fiissinpÉ M bijvoegsel De Huwelijksdag Zaterdag 24 Ipril 1920. - Ho. 91. Brieven ait de Hofstad FEUILLETON VAN DP VAN De mode. We spia&en onlangs van de mode en van de Ietwat zonderlinge pogingen, welke .aangewend worden, om deze wis pelturige afgoden aan banden te leg gen. Nu 't voorjaar met rassclie schre den nadert' en reeds een zomersche stemming zich van de zijde van de men- schen meester maakt, blijkt het, dat de gebenedijde mode nog niets van haar macht en aanzien heeft verloren. Het is voor een lieer der schepping altijd moeilijk en gevaarlijk om te mijmeren over de mode, omdat hij aan den éénen kant gevaar loopt 0111 in ongenade te vallen, wanneer hij niet. meedweept met de vereering van de mode, en aan den anderen kant minder vriendelijke ver wijten te liooren zal krijgen, wanneer hij al te zeer waagt mede te doen in de wispelturige kuren van de geliefkoosde mode. Men houdt van de variatie, die zij ons brengt en volgt lijdzaam haar be velen óf men stelt er zich tegen te weer. De Franschen wisten het wel toen zij zeiden Le temps, In femme et la fortune Tournent comme le vent et changent comme Ia hme. De vrouw wordt hier gesteld tusschen liet weer en de fortuin, inderdaad de twee meest wisselvallige en wispeltu rige elementen in ons leven. Zij wordt vergeleken met den wind en de maan, wier standvastigheid nu eenmaal ook niet tot de meest gerenommeerde be hoort. Ouderwetsche moralisten hebben vaak getraciit de oorzaak van de vrouwelijke neiging naar sier en op schik te ontdekken. Zij hebben dan met veel ophef de stelling verkondigd, dat de vrouw naar veel afwisseling in de uiterlijkheden des levens zoekt, omdat de variatie in het innerlijke leven ge ring was. De veronderstelling werd ge opperd, dat de mode en de mode-zucht zou verminderen, zoodra de vrouw een belangrijke plaats zftu innemen in liet maatschappelijk leven, zoodra zij zelf standiger zou staan en een beroep zou kiezen, dat reeds op een groot deel van haar leven beslag legde. De ervaring leert, dat deze veronder stelling niet juist is. Het overgroote deel van de meisjes heeft thans een le venstaak gevonden. Haast nergens ont moet men meer het ouderwetsche niets- nuttige juffertje, .dat den tijd verklun gelt. Het is echter volstrekt onjuist, dat de mode daardoor heeft afgedaan. Het tegendeel is waar. Nergens vindt men meer neiging tot opschik als juist bij de meisjes, die gelijk men dat populair pleegt uit te drukken hun eigen brood verdienen. Een onevenredig groot deel van het verdiende geld wordt aan de mode geofferd en wie eens infor meert bij lien, die in dienst der mode de leveranciers zijn van al het moois, verneemt, dat juist door cte werkende meisjes het meest wordt besteed aan luxe en schijn. Als vanzelf brengt dit ons tot een beschouwing van de positie van die werkende juffertjes, waarvan de kantoren thans overladen zijn. Over het algemeen is het oordeel over hen éénsluidend. Een leider van een- groot bedrijf, waarin zeer vele vrouwelijke krachten werkzaam zijn, vertelde ons zijn erva ringen en zijn'opvattingen. Niet onaar dig is liet daarvan het een en ander mede te deelen. Voor-op stelde hij de verklaring, dat (Naar het Engelsch) Door M. HELLEMA. 18) Daura wierp een snellen blik op de twee. Troy luisterde met gespannen aandacht naar het gebabbel van hef meisje. Vane trachtte, maar met niet al te groot succes, Annira na te bootsen. Sedert de meisjes bij den deken hadden gelogeerd, was Vane's haar van vos- bruin rood geworden en zij droeg het op Annira's gewone manier. Hare dun ne wenkbrauwen waren donkerder, haar huid blanker en haar lippen roo- der dan eer de twee meisjes Score Lon den hadden bezocht en zeer bewonderd waren. Daar Vane kort en dik, 'en An nira lang en slank was, was het moei lijker haar figuur na te bootsen dan haar gelaat, maar Vane deed haar best met zeer nauwe corsetten en ontzettend hooge hakken. Zij was zes en twintig jaar en was er vroeger trotsch op ge weest, dat zij ouder was dan haar nichtje. Maar