EVELIJ N. MAANDAG 15 DECEMBER. No» - -IS^e Jaargang j1919 BINNENLAND FEUILLETON VLISSINGSCHE COURANT !0*W»»WWSWWS«"W«*^^<Kc^HKB&»i*HHR.tilfaIi**»iiP'WMa8lTI WMmiHWHWRSimWIJ.IIIIW lWfc.8aWM«BKiaMU»iWaj»'lMI «NW IHI I' WW !IIH II. i„ WH KitMl"l »IH 'I iIWIOH I HU 11 Blill UHIII ilH'HW—MgaO ADVERTENTÏE-PRIJS Van 1—4 regels: ƒ0.80; voor iedere regel meer 20 centbij abonnement spe ciale prijzen. Reclames 40 cent per regel. Qlensteunbiedingea en dienstaanvragen 10 cent per regel, bij contante betaling. Familieberichten van 16 regels 1.30, iedere regel meer 20 cent. ABONNEMENTSPRIJS. Voor Vlissingen en gemeenten op Wal cheren 1.85 per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ2.20. Week-abon- acmenten :14 cent. Afzonderlijke nummers 3 cent Economische voordrachten voor H. M. de Koningin. Naar wij vernemen, heeft prof. mr. dr. G. W. J. Bruins, hoogleeraar aan de Nederiandsche Handetehoogescho'l te Rotterdam, daartoe door H. iM. de Ko ningin uitgenoodigd, zich bereid ver klaard op geregelde tijdstippen voor H. M. voordrachten te houden over ver schillende onderwerpen van econonii- scben aard. De kruisers. In parlementaire ikringen wordt ver wacht, dat als gevolg van de over de kruisers gevoerde debatten, de afbouw dezer séhepen niet verder zal worden voortgezet 'dan noodig is om ze tot vrijmaking van de hellingen te water te 'laten, hetgeen .naar schatting nog ongeveer 400.000 per schip zou kosten. De val vati minister Bijleveld. De „Nieuwe Ct." zegt, dat minister Bijleveld gevallen is als slachtoffer van geconcentreerd vuur van drie zijden van de nihilisten (de sociaal-democra ten en revolutionairen) die geen vloot wenschen, van de maximalisten (de groep Rutgers) die kruisers verlangen, en tenslotte vSn de positivisten (de vrijzinnigen) die daden van een waar lijk leidend bewindsman eischen. De bijkans onmogelijk zware taak, welke een minister van marine in de huidige an'standipjheden te vervullen heeft, is voor den heer Bijleveld te moeilijk ge bleken. Geen verstandig mensch zal er hem een verwijt van maken wel mag men zich opnieuw afvragen, wat dezen jurist er destijds wel toe gebracht mag hebben, om deze taak op zich te nemen. En w-at nu Deze moeilijke vraag zal de tijde lijke voorzitter van den ministerraad binnenkort moeten beantwoorden. Zal het weer een burgerminister van ma rine zijn Wat nu, vraagt het „Vad." Of liever w i e nu Het votum der Kamer zegt niets over het vloot-beleid, dat de Kamer verlangt. De ergste militairisten van rechts stem den met de geheele linkerzijde tegen de begrooting. Een positieve wensch is daar bezwaarlijk uit te lezen. Eén ding slechts staat o. i. vast. En dat is, dat het Kabinet noodig heeft een stuurman die het vertrouwen weet te winnen, een man uit één stuk, een man als bijv. Rambonnet, (§1 wa ren diens wegen niet altijd de onze), een marine-leider, waaraan men weet wat men heeft. Eerst Naudin ten Cate, nu Bijleveld. Het ministerie is bij het vergeven van de navale portefeuille niet gelukkig In het belang der marine, d. i. in 's lands belang, hopen wij dat de premier Oorspronkelijke Roman. Evelijn die beiden de gedachte van het gezicht aflas, ergerde zich, zooals zij al gedaan had over de voortdurende bewondering van haar moeder over al les, wat zij gezien had. Moesten allen net dan weten, dat zij zoo'n luxe alleen maar kenden van hoofen zeggen. Zij besloot deze fout direct goed te maken. Met de houding van een prinses, die nooit anders gewoon is geweest, wend de zij zich tot de wachtende kamerju.f- Trouw. Breng me warm water en wat ont- roomde melk om me tc wasschen, Jo hanna. Later kun je helpen om me