fiissinpÉ M
bijvoegsel
De Huwelijksdag
Zaterdag 24 Ipril 1920. - Ho. 91.
Brieven ait de Hofstad
FEUILLETON
VAN DP
VAN
De mode.
We spia&en onlangs van de mode en
van de Ietwat zonderlinge pogingen,
welke .aangewend worden, om deze wis
pelturige afgoden aan banden te leg
gen. Nu 't voorjaar met rassclie schre
den nadert' en reeds een zomersche
stemming zich van de zijde van de men-
schen meester maakt, blijkt het, dat de
gebenedijde mode nog niets van haar
macht en aanzien heeft verloren. Het is
voor een lieer der schepping altijd
moeilijk en gevaarlijk om te mijmeren
over de mode, omdat hij aan den éénen
kant gevaar loopt 0111 in ongenade te
vallen, wanneer hij niet. meedweept met
de vereering van de mode, en aan den
anderen kant minder vriendelijke ver
wijten te liooren zal krijgen, wanneer
hij al te zeer waagt mede te doen in de
wispelturige kuren van de geliefkoosde
mode. Men houdt van de variatie, die zij
ons brengt en volgt lijdzaam haar be
velen óf men stelt er zich tegen te weer.
De Franschen wisten het wel toen zij
zeiden
Le temps, In femme et la fortune
Tournent comme le vent et changent
comme Ia hme.
De vrouw wordt hier gesteld tusschen
liet weer en de fortuin, inderdaad de
twee meest wisselvallige en wispeltu
rige elementen in ons leven. Zij wordt
vergeleken met den wind en de maan,
wier standvastigheid nu eenmaal ook
niet tot de meest gerenommeerde be
hoort.
Ouderwetsche moralisten hebben
vaak getraciit de oorzaak van de
vrouwelijke neiging naar sier en op
schik te ontdekken. Zij hebben dan met
veel ophef de stelling verkondigd, dat
de vrouw naar veel afwisseling in de
uiterlijkheden des levens zoekt, omdat
de variatie in het innerlijke leven ge
ring was. De veronderstelling werd ge
opperd, dat de mode en de mode-zucht
zou verminderen, zoodra de vrouw een
belangrijke plaats zftu innemen in liet
maatschappelijk leven, zoodra zij zelf
standiger zou staan en een beroep zou
kiezen, dat reeds op een groot deel van
haar leven beslag legde.
De ervaring leert, dat deze veronder
stelling niet juist is. Het overgroote
deel van de meisjes heeft thans een le
venstaak gevonden. Haast nergens ont
moet men meer het ouderwetsche niets-
nuttige juffertje, .dat den tijd verklun
gelt. Het is echter volstrekt onjuist, dat
de mode daardoor heeft afgedaan. Het
tegendeel is waar. Nergens vindt men
meer neiging tot opschik als juist bij de
meisjes, die gelijk men dat populair
pleegt uit te drukken hun eigen
brood verdienen. Een onevenredig groot
deel van het verdiende geld wordt aan
de mode geofferd en wie eens infor
meert bij lien, die in dienst der mode
de leveranciers zijn van al het moois,
verneemt, dat juist door cte werkende
meisjes het meest wordt besteed aan
luxe en schijn. Als vanzelf brengt dit
ons tot een beschouwing van de positie
van die werkende juffertjes, waarvan
de kantoren thans overladen zijn. Over
het algemeen is het oordeel over hen
éénsluidend.
Een leider van een- groot bedrijf,
waarin zeer vele vrouwelijke krachten
werkzaam zijn, vertelde ons zijn erva
ringen en zijn'opvattingen. Niet onaar
dig is liet daarvan het een en ander
mede te deelen.
Voor-op stelde hij de verklaring, dat
(Naar het Engelsch)
Door M. HELLEMA.
18)
Daura wierp een snellen blik op de
twee. Troy luisterde met gespannen
aandacht naar het gebabbel van hef
meisje. Vane trachtte, maar met niet al
te groot succes, Annira na te bootsen.