het laatste jaar was zij toch teruggegaan tot Nira's leeftijd. „Neen, ik heb Vane niets gezegd omtrent meneer Troy, behalve wat jij hebt gehoord", antwoordde Daura. „Maar ik ben heel blij, dat hij zoo in naar smaak schijnt te vallen. Ik kwam hem zeggen, dat zijn kamer klaar is. het vermogen om te werken volkomen gelijk was bij de vrouwen als bij de mannen. De ijver en «de werklust waren z.i. bij de jongere meisjes grooter dan bij de jongere -mannen. Echter valt bij dc oudere meisjes vermindering te be speuren. Deze vermindering valt al spoedig te constateeren, zoodra de lief de in haar .-leven komt. Zoodra een meisje het'.vooruitzicht heeft van binnen afzienbaren tijd te trouwen, kan over het algemeen het werk haar niet veel meer schelen. De mannen zijn in die levensperiode juist veel meer ambitieus. Twee groote nadeelen achtte hij aan het werkzaam-stellen van meisjes ver bonden, nl. het veel hoogere ziekte- cijfer en het groote verloop, tengevolge van het verlaten van den dienst bij huwelijken. Juist wanneer de meisjes de werkroutine te pakken krijgen en waarde hebben voor het werk, verlaat een deel den arbeid. Van de meisjes, die op 17 of 18-jarigen leeftijd in dienst treedt is 75 ,7 op 25 of 25-jarigen leef tijd alweer uit den dienst. De ervaring met het in dienst houden van gehuwde vrouwen was zeer slecht. Enkele' goede niet te na gesproken, loopen die alle er de kantjes af. Meestal is het doel om slechts eenige jaren in dienst te blijven, ten einde wat geld extra te verdienen en te avond of te morgen, als dat doel bereikt is, ver dwijnen zij. Het cijfer van absentie is bij de gehuwde werkende vrouwen zeer groot. En de ouwe vrijsters, hoe zijn die was onze vraag. Verschillend, luidde het antwoord. Er zijn er, die volkomen opgaan in het werk en uitstekende krachten zijn. Een groot deel echterverzuurt en is onverschillig. Bij de laatste is het ver- zuim-cijfer alweer zeer hoog. Er is één ding, dat een zeer ongun- stigen invloed heeft op de arbeidende meisjes, en dat ééne isde mode. Die maakt ze den kop gek. Eeuwig en altijd praten ze over haar kleeren'; uit en de na wordt dat onderwerp behan deld uitvoerige kritieken worden gele verd over elkaar's costuums en het blijkt wel, alsof zij voor niets anders aandacht hebben. Tijdens haar werk zijn ze, met enkele uitzondering, een voudig en praetisch gekleed, maar hun kist en leven is, buiten den arbeidstijd te „geuren". Gesprekker* met hen ge voerd, hadden onzen berichtgever den indruk gegeven, dat een zeer groot deel aan kleeren werd uitgegeven Zoo keeren wij tot ons uitgangspunt voor dezen brief terug de kans op vermindering van de mode is, blijkens deze ervaring, niet groot en de veron derstelling van de oude moralisten komt niet uit. Zelfs valt eer een ver sterking van de zucht naar modieuse variaties of variatieve modes te con stateeren dan een achteruitgang. Nog één verschijnsel moeten wij even constateeren. Het is een bekend feit, dat een dorp, als het stadsailures gaat naapen, altijd de minst aanbevelens waardige het eorst overneemt. Zoo blijkt nu ook, dat de meisjes, die vroe ger, tengevolge van geldgebrek, een voudiger moesten zijn, thans bij het stijgen iiarer inkomsten juist datgene van beter-gesitueerde klassen overne men, wat op het uiterlijk gericht is. De mode vindt onder de kleine, ietwat ge rezen volksklasse, thans den meesten aanhang. Dat dit eqn gelukkig verschijnsel is, zal- niemand beweren. Men behoeft geen pessimist te zijn, om de nadeelen ervan ie voorzien. De gewijzigde maatschap pelijke verhoudingen en toestanden hebben natuurlijk haar schaduwzijden. Op één daarvan hebben wij thans eens gewezen. Een groote stad biedt zeer veel s.tof om deze te leeren kennen. EIBER. VOORZICHTIGHEID BIJ DE DRANKBESTRIJDING. In het tijdschrift „Gemeentebelangen'? wordt er op gewezen, dat er een nieuwe Wil jij hem er brengen De chauffeur weet, waar hij moet wezen. V/ij heb ben meer bediendenkamers dan logeer kamers". „Waar zal George's vriend