ZATERDAG 1 DECEMBER. Sij deze Courant bekort een Bijvoegsel. GEMEENTEBESTUUR FEUILLETON HUISELIJKE VREUGDE BINNENLAND Stads- en Proviocienieuws No. 284 1 1111 1 1917 VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTS-PR1JS Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren 1.55 per drie maanden. Franco door het geheele rijk 1.65. Afzonderlijke nummers 3 cent. ADVERTENTIE-PRIJS Van 14 regels 0.60 voor iedere regel meer 15 centplaatsing 3(2 X bij abonnement speciale prijs. Recla mes 30 cent per regel. Dienstaanbiedin gen en dienstaanvragen 7J4 cent per regel, bij contante betaling. REGEER1NGSGOEDEREN. Bung, en Weflh. van Vlissingen bren gen ter algemeene kennis dat ingevolge Ihunne kennisgeving van 28 Februari 1017, 'behoorende ibij -de voor hunne ge meente geldende distributieregeling van regeeringsgoederen dd. 12 en 19 Februari 1917, A. no. 213, gedurende de week van 3 December tot en met 9 December 1917 op bon no. 23 4 K.G. Aardappelen verkrijgbaar is, a 0.06J4 per K.G. op bon no. 17 254 H.G. (254 ons) Groene erwten of Bruine boonen zoover de voorraad strekt, a 0.22 per K.G. op bon no. 8 1 H.G. (1 ons) Ha- vermouth, a ƒ0.32 iper K.G. op bon no. 23 1 H.G. (1 ons) Zeep, a ƒ0.28 per K.G. op bon no. 35 1 H.G. (1 ons) Rijst, a 0.28 per K.G. Vlissingen, 1 December 1917. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, J. P. v. ROSSUM Jr. GOEDKOOPE MELK. De Burgemeester van Vlissingen, maakt bekend dat zij, die een aan vraag ter verkrijging van goedkoope melk hebben ingediend en wier aanvraag door den geneeskundige is onderzocht, de bonboekjes ter verkrijging van deze melk moeten afhalen op Maandag 3 December 1917, van des voormiddags 10 uur tot des namiddags 1 uur en van des namiddags 2 uur tot 4 uur op het Stadhuis (trouwzaal); dat de melkverkoopers verplicht zijn vanaf Maandag a.s. aan de hoLders van bonboekjes melk te verstrekken tegen den prijs van 11 cent per, liter en tegen afgifte van bons geldig voor de be trokken hoeveelheid melk; dM de melkverkoopers op Maandag van iedere week ten kantore van het gemeentelijk levensmiddelenbedrijï de aan hen afgegeven bons per bon van 1 liter kunnen inwisselen tegen een bedrag gelijkstaande met het verschil tusschen 11 cent en den in de gemeente geldenden maximum-consumptieprijs. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. VERBOD AFLEVERING EN VERVOER ONGESCHILD EIKENHOUT. Burg. en Wefh. van Vlissingen ma ken bekend dat 26 November 1917 de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, 'krachtens art. 8, le lid der Distri'butiewet 1916 en, voor zoover 'het na te stellen verbod van vervoer, art. 1 sub b van de wet van 1 September 1917, Staatsblad no. 578, 'heeft goed gevonden te bepalen I. aflevering en vervoer van onge schild eikenhout waaronder ook te verstaan eiken'hag en eikenheester is verboden. II. Het in 'het voorafgaand lid gestel- Een beeld der werkelijkheid. 34) (ssmK teiMien.) De jonge vrouw bewaarde eenige oogenblikken lang het stilzwijgen daarna hief zij het hoofd op en vroeg „Neem eens voor een oogenblik de mogelijkheid aan, dat ik weigeren zou voor mij zelve van dat onherbergzame ballingsoord 'te hooren. Wdt.zoudt gij dan wel doen Onno strekte smeekend de handen naar haar uit. „O 1 ilk biid u, heb medelijden met ons 'beider leven," mompelde hij, „en zeg dat niet." „Antwoord mij eerst", hernam zij on verbiddelijk. Hij wierp 'haar een blik vol droefheid toe en sprak toen langzaam „Dan zullen wij onherroepelijk ten gronde .moeten gaarrwant in geen ge val zal ik u alleen achterlaten." De jonge vrouw gevoelde eene groo- te teleurstelling." De dagen 'harer liefde voor ham wa ren zoo geheel en al voorbij, dat zij hem zonder leedwezen alleen naar die verre streken zou hebben zien gaan, de vefbod is niet van toepassing op hout van grootere doorsnede dan 30 oM. lil. Van het voorgaande verbod kan onder daarbij te stellen voorwaarden, ontheffing worden verleend door het R.D.H.L. Vlissingen, 30 November 1917. Burg. en Wet'h. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, P. J. v. ROSSUM Jr. VERVOER TE WATER VAN BRAND HOUT. Burg. en Wet'h. van Vlissingen ma ken bekend dat de Minister van Land bouw, Nijverheid en Handel den 26 No vember 1917, krachtens art. 1, le lid sub 'b van de wet van 1 September 1917 Staatsblad no. 578, heeft goedgevonden te bepalen 1. Het vervoer van hout, met uitzon dering van 'bezaagd timmerhout en van mijnhout bestemd voor de mijnen .in Limburg is verboden. 2. Het 'verbod onder 1 gesteld is niet van toepassing op vervoer per wagen, voortbewogen door menschelijke of dierlijke .kracht, 3. Van het verbod onder 1 gesteld kan in foijzondede gevallen ontheffing worden verleend door of namens den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. Daartoe strekkende verzoeken zullen moeten worden gericht tot de afdeeling Crisiszaken van het .Departe ment van Landbouw, Nijverheid en Handel voor zoover zoodanig verzoek strekt tot vervoer van brandhout, zal het verzoek om ontheffing moeten zijn vergezeld van eene schriftelijke verkla ring van den Burgemeester van de ge meente van bestemming, inhoudende dat in die gemeente dringend behoefte aan aanvoer van 'brandhout bestaat. 4. Het verbod sub 1 gesteld is niet van toepassing op het liout, hetwelk reeds was geladen op den dag van af kondiging dezer beschikking. (26 No vember 1917.) Vlissingen, 30 November 1917. Burg. en Wethouders voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKREKE. De Secretaris, J. P. v. ROSSUM Jr. Het is al geheimzinnigheid wat we thans in huis en bij onze huisgenoo- ten opmerken er is iets heimelijks gaande, iets verholens Iets eigenaar digs is er gekomen in de gedragin gen onzer liefste verwanten en vrien den. Er zijn oogenblikken in den dag en den avond, dat men eikander ver mijden wil, dat deze nog een dringende bezigheid, gene een onverklaarbare boodschap heeft te verrichten, dat de een ongemerkt is verdwenen uit den huiselijken kring, en ergens afzijdig in hef huis met iets druk doende is, dat de ander in het een of ander werkje is verdiept, zonder dat men gissen kan waarom het gaat. Maar op het gelaat van oud en jong teekent zich daarbij een heimelijke vreugde zoo kenschetsend af, dat niemand onzer er aan zal denken, zich om al die geheimzinnigheid beangst te maken. Want we weten het allen immers, het groote jaarfeest van den huise lijken haard, het altoos vriendelijke, altoos welkome festijn van den Goeden Sinterklaas is aanstaande en nog van 'het oogenblik af waarop zij mocht hopen dat hij er met inspaunig van al zijne krachten fortuin zou pogen te ma ken. Zij wist slechts al te .goed welk een ijver en geestkracht hij bezat. En terwijl zou zij zich bij 'hare moeder te- ïuggetrokken hebben, wat zoo geheel en al van zelf sprak, en getracht heb ben zich te Parijs over hare armoede te troosten. Men 'had daar trouwens zoo vele kostelooze vermaken dat men er altijd genoegen kon hebben. Aan hare zijde zou haar dochtertje opgroeien zij zou 'haar eene geheel Fransöhe opvoeding geven en wanneer Onno terugkeerde zou hij voldaan zijn over haar 'wenk. Aldus was het visioen dat haar een oogwen'k a is een zonnig tafereeltje