brieven
rouw
HET PLEEGKIND
IST30DE
ElfJE
NSCH
DUW
I0DE.
af
.LEiN.
ZATERDAG 8 MAART.
HOUDT ZEE.
binnenland'"""
.600.000,
f500.-
lissingen,
No. 57
57e Jaargang
1919
ïisje
van
lij tei Eomnl hihiMt m Bijvoegsel.
GEMEENTEBESTUUR
FEUILLETON
AM.
H gnstort.
OR te Rotterdam.
op voornoemde
enstelt tot den
ag 13 en Vrijdag-
kantoren
:tus v#r-
en en inschrij-
ren en statuten
ipscradiet.
)OP s
MEUBLEMENT
KACHEL.
Vliss, Courant".
en nette
aan te meiden
ir. AdresMeVf.
24.
PATM1K, St.
agd een
en 's Vrijdags,
bij Boekh. VAN
'2-
amer der K»n.
kan geplaatst
inges leeftijd,
:rkandmeester.
ieitatiëi met
en te adres-
'andkamer der
chelde", vóóij
i Vrijdags den
es bureau
dagen. Zon-
iValstraat 43.
>at 72 (bov.)
•or klein ge-
en bij Mevr.
AKEN lENTZ
•ankert 44.
g)
d e1b u rg
a m.
Maart.
dd. Ir. Eott.
7.-
7.—
7.—'
7.—
dt des mor-
7.—
men
ransport en
en G. VOS;
NHOIbRN
1TERHOUT;
NOUT.
VLISSINGSCHE
ADVERTENTIE-PRIJS
Van 14 regels ƒ0.70 voor iedere
regel meer 17'/2 cent plaatsing 3]2 X
bij abonnement speciale prijsr Recla
mes 35 cent per regel. Dienstaanbie
dingen en dienstaanvragen !0 cent
oer regel, bij contante betaling.
Familieberichten van 1-6 regels
1.15, iedere regel meer 17'/2 cent.
ABONNEMENTS-PRIJS
Voor Vlissingen, en gemeenten op
Walcheren 1.70 per drie maanden.
Franco door het geheele rijk 2.
Week-abon-nementen 13 cent. Afzon
derlijke nummers 3 cent.
UITREIKING BROODKAARTEN.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen brengen ter aigemeene ken
nis dat de broodkaarten voor de 23ste
broodkaartperiode zullen worden uit
gereikt op de navolgende wijze
Maandag 10, Dinsdag 11 en Woensdag
12 Maart 1919
tuschen 912 en 24 uur aan hen,
wier domiciliekaart genummerd is
Maandag 1350, Dinsdag 351- -700,
Woensdac 7011050 op het Stadhuis,
Trouwzaal
Maandag 10511400, Dinsdag 1401
—1750, Woensdag 1751—2100 op het
Politiebureau
Maandag 21012450, Dinsdag 2451
—2800, Woensdag 2801—3150 in het
Gymnastieklokaal van School D, aan
de Groote Markt
Maandag 31513500, Dinsdag 3501
—3850, Woensdag 3851—4200 in het
Vincentiusgebouw, Prin-senboschje
Maandag 4201—4550, Dinsdag 4551
—4900, Woensdag 4901—5370 in het
Gymnastieklokaal van school C aan de
Bouwen Ewoudstraat.
Dat de broodkaarten uitsluitend op
bovengenoemde dagen verkrijgbaar
zijn en dus na die dagen geen brood
kaarten meer worden uitgereikt.
'Dat in- het lokaal gelegenheid bestaat
het aantal broodkaarten te controlee
ren, en dat op reclames welke inge
bracht worden, nadat men het lokaal
heeft verlaten, geen acht meer kan
worden geslagen.
Dat men verplicht is de domicilie-
kaart mede te brengen.
Dat men de broodkaarten naar keuze
kan ontvangen en men verzocht wordt
een enveloppe mede te brengen, omdat
de broodkaarten niet in enveloppen
worden uitgereikt.
Vlissingen, 6 Maart 1919.
Burg. e.n Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
J. P. v. ROSSUM Jr.
PLAATSELIJKE DIRECTE
BELASTING.