logee- ren vroeg Alastair. Daura wist, dat die vraag komen moest en was er op voorbereid, of schoon ze haar vreesde. ,.De eenige plaats, die wij over hebben, is de „zwarte Bretonsche kamer", ant woordde ze met gemaakte kalmte. „Bij Ju-piter Je maakt er een grapje van „Zeker niet. Heb ik niet pas gezegd, dat we geen andere beschikbaar heb ben „Nu, ik ik laat me hangen „jij bent even dwaas als de meiden", zei Daura snibbig. „Je gelooft toch ze ker niet, zooals Alargaret en Janet, dat er iets in de kamer is, dat de mensehen in hun slaap wegtoovert of hen door zijn verschijning krankzinnig maakt?" „Neen, natuurlijk niet", zeide Alas tair. „En toch zou ik niet durven wagen daar iemand te laten slapen". „Het moet wel, als „Ik weet het. Nu, misschien is het goed want er ligt een vurige glans in de groote, zwarte oogen van dien kerel, die doet denken, dat hij en de duivel op goeden voet staan." Daura had zelf Troy's oogen ook- „duiveisooge'n" genoemd toch nam zij Alastair's critiek zeer kwalijk. De be schermende toon, dien hij aannam, hin derde haar, .alsof Troy haar vriend was stap dreigt gezet te worden op het ge bied van den dwang, nl. dc Plaatselijke Keuze. Deze is ingeleid door een adres, dat heet van een onnoemelijk aantal staatsburgers afkomstig te zijn, maar •waarop tal van handteekeningen zijn verzameld op de bekende wijze, welke bij dergelijke zaken pleegt te worden toegepast, maar die in ieder geval af komstig zijn van personen, die abso luut niet in staat zijn zich van de in grijpende beteekenis en de ernstige gevolgen van het stelsel rekenschap te geven. Wij ontleenen het volgende aan het bovengenoemde artikel Waar verschillende gemeenteraden zich opmaken om aan het door inr. Rut gers c.s. ingediende wetsontwerp ad- haesie te betuigen, achten wij het wel gewenscht hier de meening van een zoo gezaghebbend drankbestrijder als prof. dr. C. A. Pekelharing in „De Amster dammer" van 14 Febr. jl. weer te ge ven. Prof. P., 'wiens meening hierop neerkomt, dat het niet aangaat elke verleiding uit dê wereld weg te nemen, maar dat men de zwakken tegen de ver leiding moet hoeden en dat het aantal dier zwakken te gering is om om hun nentwil aan de sterkeren de vrijheid te ontnemen, zegt o.a. over de plaatselijke keuze Verdient het aanbeveling, den eersten stap op dien weg te zetten De bedoeling, ons land te verlossen van het alkohoiisme, de drankzucht, het verslaafd zijn aan den drank en van dien acuten, dikwijls heftigen waanzin, die dronkenschap heet, moet wel door ieder die het goed meent met den mede- mensch en met het maatschappelijk wel zijn, warm worden toegejuicht. Aan al de ellende die de alcohol veroorzaakt is een eind, zoodra men den drank uit de samenleving wegneemt. Maar de zaak is niet zoo eenvoudig als zij bij den eersten aanblik schijnt. De mensch haakt, in het vermoeiende, drukke leven, dat eisehen stelt van zoo velerlei aard, naar middelen om nu en dan zijn stem ming te veranderen, hetzij op te wekken of te bedaren, al naar de omstandighe den het wenschelijk maken. Is er geen alkohol meer te krijgen, dan wordt ai- licht naar andere middelen, als mor phine en cocaïne, waarvan de werking op den duur nog veel schadelijker is, gegrepen, in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika is nu de proef met vol strekt verbod van alle alkohol bevatten de dranken begonnen. Over den uitslag daarvan valt nu nog niet te oordeelen. Maar als men in aanmerking neemt, hoeveel daar in de laatste jaren, toen de gelegenheid om te drinken nog al leen maar beperkt werd, over .