Sedert de meisjes bij den deken hadden
gelogeerd, was Vane's haar van vos-
bruin rood geworden en zij droeg het
op Annira's gewone manier. Hare dun
ne wenkbrauwen waren donkerder,
haar huid blanker en haar lippen roo-
der dan eer de twee meisjes Score Lon
den hadden bezocht en zeer bewonderd
waren. Daar Vane kort en dik, 'en An
nira lang en slank was, was het moei
lijker haar figuur na te bootsen dan
haar gelaat, maar Vane deed haar best
met zeer nauwe corsetten en ontzettend
hooge hakken. Zij was zes en twintig
jaar en was er vroeger trotsch op ge
weest, dat zij ouder was dan haar
nichtje. Maar het laatste jaar was zij
toch teruggegaan tot Nira's leeftijd.
„Neen, ik heb Vane niets gezegd
omtrent meneer Troy, behalve wat jij
hebt gehoord", antwoordde Daura.
„Maar ik ben heel blij, dat hij zoo in
naar smaak schijnt te vallen. Ik kwam
hem zeggen, dat zijn kamer klaar is.
het vermogen om te werken volkomen
gelijk was bij de vrouwen als bij de
mannen. De ijver en «de werklust waren
z.i. bij de jongere meisjes grooter dan
bij de jongere -mannen. Echter valt bij
dc oudere meisjes vermindering te be
speuren. Deze vermindering valt al
spoedig te constateeren, zoodra de lief
de in haar .-leven komt. Zoodra een
meisje het'.vooruitzicht heeft van binnen
afzienbaren tijd te trouwen, kan over
het algemeen het werk haar niet veel
meer schelen. De mannen zijn in die
levensperiode juist veel meer ambitieus.
Twee groote nadeelen achtte hij aan
het werkzaam-stellen van meisjes ver
bonden, nl. het veel hoogere ziekte-
cijfer en het groote verloop, tengevolge
van het verlaten van den dienst bij
huwelijken. Juist wanneer de meisjes
de werkroutine te pakken krijgen en
waarde hebben voor het werk, verlaat
een deel den arbeid. Van de meisjes,
die op 17 of 18-jarigen leeftijd in dienst
treedt is 75 ,7 op 25 of 25-jarigen leef
tijd alweer uit den dienst.
De ervaring met het in dienst houden
van gehuwde vrouwen was zeer slecht.
Enkele' goede niet te na gesproken,
loopen die alle er de kantjes af. Meestal
is het doel om slechts eenige jaren in
dienst te blijven, ten einde wat geld
extra te verdienen en te avond of te
morgen, als dat doel bereikt is, ver
dwijnen zij. Het cijfer van absentie is
bij de gehuwde werkende vrouwen zeer
groot.
En de ouwe vrijsters, hoe zijn die
was onze vraag.
Verschillend, luidde het antwoord.
Er zijn er, die volkomen opgaan in het
werk en uitstekende krachten zijn. Een
groot deel echterverzuurt en is
onverschillig. Bij de laatste is het ver-
zuim-cijfer alweer zeer hoog.
Er is één ding, dat een zeer ongun-
stigen invloed heeft op de arbeidende
meisjes, en dat ééne isde mode.
Die maakt ze den kop gek. Eeuwig en
altijd praten ze over haar kleeren'; uit
en de na wordt dat onderwerp behan
deld uitvoerige kritieken worden gele
verd over elkaar's costuums en het
blijkt wel, alsof zij voor niets anders
aandacht hebben. Tijdens haar werk
zijn ze, met enkele uitzondering, een
voudig en praetisch gekleed, maar hun
kist en leven is, buiten den arbeidstijd te
„geuren". Gesprekker* met hen ge
voerd, hadden onzen berichtgever den
indruk gegeven, dat een zeer groot deel
aan kleeren werd uitgegeven
Zoo keeren wij tot ons uitgangspunt
voor dezen brief terug de kans op
vermindering van de mode is, blijkens
deze ervaring, niet groot en de veron
derstelling van de oude moralisten
komt niet uit. Zelfs valt eer een ver
sterking van de zucht naar modieuse
variaties of variatieve modes te con
stateeren dan een achteruitgang.