om te kleeden en wanneer wij in den tuin koffie drinken mama zei immers in den tuin ja, juffrouw. Onder de platanen. Ik zal u straks daarheen brengen. Mooi. Terwijl wij koffiedrinken, kun je onze koffers uitpakken. Alleen met haar moeder en zuster, zei ze scherp Doe me nu toch het plezier en houd op met je eeuwige bewondering on gedank. Je maakt ons op die manier bespottelijk. Zich door niets te laten overbluffen is de eerste plicht van een werkelijk voorname dame. "aar móéder wild'e protesteeren, doch bij het zoeken van zijn nieuwen ambt genoot gelukkiger moge zijn. De „N. R. Ct." constateert het feit, dat de stemming waarbij de minister van marine is gevallen niet veel leiding geeft voor de oplossing van de crisis. Het kabinet dat voor de moeilijkheid de oplossing geplaatst is, zal die op eigen overwegingen moeten trachten tc vinden. Dat had het Kabinet eigenlijk reeds moeten doen, toen het voor de vorige crisis stond, waar de heer Bijleveld als minister uit te voorschijn gekomen is. De grondoorzaak immers van het on geval, dat dezen heer thans is overko men; moet hierin worden gezocht, dat bij zijn aantreden verzuimd is, na te gaan of er tusschen den nieuiwen digni taris en 'het Kabinet homogeniteit van denkbeelden was. Gelijk het Kabinet eer> minister van financiën aan zich verbonden had zonder program, bloot on goed geluk, heeft liet den heer Bijie- veki in zijn midden genomen, zonder zich van diens denkbeelden te vergewis sen. Ja sterker, toen de lieer Bijleveld 't bewind aan marine aanvaardde, werd met zoovele woorden te kennen gege ven dat de nieuwe minister zelf geen denkbeelden had. En dat hij niettemin in den ministerraad hartelijk welkom werd geheeten, was alleen mogelijk, omdat op het stuk der marine er evenmin was eenig regeeringsprogram. De „Maasbode" schrijft Al is ons de houding van een deel der naaste geestverwanten van den minister verklaarbaar, zoo zoude het ons toch verheugd hebben, indien ten slotte evenals gansch de katholieke fractie, de geheele rechterzijde zich als één man achter den minister geschaard had, gezien den aard en hef karakter van het politiek spel van zoo niet de geheele dan toch van een groot deel der linkerzijde, en overwegend de niet- wensdhelijkheid van een conflict aan marine, zeer zeker niet onder de hui dige wereldomstandigheden. En die houding was o.-i. ook vólko men te rechtvaardigen geweest, wijl, naar we meenen, een bespreking, in kalme atmosfeer gehouden, wel degelijk ook na de rede van den minister hrd kunnen leiden tot een bevredigende .oplossing, als boven aangegeven, waar heen door (jen heer Kolkman zoo juist gewezen werd. 0e „Standaard" zegt o.a. Het optreden van mr. Bijleveld als marine-minister getuigde van niet alle- daagschen moed, waaraan hulde te brengen niemand zwaar vallen kan. Dat de minister niet slaagde komt dus niet zoo heel onverwacht. Vooral zijn gemis aan parlementaire ervaring heeft hem parten gespeeld hij heeft ze nu verkregen, maar Ihet heeft hem zijn ministerieel leven gékost. Wie de redevoering, waarmee de minister Vrijdag in de Kamer optrad, leest, zal er uit zien dat de minister niet met angstvalligheid aan zijn zetel hing. Hij sprak als iemand die afscheid van het ministerieeie leven genomen heeft die zich zeker teleurgesteld en gekrenkt gevoelde door de wijze waar op men hem had bestreden, maar die volkomen bereid was heen te gaan en vooi een opvolger plaats te maken. De Kamer verwierp de marinebegroo- tin.g en velde daardoor het doodvonnis over den minister. Aan zijn opvolger nu de taak om een oplossing voor dit netelige vraagstuk te zoeken. Evelijn was reeds in haar kanier ver dwenen. In den tuin werd dus koffie gedron ken en het gesprek was zeer levendig. Later stelde de gravin een wandeling voor. Zij wilde haar gasten de mooie plekjes in den tuin eens wijzen. 