ZATERDAG 13 SEPTEMBER. KAMEROVERZICHT. gemeentebestuur Ünscheniibaar Weiland. EEN NATUURKIND. binnenland No. 31© mg...57e JaargangBia-™ ioïQ lij Éze farant feefioort sen Bpepsei. FEUILLETON VL1SSINCSCHE COURANT en de voosheid der annexionistische actie duidelijk en waardig in het licht te stellen. Meh dient daarbij niet te vergeten dat in België een aanzienlijk deel der bevolking even afkeerig van het an- nexionisme is, als hier het geheele volk. Door van hieruit aan dat verzet tegen eiken landhonger steun te verleenen, door onverpoosd op het schandelijke hetwelk daarin gelegen is, te wijzen, juist tegenover een volk, dat in den nood getoond heeft voor zijn Zuidelijke j buren zeer veel over te hebben, bewijzen wij ons zelf en het Belgische volk een dienst, daar toch de actie der annexio nistische drijvers op niets anders dan groote schade en geen enkel voordeel voor België kan uitloopen. Dit niet vooruit in te zien is een onvergeeflijke fout der Belgische regeering, en dat zij dit niet inziet, daarvoor strekken de jongste onthullingen der annexionisti- I sche bladen ten bewijze. Daaruit toch i blijkt onomwonden, dat de regeering te Brussel er niet voor terugdeinst alles op het spel te zetten, om het verderfelijke doelwit te bereiken. Wij zulien op de zoogenaamde eischen van de regeering en een deel van het volk onzer Zuidelijke naburen niet in den breede ingaan, daar zij geacht mo gen worden ten volle hier te lande be kend te zijn geworden, door de officiee- le en niet-officieele publicaties van den laatsten tijd. Hoe verregaand onge rijmd en wederrechtelijk die eischen zijn, blijkt uit alles, en dat men niet schroomt daarvoor tot verdraaiing en het uit hun verband rukken der histo rische feiten zijn toevlucht te zoeken, is een bewijs te over hoe staatsrechter lijk de geheele opzet misdadig is. Zoo wordt onder meer in de annexionisti sche geschriften telkens van het „afge staan Limburg" gesproken, terwijl men zoo goed ginds, als hier, heel goed weet, dat Nederlandsch-Limburg in 1839 niet door België aan ons land werd „afgestaan", maar eenvoudig werd teruggegeven aan zijn rechtmatige I bestemming, nadat het sinds 1831 on der Belgische heerschappij was ge weest. Van „afstaan" is derhalve even min sprake, als er van „afstaan" spra ke is geweest, toen Duitschland België na een onrechtmatige bezetting moest teruggeven. Wat betreft de kwestie van het stroomgebied van de Schelde, moet als argumentatie de stelling dienst doen, dat de uitmonding eener rivier, aan welker boorden een belangrijke I handelsstad ligt, in handen moet zijn van dat land, hetwelk bij de vaart een overwegend belang heeft. Dit is de zelfde soort van argumentatie waar mede eenmaal Napoleon de inlijving der Nederlanden trachtte goed te praten, door te beweren, dat deze landen slechts een aanslibbing der Fransche (ook de Rijn was toen Fransch) rivie ren waren en derhalve tot Frankrijk behoorden. Op grond der Belgische ar gumenten van 110 jaren later, zou dus Nederland door Duitschland moeten geannexeerd worden, omdat de Rijn in ons land uitmondt, en door Frankrijk omdat ook de Maas hier in zee uitloopt. Behoeft het nog betoog, dat zulk een redeneering te zot is, om er bij stil te staan Wanneer de bestaande akten en trac- taten betreffende de regeling der stroo men niet langer voldoende zijn, dan kunnen daartoe in gemeen overleg met beide partijen zooveel wijzigingen wor de aangebracht als dienstig blijken. Dit geldt zoo goed voor de Rijnvaart-acte, waar het den Rijn betreft, als voor het tractaat-1939, hetwelk