EVELIJ N. ZATERDAG 20 DECEMBER. Bil nummer bestaat uil bladen Eerste Blad. Jfteuwjaarswenschen Nieuwjaarsgroeten. IcerstuchtenT mm 300 a»^e 1919 FEUILLETON Brieven uit de Hofstad COURANT -^^m^mfmi*^èèadiis=^!m«aöa^^s^^sBasHixsssaeKX^Basu^aBis^^BS9Ba ADVERTENTIE-PRIJS Van i4 regel9 ƒ0.80; voor iedere regel meer 20 centbij abonnement spe ciale prijzen. Reclames 40 cent per regel. Dienstaanbiedingen en dienstaanvrageu 10 ceni per regel, bij contante betaling. Familieberichten van 16 regels 1.30, 'iedere regel meer 20 cent. ABONNEMENTSPRIJS. Voor Vlissingen en gemeenten op Wal cheren 1.85 per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ2.20. Week-abon- nementen :14 cent. Afzonderlijke nummers IS cent. ggaBgigo.. Evenals vorige jaren zal in het nummer der VilsssiïüösicSseCSoisrsiKt dat verschijnen zal en bij de Abonné's bezorgd wordt op Woensdag 31 De cember 1919, de gelegenheid worden opengesteld tot liet plaatsen van Deze advertentiën worden opge nomen tegen verminderd tarief en wel van 1 tot 4 regels f 0.50iedere regel meer 15 cen't. In de NaamlijstPer naam en per regel 15 cent. Alles bij vooruitbetaling. Opgaven worden ingewacht vóór of op 30 December a.s. Nog slechts enkele dagen en de gansche Christenheid viert het schoon ste harer feesten, het vredefeest bij uit nemendheid, het Kerstfeest. Over ge heel den aardbol verspreid zal het plechtig luiden der kerkklokken de menigte naar het gebedenhuis roepen, en ootmoedig zullen de harten van ontelbaren het hoogste kerkelijke feest van gansöh het jaar gedenken. En daarbuiten in alle deelen der wereld zullen honderden millioenen herinnerd worden aan de gebeurtenissen, die nu ruim negentien eeuwen geleden plaats grepen in alle nederigheid, maar die in beteekenis en strekking en gevolg al het andere wereldgebeuren in grootsch- heïd verre te boven ging. Straks zal wederom het aloude Kerstlied klinken, zal de Kerstklok luiden, zal het groote vredefeest der wereld worden her dacht. Vredefeest schrijven we, en inderdaad moest het thans vrede zijn in de wijde landen dezer wereld. Na jaren van uitputting en ellende, van ibekamping en verdelging, van haat en hartstocht, van rouw en van tranen, gaat het vurigste verlangen der volke ren naar deze ééne gedachte, dezen ténen wensch, deze ééne begeerte uit „moge het toch eenmaal eindelijk vrede Oorspronkelijke Roman. De gravin wilde iets zeggen, doch Magnus die zijn verloofde ernstig aan- gaz, voorkwam haar. Waarom heb je er plezier in, om je zuster elk oogenfolik te kleineeren zeide hij scherper dan hij misschien had bedoeld. 'Het is niet mooi, het goede in anderen te willen onderdrukken, zelfs al heeft men geen kans daartoe. Evelijn perste de lippen op elkaar en zweeg koppig. De prikkelbaarheid, die in haar leefde, had nu een uitweg ge vonden. Nauwelijks waren de zusters boven alleen in hun kamers, om vlug voor tafel nog wat toilet te maken, toen Evelijn Moderta toesnauwde Wat heb je eigenlijk wel voor? Wil je bij mijn schoonmoeder in. een goed blaadje werken of hoop je in stilte soms nog, mij Magnus afhandig te kunnen maken Evelijn? Moderta week doodelijk verschrikt terug. Nu ja, ging deze toornig verder, je speelt hier in alles de dochter des ruuzes. Je helpt overal en bent altijd om de gravin - Zij is zoo goed voor ons ik wil mi/; daarom alleen een beetje nuttig maken Zoo. En aan de onhandigheid zijn". Is het „Vrede op Aarde" dan waarlijk zulk een