EVELIJ N.
MAANDAG 15 DECEMBER.
No» - -IS^e Jaargang j1919
BINNENLAND
FEUILLETON
VLISSINGSCHE COURANT
!0*W»»WWSWWS«"W«*^^<Kc^HKB&»i*HHR.tilfaIi**»iiP'WMa8lTI WMmiHWHWRSimWIJ.IIIIW lWfc.8aWM«BKiaMU»iWaj»'lMI «NW IHI I' WW !IIH II. i„ WH KitMl"l »IH 'I iIWIOH I HU 11 Blill UHIII ilH'HW—MgaO
ADVERTENTÏE-PRIJS
Van 1—4 regels: ƒ0.80; voor iedere
regel meer 20 centbij abonnement spe
ciale prijzen. Reclames 40 cent per regel.
Qlensteunbiedingea en dienstaanvragen 10
cent per regel, bij contante betaling.
Familieberichten van 16 regels 1.30,
iedere regel meer 20 cent.
ABONNEMENTSPRIJS.
Voor Vlissingen en gemeenten op Wal
cheren 1.85 per drie maanden. Franco
door het geheele rijk ƒ2.20. Week-abon-
acmenten :14 cent. Afzonderlijke nummers
3 cent
Economische voordrachten voor H. M.
de Koningin.
Naar wij vernemen, heeft prof. mr.
dr. G. W. J. Bruins, hoogleeraar aan de
Nederiandsche Handetehoogescho'l te
Rotterdam, daartoe door H. iM. de Ko
ningin uitgenoodigd, zich bereid ver
klaard op geregelde tijdstippen voor H.
M. voordrachten te houden over ver
schillende onderwerpen van econonii-
scben aard.
De kruisers.
In parlementaire ikringen wordt ver
wacht, dat als gevolg van de over de
kruisers gevoerde debatten, de afbouw
dezer séhepen niet verder zal worden
voortgezet 'dan noodig is om ze tot
vrijmaking van de hellingen te water
te 'laten, hetgeen .naar schatting nog
ongeveer 400.000 per schip zou
kosten.
De val vati minister Bijleveld.
De „Nieuwe Ct." zegt, dat minister
Bijleveld gevallen is als slachtoffer van
geconcentreerd vuur van drie zijden
van de nihilisten (de sociaal-democra
ten en revolutionairen) die geen vloot
wenschen, van de maximalisten (de
groep Rutgers) die kruisers verlangen,
en tenslotte vSn de positivisten (de
vrijzinnigen) die daden van een waar
lijk leidend bewindsman eischen. De
bijkans onmogelijk zware taak, welke
een minister van marine in de huidige
an'standipjheden te vervullen heeft, is
voor den heer Bijleveld te moeilijk ge
bleken. Geen verstandig mensch zal er
hem een verwijt van maken wel mag
men zich opnieuw afvragen, wat dezen
jurist er destijds wel toe gebracht mag
hebben, om deze taak op zich te nemen.
En w-at nu
Deze moeilijke vraag zal de tijde
lijke voorzitter van den ministerraad
binnenkort moeten beantwoorden. Zal
het weer een burgerminister van ma
rine zijn
Wat nu, vraagt het „Vad."
Of liever w i e nu
Het votum der Kamer zegt niets over
het vloot-beleid, dat de Kamer verlangt.
De ergste militairisten van rechts stem
den met de geheele linkerzijde tegen
de begrooting. Een positieve wensch is
daar bezwaarlijk uit te lezen.
Eén ding slechts staat o. i. vast.
En dat is, dat het Kabinet noodig
heeft een stuurman die het vertrouwen
weet te winnen, een man uit één stuk,
een man als bijv. Rambonnet, (§1 wa
ren diens wegen niet altijd de onze),
een marine-leider, waaraan men weet
wat men heeft.
Eerst Naudin ten Cate, nu Bijleveld.
Het ministerie is bij het vergeven van
de navale portefeuille niet gelukkig
In het belang der marine, d. i. in 's
lands belang, hopen wij dat de premier
Oorspronkelijke Roman.
Evelijn die beiden de gedachte van
het gezicht aflas, ergerde zich, zooals
zij al gedaan had over de voortdurende
bewondering van haar moeder over al
les, wat zij gezien had. Moesten allen
net dan weten, dat zij zoo'n luxe alleen
maar kenden van hoofen zeggen. Zij
besloot deze fout direct goed te maken.