'Ergerde Evelijn .zich over de be scheiden hoffelijkheid harer moeder, deze bevond zich ten haren opzichte in denzelfden toestand. Jou geblaseerde manier, alles als hee' natuurlijk op te nemen en niets te bewonderen, moet 'Magnus krenken, fluisterde zij haar dochter eens toe, toen beiden wat achter gebleven wa ren. Laat dat maar aan mij over, was liet antwoord uit de hoogte. 'Ik ben zijn verloofde en dit zal anemaal spoe dig mijn eigendom zijn. Mijn verstand zegt mij, dat liet belachelijk is, altijd de bewonderaarster te spelen. Ik wilde, dat ie niet alleen naar jc verstand, maar ook en meer naar je hart luisterde. - Dan was ik waarschijnlijk niet hier, ontviel Evelijn tegen haar wil en zonder van den verschrikt vragenden blik van haar moeder notitie Ie nemen, snelde zij de anderen na. Moderta liep aanvankelijk naast Ha- ra'u' Wolkern, die zich ijverig inspande om haar te onderhouden. Zij antwoord de slechts kort en verlegen en haar blik, die in stille verrukking over het landschap gleed, hief zicih slechts schuchter op tot den grooten Hun, die haar van zijn sterrewacht, van Schö- Het „Volk" noemt den minister te braaf, te bescheiden en te groen. Te braaf was hij voor verraad aan zijn sysjeem. Deze minister was geen 'bewindsman. Laat ons aannemen, dat alle verhalen van bakboord naar stuurboord én vice- versa onjuist zijn, berusten op misver- tand en leugen. Dat het precies is zoo ais hij het vertelt. Dan staat de zaak zoo de Kamer had tot den bouw van de kruisers besloten, de minister kwam tot de slotsom, dat de 'kruisers overbo dig waren. Hij werkte door aan de kruisers, uit eerbied voor de Kamer. Maar nog voor zij 'klaar waren bestem de hij de kruisers voor oudroest, uit eerbied voor zijn systeem. Wellicht ook redeneerde hij het leven van een ma- rineminister is kort, mijn opvolger zou geen imarineininister zijn als hij niet een ar.rier systeem had dan zijn voorgan ger laat ik dus de kruisers -afbou wen vrij zeker passen zij in zijn systeem. Zijn al die verhalen omtrent zijn veranderlijkheid onjuist? Een lichte twijfel is geoorloofd. De minister is ver geetachtig, verstrooid. Hij wist zelfs niet meer, dat 'hij zelf de bestelling van de pantserplaten met zijn handteeke- ning had 'bekrachtigd. Een vrecteszegei. Naar het „Vad." verneemt, zal om streeks Kerstmis op alle postkantoren in Nederland een internationaal vredes- zegel verkocht worden. De prijs er van zal vijf cents bedra gen en de opbrengst zal dienen voor den opbouw van de kathedraal te Reims. Het vredeszegel zal geen fran keerzegel zijn. Het verzoek dat zegel te mogen ver knopen is uitgegaan van een internati onale 'vereeniging, waarvan de verte genwoordigers hier te lande zijn de 'heeren Blankenburg, Baart de la Faille en De Sauvage Nolting te Dordrecht. Deze heeren hebben zich tot den minis ter van waterstaat gewend, die het ver zoek heeft ingewilligd. Kostwinnersvergoeding. Aan 'de burgemeesters is verzocht de vergoeding "wegens kostwinnerschap, door hen toegekend aan de verwanten van dienstplichtigen en' vari vrijwillig dienenden, uit te keeren op 27 Decem ber 1919 over den termijn van 16 tot en met 26 'December a.s. en op 6 Janu ari 1920 over de termijnen van 27 December a.s. tot 5 Januari 1920. De - betrokken militaire autoriteiten doen den burgemeesters tijdig vóór genoemde betaaldagen toekomen de noodige i?pgaven nopens omstandighe den, welke zich tijdens het verblijf in