onbereikbaarheid, dat de menschheid er steeds tevergeefs naar moet blijven hunkeren? Is het dan metterdaad niet mogelijk eenig deel van dat zoozeer begeerde goed deelachtig te worden Kunnen wij allen niet zoo van goeden wil en krachtig van geest zijn, dat wij ons dat heil vermogen te verwerven Wat ai vragen die om be antwoording ikomen, wat al verlangens die om bevrediging roepen. Welk een diepe teleurstelling levert al hetgeen om ons henen thans plaats grijpt op voor die allen, die hun ge moed van die verlangens 'vervuld ge voelen, die hun geest met die vragen kwellen. Want ook Kerstmis van dit jaar ziet de menschheid nog immer in p;jn en banden liggen, ziet haar in angsten voortleven en met den schrik om liet hart den dag van morgen, de naaste toekomst verbeiden. Immers, eenmaal op liet hellend vlak dat on herroepelijk naar den afgrond voert, gekomen, schijnt het dat alle kracht en inspanning niet meer bij machte is om de maatschappij der menschen van den diepen val en ondergang terug te houden. En na een vol jaar en meer sedert de wapenen werden opgestoken, de vuurmonden tot zwijgen gebracht werden en aan het onmenschclijk mas sale moorden een einde kwam, is nog nergens de zoo noodige rust, de kalme bezonkenheid, noch ook de onont beerlijke verdraagzaamheid tusschen de volken wedergekeerd. indien niet alle teekenen des tljds bedriegen dan vait waarlijk op een spoedige verbetering in dezen staat van zaken niet te rekenen. De economische ■nooden, wel verre van te verminderen nemen schier met den dag nog toe, de ontevredenheid breidt zich allerwegen gestadig uit, een daarmede gelijken tred houdende begeerte naar een snelle vermeerdering van stoffelijke weivaart, waarbij een degelijk liet beter hebben wil dan elk ander, dat alles en nog meer valt in het tijdsbestek waarin we thans leven in alle groepeeringen der maat schappelijke samenleving, overal en in e'k land, te constateeren. De macht hebbers, zal men zeggen, hebben het er in de laatste jaren dan ook naar ge maakt en het voorbeeld ten deze gege ven. Inderdaad kan zulks niet ontkend worden, doch daar tegenover moet worden aangevoerd, dat ook de volken de regeeringen hebben, die zij verdie nen. Aan èen regeering toch, die lijn recht ingaat tegen de in den boezem des volks levende idealen en begrippen zou geen 'etmaal levensduuur verzekerd zijn. En daarom is het ook voor een met gering deel' als een schuld der volkeren aan te merken, dat de wereld er heden ten dage uitziet, gelijk zij metterdaad doet. Zal daarin verande ring komen, zal daarin verbetering verwacht mogen worden, dan dient de ze met vereende krachten, met den bijstand en de hulp niet van enkelen, niet van afzonderlijke groepen, maar van allen zonder onderscheid te wor den tot stand gebracht. De diepe val der menschheid is als het ware het werk van allen geweest, de opheffing daarvan ten opzichte van mij denk je met, hé? Voel je dan niet, dat je mij daardoor achteraf zet Dat men dan ook van mij verwacht, wat jij doet ik denk er echter niet aan, me met dat sentimenteele gedoe in te laten en ver- fc'edt jou eens en vo-or altijd, als „voor beeld" hier rond te loopen. Denk daaraan. Maar wat moet ik dan den ge- heelen dag doen stamelde Moderta, geheet terneejgeslagen door deze ver wijten. Doe wat je wilt. Ga wandelen. Ga naar de „goede" tante Louise op Sehonau, die van jou slag is en toch ai maar vraagt, vaker bii haar te ko men. Verschoon