Met de houding van een prinses, die
nooit anders gewoon is geweest, wend
de zij zich tot de wachtende kamerju.f-
Trouw.
Breng me warm water en wat ont-
roomde melk om me tc wasschen, Jo
hanna. Later kun je helpen om me om
te kleeden en wanneer wij in den tuin
koffie drinken mama zei immers in
den tuin
ja, juffrouw. Onder de platanen.
Ik zal u straks daarheen brengen.
Mooi. Terwijl wij koffiedrinken,
kun je onze koffers uitpakken.
Alleen met haar moeder en zuster,
zei ze scherp
Doe me nu toch het plezier en
houd op met je eeuwige bewondering
on gedank. Je maakt ons op die manier
bespottelijk. Zich door niets te laten
overbluffen is de eerste plicht van een
werkelijk voorname dame.
"aar móéder wild'e protesteeren, doch
bij het zoeken van zijn nieuwen ambt
genoot gelukkiger moge zijn.
De „N. R. Ct." constateert het feit,
dat de stemming waarbij de minister
van marine is gevallen niet veel leiding
geeft voor de oplossing van de crisis.
Het kabinet dat voor de moeilijkheid
de oplossing geplaatst is, zal die op
eigen overwegingen moeten trachten tc
vinden.
Dat had het Kabinet eigenlijk reeds
moeten doen, toen het voor de vorige
crisis stond, waar de heer Bijleveld als
minister uit te voorschijn gekomen is.
De grondoorzaak immers van het on
geval, dat dezen heer thans is overko
men; moet hierin worden gezocht, dat
bij zijn aantreden verzuimd is, na te
gaan of er tusschen den nieuiwen digni
taris en 'het Kabinet homogeniteit van
denkbeelden was. Gelijk het Kabinet
eer> minister van financiën aan zich
verbonden had zonder program, bloot
on goed geluk, heeft liet den heer Bijie-
veki in zijn midden genomen, zonder
zich van diens denkbeelden te vergewis
sen. Ja sterker, toen de lieer Bijleveld 't
bewind aan marine aanvaardde, werd
met zoovele woorden te kennen gege
ven dat de nieuwe minister zelf geen
denkbeelden had. En dat hij niettemin in
den ministerraad hartelijk welkom werd
geheeten, was alleen mogelijk, omdat
op het stuk der marine er evenmin was
eenig regeeringsprogram.
De „Maasbode" schrijft
Al is ons de houding van een deel
der naaste geestverwanten van den
minister verklaarbaar, zoo zoude het
ons toch verheugd hebben, indien ten
slotte evenals gansch de katholieke
fractie, de geheele rechterzijde zich als
één man achter den minister geschaard
had, gezien den aard en hef karakter
van het politiek spel van zoo niet de
geheele dan toch van een groot deel
der linkerzijde, en overwegend de niet-
wensdhelijkheid van een conflict aan
marine, zeer zeker niet onder de hui
dige wereldomstandigheden.
En die houding was o.-i. ook vólko
men te rechtvaardigen geweest, wijl,
naar we meenen, een bespreking, in
kalme atmosfeer gehouden, wel degelijk
ook na de rede van den minister
hrd kunnen leiden tot een bevredigende
.oplossing, als boven aangegeven, waar
heen door (jen heer Kolkman zoo juist
gewezen werd.
0e „Standaard" zegt o.a.
Het optreden van mr. Bijleveld als
marine-minister getuigde van niet alle-
daagschen moed, waaraan hulde te
brengen niemand zwaar vallen kan.
Dat de minister niet slaagde komt
dus niet zoo heel onverwacht. Vooral
zijn gemis aan parlementaire ervaring
heeft hem parten gespeeld hij heeft ze
nu verkregen, maar Ihet heeft hem zijn
ministerieel leven gékost.
Wie de redevoering, waarmee de
minister Vrijdag in de Kamer optrad,
leest, zal er uit zien dat de minister
niet met angstvalligheid aan zijn zetel
hing. Hij sprak als iemand die afscheid
van het ministerieeie leven genomen
heeft die zich zeker teleurgesteld en
gekrenkt gevoelde door de wijze waar
op men hem had bestreden, maar die
volkomen bereid was heen te gaan en
vooi een opvolger plaats te maken.
De Kamer verwierp de marinebegroo-
tin.g en velde daardoor het doodvonnis
over den minister.
Aan zijn opvolger nu de taak om een
oplossing voor dit netelige vraagstuk
te zoeken.