Afkondiging van het uitvoerbaar ver
klaarde 3e suppletoir kohier van de
Plaatselijke directe belasting naar het
inkomen over het jaar 1918.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen maken bekend, dat het 3e
sUDpletoke kohier van de Plaatselijke
directe belasting naar het inkomen over
het jaar 1918, ma door Ged. Staten
van Zeeland bij hun besluit van 28
Februari 1919 no. 67 te zijn goedge
keurd, op heden in afschrift gedurende
den tijd van vijf maanden ter secretarie
voor ieder ter lezing is nedergelegd.
En is hiervan afkondiging geschied
waar het behoort den Sen Maart 1919.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
J. P. v. ROSSUM Jr.
STRAATBELASTING.
Afkondiging van het uitvoerbaar ver
klaarde kohier no. 1 van de Straat
belasting voor het jaar 1919.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen maken bekend, dat het ko
hier no. 1 van de Straatbelasting voor
het jaar 1919, na door Ged. Staten van
Zeeland bij hun besluit van 28 Febru
ari 1919 no. 71 te zijn goedgekeurd,
op heden, in afschrift gedurende den
tijd van 5 maanden ter Secretarie der
gemeente voor een ieder ter lezing is
nedergelegd.
En is hiervan afkondiging geschied
waar het behoort den 8en Maart 1919.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
P. J. v. ROSSUM Jr.
BEKENDMAKING.
De Burgemeester van Vlissingen
maakt bekend, dat afschriften van de
oo 25 Februari bij den Voorzitter van
het hoofdstembureau ingeleverde lijs
ten der candidaten, gesteld voor de' op
9 April a.s. te houden stemming ter
verkiezing van leden van de Provin
ciale Staten van Zeeland, in de vesti
bule van het gemeentehuis zijn aange
plakt.
Vlissingen, 9 Alaart 1919.
De 'Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
32)
„Mijn hut lap zijwaarts van den mi
litairen-weg, welke door het woud naar
het fort geleidde, waarin destijds het
regiment van Warfield lag. O, als hij
somtijds voorbij reed op zijn ros, dat
zwart als de nacht was en met trotsch-
heid zijn. prachtigen berijder droeg...
wanneer ik hem zag in. zijn schitterende
uniform, met den blanken sabel in de
vuist, aan de spits der dappere schaar,
waarover hij het bevel voerde, hoe
schoon was hij dam in zijn athletische
kracht Welk een ontzagwekkend
voorkomen Welk ,een oogverblinden
de verschijning Zoo, dacht ik, moet
de god des oorlogs er uit zien, als hij
zich aan de meiischen zóu vertoonen.
Somtijds, als hij alleen was, hield hij
stil onder den ouden eik, welke tegen
over mijn hut stond, om zijn paard te
laten rusten of voor zich zeiven een
glas water te vrapen, hetwelk ik hem
placht te brengen. Wanneer hij met mij
sprak, dan verleende de klank zijner
stein mij een zeldzame kracht. Er lag
voor mij een eigenaardige 'betoovering
in zijn .nabijheid, een soort van veilig
heid, welke ik ondervond, alsof zijn
aanwezigheid alleen een machtige
schutte was tegen duizenderlei gevaren
Van de veelbewogen tijden die wij
beleven, verkrijgt ons land ruimschoots
zijn deel. De wording van den nieuwen
staat van zaken in de wereld gaat ge
paard met een periode van onrust en
onzekerheid, die overal groote verhou
dingen heeft aangenomen. Dit schept
een toestand van gevaarlijke beroerin
gen op allerlei gebied in het leven der
volken en weerspiegelt zich in de po
litieke gistingen, waaraan tal van lan
den ten prooi zijn. Is zulks op zichzelf
reeds in hooge mate betreurenswaar
dig, daar komt nog bij dat de regeerin
gen de overdreven aspiratiën, welke
de volken, onder den invloed van den
overwinningsroes koesteren, door een
verkeerd begrip van wat voor alles
voor de wereld op dit oogenblik nuttig
en -noodig is, nog in de hand werken.
Men ziet het aan de voor een gunsti-
gen vrede allesbehalve bevorderlijke
eischen door Frankrijk ter Vredescon
ferentie gesteld. Men ervaart het even
eens aan de wenschen en eischen door
de gevolmachtigden van de kleine sta
ten op de conferentie te Parijs voorge
dragen. Ook de ann-exionistische
eischen door België aan ons land ge
steld, die gelukkig door Engeland en
Amerika niet werden gesteund, kunnen
als een uitvloeisel van het algemeen
aangeduide verschijnsel worden aange
merkt. Het onderzoeken der al of niet
gerechtvaardigheid, liet bepleiten en
behandelen dezer door verschillende
landen aan den dag gelegde aspiratiën,
vertraagt niet alleen het werk der Vre
desconferentie grootenlijks, maar
die in vaag voorgevoel mij omgaven,
zonder dat ik in staat zou geweest zijn,
ze nader aan te duiden.