werkelijken dienst van bedoelde miltai- ren hebben voorgedaan en van invloed kunnen :zijn op het getal der op ver goeding aanspraak gevende dagen. Tweede Kerstdag ais werkdag. Afet 'het oog op het door een groot deel der vakvereenigingen genomen besluit om op 2en Kerstdag te werken ten bate der noodlijdende Weensche bevolking, en het te verwachten druk vervoer zullen de Nederiandsche spoor wegen zoo noodig extra treinen inlog gen en de-gewone word#n versterkt. Scheepvaartbeweging. Gedurende de afgeloopen week zijn den Nieuwen Waterweg ingekomen 120 schepen, waarvan 22 Eogelsche, 19 Duitsche, 9 Fransche, 48 Nederiand sche, 6 Amerikaansche, 4 Noorsche, 4 Zweedsche, 3 Japanneesohe, 3 Griek- sclre, 1 Belgisch en 1 Finsch, waarvan 2 zeilschepen en 1 zeelichter, 7 vreemde sleepbooten, 2 bijleggers, 1 marine vaartuig, 1 slooper, waaronder ook 2 stoomschepen die aan de Vondelingen- plaat hebben gebunkerd. Hiervan waren bestemd voor Rotterdam 112, voor Maassluis 1voor Hoek van Holland 5. Van Vlaardingen vertrok 1 stoomschip naar Rotterdam. In hetzelfde tijdperk van 1918 kwa men binnen 59 schepen, waarvan 3 zeilschepen en 9 marinevaartuigen. Hiervan waren bestemd voor Rotter dam 56, voor Schiedam 1, voor Maas siris 1 en voor Hoe.k van Holland 1. PROVINCIALE STATEN. In de vergadering van Zaterdag wa ren aanvankelijk de heeren Adriaanse en De Veer afwezig, later was de ver gadering voltallig. Het voorstel om af te wijzen het ver zoek van de vereeniging „Breskensche Visscheriischool" om subsidie, maakte dat de lieer van Zuijen het belang dezer school uiteenzette en dat de heer van Nicuwkuyk, na grondige berekening der kosten van de school voorstelde 150 subsidie.te geven. De lieer Moeiker verdedigde ook het geven der subsidie en brengt hulde aan de heeren te Breskens, die iiet ini tiatief nemen voor deze school. De heer Dieieman zegt, dat op de be grooting voor bijdragen van particulie ren slechts 25 is uitgetrokken, terwijl er voor leermiddelen 150 op staat, volgens Ged. Staten veel te weinig. Het gaat trouwens niet aan deze school nu wel subsidie toe te kennen. De heer van Zuijen zegt, dat in over leg met den directeur der Zeevaart school te Vlissingen en andere deskun digen de begrooting is opgemaakt. De heer van Nieuwkuyk wil deze school éven goed als andere helpen en 150 per jaar geven tot het inwerking treden der wet op het Nijverheidsonder wijs. Dit voorstel wordt met 27 tegen 14 stemmen verworpen, waarna dat van Ged. Staten zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Zonder discussie of stemming werd aangenomen het voorstel tot verliöo- ging der subsidie van de land- en fuin- bouwcursussen. Het voorstel van den heer Perreis, om aan de leden, van de Prov. Staten vrij reizen op de booten der provincie toe te staan, waarvan Ged. Staten aanne ming ontraadden, werd verdedigd door den heer Perreis, op grond dat dc Sta tenleden dan gelegenheid hebben ter plaatse éen onderzoek naar de bedoe ling van een voorstel te doen. De heer van Rompu meende o.a. dat de diensten de ontvangsten der gelden van de Statenleden niet kunnen missen. De heer Lindeijer zegt, dat de reizen waar het om gaat nu niet gemaakt worden. En voor eigen zaken maken de meeste leden tocli maar weinig gebruik van de booten. De heer Fruijtier zegt, naar aanlei ding van een opmerking van den heer Lindeijer, dat de leden der Tweede Ka mer door tie Grondwet recht hebben op vergoeding van reis- en verblijfkosten en het voor de regeering veel makkelij ker en voordeeliger is de reiskosten in eens te geven bij wijze van een abon nement op de spoorwegen. De leden der Staten krijgen ook reis- en