Evelijn was reeds in haar kanier ver
dwenen.
In den tuin werd dus koffie gedron
ken en het gesprek was zeer levendig.
Later stelde de gravin een wandeling
voor. Zij wilde haar gasten de mooie
plekjes in den tuin eens wijzen.
'Ergerde Evelijn .zich over de be
scheiden hoffelijkheid harer moeder,
deze bevond zich ten haren opzichte in
denzelfden toestand.
Jou geblaseerde manier, alles als
hee' natuurlijk op te nemen en niets te
bewonderen, moet 'Magnus krenken,
fluisterde zij haar dochter eens toe,
toen beiden wat achter gebleven wa
ren.
Laat dat maar aan mij over, was
liet antwoord uit de hoogte. 'Ik ben
zijn verloofde en dit zal anemaal spoe
dig mijn eigendom zijn. Mijn verstand
zegt mij, dat liet belachelijk is, altijd
de bewonderaarster te spelen.
Ik wilde, dat ie niet alleen naar
jc verstand, maar ook en meer naar
je hart luisterde.
- Dan was ik waarschijnlijk niet
hier, ontviel Evelijn tegen haar wil en
zonder van den verschrikt vragenden
blik van haar moeder notitie Ie nemen,
snelde zij de anderen na.
Moderta liep aanvankelijk naast Ha-
ra'u' Wolkern, die zich ijverig inspande
om haar te onderhouden. Zij antwoord
de slechts kort en verlegen en haar
blik, die in stille verrukking over het
landschap gleed, hief zicih slechts
schuchter op tot den grooten Hun, die
haar van zijn sterrewacht, van Schö-
Het „Volk" noemt den minister te
braaf, te bescheiden en te groen. Te
braaf was hij voor verraad aan zijn
sysjeem.
Deze minister was geen 'bewindsman.
Laat ons aannemen, dat alle verhalen
van bakboord naar stuurboord én vice-
versa onjuist zijn, berusten op misver-
tand en leugen. Dat het precies is zoo
ais hij het vertelt. Dan staat de zaak
zoo de Kamer had tot den bouw van
de kruisers besloten, de minister kwam
tot de slotsom, dat de 'kruisers overbo
dig waren. Hij werkte door aan de
kruisers, uit eerbied voor de Kamer.
Maar nog voor zij 'klaar waren bestem
de hij de kruisers voor oudroest, uit
eerbied voor zijn systeem. Wellicht ook
redeneerde hij het leven van een ma-
rineminister is kort, mijn opvolger zou
geen imarineininister zijn als hij niet een
ar.rier systeem had dan zijn voorgan
ger laat ik dus de kruisers -afbou
wen vrij zeker passen zij in zijn
systeem.
Zijn al die verhalen omtrent zijn
veranderlijkheid onjuist? Een lichte
twijfel is geoorloofd. De minister is ver
geetachtig, verstrooid. Hij wist zelfs
niet meer, dat 'hij zelf de bestelling van
de pantserplaten met zijn handteeke-
ning had 'bekrachtigd.
Een vrecteszegei.
Naar het „Vad." verneemt, zal om
streeks Kerstmis op alle postkantoren
in Nederland een internationaal vredes-
zegel verkocht worden.
De prijs er van zal vijf cents bedra
gen en de opbrengst zal dienen voor
den opbouw van de kathedraal te
Reims. Het vredeszegel zal geen fran
keerzegel zijn.
Het verzoek dat zegel te mogen ver
knopen is uitgegaan van een internati
onale 'vereeniging, waarvan de verte
genwoordigers hier te lande zijn de
'heeren Blankenburg, Baart de la Faille
en De Sauvage Nolting te Dordrecht.
Deze heeren hebben zich tot den minis
ter van waterstaat gewend, die het ver
zoek heeft ingewilligd.
Kostwinnersvergoeding.
Aan 'de burgemeesters is verzocht de
vergoeding "wegens kostwinnerschap,
door hen toegekend aan de verwanten
van dienstplichtigen en' vari vrijwillig
dienenden, uit te keeren op 27 Decem
ber 1919 over den termijn van 16 tot
en met 26 'December a.s. en op 6 Janu
ari 1920 over de termijnen van 27
December a.s. tot 5 Januari 1920.