de Schelde-vaart regelt. Dat wij tot eventueele wijzigin gen bereid zijn en gaarne zelfs daarbij onze volle medewerking willen verlee nen, is zoowel aan de.groote mogend heden bekend, als dat de regeering te Brussel zulks weet. Dien weg in te slaan en te blijven bewandelen, is niet alleen de beste, maar feitelijk ook de eenig mogelijke manier, zoo men ten minste aan gene zijde onzer Zuidelijke landsgrenzen op een duurzame en goe de verhouding tusschen de beide klei ne landen, die elkaar -in zoo menigerlei opzicht noodig hebben, prijs stelt. He laas moet worden gezegd, dat een deel der Belgische bevolking, door annexio nistische bladen daartoe opgezet, geen prijs inderdaad op zulk een goede ver standhouding stelt. En hoezeer deze groepjes heethoofden gering in aantal zijn, trachten zij het niettemin te doen voorkomen, alsof velen hunner landge- nooten met hen medegaan. Zij zijn der halve een niet te onderschatten gevaar voor een oplossing langs den weg van het redelijk en gemeenschappelijk over leg. Wij zijn en wenschen te blijven een vredelievend volk, doch elke vredelie vendheid, hoe groot ook overigens, heeft, als alles hare grenzen. En waar het zou gelden de handhaving van de onschendbaarheid van ons vaderlijk erfdeel, daar zal men, als van ouds, met den onwrikbaren wil eener tot handhaving dier onschendbaarheid tot alle opofferingen bereid zijnde volks eenheid rekening moeten houden. Even wel, de grieven die men ginds ver meent te hebben, zijn zoo ongerijmd, dat wanneer op bezadigde en waardige wijze onderzijds de ongegrondheid wordt aangetoond, de hoop ook nu nog gerechtvaardigd mag beeten, dat de wanklanken welke thans maar al te zeer worden vernomen, verstommen zullen, en dat nog langs minnelijken en redelijken weg het middel zal worden gevonden, om niet alleen de dreigende tweespalt in de kiem te smoren, maar ook de harmonie en vriendschap te doen herleven, zoo noodig tusschen twee landen, wier stoffelijke en geestelijke belangen slechts door eendrachtige samenwerking het meest bevorderd kunnen worden. tweede kamer. Vergadering van Vrijdag. Ten einde de wet op de vrijwillige verzekering een goede kans op slagen te geven, is er een proeftijd van vier jaar voor gesteld. Nu doet zich daar door een eigenaardig geval vqor. Dege nen die reeds 35 jaar zijn en nog geen 65, kunnen zich verzekeren tegen een AFSLUITING RIJWEG. Burg. en Weth. van Vlissingen brengen Ier openbare kennis, dat met ingang van Maandag 15 September a.s. het verkeer Janirs den Dam over de voormalige Marine- sluis tot een nader te hepaien datum ge sloten is .voor rij- en voertuigen. Vlissingen, 12 September 1919. Burg. en Weth. voornoemd. VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De w.n. Secretaris, F. BISSCHOP. Het is, dunkt ons, nu wel voor ieder duidelijk, die niet ziende blind en hoo- rende doof is, dat geheel ons land met in de eerste plaats de bevolking der be trokken gewesten, als één man front maakt tegenover laaghartige kuiperijen, ten doel hebbende om ons grondgebied te schenden. Dit hartgrondige verzet der natie tegen het Belgisch annexio- nisme vindt onder meer uiting in spon taan opwellende betoogingen, even dui delijk van strekking als indrukwekkend van omvang in verschillende deelen van ons land, gelijk er nu heden weder in de residentie piaats beeft. Hoewel het overbodig mag heeten er de groote mo gendheden aan te herinneren wat de eenstemmige wi! der Nederlandsche na tie inzake de annexionistische drijverij en is, hebben de te dier zake gehouden en nog te houden manifestaties