Op zekeren dag vroeg hij mij, of ik
zijn vrouw Wilde worden. Ik weet niet
meer waf en of ik trouwens wel ant
woordde. Wat ik wel weet, is alleen,
dat, toen ik begreep wat hij bedoelde,
mijn. hart van vreugde onsprong, dat ik
verschrikte over het geluk, dat voor
mij in Warfield's aanzoek lag en dat dit
aanzoek een-ime weken later werd ver
wezenlijkt.
„De kapelaan van het fort trouwde
ons in alle stilte. Daar de vrouwen der
officieren niet in de kazerne kunnen
wonen en mijn man bovendien ons
huwelijk niet eerder bekend wilde doen
worden, dan wanneer hü na verkregen
verlof met inii zijn. kasteel in Virginië
kon betrekken, liet hij voor mij in het
diepe woud, op behoorlijken afstand
van het fort, een landhuis bouwen, het
welk ik betrok met een jonge Indiaan-
sch-e, die hij gehuurd had, om mij te
bedienen.
„Afgezonderd van elk verkeer met
andere inen-schen, leefde ik hier verre
van elk gewoel der wereld. Maar hoe
gelukkig gevoelde ik mij in mijn stille
eenzaamheid des wouds en slechts om
geven van de teedere oplettendheid van
mijn echtgenoot Op de koude lenle
mijns tevens volgde een warme, geze
gende zomer, en evenals het aardrijk
door de zon wordt bezield en haar slui
merende krachten tot volle on-twikke-
brengt ook het eindresultaat niet wei
nig in gevaar. Inmiddels neemt de ai
gemeene onrust gaandeweg aanmerke-
'ijk toe.
in Duitschlaud hebben zich nieuwe
ernstige onlusten voorgedaan, die, be- j
gonnen in Beieren, zich thans over ge- j
heel Noord-Duitschland hebben ver-
spreid. j
In Engeland heelt de sta-kin-gsbewe- j
ging zulk een dreigenden vorm aange-
nomen, dat de regeering zich voor ern-
stige moeilijkheden geplaatst ziet. En
geland vooral heeft derhalve het groot- j
ste belang bij een zoo spoedig moge- j
lijken terugkeer naar meer normale j
toestanden, en heeft derhalve spoed
achter het werk te Parijs gezet. Om dit
te bevorderen heeft Lloyd George een j
waarschuwend woord, vooral tot de j
kleine staten gericht, en speciaal mag
men de desbetreffende rede van Enge- j
land's eersten minister als een waar- j
schuwend woord tot België gericht i
achten. Nu de Vredesconferentie afwij- j
zend op de door België eventueel te
stellen eischen of aanspraken zal be-
schikken, blijft de kans groot, dat het j
tot een minnelijke schikking zal kutinén i
komen, daar dezerzijds de wensclielijk-
he'iri eener herziening van de regeling i
van 1839 wordt erkend, Dat zulk een
eventueele herziening op geen enkele j
wijze met het bekende annexionisme i
iets heeft uit te staan, ligt voor de
hand. Natuurlijk zullen er ginds altijd j
nog heeihoofden overblijven, die de
rechtmatigheid hunner aspiratiën een
glimp van gegrondheid trachten bij te
zetten, door te wijzen op het,"thans al
gemeen, erkende zelfbeschikkingsrecht
der volken.
Denzulken is evenwel in den loop
dezer dagen hun krachtigste argument
uit de handen geslagen. Immers zoo
wel in Zuid-Limburg als in Zeeuwsch-
Vlaanderen heeft een opgetogen be
volking aan het Hoofd van Staat een
hulde-bewijs gebracht, dat aan duide
lijkheid niets te wenschen heeft over
gelaten. Op de meest hartelijke en on
dubbelzinnige wijze is onze Koningin
ontvangen, toegejuicht en vereerd ge
worden. Indien de Vredesconferentie te
Parijs het nog niét wist, dan zal het
haar nu wel duidelijk zijn geworden,
dat elke duimbreeds gronds van Ne
derland afgenomen, een steek ds naar
het hart der bevolking dier streken, en
nier alleen van haar, maar ook van de
gamsche bevolking van ons land.