verblijfkos ten als de vergaderingen plaats hebben. De heer Lindeijer zegt, dat het dan toch een voordeel wordt, als de Staten leden die reiskosten van de boot niet meer in rekening brengen. Het voorstel-Perrels werd verworpen met 23 tegen 19 stemmen. Het voorstel van Ged. Staten om af te wijzen het verzoek van de weduwe J. VisserDierings te Vlissingen, om een vergoeding uit de Provinciale fond sen, gaf den heer van de Putte aanlei ding te wijzen op de billijkheid van de inwilliging van dit verzoek. Hij steide daarom, mede namens de heeren Hen- sel en van Niftrik voor aan adressante over 1919 en 1920 een bijdrage van 150 per jaar toe te kennen. De heer van Niftrik meent, dat ai is het juist, dat er geen vaste aanstelling was, de man toch werkte uitsluitend voor de booten en er reden is voor de uitkcering. De heer Hensel zegt, dat ieder in Vlissingen niet beter wist of Visser was in dienst der provincie. De provincie mag geen slecht voorbeeld geven. De heer Vienings acht het voorstel- van de Putte c.s. billijk en steunt het dan ook krachtig. De heer Sprenger noemt het een ge vaarlijk precedent, als men de bijdrage geeft aan de weduwe. Het is niet waar, dat Visser 23 jaar uitsluitend voor de provincie werkte, dit was alleen de laat ste jaren het geval, toen het zeer druk was, maar een vaste dienstbetrekking bestond niet. De heer De Veer zegt, dat Ged. Sta ten toch ook I meermalen zulke .voor stellen deden, niet op rechtsgrond, maar op billijkheidsgronden en dat daar wachtgeld enz. het gevolg van wa ren. Ais men nu zich er achter verschuilt dat hier geen vaste dienstbetrekking be staat, -dan höopt spr. dat Ged. Staten zullen bevorderen, dat aan zulke toe standen toen einde gemaakt wordt. Het voorstel-van de Putte wordt aan genomen met 33 tegen 9 stemmen. Het voorstel van Ged. Staten, om 1000 bij te dragen in de kosten van herstel van den toren te Ritthem, werd het eerst bestreden door een lid van dat college, den heer Sprenger, die angstig was een precedent te scheppen. De heer Blum verdedigt het voorstel van de meerderheid van het college, o.a. zegt spr. dat andere provincies deze zaken ook steunen, wijst hij op het mooie, hobg geroemde, Zeeuwsche landschap met zijn fraaie torens, waar van het gemis werd gevoeld, toen in 1911 de toren van Vlissingen was afge brand. Ook het onderwijs heeft belang bij liet behoud van monumenten. Met 34 tegen 8 stemmen werd het voorstel van Ged. Staten aangenomen. Het voorstel tot wijzignig van het reglement op het gebruik van de stei gers wordt aangenomen zonder discus sie of stemming. Het voorstel om den termijn, waar binnen de Zuid-Bevelandsche lokaal spoorwegen op Zuid-Beveland moeten in exploitatie zijn, te verlengen tot 1 Juli 1924, lokte de opmerking uit van den heer Lindeijer, dat hij dien termijn vrij lang vindt, terwijl hij er op wijst dat men nog steeds moet beginnen aan die lijn en er toch wel een jaar of drie en een half noodig zullen zijn om den weg gereed te maken. De heer Dieieman zegt, dat als men tot 1922 uitstel geeft, men zeker is dat de lijn toch niet gereed is. De heer Lindeijer zou gaaren weten of er reeds bewijzen zijn, dat men gaat beginnen. De heer Dieieman kan niet zeggen of is mijn geboortegrond en ,ik heb elk plekje lief. Ja, hij hield van dit plekje op aarde. Aleer, dan hij tof dusver vermoed had, drt voelde hij nu eerst duidelijk, nu hij na langen tijd van afwezigheid hier was teruggekomen. En daarom ook kwelde hem, toen al'.en reeds te ruste waren gegaan en 'hij nog een sigaar rookte voor het open raam, een gevoel van smartelijke ont goocheling. Hij had zich zoo over dezen dag ver