„drug addiction", verslaafdheid aan zulke middelen, is geklaagd, en op hoe groote schaal in de „droge staten" bedriegelijk alkohol werd geproduceerd en inge voerd, dan schijnt de vrees niet geheel ongerechtvaardigd, dat men daar thans bezig is den duivel door Beëlsebub uit te drijven. Maar, zal men zeggen, voor een zoo krassen maatregel als geheel verbod behoeft men zich in ons vaderland voor- ioopig nog niet ongerust te maken. Nu wordt slechts voorgesteld, in gemeenten waar de groote meerderheid der inge zetenen dit wenscht, den verkoop van sterken drank te verbieden. De invoer echter zal mogelijk blijven. Het zal ieder vrij staan, gedistilleerd van buiten te laten komen en binnenshuis te drin ken. Bovendien betreft het verbod al leen sterke dranken op wijn en bier zal het, volgens het voorstel, geen be trekking hebben. Juist daarom zijn vele onthouders er maar weinig mee inge nomen. Zij hebben er slechts vrede mee, omdat het een schrede is in de, naar hun inzicht, goede richting. Men kan dan ook moeilijk aannemen, dat het ver bod van verkoop van sterken drank bij plaatselijke keuze van grooten invloed kan zijn bij de bestrijding van alkoho lisme en dronkenschap in Nederland. De maatregel zal toch vooreerst wet geweest en zij hem moest verdedigen. En toch had zij eenige minuten geleden gedacht „Als er iets mocht gebeuren in die kamer, zou George gered zijn." Maar het was iets heel anders, dat Alastair tegen den man was ingeno men. Niemand op Dunulm behalve zij mocht oen hekel hebben aan Robert Troy. Zij was bijna begonnen, dien „ongelikten beer" tegen Alastair te verdedigen, maar hield nog juist op, toen zij op het punt was te zeggen, dat, waarop men ook aanmerkingen kon maken bij Troy, zijn oogen toch prach tig .waren. Dat te zeggen zou het haar nog" moeilijker maken haar slaaf te controleeren. Daarom eindigde zij den begonnen zin met een beroep op zijn stilzwijgendheid. „Je zult hem toch niet vertellen van de Iraniër „Natuurlijk niet. Houd je me voor een driedubbelen ezel Maar de be dienden „Zij zijn gewaarschuwd en hebben het beloofd. Wat de familie betreft, niemand behalve jij zal weten of zich er over bekommeren, in welke kamer meneer Troy slaapt." „Vane schijnt zich wel te bekomme ren om alles, wat hem aangaat." „Haar kamer is aan '1 andere eind van de gang. Zij zal niet vernemen waar hij is. F.venwel Daura hield op om na te denken. „Als Troy en Vane Erskine eens groote vrienden werden, kon hij haar toevallig zijn kamer eens beschrijven. slechts hier en daar worden toegepast en degenen die inderdaad aan den drank verslaafd zijn, zullen, als zij niet al te behoeftig zijn, wel middelen vin den om zich dien, ook in den verboden kring, te verschaffen. Waar, in andere landen, plaatselijke keuze reeds ingang heeft gevonden, zijn dan ook de uit komsten niet onbetwist gunstig. Evenwel, de voorstellers van het wetsontwerp zullen liet doel dat zij daarmede hopen te bereiken wel niet als van weinig beteekenis beschouwen, zooals ook die vurige bestrijders van den alkohol, die, enkele jaren geleden, ter wille van een volkspetitionnement voor plaatselijke keuze, ons land in be weging hebben gebracht, zeker niet twijfelden aan het gewicht van de zaak, waarvoor zij zicli zooveel moeite heb ben gegeven. Het is het beginsel dat men aangenomen wenscht te zien. Al kan dit nu, om redenen van praktijk, voorloopig nog slechts in geringen om vang worden toegepast, toch zal men het reeds als een groote winst beschou wen, als het eenmaal in onze wetgeving is opgenomen. De ruimere toepassing zal dan wel volgen. Dit beginsel is, dat de meerderheid het recht heeft, ieder te dwingen, zich van het gebruik van alkohol bevattende dranken te onthouden. Het wetsontwerp spreekt nu nog alleen van gedistilleerd, evenals de drankwet, maar is het ver bod daarvan eenmaal van kracht ge worden, dan zal het ook op wijn en bier moeten worden toegepast, daar toch ook in deze dranken voorkomende al kohol dezelfde stof is die den sterken drank zoo verleidelijk, maar ook zoo gevaarlijk maakt. Moet nu dit streven naar dwang worden toegejuicht De meermalen gehoorde verzekering, dat wij, vrije Nederlanders, ons niet la ten ringelooren en doen wat wij zeiven goed vinden, heeft natuurlijk geen be teekenis. Kon men aantoonen, dat het gebruik van alkohol bevattende dran ken alleen kwaad doet, maar geen goed, dan zou ieder weldenkende zich ver plicht rekenen zich voor het