voor den geest 'had gezweefd, en met een enkel woord vernietigde 'hij dat alles. Zii zou mee moeten naar dat onbe schaafde oord, 'waar zij waarschijnlijk zelve de rol van dienstbode zou mo gen vervullen acht jaren, de schoonste van 'haar leven, zouden verloren gaan in een wildernis. Hef was afgrijselijk en toch zij had niet voor niets den gouddorst haars vaders overgenomen zij dacht aan de ellende die zij te ge- moet gingen door nog langer boven hunne krachten te leven, in een land waar zij toch niet gelukkig was. Het was 'haar als zag zij 'het geld na etke nieuwe toezending van vruchten bin- nenstnoomen zij zou het bewaren, zorgvuldig beleggen, en wanneer zij slechts luttel dagen scheiden ons van de komst van dien jaarlijkschen gast in ons midden. En van daar al die geheimzinnigheid. Met welke popelende harten wordt toch immer zijn blijde inkomste in onze woningen verbeid, met welke hunkerende gevoelens worden zijn gaven door het jonge volkje, en, niet te vergeten, ook door het oudere volkje, tegemoet gezien. Aan verras singen van allerlei aard pleegt het daarbij nu eenmaal niet te ontbreken en duizendvoudig is de geest, door het liefhebbend hart bezield, er op uit om iets bijzonders, iets onge- droomds, iets heerlijks te bereiden. Vraag het aan het vaderhart of het in weerwil van de maatschappelijke beslommeringen, soms ongevoelig blijven kan voor de wenschen der zijnen, wenschen wier vervulling vaak meer nog op 's mans vrije uren, dan op zijn beurs beslag leggen want een kinderhand is gauw gevuld vraag 't aan de zorgzame moeder, of zij bij al de drukten en bemoeiingen harer volle dagtaak, niet nog den tijd weet te vinden om, hetzij iets aar digs te koopen of wel iets wat haar kleine wereld gaarne had, zelf te ma ken in de enkele vrije oogenblikken, die haar mogelijk nog restenvraag het dien aardigen flinken knaap of hij niet een „leuke" verrassing, een surprise gelijk dit nu eenmaal op z'n Fransch heet, weet te knutselen voor moederlief of het aanvallig zusje, en waaraan hij zijn kleine spaargeld wel voor een deel wil ten koste leggen vraag het dat kleine ding daar, dat zoo stil in den hoek aan iets bezig is, dat een verrassing voor vader moet wor den, een verrassing die, nu zij ais „groote meid" niet meer aan Sinten gelooven wil, er dubbel aardig uit moet zien, omdat deze van haar komt vraag het die allen of de vóór-vreugde niet schier een even groote verheu ging is, als die wij op den feestelijken avond zelf ondervinden Daarom driewerl van harte welle- kom, gij „avondje van Sinterklaas", gij huiselijkste feest van alle gezins festijnen, gij stichter van dankbare erkentelijkheid, gij grondlegger van dierbare herinneringen voor heel ons volgend levenzijt wellekom, ook nu in deze ernst/ge tijden. Want ernstig zijn de dagen voor zeker, waarin wij ons opmaken voor het binnenhalen van dezen vreugde- oogst. Gansch de wereld immers staat nog in een barnenden gloed van haat en vernieling, van tweedracht en doodslag, van verwoesting en moord te smoren heel de menschen- wereld verkeert nog steeds in rep en roer, en allerwege stijgt de rouw en het leed uit het geprangde hart omhoog. Mogen wij, in wie het smartelijk bewustzijn, dat zoovelen onzer medeschepselen in angst en vreeze hun dagen slijten moeten, levendig is, mogen wij eigenlijk wel onzen geest, ons hart aan iets anders wijden, dan aan mede-lijden, aan mede torschen van den wereldkom mer inderdaad, daar is iets dat ons zegt, dat het nu voor volle feest eindelij'k genoeg bijeen hadden om heel ■hunne toekomst onbezorgd te kunnen leven, zouden zij