Nog één verschijnsel moeten wij even
constateeren. Het is een bekend feit,
dat een dorp, als het stadsailures gaat
naapen, altijd de minst aanbevelens
waardige het eorst overneemt. Zoo
blijkt nu ook, dat de meisjes, die vroe
ger, tengevolge van geldgebrek, een
voudiger moesten zijn, thans bij het
stijgen iiarer inkomsten juist datgene
van beter-gesitueerde klassen overne
men, wat op het uiterlijk gericht is. De
mode vindt onder de kleine, ietwat ge
rezen volksklasse, thans den meesten
aanhang.
Dat dit eqn gelukkig verschijnsel is,
zal- niemand beweren. Men behoeft geen
pessimist te zijn, om de nadeelen ervan
ie voorzien. De gewijzigde maatschap
pelijke verhoudingen en toestanden
hebben natuurlijk haar schaduwzijden.
Op één daarvan hebben wij thans
eens gewezen. Een groote stad biedt
zeer veel s.tof om deze te leeren kennen.
EIBER.
VOORZICHTIGHEID BIJ DE
DRANKBESTRIJDING.
In het tijdschrift „Gemeentebelangen'?
wordt er op gewezen, dat er een nieuwe
Wil jij hem er brengen De chauffeur
weet, waar hij moet wezen. V/ij heb
ben meer bediendenkamers dan logeer
kamers".
„Waar zal George's vriend logee-
ren vroeg Alastair.
Daura wist, dat die vraag komen
moest en was er op voorbereid, of
schoon ze haar vreesde. ,.De eenige
plaats, die wij over hebben, is de
„zwarte Bretonsche kamer", ant
woordde ze met gemaakte kalmte.
„Bij Ju-piter Je maakt er een grapje
van
„Zeker niet. Heb ik niet pas gezegd,
dat we geen andere beschikbaar heb
ben
„Nu, ik ik laat me hangen
„jij bent even dwaas als de meiden",
zei Daura snibbig. „Je gelooft toch ze
ker niet, zooals Alargaret en Janet, dat
er iets in de kamer is, dat de mensehen
in hun slaap wegtoovert of hen door
zijn verschijning krankzinnig maakt?"
„Neen, natuurlijk niet", zeide Alas
tair. „En toch zou ik niet durven wagen
daar iemand te laten slapen".
„Het moet wel, als
„Ik weet het. Nu, misschien is het
goed want er ligt een vurige glans in
de groote, zwarte oogen van dien kerel,
die doet denken, dat hij en de duivel op
goeden voet staan."
Daura had zelf Troy's oogen ook-
„duiveisooge'n" genoemd toch nam zij
Alastair's critiek zeer kwalijk. De be
schermende toon, dien hij aannam, hin
derde haar, .alsof Troy haar vriend was
stap dreigt gezet te worden op het ge
bied van den dwang, nl. dc Plaatselijke
Keuze. Deze is ingeleid door een adres,
dat heet van een onnoemelijk aantal
staatsburgers afkomstig te zijn, maar
•waarop tal van handteekeningen zijn
verzameld op de bekende wijze, welke
bij dergelijke zaken pleegt te worden
toegepast, maar die in ieder geval af
komstig zijn van personen, die abso
luut niet in staat zijn zich van de in
grijpende beteekenis en de ernstige
gevolgen van het stelsel rekenschap te
geven.
Wij ontleenen het volgende aan het
bovengenoemde artikel
Waar verschillende gemeenteraden
zich opmaken om aan het door inr. Rut
gers c.s. ingediende wetsontwerp ad-
haesie te betuigen, achten wij het wel
gewenscht hier de meening van een zoo
gezaghebbend drankbestrijder als prof.