verbod daarvan te verklaren. Maar dit bewijs is zeer zeker niet ge leverd. Duizenden en tienduizenden kunnen de verzekering geven, dat het gebruik van kleine hoeveelheden van zulk een drank, op een gepasten tijd, hun genot geeft en dat zij, ook in den loop van vele jaren, daarvan geeneriei schadelijk gevolg ondervinden. Hoeve- len zijn er niet die, na een dag van in gespannen arbeid, ais zij aan de ge zellige samenleving, die toch ook haar eisehen mag stellen, wenschen deel te nemen, een weldadigen invloed onder vinden van 'n glas wijn of bier, of zelfs van een enkelen borrel vóór den eten. Physiologen en psychologen hebben zich veel moeite gegeven oin de wer king van alkohol op het gezonde li chaam na te gaan. Het belangrijkst is wel de werking op het zenuwstelsel. De meeste onderzoekers zijn tot het be sluit gekomen, dat die werking veeleer veidoovend dan prikkelend is. Men moet daarbij echter in aanmerking ne men, dat de werkingen van het zenuw stelsel uiterst ingewikkeld zijn en dat slechts énkele uitingen daarvan voor eenigszins nauwkeurig onderzoek vat baar zi|n geweest. Wanneer een be paalde werkzaamheid in de hersenen :ot rust wordt gebracht, dan kan het zeer wel zijn, dat, juist daardoor een andere zich zooveel ie beter kan ont plooien. Wanneer, zooals men heeft ge vonden, een letterzetter na het gebruik van een glas bier meer fouten gaat ma ken, dan is daarmede niet gezegd, dat niet dezelfde man, als hij, vermoeid van den arbeid, thuis is gekomen, onder het genot van een glas bier beter in staat zal zijn om met eenige opgewektheid deel te nemen in de belangen van zijn vrouw en zijn kinderen. Maar men kan zeggen, gesteld al dat alkohol inderdaad, in matige hoeveel heid gebruikt, voor den gezonden En als hij dan sprak over het vreemd gebeeldhouwd bed, welks hoofdeinde in den muur was gebouwd, zou Vane de zwarte Bretonsche kamer herken nen. Maar als ik haar vraag hem niets te vertellen, zai zij juist het tegendeel doen", zeide het meisje tot zichzelve, niet juist bijzonder vriendschappelijk gestemd tegen miss Erskine. „Beter niets te zeggen en te vertrouwen op het geluk." Zij en Alastair gingen te zamen de vestibule door en voegden zich bij Troy en Vane. „Mag mijn neef 11 uw kamer wijzen vroeg zij. ,.lk denk, dat uw* goed daar wel reeds gebracht is." Toen trof haar een plotselinge en hevige slag. „ik hoop, dat u het mij niet kwalijk zult nemen. Lady Daura", zeide Troy, „maar nadat u wegging, ben ik van ge dachten veranderd, ik zie toch niet in, hoe ik met mogelijkheid Lord Gorme's uitnoodigirig om in uw huis te logeeren kan aannemen." Een blos verspreidde zich over Dau ra jeugdig gelaat en zij sidderde, alsof haar geheime hoop ontdekt was. „O, u wilt toch zeker uw belofte jegens mij niet breken", stamelde .zij, en Alastair zag haar scherp aari. „Wat kan er ge beurd zijn Wat kan men 11 gedaan hebben ging zij klagend voort. „Er is niets gebeurd", zeide Troy. „Niemand heeft iets gedaan. Maar ik vrees, dat ik zal moeten gaan". „Wilt u dan tenminste de reden niet zeggen smeekte zij. „Er moet toch mensch een nuttige werking kan heb ben, dan nog moet dit 1111! als van ge heel ondergeschikte beteekenis worden beschouwd tegenover de ontzettende el lende die door het misbruik wordt ver oorzaakt het welzijn der maatschappij vordert, dat wegens het veelvuldig voorkomende misbruik ook het matig gebruik onmogelijk zal worden ge maakt. Daartegenover staat de opvatting van de voorstanders der matigheid, on der wie ik mij ook geschaard heb. Zij wijzen op de dagelijksche ervaring, die leert dat het gebruik van alcohol we! tot misbruik kan leiden, maar dat dit alles behalve onvermijdelijk het geval is. De overgroote meerderheid der Ne derlanders gebruikt nu en dan alkohol, zonder daaraan verslaafd te geraken of ook maar eenig teeken van alcoholisme te vertoonen. Er zijn er die reeds van oen geringe hoeveelheid alkoho! bezwa ren ondervinden zij vinden er geen ge not in en zien uit eigen beweging van het gebruik