mijn territorium van je opdringerige dienstvaardigheid, in dit opzicht versta ik geen gekheid. Zij trok zich in haar kaïmer terug. Moderta sloop in huis rond als een geslagen hond en gat' zich alle moeite Évelijn's toorn niet weer op te wekken. Z'j toonde plotseling een onweerstaan- j baren lust voor verre, eenzame wande lingen en kwaim eerst weer wat tot rust k en juffrouw Wotkern's nieuwe kin derjuffrouw onbruikbaar bleek en tante Louise van vreugde stralend Moderta's aanbod aannam, zich voortaan met de kleintjes bezig te houden. Deze schooi, die zij bad gesticht op Wolkern, was de trots der oude dame. Een nieuwe wereld opende zich voor Moderta. Kinderen Wat hield zij van hen en hoe goed kon zij er mee overweg. Voor de eerste maal in haar leven ha'd zij het gevoel, niet overbodig te zij daarom eveneens aller voorgeschre ven taak. Daaraan zich te willen ont trekken zou op eene lijn te stellen zijn unet verraad te plegen jegens zich zelf. Zullen alle volken dat gaan inzien en daarnaar handelen Laat ons, terwilie van het beste, dat der menschheid na at die rampen nog rest, den ondoofba- ren gloor harer eigenwaarde, daaraan, ondanks alles, toch niet twijfelen. Ziet het Kerstfeest is nabij, zijn stille luister komt opnieuw gewagen van het schoonste, dat der menschheid in haar lang 'bestaan ten deel viel. Spoedig zal van het vredig vreugdefeest uit dui- zonde lichtjes in alle deelen der aarde ontstoken, een glans afstralen, bij wiens innerlijken luister elk ander licht \erdoofd .raakt, en diep in het gemoed van ontelbaar velen zal het dan minder duister zijn. Als dan in vele woningen het licht van den kerstboom wordt ontstoken, ais in paleis of hut de kerst kaars brandt, ais lieve kinderoogen staren in de kleine lichtjes, dan ervaren zij wellicht nog niet de groote beteeke nis en den diepen zin van dat alles, maar toch wordt in hun jonge harten iets opgewekt, wordt aan hun jong ge moed iets mee gegeven op de verdere levensreis, waarvoor zij al de dagen hun geschonken, dankbaar mogen zijn. Want dat licht spreekt van vrede in de harten, van oneindige liefde jegens al len, van algeheele toewijding en van leven voor elkander. De ouderen, zij hebben, naar maar al te zeer gebleken is, dat te veel uit het °°g verloren in de woeiing dezer tijden, en hunne har ten zijn niet opengebleven voor elkan der. Ware dit zoo, de wereld zou niet net 'schouwspel hebben opgeleverd, hetwelk zij in deze jaren en thans te aanschouwen geeft. Moge.het daarom aan de kinderen van nu gegeven zijn, v/anneer ook zij zullen zijn gekomen toi de jaren des onderscheids en der verantwoordelijkheid, om niet te ver vallen in de gebreken en de fouten van die hen voorafgingen. Dan wellicht zal het „Vrede op aarde" met hetgeen de maatschappij der volken lertoont, niet langer al te zeer in strijd zijn. "Ji".""*1 *!MJi L*1 •LBAUR Als een Kamerlid. Onlangs woonde ïk in gezelschap van- een groepje kennissen een nogal geanimeerd debat bij tusschen twee personen, waarvan de één leeken- technicum verkondigde o,p het vak gebied van den ander. 