dr. C. A. Pekelharing in „De Amster
dammer" van 14 Febr. jl. weer te ge
ven. Prof. P., 'wiens meening hierop
neerkomt, dat het niet aangaat elke
verleiding uit dê wereld weg te nemen,
maar dat men de zwakken tegen de ver
leiding moet hoeden en dat het aantal
dier zwakken te gering is om om hun
nentwil aan de sterkeren de vrijheid te
ontnemen, zegt o.a. over de plaatselijke
keuze
Verdient het aanbeveling, den eersten
stap op dien weg te zetten
De bedoeling, ons land te verlossen
van het alkohoiisme, de drankzucht, het
verslaafd zijn aan den drank en van
dien acuten, dikwijls heftigen waanzin,
die dronkenschap heet, moet wel door
ieder die het goed meent met den mede-
mensch en met het maatschappelijk wel
zijn, warm worden toegejuicht. Aan al
de ellende die de alcohol veroorzaakt
is een eind, zoodra men den drank uit
de samenleving wegneemt. Maar de
zaak is niet zoo eenvoudig als zij bij
den eersten aanblik schijnt. De mensch
haakt, in het vermoeiende, drukke leven,
dat eisehen stelt van zoo velerlei aard,
naar middelen om nu en dan zijn stem
ming te veranderen, hetzij op te wekken
of te bedaren, al naar de omstandighe
den het wenschelijk maken. Is er geen
alkohol meer te krijgen, dan wordt ai-
licht naar andere middelen, als mor
phine en cocaïne, waarvan de werking
op den duur nog veel schadelijker is,
gegrepen, in de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika is nu de proef met vol
strekt verbod van alle alkohol bevatten
de dranken begonnen. Over den uitslag
daarvan valt nu nog niet te oordeelen.
Maar als men in aanmerking neemt,
hoeveel daar in de laatste jaren, toen
de gelegenheid om te drinken nog al
leen maar beperkt werd, over .„drug
addiction", verslaafdheid aan zulke
middelen, is geklaagd, en op hoe groote
schaal in de „droge staten" bedriegelijk
alkohol werd geproduceerd en inge
voerd, dan schijnt de vrees niet geheel
ongerechtvaardigd, dat men daar thans
bezig is den duivel door Beëlsebub uit
te drijven.
Maar, zal men zeggen, voor een zoo
krassen maatregel als geheel verbod
behoeft men zich in ons vaderland voor-
ioopig nog niet ongerust te maken. Nu
wordt slechts voorgesteld, in gemeenten
waar de groote meerderheid der inge
zetenen dit wenscht, den verkoop van
sterken drank te verbieden. De invoer
echter zal mogelijk blijven. Het zal
ieder vrij staan, gedistilleerd van buiten
te laten komen en binnenshuis te drin
ken. Bovendien betreft het verbod al
leen sterke dranken op wijn en bier
zal het, volgens het voorstel, geen be
trekking hebben. Juist daarom zijn vele
onthouders er maar weinig mee inge
nomen. Zij hebben er slechts vrede mee,
omdat het een schrede is in de, naar
hun inzicht, goede richting. Men kan
dan ook moeilijk aannemen, dat het ver
bod van verkoop van sterken drank bij
plaatselijke keuze van grooten invloed
kan zijn bij de bestrijding van alkoho
lisme en dronkenschap in Nederland.
De maatregel zal toch vooreerst wet
geweest en zij hem moest verdedigen.
En toch had zij eenige minuten geleden
gedacht „Als er iets mocht gebeuren
in die kamer, zou George gered zijn."
Maar het was iets heel anders, dat
Alastair tegen den man was ingeno
men. Niemand op Dunulm behalve zij
mocht oen hekel hebben aan Robert
Troy. Zij was bijna begonnen, dien
„ongelikten beer" tegen Alastair te
verdedigen, maar hield nog juist op,
toen zij op het punt was te zeggen, dat,
waarop men ook aanmerkingen kon
maken bij Troy, zijn oogen toch prach
tig .waren. Dat te zeggen zou het haar
nog" moeilijker maken haar slaaf te
controleeren. Daarom eindigde zij den
begonnen zin met een beroep op zijn
stilzwijgendheid.
„Je zult hem toch niet vertellen van
de Iraniër
„Natuurlijk niet. Houd je me voor
een driedubbelen ezel Maar de be
dienden
„Zij zijn gewaarschuwd en hebben
het beloofd. Wat de familie betreft,
niemand behalve jij zal weten of zich er
over bekommeren, in welke kamer
meneer Troy slaapt."