heugd, die Evelijn o,p Rettenegg zou 'brengen en over het genoegen haar al hef fraais te kunnen toonen en dan de vreugde daarover in haar blik te lezen. Maar dit genoegen was weggebleven. Hield zij niet van de natuur? Hij wist lic' niet. Het drong voor de eerste maal tot zijn bewustzijn door, dat hij vnn haar innerlijk leven nog niets wist. Was dat niet vreemd onbehaaglijk 'bijna Iemand, die men lief heeft zonder hem eigenlijk te kennen Hem vielen de woorden in, die hij kort geleden tot Moderta' had gespro ken, toen zij van liefde spraken „Het uiterlijk is dikwijls het kenmerk voor het innerlijke." 1 iet bloed schoot hem naar het hoofd. Hij streek langs zijn voorhoofd en peinsde ernstig na. Er moesten toch gelegenheden geweest zijn, om haar innerlijk leven te leeren kennen Maar hoe hij ook nadacht, hij vond niets dan in den vorm volmaakte, koele béheersching. (Wordt vervolgd.) nau en zijn goede oude tante Louise vertelde die daar het bewind voerde. 7.ij was in 't geheel niet gewoon aan den omgang met heeren en haalde verruimd adem, toen de gravin zich met een vraag tot den vriend van haar zoon wendde en hem in een gesprek wikkelde. Ah eindelijk w.as zij alleen en kon zij ongestoord al die heerlijke bloemen bewonderen. Aiagnus zag haar later, toevallig kijkend in haar richting, een paar sleu- teïbloeinpjes plukkend en met innige tcederheid aan de borst drukkend. La ter zag hij haar in stille verrukking een 'bloeiende kastanje bewonderen. Dan was zij plotseling verdwenen. Men melkte eerst, dat zij mankeerde, toen imcn het terras weer bereikt had, waar het avondeten zou worden gébruikt. Magnus en Harald gingen haar direct zotken. Dc laatste bleef plotseling staan en zeide met volle overtuiging die anders verre lag van zijn droge manier van spreken Ik dank je, oude jongen, dat je me direct vandaag hebt laten komen om je gasten welkom te heeten. Ik zal dezen dag nooit verge ten. Ze is betooverend. Zoo fijn en zacht Zoo poëtisch Wie? Evelijn? zei M3gnus. tn zijn gedachten opgeschrikt. Neen. De ander, Moderta. Je ver loofde is misschien knapper, in ieder geval koninklij.ker, maar haar zuster Je hebt me niet te veel, maar te weinig van haar verteld. Beloof me", gauw op Schönau ,te komen. Tante Louise moet ook kennis met haar maken. Ala-gnus beloofde het. Na lang zoeken vonden zij Moderta eindelijk in den hoenderhof, waar zij midden tusschen de kuikentjes en de tamme witte duiven der gravin zacht jes met hen praatte. Beide mannen zagen een oogenbiik zwijgend naar haar, vóór zij haar rie pen Zij had een zoo merkwaardig bevallige manier van bewegen. Het was eer lieflijk gezicht, haar smalle, blanke hand de duiven te zien streelen, terwijl louter goedheid straalde uit haar flu- weelige oogen. Waarom ben je mijn vriend ont vlucht vroeg Magnus haar een uur tater, toen zij toevallig een oogertblik alleen waren. Hij gaf zich toch zooveel moeite, je aangenaam bezig tc houden. Bevalt hij je niet? Zéker wel, antwoordde Modertji, verschrikt over deze woorden, die zij als een berisping voelde. Ik weet het zelve niet, ik liep voort als in een droom en stond opeens voor den hoen derhof. Dat was geheel nieuw v_oor me. He+ was zoo mooi Het staat je dus we! aan op Reltenegg Bovenmate Het is alles een sprookje die schat van bloemen, de weiden, de bergen. en dez'e stilte rondom 1 Het is mij, als hoor ik hier niet, als moet ik elk oogenbiik ontwa ken. Haar oogen schitterden. Hij glimlachte geroerd. Wij zien allen met genoegen, dat hei je hier zoo goed bevalt, Moderta. ■Ik ben er trotsoli op, want Rettenegg

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1919 | | pagina 1