'Het 'begon dien ander wat te verdrieten om al die praatjes te weerleggen en onverwacht schoot hij deze hatelijkheid af Karei, schei toch uit, je praat ais een Kamer lid Aangezien ik het twijfelachtig voor recht heb om de vergaderingen van onze Volksvertegenwoordiging ge trouw bij te wonen en het mij niet heel duidelijk was op welke collectieve kwaliteit van de edelmogende heeren gedoeld werd, vroeg ik nadere explica tie. Ik kreeg deze verrassende ophel dering „Och, een Kamerlid is iemand die meest praat over zaken waar hij geen verstand van heeft." ■Ik kan niet ontkennen dat de op merking ietwat te algemeen is gesteld zijn, iets te kunnen presteeren. En dan was izij zoo 'blij, uren lang ver van Rettenegg te zijn en niet meer te hoeven zien, hoe weinig moeite haar zuster deed, Magnus' liefde te verdie nen. Waarom ziet men Moderta bijna nooit meer thuis vroeg Magnus op zekeren dag, toen er gasten waren ge weest en men den iieeien middag in den tuin had doorgebracht, zonder dat Moderta zich had laten zien. Waar is zij eigenlijk? Weet iik het antwoordde Eve lijn, de schouders ophalend. Vermoe delijk gaat zij wandelen. Zoo alteen Dat moet je niet toestaan. Alsof Moderta zich wat laai ver bieden Jij zult wel weer zeggen, dat ik hatelijk ben tegen haar, maar toch heb ik gelijk. Zij doet precies, wat haar belieft en geeft aan iedere luim gehoor. Ik heb er reeds lang van afgezien, onze jongste verstandig te willen maken. Magnus, die tegen de leuning van het terras leunde, trok ongeduldig aan zijn sigaar. Iets onverstandigs heb ik Moderta werkelijk nog niet zien doen, zei hij na een poosje koel. Evelijn lachte. Misschien heb ik mij ook onjuist uitgedrukt ik meende niet onverstan dig, maar grillig. Zooals zij kort gele der de gril had de Samaritaansche te spelen, zoo schijnt zij er nu plezier in te hebben, zeker iemand op Sehonau na te loopen. ■maar aan den anderen .kant heeft de 'bewering eenigen grond van waarheid. Ze' schoot mij te binnen toen ik een passage uit een redevoering van mr. Marchant onder de oogen kreeg. Zooats bekend is, 'werd vroeger de wacht bij het Tweede Kamergebouw tijdens de vergaderingen betrokken door soldaten. Indertijd is dit na de aanneming van een motie-Marchant - veranderd. De soldaten zijn afgeschaft en rijksveldwachters nemen thans hun plaats in. Dit is het denkbaar slechtste systeem. Van heinde en ver, zelfs uit den Briel, worden geregeld veldwach ters gerequireerd om achter de kachel- in- de bodekamers uit te 'braden of aan de open voordeur te verkleumen van de kotide. Die menschen zijn er lange da gen voor van huis het politietoezicht op het „veld" moet er onder lijden en de betrokkenen hebben er een afschu welijken hekel aan. Nadat vele jaren iang deze ellendige toestand heeft be- Siaan, treedt mr. Marchant, de schul dige daaraan, voor hef front om wijzi ging te vragen. Hoe uitstekend deze pleitbezorger op de hoogte is en hoe best hij eens de .gevolgen van zijn wandaad 'heeft nagegaan zal uit het volgende blijken. Op 9 December jl. sprak deze afge vaardigde het volgende „Ik moet de wijze waarop de zaak (de bewakingsdienstjwordi behandeld, buitengewoon onpractisch vinden. In de eerste plaats vraag ik mij af of die groote macht van rijksveldwachters, we'ke voortdurend in het gebouw der Kamer aanwezig is, wel noodzakelijk is. Wij hebben een telefoon en kunnen zoo r.oodig de assistentie van de politie inroepen. Waarom het noodig is dat zoovee mannen van de rijksvel'dwacht hier hun tijd in ledigheid verdoen, be grijp ik niet. Bovendien moeten die mannen na afloop van een avondver gadering nog naar hun standplaats te rug die voor sommige ver verwijderd is. Zij moeten in liet holle van den nacht door weer en wind dan nog een verre reis doen, terwijl zij den volgenden ochtend