voor altijd naar Euro pa komen, en zou 'haar echtgenoot haar voor 'hare lange zelfopoffering beioo- nen door haar toe te staan al de ont beringen in de nieuwe wereld geleden te Parijs te gaan vergeten. „Wat besluit 'gij?" vroeg Hoidius met toonlooze stem. „Ik zal u vengezellen." Hij 'had dit antwoord zoo we,inig dur ven verwachten, dat hij een luiden kreet van blijde verrassing slaakte, en op haar toesnellende, Ihaar in de armen nam en fluisterde „O mijne lieveling, mijne eenige Marcelle, mijne vrouw, wees'gezegend Nooit zal ik uw moed en zelfverlooche ning in deze omstandigheid vergeten. Gij zult mij thans ook helpen, niet waar, mijne arme moeder op de tijding voor te bereiden Zij 'beloofde hem alles wat hij wilde genoot zij niet van haar triomf van het oogenblik. Het streelde hare ijdelheid schijnbaar öe grootste hoedanigheden aan den dag te hebben gelegd, terwijl zij enlkel gehoorzaamde aan de wetten van 'hef onvermijdelijke die zij tevens als haar voordeel beschouwde. IX. Het 'was voor Onno's moeder een 'harde beproeving het besluit van haar zoon te vernemen. Op haar leeftijd heeft men die veerkracht verloren vreugde waarlijk geen tijd is, dat nu de dagen slechts hun ernst en hun plicht, niét hun zorgeloosheid en hun blijdschap aan ons brengen kunnen en de roepstem van het sociale geweten, de inwendig waarschuwende stem van ons maatschappelijk be wustzijn, dat wij niet afzonderlijk en elk voor zich, maar dat wij geza menlijk en als broeders voor elkander te leven hebben, die stem is thans in elk onzer wakker en doet zich gelden. Laten wij haar waar schuwend geluid daarom niet tegen streven maar, evenzeer, laten wij ons niet onnoodig en al te zeer door haar laten leiden, waar ook aan een andere stem in ons binnenste gehoor moet worden verleend. Aan deze namelijk, dat wij in dankbare erken ning het lot mogen prijzen, dat ons voor grooter leed bespaarde, althans tot dusverre, dan aan zoovele andere volken is overkomen en dat wij die erkentelijkheid niet beter kunnen be wijzen, dan een open hart, en een milde hand te betoonen, tegenover allen, die op welke wijze ook, onzen steun behoeven. Dat zijn er zoovelen, hier in den lande en ginds, over de grenzenzoovelen, die met reden recht op onzen bijstand, recht op onzen broederzin mogen doen gelden. Dat wij hun, in welken vorm deze bijstand ook gevraagd worde, niet onthouden Wanneer wij ons, elk dus in eigen kring, en alien te zamen als nationale eenheid van dien zoo duren plicht naar vermogen en geweten gekweten hebben, dan mag men veilig aan nemen, behoeft ons niets te weer houden, enkele uren gewijd aan onschuldige vreugde, aan dankbare erkentelijkheid, aan onderlinge harte lijkheid, ten volle te smaken. En deswege mogen wij ook in blijgeestige stemming het aanstaand feest van harte wellekom heeten. Want allen hebben wij, zonder uitzondering, zulk een heerlijke oase in de dorre woestijn van dageiijksche narigheden, zorgen en moeilijkheden van noode; allen kunnen wij best voor ons gestel, voor onzen geest en ter afleiding van ons bezorgd gemoed een paar uren aan onschuldig vermaak gewijd, uit nemend gebruiken. Daarom, nogmaals wellekom in ons midden gij goede Sint, wanneer uwe vriendelijke gaven straks de kinder harten doet opspringen van dartele vreugde, 111 welker weelde het ouderhart waarlijk niet minder deelt; doet uwe intrede in onze huizen, doch vergeet dit jaar vooral niet de nederige woningen der geringeren, zij zijn h t die bovenal in de e tijden met hun vreeze van heden, met hun zorgen van morgen, dubbel behoefte hebben aan een milden