af. De tijd waarin men ge drongen werd „vo.or zijn fatsoen" mee te drinken, is, althans in kringen van ontwikkelden, geheel en ook onder de minder ontwikkelden, niet het minst door den drang der socialistische lei ders, grootendeeis voorbij. Ontwikke ling van den werkman, door onderwijs, ook voor reeds volwassenen, door voor drachten, door het inrichten van open bare leeszalen, helpen om plichtbesef en zelfbeheersching in de hand te werken. Goed gebouwde en goed ingerichte wo ningen, opwekking tot aangename en tegelijk nuttige ontspanning, gelegen heid om van kunst, vooral van muziek fte leeren genieten, ziin middelen om het bezoeken vbn de kroeg uit verveling te gen te gaan, middelen die reeds lang sedert jaren, niet zonder goeden uit slag, door den Volksbond tegen drank misbruik worden aangewend. Dat er reeds veel is verbeterd, is gebleken uit de belangrijke vermindering van het gebruik van alkohol in de afgeloopen jaren van deze eeuw. Alleen in den allerlaatsten tijd, onder de zeer bijzondere omstandigheden na den oorlog, is weer een gtooter ver bruik van gedistilleerd en een grooter aantal gevallen van dronkenschap waargenomen. Men kan daarin reden vinden om des te meer werk te maken van alles wat dienstig kan zijn om de verleiding tot drinken tegen te gaan, maar deze verergering, die toch naar alle waarschijnlijkheid slechts tijdelijk zal zijn, geeft geen recht om op maat regelen aan tc dringen, die, als bij plaatselijke keuze, fot de invoering zal leiden van een stelsel van dwang voor allen, in plaats van zorg voor degenen die gevaar loopen te vallen. De tegen woordige drankwet heeft een aantal bepalingen gemaakt om onmatigheid en verleiding tot onmatigheid tegen te gaan. Voldoen die bepalingen niet, of wordt er niet streng genoeg de hand aan gehouden, dan kunnen zij verbe terd, of beter toegepast worden. Of men neme een proef met het door Bu- ringh Boekhoudt, in „De Gids" van Ja nuari 1920, zoo bondig verdedigde denkbeeld van rantsoeneering van ster ke dranken. Ook daarmede zal men den weg van zorg voor de zwakken niet- verlaten. Maar het beginsel der plaat selijke keuze leidt tot een dwang, die het vertrouwen op ontwikkeling der zelfbeheersching prijs geeft, bij zeer velen tegenzin, zoo geen tegenstand, zal opwekken en zal, naar te vreezen is, verleiden (ot het zoeken van andere vergiften en tot smokkelarij en bedrog, tot een demoralisatie, die misschien nog erger zal zijn dan de door het alkoholis me veroorzaakte. APOTHEEK GEOPEND. Zondag 25 April is de apotheek ge opend van den heer S. J. ENGER1NG, Hendrikstraat. ggSZSfeTC'WflnfiftVHIMlV'iIUTPi—PMW een reden voor zijn „Er is een reden", gaf hij toe, zich ojnieuw onder ftaar bekoring voelende, ofschoon hij worstelde er aan te ont snappen. „Als u er op staat, zal ik het uitleggen, maar dat zal heel lastig voor mij zijn." Hare oogen smeekten Alastair weg te gaan en Vane Erskine mee te nemen. Misschien zou Alastair zijn hart jegens haar hebben verhard, als hij zich niet had herinnerd, dat, ondanks den schijn van het tegendeel, zij zoo weinig om den man gaf, dal zij hem in de Breton sche kamer liet slapen. Dat bedenkend, vroeg Mae Rimmon Vane hem eenige portretten van haar zelf te laten zien, waarover zij had gesproken. Had zij ze niet meegenomen naar de wapenkamer, om ze aan neef Guy te laten zien Kapitein Mac Rimmon was de erfge naam van neef Guy's titel en van het kasteel Dunulm en als een zekere rijke oude dame, een verre verwante, haar woord hield, zou hij later de eerste rijke Lord Gorme worden van zes geslach ten daarom was Vane maar al te zeer bereid Alastair onder elk voorwendsel en was het ook maar vijf minuten van Daura te verwijderen. Toch zou zij gaarne gehoord hebben, wat de Ameri kaan zeide. Het ergerde haar te verne men, dat hij, terwijl hij met haar praat te, aan iets anders had gedacht en plan had gemaakt Dunulm te verlaten in weerwil van hare vriendelijkheid. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1920 | | pagina 5