De - betrokken militaire autoriteiten
doen den burgemeesters tijdig vóór
genoemde betaaldagen toekomen de
noodige i?pgaven nopens omstandighe
den, welke zich tijdens het verblijf in
werkelijken dienst van bedoelde miltai-
ren hebben voorgedaan en van invloed
kunnen :zijn op het getal der op ver
goeding aanspraak gevende dagen.
Tweede Kerstdag ais werkdag.
Afet 'het oog op het door een groot
deel der vakvereenigingen genomen
besluit om op 2en Kerstdag te werken
ten bate der noodlijdende Weensche
bevolking, en het te verwachten druk
vervoer zullen de Nederiandsche spoor
wegen zoo noodig extra treinen inlog
gen en de-gewone word#n versterkt.
Scheepvaartbeweging.
Gedurende de afgeloopen week zijn
den Nieuwen Waterweg ingekomen 120
schepen, waarvan 22 Eogelsche, 19
Duitsche, 9 Fransche, 48 Nederiand
sche, 6 Amerikaansche, 4 Noorsche, 4
Zweedsche, 3 Japanneesohe, 3 Griek-
sclre, 1 Belgisch en 1 Finsch, waarvan
2 zeilschepen en 1 zeelichter, 7 vreemde
sleepbooten, 2 bijleggers, 1 marine
vaartuig, 1 slooper, waaronder ook 2
stoomschepen die aan de Vondelingen-
plaat hebben gebunkerd. Hiervan waren
bestemd voor Rotterdam 112, voor
Maassluis 1voor Hoek van Holland 5.
Van Vlaardingen vertrok 1 stoomschip
naar Rotterdam.
In hetzelfde tijdperk van 1918 kwa
men binnen 59 schepen, waarvan 3
zeilschepen en 9 marinevaartuigen.
Hiervan waren bestemd voor Rotter
dam 56, voor Schiedam 1, voor Maas
siris 1 en voor Hoe.k van Holland 1.
PROVINCIALE STATEN.
In de vergadering van Zaterdag wa
ren aanvankelijk de heeren Adriaanse
en De Veer afwezig, later was de ver
gadering voltallig.
Het voorstel om af te wijzen het ver
zoek van de vereeniging „Breskensche
Visscheriischool" om subsidie, maakte
dat de lieer van Zuijen het belang dezer
school uiteenzette en dat de heer van
Nicuwkuyk, na grondige berekening
der kosten van de school voorstelde
150 subsidie.te geven.
De lieer Moeiker verdedigde ook het
geven der subsidie en brengt hulde
aan de heeren te Breskens, die iiet ini
tiatief nemen voor deze school.
De heer Dieieman zegt, dat op de be
grooting voor bijdragen van particulie
ren slechts 25 is uitgetrokken, terwijl
er voor leermiddelen 150 op staat,
volgens Ged. Staten veel te weinig. Het
gaat trouwens niet aan deze school nu
wel subsidie toe te kennen.
De heer van Zuijen zegt, dat in over
leg met den directeur der Zeevaart
school te Vlissingen en andere deskun
digen de begrooting is opgemaakt.
De heer van Nieuwkuyk wil deze
school éven goed als andere helpen en
150 per jaar geven tot het inwerking
treden der wet op het Nijverheidsonder
wijs. Dit voorstel wordt met 27 tegen
14 stemmen verworpen, waarna dat
van Ged. Staten zonder hoofdelijke
stemming wordt aangenomen.
Zonder discussie of stemming werd
aangenomen het voorstel tot verliöo-
ging der subsidie van de land- en fuin-
bouwcursussen.
Het voorstel van den heer Perreis, om
aan de leden, van de Prov. Staten vrij
reizen op de booten der provincie toe
te staan, waarvan Ged. Staten aanne
ming ontraadden, werd verdedigd door
den heer Perreis, op grond dat dc Sta
tenleden dan gelegenheid hebben ter
plaatse éen onderzoek naar de bedoe
ling van een voorstel te doen.
De heer van Rompu meende o.a. dat
de diensten de ontvangsten der gelden
van de Statenleden niet kunnen missen.
De heer Lindeijer zegt, dat de reizen
waar het om gaat nu niet gemaakt
worden. En voor eigen zaken maken de
meeste leden tocli maar weinig gebruik
van de booten.
De heer Fruijtier zegt, naar aanlei
ding van een opmerking van den heer
Lindeijer, dat de leden der Tweede Ka
mer door tie Grondwet recht hebben op
vergoeding van reis- en verblijfkosten
en het voor de regeering veel makkelij
ker en voordeeliger is de reiskosten in
eens te geven bij wijze van een abon
nement op de spoorwegen. De leden der
Staten krijgen ook reis- en verblijfkos
ten als de vergaderingen plaats hebben.