„Vane schijnt zich wel te bekomme
ren om alles, wat hem aangaat."
„Haar kamer is aan '1 andere eind
van de gang. Zij zal niet vernemen
waar hij is. F.venwel Daura hield
op om na te denken.
„Als Troy en Vane Erskine eens
groote vrienden werden, kon hij haar
toevallig zijn kamer eens beschrijven.
slechts hier en daar worden toegepast
en degenen die inderdaad aan den
drank verslaafd zijn, zullen, als zij niet
al te behoeftig zijn, wel middelen vin
den om zich dien, ook in den verboden
kring, te verschaffen. Waar, in andere
landen, plaatselijke keuze reeds ingang
heeft gevonden, zijn dan ook de uit
komsten niet onbetwist gunstig.
Evenwel, de voorstellers van het
wetsontwerp zullen liet doel dat zij
daarmede hopen te bereiken wel niet
als van weinig beteekenis beschouwen,
zooals ook die vurige bestrijders van
den alkohol, die, enkele jaren geleden,
ter wille van een volkspetitionnement
voor plaatselijke keuze, ons land in be
weging hebben gebracht, zeker niet
twijfelden aan het gewicht van de zaak,
waarvoor zij zicli zooveel moeite heb
ben gegeven. Het is het beginsel dat
men aangenomen wenscht te zien. Al
kan dit nu, om redenen van praktijk,
voorloopig nog slechts in geringen om
vang worden toegepast, toch zal men
het reeds als een groote winst beschou
wen, als het eenmaal in onze wetgeving
is opgenomen. De ruimere toepassing
zal dan wel volgen.
Dit beginsel is, dat de meerderheid
het recht heeft, ieder te dwingen, zich
van het gebruik van alkohol bevattende
dranken te onthouden. Het wetsontwerp
spreekt nu nog alleen van gedistilleerd,
evenals de drankwet, maar is het ver
bod daarvan eenmaal van kracht ge
worden, dan zal het ook op wijn en bier
moeten worden toegepast, daar toch
ook in deze dranken voorkomende al
kohol dezelfde stof is die den sterken
drank zoo verleidelijk, maar ook zoo
gevaarlijk maakt.
Moet nu dit streven naar dwang
worden toegejuicht
De meermalen gehoorde verzekering,
dat wij, vrije Nederlanders, ons niet la
ten ringelooren en doen wat wij zeiven
goed vinden, heeft natuurlijk geen be
teekenis. Kon men aantoonen, dat het
gebruik van alkohol bevattende dran
ken alleen kwaad doet, maar geen goed,
dan zou ieder weldenkende zich ver
plicht rekenen zich voor het verbod
daarvan te verklaren.
Maar dit bewijs is zeer zeker niet ge
leverd. Duizenden en tienduizenden
kunnen de verzekering geven, dat het
gebruik van kleine hoeveelheden van
zulk een drank, op een gepasten tijd,
hun genot geeft en dat zij, ook in den
loop van vele jaren, daarvan geeneriei
schadelijk gevolg ondervinden. Hoeve-
len zijn er niet die, na een dag van in
gespannen arbeid, ais zij aan de ge
zellige samenleving, die toch ook haar
eisehen mag stellen, wenschen deel te
nemen, een weldadigen invloed onder
vinden van 'n glas wijn of bier, of zelfs
van een enkelen borrel vóór den eten.
Physiologen en psychologen hebben
zich veel moeite gegeven oin de wer
king van alkohol op het gezonde li
chaam na te gaan. Het belangrijkst is
wel de werking op het zenuwstelsel. De
meeste onderzoekers zijn tot het be
sluit gekomen, dat die werking veeleer
veidoovend dan prikkelend is. Men
moet daarbij echter in aanmerking ne
men, dat de werkingen van het zenuw
stelsel uiterst ingewikkeld zijn en dat
slechts énkele uitingen daarvan voor
eenigszins nauwkeurig onderzoek vat
baar zi|n geweest. Wanneer een be
paalde werkzaamheid in de hersenen
:ot rust wordt gebracht, dan kan het
zeer wel zijn, dat, juist daardoor een
andere zich zooveel ie beter kan ont
plooien. Wanneer, zooals men heeft ge
vonden, een letterzetter na het gebruik
van een glas bier meer fouten gaat ma
ken, dan is daarmede niet gezegd, dat
niet dezelfde man, als hij, vermoeid van
den arbeid, thuis is gekomen, onder het
genot van een glas bier beter in staat
zal zijn om met eenige opgewektheid
deel te nemen in de belangen van zijn
vrouw en zijn kinderen.