het niet te onderschatten nut, om aan liet over- kropt gemoed van duizenden en duizen den in den lande rechtmatige uiting te kunnen schenken. De Nederlandsche openbare meening komt zoodoende niet alleen in de pers van het land tot haar recht, maar schept aan de burgers daadwerkelijk gelegenheid van hetgeen erin hun gemoed omgaat, op alleszins nadrukkelijke wijze te doen blijken. Dat zulks wenschelijk, ja zelfs noodig is, ten einde naar buiten in het licht te stellen, en voor de mogendheden helder te doen schijnen, wat er in ons omgaat, hebben recente feiten aangetoond. Ondanks toch dat op den vierden Juni dezes jaars de Geassicieerde inogendheden beslist hebben, dat bij de herziening der tractaten van 1839, zoowel afstand van Nederlandsch grondgebied als vesti ging van internationale servituten op ons land of onze waterwegen zal zijn buitengesloten, hebben de Belgische annexionisten hun onwaardige cam pagne met onverminderde kracht voort gezet. Deze heethoofden meenen zoowel de publieke opinie in hun land als de stemming in de landen der groote mo gendheden, met name in Frankrijk, ge heel aan hunne zijde te kunnen brengen, door steeds op hetzelfde aanbeeld hun ner verfoeilijke hersenschimmen te slaan. Wij zullen derhalve er goed aan doen met woord en daad het onrecht matig en onzinnig drijven dier lieden aan de kaak te stellen en daartoe is het van groot nut, in de bladen en op goed georganiseerde meetings ons goed recht Uit het mijnwerkersleven van Noord-Alaska. Naar R. b. 21) „Deze dag is zoo wondervol ge weest" zei het meisje, „dat ik nooit zal kunnsnj slapen. Ik kan geen einde aan den, dag maiken." „•Maar je moet moe zijns meisje", zei hij zacht „ik ben tenminste moe". ..Wacht eens, laat eeins zien". Zij strekte haar ledematen uit en bewoog ze zacht, om haa.r spieren te on-derzoe- „Ja, ik beiru zeer moe, maar het is "iet het soort van vermoeidheid, dat je "aar bed doet verlangen. Ik moet pra ten, praten, praten en miet over onszelf, «naar over verstandige dingen. Vertel mij van je familie va'ni je zuster". •Hij had verwacht, dat zij dit zou vra gen, want het onderwerp scheen- een onuitputtelijke bekoring voor haar te habbeinL Zij zat gewoonlijk verrukt en bewegingloos, zoolang ais hij over zijn zuster sprak, en in haar groote pein zende oogen was de schaduw van. een Hroot, onuitgesproken verlangen. Het scheen haar altijd ernsfig ran peinzend te manen, had hij opgemerkt en daarom hij den laatsten tijd getracht het onderwerp te vermijden, e.n dezen W-vooral wenschte hij dat te doen, nt dit was geen tijd voor melancho- e* 1 nu toe had hij zelf niet willen IKTOBIMBlWMIByaMaHMIMWMBW daniken, en er waren redenen, waarom hij ook niet wilde, dat zij hat zou doen gedachte en een. regeling van hun verhouding zou na dezen avoinid komen., maar dit was het uur van illusie en het moest niet verbroken worden daarom begon, hij haar te vertellen van andere menschen en. van zijn jeugd en maakte zijn verhalen zoo opgewekt mo gelijk. Hij wilde den vroolijkein humor bewaren, waarin zij den geheelen- dag geweest waren. Hij verteide haar van zijn vader, den rechtschapen oudemi sol daat, wiens groot plichtsgevoel en Zuidelijke ridderlijkheid spreekwoorde lijk waren, geworden in het Zuidener was veel te vertellen, van de Meades, van den admiraal die als jongen in de Baai vara Tripolis vocht, tot den neef, die te Annapolis was. Onderwijl luister den zijn toehoorders gretig, haar geest volgde den. zijnen, zoo vlug, dat het hem onbewust aanspoorde. Haar groote, donkere oogen. waren ó,f half