Het komt er dus slechts op aan, ons
aan de wereld te vertoonen, zoo als
wij werkelijk zijn, en inmiddels krach
tig onze bciangen te behartigen en de
ze op onomwonden wijze voor te staan.
Wij allen kunnen dat niet beter dor.i,
dan door ons ten alle tijde goede Ne
derlanders te tooncn. Wij hebben deze
week gelegenheid gehad ons als goede
Zeeuwen te gedragen, en het kan niet
anders of ons Hoofd van Staat moet
in de ontvangst haar hier bereid, nieu
we kracht geput hebben voor de ver
vulling eener bij uitstek zware en in
dit tijdsbestek al zeer verantwoordelij
ke taak.
Hoe gaarne hadden wij hier in Vlis
singen de Koningin almede bewijzen
van getrouwe aanhankelijkheid aan
wat eiken Nederlander het diepst aan
ling gebracht worden, zoo ook werkte
de nabijheid van mijn echtpenoot be
zielend en verheffend op mijn bestaan.
Doch mijn geluk was te groot, om lang
van duur te kunnen zijn. Weldra trad
er een treurige ommekeer in."
„Dat was te voorzien", mompelde
Herbert.
„De eerst:.- fout ging uit mij. Ja, Her-
bert, ik zelf draag de eerste schuld
van mijn onpeluk. Het zou een valsche
verschooning van mijzelve zijn, als ik
al het onrecht op de schouders var
den majoor wilde laden. Luister, Her-
bert, en oordeel. Zoo gelukkig, zoo
dankbaar ik ook was, evenzoo schuch
ter, bedeesd en teruphoudend gedroeg
ik mij tegenover mijn echtgenoot, -wien
ik de hartstochtelijke diepte mijner lief
de op geen andere wijze durfde open
baren, dan door blinde, onderwerping
aam zijn wil. Deze onbegrensde, maar
stille onderdanigheid, die ik in mijn be
schroomdheid- geen levendiger uitdruk
king wist te geven, die ik niet onder
woorden kon brengen en door verzeke
ringen en betuigingen vermocht goed
tc doen uitkomen, hield majoor War
field voor een lijdelijke, koele gehoor
zaamheid, die hem niet voldeed. Hij
verloor zijn onbedwongenheid tegen
over mij en vroeg mij vaak, of een
jong meisje, zooals ,ik, een man van
zijn leeftijd kon beminnen Ik zeide ja
en altijd ja maar dit- was mijn echt
genoot niet genoeg,
„Eens had ik den moed te zeggen,
het hart gaat, zijn eigen land, gege
ven, maar het is om alleszins begrij-
'peiijke .redenen niet kunnen geschieden.
Wat wij in dagen als deze gevoelen,
dat is met dit ééne woord het beste uit
te drukken saamlioorigheid. Wij zijn
als Zeeuwen al bijzonder op onze pro
vincie en onzen geboortegrond gesteld.
Dit is ge-en wonder. Immers meer dan
in eenige streek van ons vaderland, is
de Zeeuwscbe grond aan de baten oni-
worsteld geworden. Ontwrongen en
ontworsteld inderdaad, en het is nog
dezer dagen der Koningin in het
Zeeuwsch-VIa'amsche volkslied naar
waarheid toegezongen
Waar eens 't gekrijach der meeuwen
Verstierf aan 't eensaam strand,
Daar schiepen zich de Zeeuwen
Uit schor en slik hun land.
Zóó is het, en deze zelfde omstan
digheid maakt ons en met ons de be
volking van heel ons land tot eene, die
weet wat.worstelen, wat uithouden en
volharden is en beteekent, voor een
natie, die haar hoofdbestaan van de
zee heeft mede gekregen. Laat,ons ook
dit vooral in deze dagen bedenken, hoe
de oudJHoliandsche krachtige zin- j
spreuk een onschatbare waarde voor j
ons bevat, de zinspreuk, die van durf,
van voortvarendheid en ook van de
e'indelijke zegepraal gewaagt, deze
Wie zee houdt, wint de reis
De Belgische eischen ten opzichte van j
Nederland.