De heer Lindeijer zegt, dat het dan
toch een voordeel wordt, als de Staten
leden die reiskosten van de boot niet
meer in rekening brengen.
Het voorstel-Perrels werd verworpen
met 23 tegen 19 stemmen.
Het voorstel van Ged. Staten om af
te wijzen het verzoek van de weduwe
J. VisserDierings te Vlissingen, om
een vergoeding uit de Provinciale fond
sen, gaf den heer van de Putte aanlei
ding te wijzen op de billijkheid van de
inwilliging van dit verzoek. Hij steide
daarom, mede namens de heeren Hen-
sel en van Niftrik voor aan adressante
over 1919 en 1920 een bijdrage van
150 per jaar toe te kennen.
De heer van Niftrik meent, dat ai is
het juist, dat er geen vaste aanstelling
was, de man toch werkte uitsluitend
voor de booten en er reden is voor de
uitkcering.
De heer Hensel zegt, dat ieder in
Vlissingen niet beter wist of Visser was
in dienst der provincie. De provincie
mag geen slecht voorbeeld geven.
De heer Vienings acht het voorstel-
van de Putte c.s. billijk en steunt het
dan ook krachtig.
De heer Sprenger noemt het een ge
vaarlijk precedent, als men de bijdrage
geeft aan de weduwe. Het is niet waar,
dat Visser 23 jaar uitsluitend voor de
provincie werkte, dit was alleen de laat
ste jaren het geval, toen het zeer druk
was, maar een vaste dienstbetrekking
bestond niet.
De heer De Veer zegt, dat Ged. Sta
ten toch ook I meermalen zulke .voor
stellen deden, niet op rechtsgrond,
maar op billijkheidsgronden en dat
daar wachtgeld enz. het gevolg van wa
ren.
Ais men nu zich er achter verschuilt
dat hier geen vaste dienstbetrekking be
staat, -dan höopt spr. dat Ged. Staten
zullen bevorderen, dat aan zulke toe
standen toen einde gemaakt wordt.
Het voorstel-van de Putte wordt aan
genomen met 33 tegen 9 stemmen.
Het voorstel van Ged. Staten, om
1000 bij te dragen in de kosten van
herstel van den toren te Ritthem, werd
het eerst bestreden door een lid van dat
college, den heer Sprenger, die angstig
was een precedent te scheppen.
De heer Blum verdedigt het voorstel
van de meerderheid van het college,
o.a. zegt spr. dat andere provincies
deze zaken ook steunen, wijst hij op
het mooie, hobg geroemde, Zeeuwsche
landschap met zijn fraaie torens, waar
van het gemis werd gevoeld, toen in
1911 de toren van Vlissingen was afge
brand. Ook het onderwijs heeft belang
bij liet behoud van monumenten.
Met 34 tegen 8 stemmen werd het
voorstel van Ged. Staten aangenomen.
Het voorstel tot wijzignig van het
reglement op het gebruik van de stei
gers wordt aangenomen zonder discus
sie of stemming.
Het voorstel om den termijn, waar
binnen de Zuid-Bevelandsche lokaal
spoorwegen op Zuid-Beveland moeten
in exploitatie zijn, te verlengen tot 1
Juli 1924, lokte de opmerking uit van
den heer Lindeijer, dat hij dien termijn
vrij lang vindt, terwijl hij er op wijst
dat men nog steeds moet beginnen aan
die lijn en er toch wel een jaar of drie
en een half noodig zullen zijn om den
weg gereed te maken.
De heer Dieieman zegt, dat als men
tot 1922 uitstel geeft, men zeker is dat
de lijn toch niet gereed is.
De heer Lindeijer zou gaaren weten
of er reeds bewijzen zijn, dat men gaat
beginnen.
De heer Dieieman kan niet zeggen of
is mijn geboortegrond en ,ik heb elk
plekje lief.
Ja, hij hield van dit plekje op aarde.
Aleer, dan hij tof dusver vermoed had,
drt voelde hij nu eerst duidelijk, nu hij
na langen tijd van afwezigheid hier
was teruggekomen.
En daarom ook kwelde hem, toen
al'.en reeds te ruste waren gegaan en
'hij nog een sigaar rookte voor het open
raam, een gevoel van smartelijke ont
goocheling.