gestoten in stille pref óf wijd open van verwon dering en altijd was er in het vertrou wen. van. eep nieuwgeboren, maagde lijke liefde. Zonder het te weten of te willen, ging de jonge main verder dan hij plan had gehad en verder, dan hij ooit te voren gedaan had, want in hem was een zuivere, eerlijke geboortetrots, zóo- als zijm, moeders glorie im haar voor vaders. Hij had dezen geboortetrots weten te onderdrukken, toen: hij inaar het Noorden, naar de academie ging, want daar zcm hij er misschien om uit gelachen, zijn. Sommigen zouden het houden voor afgoderij en. er iets ver wijfds in zien-, in deze matelooze be wondering voor zijn eigen bloed, deze overdreven waardeering voor zijn fami lie-eer daar in dezen jongen man van het Zuiden was het slechts de onbe wuste ui.tiing van eerlijke mannelijkheid. Toen hij klaar was, zei het meisje met oprechte bewondering „Wat een deftig heer ben je. Die familie va® je zijn, allen goede mannen en vrouwen geweest, nietwaar „De meesten wei", gaf hij toe, „en ik denk, dat de reden is, dat wij soldaten geweest zijn. De legerdisci.pline is goed voor een iman. Ik geloof wel, dat het hem bekrompen, maakt, maar het houdt hem in het gareel." Toen begon hij zacht te lachen. „Wat is het vroeg zij nieuwsgierig. „O, niets 1 Ik daclrt alleen maar, wat mijin, rechtschapen, voorvaderen wel zouden zeggen, als zij mij nu kondien zien." „Wat bedoel je vroeg het meisje, met oogen,, groot van verwondering. „Het kan mij niet schelen", ging hij voort, zonder op haar vraag te letten, „Zij deden erger dingen in hun tijd, naar wat ik w,el gehoord heb." Hij leunde voorover, om haar tot zich te trekken. „Erger dingen Maar wij doen, geen kwaad", zei Necia, hem van zich af houdende. „Er is toch niets slechts in, elkaar lief te hebben." „Natuurlijk niet", verzekerde hij haar. „Ik ben er trotsch op", zei zij. „Het is het mooiste, het grootste, dat ooit in mijn leven gekomen is. Wel, ik kan het eenvoudig niet omvatten, ik zou het vaste premie, onverschillig hoe de leef tijd is. Nu zouden deze personen met zich op te geven kunnen wachten tot het einde der vier-jarige periode. Dat bespaart hun vier jaar premiebetaling. Om dat tegen te gaan heeft de minister voorgesteld, dat de rente-uitkeering zooveel later dan den 65-jarigen leeftijd zou ingaan als de verzekering later werd gesloten dan twee jaar na de in werkingtreding van de wet. De heer Sannes wenscht op een an dere wijze reclame voor de verzekering te maken en wet door aan hen die zich binnen het jaar aanmelden, de rente te berekenen alsof de verzekering 1 Ja nuari 1919 was ingegaan. Dat geldt dan ook voor de 65-jarigen die onmiddel lijk het gansche jaar 1919 uitbetaald krijgen. Dat zou den Staat dit jaar nog 33 millioen kosten en natuurlijk verzet de minister zich daartegen. Nog moest vandaag beslist worden over den considerans van de wet. De heer Niemeijer meent, dat kostelooze rente-uitkeering geen verzekering is en dat de considerans dus van die koste- iooze uitdeeiing moet melding maken. De bedoeling is, naast de verzekerings- vlag de Staatspensioenvlag op de wet te plaatsen. Aangezien dit ook niet is geschied bij Talma's Invaliditeitswet, terwijl art. 369 en 370 toch ook wel de gelijk gratis-uitkeeringen geven, is het feitelijk onbillijk dezen eisch than^ te stellen. Bovendien is de kostelooze uït- keering een overgangsmaatregel en de ze valt heel dikwijls niet precies onder den considerans. Natuurlijk werden deze amendemten erworpen. Het wetsontwerp is daarmede afge handeld. De eindstemming heeft later