
dende voorschriften ter viering der da
gen, aan den openbaren christelijken
godsdienst gewijd. Dat was en is nog
de dusgenaamde Zondagswet, die op
den eersten Maart van 1815 tot stand
kwam en tot op dezen dag van kracht
en in werking bleef. Bijster veel kracht
of werking gaat er echter van de ruim
honderdjarige niet meer uit, hetgeen
om verschillende redenen te begrijpen
xs.lt. Voor alieS'Toch heeft zij niettëgen-
staule hare duidelijk omschreven be
palingen en welbegrepen oogmerk, nim
mer die toepassing gevonden, welke de
oorspronkelijke voorstanders en makers
der wet beoogd hadden. Het gemeente
lijk recht, om door plaatselijke veror
deningen in het kader der wet, verschil
lende bepalingen daarvan, hetzij bui
ten werking, hetzij op den voet eener
eigenmachtige interpretatie te stellen,
heeft er langzamerhand toe geleid, dat
de toepassing der wet in verschillende
deelen ,des lands gansch en al verschil
lend was en vooral de groote gemeenten
hebben, elk voor zich, een ruim gebruik
van hare bijzondere bevoegdheden ten
deze gemaakt. Tal van met het wezen
en de kern der wet nauw samenhangen
de voorschriften werden en worden nog
óf niet uitgevoerd óf op geheel andere
wijze dan met de bedoeling van den
oorspronkelijken wetgever in overeen
stemming is. Vandaar dat in uitgebrei
de kerkelijke kringen des lands met
leede loogen de ontwikkeling van een
toestand werd aanschouwd, die zij zoo
wel ten eenen male in strijd met het
wettelijk oogmerk achtten, alsook in-
druischende tegen iaun eigen religieuse
gevoelens. En daarom vait het geensins
te verwonderen, dat onze huidige regee-
rütg in een en ander aanleiding meende
te .moeten vinden, om de oude en ver
ouderde wet te begraven en een nieuwe
het levenslicht te schenken. Daartoe i$
dan dezer dagen bij Koninklijke Bood
schap een nieuw ontwerp-Zandagswet
aangekondigd.
Mag met recht dit ontwerp den naam
tan nieuw dragen in stede, dat het ge-
de oude wet zich met den „Zondag
"algemeen erkende Christelijke feest-
dagen" bezig houdt, bevat het nieuwe
Wetsontwerp slechts bepalingen nopens
den Zondag en wel dezen erkennend
jds „algemeenen Christelijken rustdag", j
daarmede mag aan de bewoordingen
een wijziging zijn toegebracht, in het
wezen der zaak gaat het en ging het
00l< bij de oude wet, enkel, althans
v°ornamelijk, om den Zóndag. Wan-
"eer wij, hetgeen wij om der uitvoerig-
heidwille nalaten zullen, de beide wet
ten
dan
naast elkander zouden bespreken,
ontwaart men al aanstonds, dat
citelijk de nieuwe wet slechts een aan-
ikking der bepalingen van de oude is.
'een komt het verschil wat meer uit
Waar de nieuwe wet zich uitlaat over
m verbieden van eenige openbare ver-
akelijkheid op Zondag, waaronder
an tornen te vallen alle tentoonstel
lingen, vertooningen, opvoeringen, uit
voeringen, wedstrijden en spelen, ai dan
niet toegankelijk tegen betaling. Open
luchtspelen, die niet het karakter van
wedstrijd dragen en waar geen betaling
geschiedt, vallen hierbuiten. Klinkt dit
vrij onheilspellend voor eventueele over
treders der verboden, daar staat tegen
over, dat ook hierbij plaatselijke ver
ordeningen een stem in het kapittel
hebben, terwijl het bovendien te ver
wachten is, dat men zich aan de bepa
lingen dezer wet even weinig stoort,
dan aan die der oude. De nieuwe wet
toch hinkt op dezelfde twee gedachten
als haar voorgangster, te weten, dat zij
eenerzijds de wijding van den Zondag
bij wettelijk voorschrift waarborgen wil,
anderzijds door het toestaan van plaat
selijke bepalingen, de uitwerking der
wet geheel en al denkbeeldig maakt.