Maar men kan zeggen, gesteld al dat
alkohol inderdaad, in matige hoeveel
heid gebruikt, voor den gezonden
En als hij dan sprak over het vreemd
gebeeldhouwd bed, welks hoofdeinde
in den muur was gebouwd, zou Vane
de zwarte Bretonsche kamer herken
nen. Maar als ik haar vraag hem niets
te vertellen, zai zij juist het tegendeel
doen", zeide het meisje tot zichzelve,
niet juist bijzonder vriendschappelijk
gestemd tegen miss Erskine. „Beter
niets te zeggen en te vertrouwen op het
geluk."
Zij en Alastair gingen te zamen de
vestibule door en voegden zich bij Troy
en Vane. „Mag mijn neef 11 uw kamer
wijzen vroeg zij. ,.lk denk, dat uw*
goed daar wel reeds gebracht is."
Toen trof haar een plotselinge en
hevige slag.
„ik hoop, dat u het mij niet kwalijk
zult nemen. Lady Daura", zeide Troy,
„maar nadat u wegging, ben ik van ge
dachten veranderd, ik zie toch niet in,
hoe ik met mogelijkheid Lord Gorme's
uitnoodigirig om in uw huis te logeeren
kan aannemen."
Een blos verspreidde zich over Dau
ra jeugdig gelaat en zij sidderde, alsof
haar geheime hoop ontdekt was. „O, u
wilt toch zeker uw belofte jegens mij
niet breken", stamelde .zij, en Alastair
zag haar scherp aari. „Wat kan er ge
beurd zijn Wat kan men 11 gedaan
hebben ging zij klagend voort.
„Er is niets gebeurd", zeide Troy.
„Niemand heeft iets gedaan. Maar ik
vrees, dat ik zal moeten gaan".
„Wilt u dan tenminste de reden niet
zeggen smeekte zij. „Er moet toch
mensch een nuttige werking kan heb
ben, dan nog moet dit 1111! als van ge
heel ondergeschikte beteekenis worden
beschouwd tegenover de ontzettende el
lende die door het misbruik wordt ver
oorzaakt het welzijn der maatschappij
vordert, dat wegens het veelvuldig
voorkomende misbruik ook het matig
gebruik onmogelijk zal worden ge
maakt.
Daartegenover staat de opvatting
van de voorstanders der matigheid, on
der wie ik mij ook geschaard heb. Zij
wijzen op de dagelijksche ervaring, die
leert dat het gebruik van alcohol we!
tot misbruik kan leiden, maar dat dit
alles behalve onvermijdelijk het geval
is. De overgroote meerderheid der Ne
derlanders gebruikt nu en dan alkohol,
zonder daaraan verslaafd te geraken of
ook maar eenig teeken van alcoholisme
te vertoonen. Er zijn er die reeds van
oen geringe hoeveelheid alkoho! bezwa
ren ondervinden zij vinden er geen ge
not in en zien uit eigen beweging van
het gebruik af. De tijd waarin men ge
drongen werd „vo.or zijn fatsoen" mee
te drinken, is, althans in kringen van
ontwikkelden, geheel en ook onder de
minder ontwikkelden, niet het minst
door den drang der socialistische lei
ders, grootendeeis voorbij. Ontwikke
ling van den werkman, door onderwijs,
ook voor reeds volwassenen, door voor
drachten, door het inrichten van open
bare leeszalen, helpen om plichtbesef en
zelfbeheersching in de hand te werken.