plaats. Het „werkloosheidsverzekeringsnood- wetsontwerp", dat thans aan de orde is, bedoelt bij opheffing van het Kon. Nat. Steuncomité een andere steunrege ling te brengen, die berust op mede werking en bemiddeling van de vak verenigingen en de gemeentebesturen. Vooral is het het doel om te zorgen dat deze steun niet het karakter heeft van armenzorg. Bevordering van de ar beidsgelegenheid is de eerste eisch er dient daarnaast zóó geholpen te wor den dat de lust tot werken niet wordt verflauwd. Door onderling overleg is de minister reeds op vele punten tot overeenstemming gekomen met de vak verenigingen. Zelfs met de transport arbeiders, die eerst een dreigende hou ding aannamen, is het gelukt tot den vrede te komen. Waarschijnlijk zal de zer dagen de eenheidspremie worden vastgesteld voor alle categorieën. De minister was zeer tegemoetko mend en nam een amendement-Haaze- voet over, dat steun wil geven aan eenige verenigingen van werklieden, wier reglementen voo.r de werkloozen- kassen zijn goedgekeurd. Ook was hij bereid een amendement-van den Tem pel over te nemen, dat steun wilde la ten verleenen voor bizondere gevallen, waar nl. nog geen kas bestaat. Het ontwerp werd goedgekeurd. De Kamer kan morgen gesloten wor den. Nederland en België. Men seinde gisterenavond uit Brus sel aan de „N. R. Ct." iHier wordt bekend gemaakt, dat de willen zingen tot de sterren, en het de geheele wereld wel willen toeschreeu wen. Jij niet „ik geloof niet, dat het goed is, er zooveel ruchtbaarheid aan te geven", zei hij droog. „Waarom niet „Och, ik zou liever irciet willen, lat dit uitstapje van ons bekend werd, jij wel?" „Ik zou 'niet weten, waarom niet. Ik heb dikwijls uitstapjes gemaakt met Poleon, wel dagen cn dagen achtereen." „Alaar toen was je geen vrouw", zei hij zacht. „Neen, niet vóór vandaag, dat is waar. Och, och, wat bom ik plotseling gegroeid En toch ben ik precies de zelfde als gisteren, en ik zal altijd de zelfde zijm', een wild klein ding. Toe, Iaat ime nooit verstandig worden. Ik wil niet alledaagsch en gewoon zijn. Ik wil natuurlijk zijini en- goed". „Je zou nooit als andere vrouwen kunnen zijm", zei hij, en er was nu meer teederheid dan verlangen in zijn toon, toem zij zoo vol vertrouwen- tot hem opzag. „Het zou je bederven, een vol wassen vrouw te worden." „Het is zoo heerlijk te leven en- je zoo lief te hebben ging zij droomerig voort, terwijl zij in het vuur staarde. „Ik schij-n uit een somber thuis gekomen te zijn in de schittering van eelni war men lentedag, want mijn oogen zijn verblind en iik kan niet de helft der schoonheden ziein-, die ik wil zien, er ■zijn er zooveel om me heen." „Ja, dif zijn bijvoorbeeld mijn ar men-", viel de soldaat haar luchtig in die rede, in een poging om haar ernst commissie -voor de herziening van de verdragen van 1839 heden' weer bijeen gekomen is, en d-at de heer Van Swim- deren, eerste gedelegeerde van Neder land, aangekondigd heeft, dat de Neder landsche regeering zich aangesloten heeft bij de uitlegging, die de voorzit ter der commissie gegeven -had,(Waar schijnlijk wordt -hier gedoeld' op de werkwijze der commissie.) De gedachtenwisseling, die tusschen de gedelegeerden plaats gefhad heeft, heeft geleid tot een algeheele overeen stemming over de wijze van procedee- ren voor het onderzoek van de te rege len kwestie. De Nederlandsche en de Belgische delegaties zullen bijeenkomen met haar technische raadslieden- om te komen tot het voorstellen van gemeenschappelijke fonmules in zake de waterwegen. An derzijds zullen de kwesties, die