Indien, wat wij nochtans niet zoo
zonder meer verwachten dat geschieden
zal, deze wet inderdaad wordt aange
nomen en de Koninklijke bekrachtiging
erlangen zal, dan nog dunkt ons, dat de
feitelijke toestand gansch en al dezelf
de zal blijven als deze onder de vigee-
rende bepalingen van de oude wet is
geweest. Dit hinken op twee gedachten
en de ai bij voorbaat duidelijk aan het
licht tredende ondoelmatigheid der wet,
wijzen ons erachtens hierop, dat de
zaak, waar het hier feitelijk om gaat
en om moet gaan, een is, die minder
bij den wetgever dan wei bij ons zeiven
dient te worden uitgemaakt Het ligt
voor de hand, dat in algemeene trekken
j de rust van den Zondag vastgelegd en
gewaarborgd moet zijn. Doch verder ga
geen enkele wet noch wetsinterpretatie.
Het gaat toch hierbij minder om wat
uiterlijk wordt vastgesteld, dan wel wat
innerlijk wordt ondervonden. De rust
en de heiliging van den Zondag, zij
moeten voor alles in ons en niet buiten
ons te vinden zijn. Wat baat de stilte
der stad, die als uitgestorven ligt
maar in ons binnenste woedt en raast
het en broedt het brein en jaagt het
hart met onstuimigen slag? Hoe kan
I des Zondags heilzame vrede in ons ge-
moed neerdaten en ons de stille uren
j tehuis tot innige vreugde maken, wan-
j neer, o zeker door den weitenmaker het
j daarbuiten akelig eentonig en leeg is,
maar alle wetgevers ten spijt, twist en
tweedracht onzen huiselijken vrede sto-
ren en ons de rust vergallen
j De zegening van den waarachtig
i doorleefd wordenden Zondagin
derdaad wij kennen geen mildere, geen
weldadigere, geen rijkere dan deze,
welker vruchten wij ons zeiven schen
ken kunnen. De vreedzame morgenuren,
de verpoozing brertgende middagston-
I den, en de innige aan vriend- of ver
wantschap zich parende Zondagavond-
tijd, het zijn alle evenzoovele heerlijk
heden des harten, evenzoovele ver-
I kwikkingen van het gemoed, evenzoo
vele zuiveringen van den geest. Wan
neer de werkdagen der week inderdaad
voor ons dagen des arbeids en der be
kommering en zorgen geweest zijn, in
dien wij gewerkt hebben, elk onzer naar
de mate zijner krachten en geschonken
gaven, wanneer dan elke dag der week
zijn moeifevolle uren heeft gebracht en
doen doorleven,en, mag het zijn ook
het doel nader heeft doen komen, wie
onzer zou dan zichzelf, zou elk ander,
de verkwikkende rust en de kracht her
winnende vredigheid van dien eenen
dag bij uitmuntendheid, van dien alle
andere kronenden eersten dag der week,
misgunnen
Er zijn in ons kleine land nog geluk
kig ontelbaar velen die, ongeacht wet of
verordening, het gevoel, van wat de
Zondag voor hen is en wezen moet,
kennen en hoog houden. Het is die
breede schare die, niet behoorend
eenerzijds tot degenen, die uit te ver
gedreven religieus beginsel de Zon
dagsrust in het harde en enge keurslijf
van strenge wetsbepalingen willen
prangen, anderszijds al evenmin tot hen
gerekend mogen worden, die het in bal-
dadigen overmoed op expresselijke ont
wijding van de Zondagsviering hebben
aangelegd het is die, gelukkig, nog
groote menigte die, kerksch of on-
kerksch de Zondagsheiliging, eik naar
eigen gemoedstrant op waardige wijze
doorleven en hare zege ervaren. Hun
was daarvóór geen oude, noch ook een
nieuwe wet van noode.
De Wielingen.
Dezer dagen meldden we, dat, vol
gens het „Handelsblad van Antwerpen"
de Belgische hydrografische dienst van
het zeewezen peilingen 2ou gaan doen
ten einde een beteren toegang uit zee
naar de Schelde te vinden. De „Indé-
pendance Beige" meldt er meer van en
doet daarbij merkwaardige verklarin
gen.
De Schelde zoo schrijft dit blad
„is tijdens den oorlog niet met de zorg
onderhouden, die men er vroeger aan
besteedde."
Lezen we goed Heeft de Nederland-
sche regeetlng dan niet altijd het vaar
water van de Schelde verwaarloosd,
zooals, sedert de campagne tegen ons
land begon, van Belgische zijde voort
durend is beweerd
De „indépendance" schrijft dan ver
der, dat men na den wapenstilstand,
wegens die mindere zorg tijdens den
oorlog, dan ook bevreesd was voor
verzanding, met name van de invaart-
geul. Maar neen, de peilingen toonden
aan, dat er geen verzanding was, be
halve hier en daar een verondieping
van 50 cM. „De scheepvaart kon dus
weer worden geopend als in 1914. De
omstandigheden hebben gemaakt, dat
men zelfs schepen van grooter diep
gang de Schelde zag opvaren dan vroe
ger. Voor den oorlog was de „Lapland"
met 28 voet diepgang, het grootste
stoomschip, dat ooit de haven van Ant
werpen binnenvoer. Tegenwoordig val-
len er geregeld Amerikaansche trans
portschepen binnen van 34 voet diep
gang."