Reuter seinde gisteravond uit Parijs
Op de journalisten-receptie lieden bij
Tardieu (eiken Donderdag ontvangt
Tardieu de geallieerde journalisten)
werd ook een vraag gesteld over li."
rapport der commissie inzake de Bel
gische eischen. Tardieu zeide, dat de
kwestie van Nederlandsch Limburg nog
niet onder de oogen gezien was. De
eenige territoriale eischen, die de com
missie behandeld had, waren die om
trent Ma-lmédy en Moresnet. Alle leden
der commissie waren het er over eens,
dat het verdrag van 1839, dat de neu
traliteit van België regelt, herzien
moest worden.
De „N. IRott. Ct." voegt hieraan het
volgende toe
Het bovenstaand Renter-telegram is,
wanneer men het vergelijkt met het te
legram van -eergisteren-avon-d door
Reuter over dezelfde kwestie gezonden,
al bijzonder onduidelijk. Als 'het de be
doeling geweest was, opzettelijk alles
nog eens i-n een waas van onzekerheid
te huilen, had men het niet anders kun
nen aanleggen.
Wij hebben in afwachting de Fran-
sahe ochtendbladen van 5 Maart met
aandacht nagezocht om te zien, of zij
ook duidelijke bijzonderheden vermel
den over de besluiten, die de commissie
voor de Belgische zaken den voriger,
dag genomen had. Ze geven wel aam,
dat het belang van den vorigen dag
vooral lag in de beraadslagingen van
die commissie, maar de enkele bladen
die een nadere mededeeling doen, zijn
niet 'heel duidelijk.
De „Petit Parisien" schrijft onder an
dere „Het belang van den dag van
gisteren lag geheel in de bijeenkomst
van de commissie over de Belgische
zaken. Deze -commissie, die tot nu
slechts om zoo te zeggen zij-kwesties
behandeld 'had bijvoorbeeld de sta-
dat ais hij dood zou gaan, ik met hem
z-ou sterven. Met een spottend lachje
antwoordde hij mij, dat hij zulk een
betuiging eenvoudig voor overdreven
hield. Dit antwoord, gepaard met zijn
lachen, sloot mijn mond voor altijd,
dikwijls meende ik, -dat ik niet genoeg
verstand bezat hem gelukkig te maken;
maar ik durfde niet meer van mijn lief
de gewagen. Op deze -eerste on-tstemd-
heid, waaraan klaarblijkelijk ik alleen
schuld had, volgden nieuwe onaange
naamheden van geheel andere natuur.
„Ons huwelijk was -bekend gewor
den de officieren hadden mijn ver-
blijfolaats ontdekt. Herhaaldelijk ver
toonden zij zich in de nabijheid van het
landhuis. Vooral een zekere kapitein
Lenoir, zooals '.mij later bij geruchte
ter oo-re kwam, geen vriend van mijn
echtgenoot, was bijna alle daven- in de
omgeving ter jacht'. Klaarblijkelijk wil
de hij den majoor doen gevoelen, dat
miin bestaan, door hem zoo zorgvuldig
geheim gehouden, voor de officieren
van het "fort geen- -geheim meer was.
Thans staat mij dit alles klaar en dui
delijk voor den geest nu doorzie ik
het gedrag van dien man, wiens lo-en-
sche blikken mij destijds angst inboe
zemden. Kapitein Lenoir's optreden
werd hoe langer hoe driester, zelfs
waagde hij zich -aan mijn deur, nu eens
oin een glas water te vragen-, dat Lau
ra, mijn dienstmeisje, nooit we'igerde,
dan weer met buitgemaakt wild, dat hij
mij ten geschenke bood, hetwelk ech-
tus van het Waalsche, tot heden Prui
sische kan-tan van Malmédy heeft
het hoofdprobleem in behandeling ge
nomen. Zij heeft zicli uitgesproken voor
de afschaffing van het verdrag van
1839, hetwelk een status van België
vaststelt en heeft 'besloten, dat een rap
port -in dien zin aan de conferentie zal
onderworpen worden."
-De Petit Parisi-en" legt dan nog uit,
dat dit besluit onder andere „de moge
lijkheid opent voor zekere territoriale
debatten."
De Belgische aanspraken.
Ook in België klaagt men over de te
rughoudendheid der regeering-in be
langrijke politieke kwesties, nog wel
de meest brandende van dit oogenblik.