Goed gebouwde en goed ingerichte wo
ningen, opwekking tot aangename en
tegelijk nuttige ontspanning, gelegen
heid om van kunst, vooral van muziek
fte leeren genieten, ziin middelen om het
bezoeken vbn de kroeg uit verveling te
gen te gaan, middelen die reeds lang
sedert jaren, niet zonder goeden uit
slag, door den Volksbond tegen drank
misbruik worden aangewend. Dat er
reeds veel is verbeterd, is gebleken uit
de belangrijke vermindering van het
gebruik van alkohol in de afgeloopen
jaren van deze eeuw.
Alleen in den allerlaatsten tijd, onder
de zeer bijzondere omstandigheden na
den oorlog, is weer een gtooter ver
bruik van gedistilleerd en een grooter
aantal gevallen van dronkenschap
waargenomen. Men kan daarin reden
vinden om des te meer werk te maken
van alles wat dienstig kan zijn om de
verleiding tot drinken tegen te gaan,
maar deze verergering, die toch naar
alle waarschijnlijkheid slechts tijdelijk
zal zijn, geeft geen recht om op maat
regelen aan tc dringen, die, als bij
plaatselijke keuze, fot de invoering zal
leiden van een stelsel van dwang voor
allen, in plaats van zorg voor degenen
die gevaar loopen te vallen. De tegen
woordige drankwet heeft een aantal
bepalingen gemaakt om onmatigheid en
verleiding tot onmatigheid tegen te
gaan. Voldoen die bepalingen niet, of
wordt er niet streng genoeg de hand
aan gehouden, dan kunnen zij verbe
terd, of beter toegepast worden. Of
men neme een proef met het door Bu-
ringh Boekhoudt, in „De Gids" van Ja
nuari 1920, zoo bondig verdedigde
denkbeeld van rantsoeneering van ster
ke dranken. Ook daarmede zal men den
weg van zorg voor de zwakken niet-
verlaten. Maar het beginsel der plaat
selijke keuze leidt tot een dwang, die
het vertrouwen op ontwikkeling der
zelfbeheersching prijs geeft, bij zeer
velen tegenzin, zoo geen tegenstand, zal
opwekken en zal, naar te vreezen is,
verleiden (ot het zoeken van andere
vergiften en tot smokkelarij en bedrog,
tot een demoralisatie, die misschien nog
erger zal zijn dan de door het alkoholis
me veroorzaakte.
APOTHEEK GEOPEND.
Zondag 25 April is de apotheek ge
opend van den heer S. J. ENGER1NG,
Hendrikstraat.
ggSZSfeTC'WflnfiftVHIMlV'iIUTPi—PMW
een reden voor zijn
„Er is een reden", gaf hij toe, zich
ojnieuw onder ftaar bekoring voelende,
ofschoon hij worstelde er aan te ont
snappen. „Als u er op staat, zal ik het
uitleggen, maar dat zal heel lastig
voor mij zijn."
Hare oogen smeekten Alastair weg
te gaan en Vane Erskine mee te nemen.
Misschien zou Alastair zijn hart jegens
haar hebben verhard, als hij zich niet
had herinnerd, dat, ondanks den schijn
van het tegendeel, zij zoo weinig om
den man gaf, dal zij hem in de Breton
sche kamer liet slapen. Dat bedenkend,
vroeg Mae Rimmon Vane hem eenige
portretten van haar zelf te laten zien,
waarover zij had gesproken. Had zij ze
niet meegenomen naar de wapenkamer,
om ze aan neef Guy te laten zien
Kapitein Mac Rimmon was de erfge
naam van neef Guy's titel en van het
kasteel Dunulm en als een zekere rijke
oude dame, een verre verwante, haar
woord hield, zou hij later de eerste rijke
Lord Gorme worden van zes geslach
ten daarom was Vane maar al te zeer
bereid Alastair onder elk voorwendsel
en was het ook maar vijf minuten van
Daura te verwijderen. Toch zou zij
gaarne gehoord hebben, wat de Ameri
kaan zeide. Het ergerde haar te verne
men, dat hij, terwijl hij met haar praat
te, aan iets anders had gedacht en plan
had gemaakt Dunulm te verlaten in
weerwil van hare vriendelijkheid.
(Wordt vervolgd.)