Wat heeft de Nederlandsche regee
ring om de haven van Antwerpen tegen
te werken de Schelde toch slecht on
derhouden, niet waar
Maar de „Indépendance" is nu eer
lijk genoeg om te erkennen „Zij, die
vroeger hebben betoogd, dat men ver
standig deed de. vaargeul te wijzigen,
zullen er een argument voor hun
stelling in vinden" (namelijk in de
volmaakt gebleven bevaarbaarheid van
■de Schelde woorden van de „1. B."),
„want het is bewezen, dat er aan het
tegenwoordige beheer van de Schelde
wel iets goeds is".
is het niet verbazend, vraagt „het
Vad." waaraan dit artikel is ontleend.
Dat er aan dat beheer inderdaad „wel
iets goeds is", is vóór den oorlog van
Belgische zijde genoeg erkend men
denke maar aan de verslagen van de
Antwerpsche Kamer van Koophandel
maar sedert op het Kaatst van den
oorlog de strijd over de Schelde begon
nen is, hébben de menschen, die er zoo
over dachten, geen kik gegeven, we
zonderen eenige Vlaamsche woord
voerders, als menschen zonder verant
woordelijke positie, nu uit.
Waf nu de voorgenomen peilingen
betreft, schrijft de „I. B." het Volgende
Het vaarwater van de Wielingen wordt
afgebakend met de vuurschepen „Wie
lingen", „Wandelaar" en „Westhinder".
Nu 'heeft men alle reden aan te nemen,
dat er bij de Wandelaar dieper geulen
zijn dan die nu worden gebruikt. Be
vestigen de peilingen dat, dan zal ver
moedelijk de Wandelaar een eind
Noordwaarts worden verlegd. Mis
schien zal er dan ook aanleiding zijn
om de Westhinder iets te verleggen.
Dan zouden er nog grooter schepen in
Antwerpen kunnen komen.
Ongetwijfeld zal onze regeering voor
een dergelijke verbetering haar ver-
eischte meewefking willen verleenen.
De financieele verhouding tusschen
rijk en gemeenten.
De gemeentebesturen van Amster
dam, Rotterdam, Utrecht en Leiden
hebben, in samenwerking met het be
stuur van de Vereeniging van Neder
landsche Gemeenten, een adres gericht
tot de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal, betreffende de financieele verhou
ding tusschen het Rijk en de gemeenten.
Het adres wijst in de eerste plaats op
verschillende pogingen, die sedert 1903
zij-n gedaan, om verbetering in de fi
nancieele verhouding tusschen het Rijk
en de gemeenten te brengen, betgeen
echter niet gelukt is.
De toestand is thans zoo gewerden,
dat geen langer uitstel meer mogelijk is.
Afgevaardigden der gemeenten met
meer dan 50.000 inwoners en van de
Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten waren op 22 April jl. ten stad-
huize van Amsterdam bijeengekomen
om de verder ie nemen stappen ter ver
krijging van de zoo noodige herziening
en van onmiddellijke hulp te bespreken.
Enkele dagen voor die bijeenkomst
was evenwel een wijziging van het
wetsontwerp betreffende de verruiming
van het gemeentelijk belastinggebied
ingediend en de kennisneming daarvan
leidde reeds dadelijk tot het ontstellen
de resultaat, dat dit ontwerp in stede
van een uitbreiding van het gemeente
lijk belastinggebied en als gevolg
daarvan althans eenige verbetering in
de gemeentefinanciën te brengen be-
teekent een beperking der bevoegdheid
tot belastingheffing zoodanig, dat er
voor vele van de belangrijkste gemeen
ten een verlies van inkomsten uit voort
vloeien zou van tientallen percenten van
de totale gewone inkomsten.
Naast eenige verbeteringen bevat het
ontwerp nl. het voorstel om de be
voegdheid der gemeentebesturen tot het
heffen van een eigen plaatselijke direc
te belasting naar het inkomen te doen
vervallen en daarvoor in de plaats te
geven de bevoegdheid tot het heffen
van opcenten van de Rijksinkomsten- en
vermogensbelasting tot een maximum
van 100.