„De Belgische regeering, zoo schrijft
de „Flandre libérale", dient haar
eischen in, maar tot nog to-e had het
land zelf de gelegenheid niet, onder
welken vorm of op welke wijze ook,
zich omtrent deze eisohen te verkla
ren.'1
Frankrijks en Enoelands eischen wer
den door off-icieele verklaringen en
openbare discussies ter kennis gebracht
van het volk. België, zoo redeneert het
blad, het land der open-bare vrijheid,
met zijn parlementaire regeering, die
haar macht moest putten uit de publie
ke 'opinie, kent de eischen niet, welke
men aan de conferentie uit zijn -naam
voorlegt.
-Moet men-, zooals de Havas- en
Temps-berichten doen gelooven, den
ken aan een eisch tot annextaie, dan
v rlangt het blad dait het volk wete
hoe en- op grond van welke argumenten
deze annexatielust gesteund is.
De ,,-Libre Belgique" schrijft over het
officieuse bericht betreffende minister
Hymans' verklaringen in -den minister
raad
„.Dit bericht zal het publiek bitter te
leur stellen-. Men verwachtte ophelde
ringen over de Nederlandsch-Belgische
kwestie. Het volk heeft toch recht op
iets meer vertrouwen. Zonde-r dat er
staatsgeheimen, bekend gemaakt wor
den, had-men t-och precies kunnen zeg
gen, wat die -Belgische eischen -nu
eigenlijk wel zijn."
Staatscommissie beperking of ophef
fing gedistilleerd.
Staatscourant no. 56 bevat het Kon.
besluit, waarbij is goedgevonden en
verstaan
lo. eene Staatscommissie in te stel
len, aan welke wordt opgedragen aan
een onderzoek te onderwerpen, de mo
gelijkheid om zonder de industrie te
knakken, aan het branderij-, distilleer
derij- en likeurstokersbedrijf een ande
re richting te geven, meer bepaaldelijk
na te gaan het vraagstuk of het ter wil
le van de bestrijding van het alcoholis
me mogelijk is de productie van gedis
tilleerd, voor inwendig gebruik be
stemd, aanmerkelijk te beperken, indien,
het kan, op te heffen
2o. de commissie te machtigen, zoo
dra d-e hoofdpunten zijn vastgesteld»
desgew-enscht een voorl-oopig rapport
aan ons uit te 'brengen
3o. te bepalen, dat de commissie no
pens alle zaken, waaromtrent zij niet
eenparig oordeelt, bij meerderheid van
stemmen zal -beslissen, doch dat het
den leden vrij staat, hun gevoelen van
dat van -d-e meerdenheid afwijkend, te
gelijk met het onder 2o. bedoeld voor-
:-pig rapport, dan wel met het eind
rapport der commissie aan ons te doen
kennen
4o. aan de commissie de bevoegd
heid te verleenen zich desgewenscht
ter doo-r Laura, in mijn naam, zooals
van zelf spreekt, steeds we-rd gewei
gerd.
„Daar kapitein- Lenoir bemerkte, dat
al zijn pogingen om met mij in kennis
te 'komen, mislukten, zoodat hij geen
reden vond om miin -echtgenoot kwaad
te maken, nam hij zijn toevlucht tot lo
gen en vertelde aan d-e officieren, da-t
hij het zeldzame -geluk had ge'had, de
joiioe vrouw van majoor Warfield aan
te treffen en geen -woorden genoeg kon
vinden om haa-r beminnelijkheid te prij
zen.
„Den majoor kwam dit ter oore. Er
volgde een vreeselijke scène... Och, ja,
Herbert, het zal u verwonderen, dat
mijn echtgenoot -n-iet met mij sprak
over de weliswaar leugenachtige, ook
schijnbaar onschuldige -ootspraak
van kanitein Lenoir, doch mij verwon
dert dat nu niet, ofschoon ik destijds
er -niets van begreem Majoor Warfi-elds
vertrouwen in mij was geschokt, omdat
ik hem niets had gezegd van het on
derhoud dat kapitein Lenoir -beweerde
met mij te hebben gehad. Kapitein Le
noir, die, zooals ik zei-de, een "eheimen
wrok tegen mijn echtgenoot voedde,
beroemde er zioh op dat hij mijn ver
blijf ontdekt had van de in het b-osch
geheimzinnig verborgen- echtgenoote
des majoors en eensdaags door den
dran-k beneveld, waagde hij het mijn
man, te beleedigen."
isehw-'
(Wordt vervolgd.)