weer o.p Ihet Binnenhof de wacht moeten toetrekken. Dat is een regeling waarvan iik niets begrijp." Inderdaad, ik begrijp dat de heer Marchant hier niets van begrijpt. Om van iets te begrijpen, moet men iets weten. En de heer Marchant weet er niets van. In de eerste plaats schijnt hij niet te weten, dat er menschen zijn uit den Brie!. Hoe hij kan denken dat' deze 's nachts om één uur nog naai den Briel' zouden kunnen gaan, begrijp ik weer niet. Maar de heer Marchant weet niet dat juist tijdens de avondvergade ringen geen veldwachters van buiten den Haag dienst doen. Het zijn de Haagsche veldwachters, meest dienst doende bij de rechtbank en het Hof, die hier worden uitgebuit. Voor deze extra avonddiensten ontvangen zij geen cent vergoeding Mij is een geval be kend van één dier mahnen, die over dag voor een dienstreis uit was. Om hrIf negen 's morgens ging hij de deur ïpt I om kwart vóór zevenen 's avonds kwam hij thuis om kwart over zeve nen ging hij naar den Kamerdienst en 's nachts om half drie kwam hij weer thuis. Dit geschiedt dus in dienst van de Kamer, die zuüke hartverheffende theorieën heeft verkondigd over de ver korting van den arbeidsduur. Mr. Marchant begrijpt er niets van maar hij .praat er alleen maar over. Het verbaal van den.hollen nacht en van weer en wind bestaat alteen in de Evelijn wat wil je daarmee zeggen Dat jou iievelingswensch mis schien in vervulling zal gaan. je zeide toch eenmaal tot mij, het zou mooi zijn a's iHaraid von Wolkern en Moderta eikaar vonden. Magnus staarde een wijle zwijgend in de avondschemering. Dan vroeg hij zachtjes Jij denkt dus, dat zij elkaar lief hebben Daarover is moeilijk te oordeeien. Jou vriend maakte haar in den beginne zeer het hof, maar daarop 'kwam hij minder vaak. Misschien was hij bij nadere kennismaking wat bekoeld misschien was Moderta te weinig vriendelijk. Zeker is echter, dat zij hem nu naloopt. Zij is iedere week meer malen heele middagen op Sehonau. Maar hoe kan zij dat doen bruiste Magnus op. Dat is haar on waardig Zij moet zich toch door 'hem laten zoeken zelfs als zij hem bef heeft, voegde hij er zachtjes bij. Geheet mijn idee. Moderta neemt het echter niet zoo nauw met die din gen, naar het schijnt. Dan moet ie haar aan het verstand brengen, wat een jong meisje betaamt. Ik zal er wel voor oppassen. Mo derta heeft nog nooit een raad van mij aanvaard. Magnus slingerde plotseling .zijn half opgerookte sigaar met wijden boog tien tuin in. Zwijgend staarde hij voor zich uit. Plotseling legde Evelijn de hand op geachte fantasie van dezen geachten afgevaardigde. Wil de heer Marchant dezen blunder ietwat herstellen, dan dient hij voor te stellen lo. onmiddellijke afschaffing van den rijiksveldwachtersdienst bij de Kamer 2o. een zeer flinke gratificatie aan de Haagsche veldwachters voor hun betangeiooze diensten vele jaren aan de Kamer bewezen. Doet hij dit niei dan heeft hij geen reden om boos te zijn wanneer het spreekwoordelijk wordt „gij praat ais een Kamerlid"' in inin-gunstigen zin van het woord. Wat mij nog het meest onbegrijpe lijk in dit gevat voorkomt is dit, dat een Kamerlid, die wil spreken voor de rijksveldwachters nimmer één seconde, de moeite nam om eens bij deze men schen te informeeren. De Kamerleden k'agen vaak over het gemis aan gege vens. Nu blijkt dat als ze alle gegevens in hun onmiddellijke omgeving hebben, zij er toch geen gebruik van maken. Het was in dit gevat toch zeker een kleine moeite geweest om de veld wachters te interviewen. Ten slotte nog even een andere me- dedeeling en wei over de crisis aan marine. Het moet in de bedoeling der Regeering liggen om voorloopig den post van minister van marine onver vuld te laten. 