De mogelijkheid van bezuiniging
wordt verder in het adres betoogd, op
de gemeentelijke budgets is uiterst be
perkt.
De enkele overigens welkome ver
beteringen, die het ontwerp in het voor
uitzicht stelt, zijn van betrekkelijk ge
ringe betegkenis.
Op de bovenbedoelde bijeenkomst
was ,men van meening, dat een regeling
volgens het ontwerp, zooals het daar
ligt, noodlottig voor de financiën van
verschillende der meest belangrijke ge
meenten zou zijn, en dat verheffing tot
wet er toe zou leiden, dat het in onder
scheidene gemeenten voor de dagelijk-
sche besturen onmogelijk zou worden
het bestuur verder te voeren.
Gebleken is, dat ook nog voor ande
re gemeenten deze wetswijziging on
aannemelijk zou zijn.
Het wordt noodzakelijk geacht, dat
aan de gemeentebesturen vrijheid wor
de gelaten eigen inkomstenbelasting te
heffen en dat wel zoodanig, dat zij bij
de regeling der progressie niet door de
wet worden aan banden gelegd, zooals
reeds door de regeering werd voorge
steld. De beteekenis van de verruiming,
welke door de wetswijziging zou kun
nen worden verkregen, mag echter niet
worden overschat en in geen geval zou
daardoor een herziening der financieele
verhoudingen zelfs maar minder urgent
worden.
Vervolgens wordt gewezen op de
meerdere lasten, door het centraal ge
zag op de gemeenten gelegd, terwijl bij
de uitkeeringen uit 's Rijks kas geen re
kening is gehouden met de waardever
mindering van het geld.
Ten onrechte koppelt de regeering de
zaak van de financieele verhouding aan
de uitkeering uit de oorlogswinstbe
lasting, 'welke uitkeering slechts kan
strekken tot vergoeding van oorlogs
schade en dekking van daaruit ontstane
tekorten op vroegere dienstjaren of af
lossing daarvoor aangegane leeningen.
Heffing van een tabaksaccijns.
In zijn Memorie van Antwoord op 't
Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
over het voorstel tot heffing van een ta
baksaccijns, merkt de minister van fi
nanciën, aan de hand van de cijfers
aangaande den financieelen toestand
van het land, op, dat de baten uit den
voorgestelden tabaksaccijns tot herstel
van het budgetair evenwicht niet ont
beerd kunnen worden. Het is niet mo
gelijk de ter bestrijding van de gewone
uitgaven benoodigde inkomsten uitslui
tend uit directe belastingen te vinden
ook de accijnzen moeten een deel bij
dragen. Tabak wordt niet alleen door
den werkman, maar door iedereen ge
bruikt. Voor de invoering der belasting
zijn de tijden gurStig. Kennisneming
van de bezwaren die de groote meer
derheid der door den minister ingestel
de commissie tegen een verhoogd in
voerrecht (aanbevolen inplaats van zijn
eigen stelsel) heeft doen gelden, heeft
hem de overtuiging geschonken, dat
het gekozen stelsel metterdaad de
voorkeur verdient. Natuurlijk brengt el
ke belasting en zoo ook deze hare be
zwaren mede, maar bij de toepassing
zullen instructies in milden geest hier
aan zooveel mogelijk tegemoet komen.
Het verbod van verkoop der fabrikaten
in het pand waar zij worden vervaar
digd of in een aangrenzend pand, zal
echter onverzwakt gehandhaafd moe
ten worden, wil men de deur niet wijd
openzetten voor fraude. Voor zoover
werkloosheid door de afschaffing der
huisindustrie mocht worden veroor
zaakt, zal daarvoor schadeloosstelling
worden verleend. Die afschaffing is een
voordeel, zooals door ieder zal worden
toegegeven, die de misstanden kent,
waartoe de huisindustrie aanleiding
geeft. De oneerlijke concurrentie zal bij
aanneming van het ontwerp eerder ge
drukt worden dan bevoordeeld. De
minis.ter is van oordeel dat een proef
neming met een invoerrecht voor ruwe
tabak niet mag worden genomen, om
dat zij de kans van onherstelbaar na
deel doet ontstaan. Invoering van een,
door sommigen aangeprezen, tabaks
monopolie hier te lande zou stellig
meer bezwaren medebrengen dan de
invoering van het thans voorgedragen
stelsel, waaronder de schatkist zonder
twijfel belangrijke inkomsten zal ver
krijgen. Wat de factuurbelasting be
treft, de meening, dat daarbij geen
fraude mogelijk is, mits de straf daar
tegen hoog genoeg is, kan de minister
niet deeien.