de vei ligheid van België betreffen, onderzocht worden door de commissie in 'haar ge heel. Zi| zal met dat onderzoek in haar volgende bijeenkomst beginnen. Het antwoord van Hytnans. De redacteur van „de -Maasbode" te Brussel seint van gisteren (Het was te verwachten, dat de -heer ij-mans zou antwoorden op de nota van minister Van Karneibeek, welke dezer dagen im- ipólitieke kringen druk is be sproken en die een nieuwe slag werd genoemd voor den Belgischen minister. Diplomatieke kringen, -waar wij he denmorgen. inlichtingen inwonnen, acht ten het antwoord van iHijimans zeer zwak, daar hij om de hoofdzaak heen- draait. Men is van oordeel, dat het docu ment niet van die scherpte i-s, welke -men van Hijmans gewoon is, en die hem te Eondemi en Parijs teelijke parten speelde. Zün protest tegen het feit, dat de Ne derlandsche regeering haar nota publi ceerde, -voor hij er op kon antwoorden, is zeer verzwakt door de omstandig heid:, d-at hij zijm- nota aan de pers be kend maakte voor zij nog aan de Ne derlandsche regeering kon overhandigd- zijn. De ex-kroonprinses. Gisterenmorgen 8.15 is H. K. H. de voormalige Duitsche Kroonprinses met hare twee kinderen en gevolg van het eiland Wieringen vertrokken. Per post boot naar van Ewijcksluis en vandaar per auto met bestemming naar Amero-n- gen. Het gezelschap werd begeleid door den burgemeester van Wieringen-, den heer Peereboom. Aan de haven wa" ren aanwezig Z. K. H. den ex^prins, als mede de echtgenoote van den burge meester. Geheel onverwachts bracht de ex- .-kroo-ntprimses gisterenmiddag een be zoek aan het Rijksmuseum .te Amster dam. Zij werd te ongeveer'kwart voor één in de hal van het Museum begroet door den hoofddirecteur, fhr.vaiii -Riems dijk. Er werd een rondgang gemaakt, die ruim een uur duurde. Vóór het ver trek plaatste de ex-kroonprinses de volgende iharadteekening in het gulden boek: Cecile, iKro-nprirazessiin: von Preus- sein, 12 Sept. 1919. De twee zoons van den, ex-kroonprins arriveerden circa 1 uur met -den burge meester van Wieri-ogemi, den heer Pee reboom, en vertrokken: rraar Artiis, waar zij ruim een half uur vertoefden. te doen verdwijnen. „Ik ben- moo-i-t bang voor iets ge weest en toch voel ik me zoo veilig in je armen. Is dat niet gek De Jonge man -begon een vage onrust te gevoelen en kwam tot d-e overtui ging, dat hij de laatste uren met woor den on liefkooziingen een zeker iets i-rt zich had trachten te dooden, een zeker iets, dat -sterker was geworden, hoe meer dit onschuldige meisje zich aan hem overgaf. Het was alsof hij spoor slags was voortgeren-d in het onstuimig verlangen, zekere stemmen, op een af stand te houder», en. in den eersten waanzinnigen- galop ook verloren had, maar nu hoorde hij, ze weer ver achter zich, alsof ze hem eik oogenblik harder riepen. De eer van een man achterhaalt hem altijd. Het was het Praten over zijn familie, wat deze vervloekte gedwon genheid eni besluiteloosheid had opge wekt, docht hij. Waarom wa-s hij ooit begonnen'? „Het wonderlijkste van alles", ging het meisje voort, „is dat hef nooit zal eindigen. Ik weet, dat ik je altijd zal ■liefhebben. Vind je werkelijk, dat ik anders ben dan andere meisje-s „Alles is ainders dam. gewoonlijk van avond de geheele wereld-", zei hij ongeduldig. „Ik dacht, dat ik -mezelf kende, maar plotseling schijn ik vreemd in mijn eigen, oogen." „Ik heb een grooten hinderpaal ge had", zei zij, „maar jij moet me helpen, -dien te overkomen-. Ik wil zoo graag als je zuster zijn." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1919 | | pagina 1