Hij had zich zoo over dezen dag ver
heugd, die Evelijn o,p Rettenegg zou
'brengen en over het genoegen haar al
hef fraais te kunnen toonen en dan de
vreugde daarover in haar blik te lezen.
Maar dit genoegen was weggebleven.
Hield zij niet van de natuur? Hij wist
lic' niet. Het drong voor de eerste
maal tot zijn bewustzijn door, dat hij
vnn haar innerlijk leven nog niets wist.
Was dat niet vreemd onbehaaglijk
'bijna Iemand, die men lief heeft
zonder hem eigenlijk te kennen
Hem vielen de woorden in, die hij
kort geleden tot Moderta' had gespro
ken, toen zij van liefde spraken „Het
uiterlijk is dikwijls het kenmerk voor
het innerlijke."
1 iet bloed schoot hem naar het hoofd.
Hij streek langs zijn voorhoofd en
peinsde ernstig na. Er moesten toch
gelegenheden geweest zijn, om haar
innerlijk leven te leeren kennen
Maar hoe hij ook nadacht, hij vond
niets dan in den vorm volmaakte, koele
béheersching.
(Wordt vervolgd.)
nau en zijn goede oude tante Louise
vertelde die daar het bewind voerde.
7.ij was in 't geheel niet gewoon aan
den omgang met heeren en haalde
verruimd adem, toen de gravin zich
met een vraag tot den vriend van haar
zoon wendde en hem in een gesprek
wikkelde. Ah eindelijk w.as zij alleen
en kon zij ongestoord al die heerlijke
bloemen bewonderen.
Aiagnus zag haar later, toevallig
kijkend in haar richting, een paar sleu-
teïbloeinpjes plukkend en met innige
tcederheid aan de borst drukkend. La
ter zag hij haar in stille verrukking een
'bloeiende kastanje bewonderen. Dan
was zij plotseling verdwenen. Men
melkte eerst, dat zij mankeerde, toen
imcn het terras weer bereikt had, waar
het avondeten zou worden gébruikt.
Magnus en Harald gingen haar direct
zotken. Dc laatste bleef plotseling
staan en zeide met volle overtuiging
die anders verre lag van zijn droge
manier van spreken Ik dank je, oude
jongen, dat je me direct vandaag hebt
laten komen om je gasten welkom te
heeten. Ik zal dezen dag nooit verge
ten. Ze is betooverend. Zoo fijn en
zacht Zoo poëtisch
Wie? Evelijn? zei M3gnus. tn
zijn gedachten opgeschrikt.
Neen. De ander, Moderta. Je ver
loofde is misschien knapper, in ieder
geval koninklij.ker, maar haar zuster
Je hebt me niet te veel, maar te weinig
van haar verteld. Beloof me", gauw op
Schönau ,te komen. Tante Louise moet
ook kennis met haar maken.
Ala-gnus beloofde het.
Na lang zoeken vonden zij Moderta
eindelijk in den hoenderhof, waar zij
midden tusschen de kuikentjes en de
tamme witte duiven der gravin zacht
jes met hen praatte.
Beide mannen zagen een oogenbiik
zwijgend naar haar, vóór zij haar rie
pen Zij had een zoo merkwaardig
bevallige manier van bewegen. Het was
eer lieflijk gezicht, haar smalle, blanke
hand de duiven te zien streelen, terwijl
louter goedheid straalde uit haar flu-
weelige oogen.
Waarom ben je mijn vriend ont
vlucht vroeg Magnus haar een uur
tater, toen zij toevallig een oogertblik
alleen waren. Hij gaf zich toch zooveel
moeite, je aangenaam bezig tc houden.
Bevalt hij je niet?
Zéker wel, antwoordde Modertji,
verschrikt over deze woorden, die zij
als een berisping voelde. Ik weet het
zelve niet, ik liep voort als in een
droom en stond opeens voor den hoen
derhof. Dat was geheel nieuw v_oor me.
He+ was zoo mooi
Het staat je dus we! aan op
Reltenegg
Bovenmate Het is alles een
sprookje die schat van bloemen, de
weiden, de bergen. en dez'e stilte
rondom 1 Het is mij, als hoor ik hier
niet, als moet ik elk oogenbiik ontwa
ken. Haar oogen schitterden.
Hij glimlachte geroerd.
Wij zien allen met genoegen, dat
hei je hier zoo goed bevalt, Moderta.
■Ik ben er trotsoli op, want Rettenegg