Uitkeering uit de oorlogswinstbelasting
Naar wij vernemen heeft een wets
ontwerp tot het doen van een tweede
uitkeering uit de oorlogswinstbelasting
aan de gemeenten, die daarvoor in aan
merking komen, het departement van
financiën verlaten.
Het ligt in de bedoeling om het ver-
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
slag van de door den minister van fi
nanciën ingestelde commissie in zake
de verdeeling onder die gemeenten van
de 60 millioen gulden uit vorenbedoelde
belasting, welk rapport, gelijk gemeld,
dezer dagen aan den minister is uitge
bracht, als bijlage toe te voegen aan
het in te dienen wetsontwerp.
Crisiswerkeloosheid.
Naar „het Volk" verneemt, is de mi
nister van arbeid niet ongeneigd te
trachten alsnog middelen te vinden,
waardoor het mogelijk zal zijn om voor
dit jaar de reglementaire uitkeeringen
te verzekeren aan de werklooze leden
van die organisaties welke met crisis
werkloosheid te kampen hebben.
Prot. Chr. Bond van Spoorweg
personeel.
Te Amsterdam is de 15e algemeene
vergadering gehouden van den Prot.
Christ. Bond van Spoorwegpersoneel.
De voorzitter deelde mede dat de
Bond thans 4415 leden telt.
Medegedeeld werd, dat een verzoek
was ingekomen van Oostenrijksche col
lega's om steun. Het hoofdbestuur zal
daarover nader mededeelingen doen
aan de afdeelingen. Voorts dat het
hoofdbestuur wederom naar voren zou
brengen bij de directies het verzoek, om
den duurtetoeslag van een week loon
per maand op twee weken te brengen.
Machtiging werd verleend aan het
hoofdbestuur, van het saldo over 1919
een bedrag van 3000 in de weer-
standskas te storten. Goedgekeurd
werd een voorstel van het hoofdbestuur
dat aan het Chr. Nat. Vakverbond zal
verzoeken om een landelijke Commissie
van Actie voor Zondagsrust in het leven
te roepen.
in de middagvergadering werd een
rede gehouden door het Tweede Ka
merlid den heer J. Schouten over „Onze
Taak."
Tapverbod zonder sluiting.
Ged. Staten van Noord-Holland droe
gen een verordening te Krommenie ter
vernietiging voor wegens strijd met de
wet, omdat die een tapverbod inhield,
zonder, zooals de Drankwet bedoelt,
tot sluiting der vergunningen te komen.
Thans is van den minister bericht in
gekomen, dat hij geen aanleiding ziet
de bestreden verordening ter vernieti
ging voor te dragen, omdat hij de ge
meenteraden op grond van art. 135
Gemeentewet bevoegd acht, zoodanig
tapverbod uit te vaardigen.
Looneischen der metaalbewerkers.
Het bestuur van den Algem. Nederl.
Metaalbewerkersbond heeft aan de on
georganiseerde werkgevers in de me
taalindustrie loonvoorstellen doen toe
komen. Er is daarbij een groepeering
gemaakt in geschoolden, geoefenden en
ongeschoolden. Tevens is gemaakt een
indeeling der voornaamste plaatsen
van ons land, waar de metaalindustrie
wordt uitgeoefend in vier gemeente
klassen. Een minimum uurloon is vast
gesteld aan eiken volslagen validen ar
beider op 25-jarigen leeftijd uit te kee-
ren, van in gemeenten van de eerste
klasse, voor resp. geschoolden, geoe
fenden en ongeschoolden 90, 84, 78
tweede klasse 87, 81, 75 derde klasse
84, 78, 72 vierde klasse 81, 75, 69.
Voor de werklieden beneden den 25-
jarigen leeftijd van elke vakgroep is een
minumum uurloon vastgesteld, verband
houdend met den leeftijd vermeldende
voor personen van 13- tot 14-jarigen
leeftijd, resp. in gemeenten van de eer
ste, tweede, derde en vierde klasse een
uurloon voor geschoolden van 880,
777, 674, 571 geoefenden 8
75, 772, 6—69, 5—66 ongeschool
den 8—70, 7—67, 6—64, 561.
De normale werkweek zal ten hoog
ste 45 uur bedragen, waarbij des Za
terdags de werktijd te 1 uur zal eindi
gen.
Verder zijn bepalingen gesteld voor
overwerk enz.