'De onlangs ingediende imotie-Bomans tot vereeniging der bei de defensie-departementen zal spoedig na het Kerstreces worden behandeld en op het resultaat van die behandeling wi! de Regeering wachten. Niet ongenegen is de* Regeering om op dat denkbeeld (dat al steen-oud is) thans in te gaan. Aanvankelijk had de minister van oorlog weinig lust om deze geconcentreerde functie, die zijn positie eer zwakker dan sterker maakt «iaar_ waarschijnlijk zal hij thans wel bereici zijn om deze gecombineerde functie te aanvaarden. EIBER. RAADSOVERZiCHT. Wij zijn nu door de saiaris^voorstel- len heen, alleen moeten wij nog her stemmen over een voorstel om de jaar wedden van den 'burgemeester, secre taris, ontvanger en commissaris van politie iets lager te stellen dan Burg. en Weth. todden voorgesteld, 't Is ove rigens Donderdag een veelbewogen zit ting geweest en het heeft zelfs zoo gespannen dat het college van wet- j houders tweeimaai met de portefeuille begon te rammelen. Nu stellen wij op der. voorgrond dat het aan Burg. en Weth. zelf te wijten is dat het zoover is moeten tkomen. Wat toch is het ge val De heer Staverman diende een mo tie in, waarover de stemmen staakten, om eerst aan Ged. Staten en de regee ring ooi advies te vragen hoe wij aan geld moeten komen. Burg. en Weth. weten dit niet en wij weten het even min. De eene hetft van ons was het eens met den heer Staverman en stem de voor zijn motie en de andere helft was het eens met Burg. en Weth. en wilde de gemeentelijke autonomie niet verstoren. Het gevolg was dat Burg. en Weth. verklaarden de verantwoor ding niet meer te willen aanvaarden en toen kelderde de motie natuurlijk. Hetzelfde spelletje herhaalde zich bij de behandeling van de motie-Van Oor schot om de minimumtoonen voor ge meente-werklieden en ambtenaren op 30 ,per week te bepalen en hij vond voor zijn voorstel, na een uitvoerige, van zijn socialistisch standpunt, zeer zijn schouder en zij lachte hem toe. Waarom ben je opeens zoo na denkend, Magnus Den heelen middag viel mij dat reeds op en ik vroeg me zeif tevergeefs naar de reden. Ben je boos op iets Ik Niet in 't minst. Waarover sprak jij straks zoo d ruk met graaf Wirbna? O, over de politiek. Moeit dat geheim blijven Het zal je nauwelijks interessee- ven. Wij spraken over de herfstverkie- zing hier, wanneer een mandaat door ons district moet worden vervuld en over het plotselinge overlijden van Marinowitz in Berlijn. Marinowitz was legatiesecretaris nietwaar Ja. Magnus, zij vlijde zich tegen hem aan. Zou het niet mogelijk zijn, dat uien jou in zijn plaats benoemt Misschien wet. En 'haar adem ging snel en haar oogen schitterden hem uit het 'halfdonker tegen, zou je niet gelukkig zijn, als het gebeurde Zou dat niet heerlijk zijn Berlijn Zij sidderde. Hij bleef heel kalm. Zij kon zijn gezicht niet duidelijk zien, want dit was in de schaduw van een boom. Zijn stem bevreemde haar, toen nij met moede, onverschilligen klank ztide O ja, ik had er niets tegen. Daar- jij nu eenmaal niet hier wilt blijven... en overigens is het misschien werkelijk het beste (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1919 | | pagina 1