lichtstraal in het armelijk duister. E11 geen gave, hoe gering ook, of zij werjït duizendvou dig vruchten af, wanneer ook het hart iets van zich zelf daarbij mede geschonken heeft. waarmede men in de jeugd nog weer stand kan bicden aan slagen, idle al te plotseling, al te onverwacht op ons nederdalen, en zij bleef als versuft zit ten, onmachtig een volzin te antwoor den op de mededeeling die haar zulk een pijn deed. „Moeder", sprak de jonge man, die haar niet aldus kon zien lijden, „trek u de zaak niet zoozeer aan. Acht jaren gaan zoo spoedig om en wie weet of het gelulk ons niet mee loopt, zoodat wij nog eerder kunnen terugkeeren. in elk geval, gij zijt zoo sterk, dat wij er op rekenen mogen u weer te zien." Maar Geertruida Hoidius schudde het hoofd. „Uw vertrek zal mijn dood zijn", mompelde zij op gebroken toon „Wat wilt -ge mijn jongen Na den dood van uwe vader 'had ik u alleen over. Ik heb geleerd al mijne gedachten, heel mijn leven op u saam te garen. Als gij ko men .moet, al w'eet i'k het ook niet voor af, voel ik reeds aan de luide kloppin gen van mijn hart, en Elsa, het kind van mijn kind, was mijne grootste vreugde geworden. Dagelijks schreef ik in een hoekje op welke vorderingen ik vond dat .zij 'gemaakt had. Ja ik, de ongeletterde, domme vrouw uit de volksklasse, 'heb een dagboek begon nen ter eere van mijne kleindochter Wat al geluk ligt er niet in 'dergelijke kleine kinderachtigheden verborgen En op eens zal mij alles ontvallen, zal ik verlaten achterblijven, en dat terwijl De afkondiging van de Grondwets herziening. H. M. de Koningin heeft de Donder dag door de Eerste Kamer goedgekeurde Grondwetsherziening reeds bekrachtigd. Vastgesteld is dat op Woensdag 12 December e. k. de plechtige afkondiging zal plaats hebben in de rechiszaal van den Hoogen Raad en in de rechtszalen van alle gerechtshoven en rechtbanken in ons land. Tevens zal op genoemden dag van de puien van de raadhuizen een publi catie worden afgelezen. Een en ander zal geschieden des middags te 12 uur. Conflict tusschen de ministers Treub en Posthuma. Naar wij vernemen heeft het Kamer lid de Jong, naar aanleiding van 't be richt, dat minister Treub door de dou anen kaas had laten aanhouden, waar voor minister Posthuma uitvoer-consent had verleend, schiftelijke vragen tot de Regeering gericht, waarop binnenkort reeds het antwoord verwacht wordt. Wat de zaak zelve betreft, vernemen wij nog dat er inderdaad tusschen ge noemde ministers een meeningsverschil inzake den kaasuitvoer is gerezen, maar dat er ernstig naar gestreefd wordt het geschil tot een oplossing te brengen. Minister Cort van der Linden had' gisterochtend met minister Treub en met minister Posthuma in hun kabinetten een onderhoud. Bommen bij Cadzand. Het ministerie van buitenlandsche za ken heeft eenigen tijd geleden van de Britsche regeering een bedrag ontvan gen als schadevergoeding voor den sluis wachter te Cadzand, in wiens onmid- delijke nabijheid indertijd eenige uit een Britsch vliegtuig geworpen bommen zijn ontploft, tengevolge waarvan hij gewond is en zijn gestel ernstig is geschokt. Hr. Ms. „Tromp". Blijkens bij het departement van ma rine ontvangen bericht zal de aankomst van Hr. Ms. „Tromp" later plaats heb ben dan verwacht werd, aangezien het schip in de Noordzee ten anxergegaan is, wegens onzeker bestek tengevolge van mist. VLISSINGEN, 1 DECEMBER. Wederom spionnage. Door den commissaris van politie is gearresteerd een Belg die ten bate van Engelsche zoowel als van Duitsche diensten spionnage pleegde.tegen be langrijke betaling, waardoor hij het mes zoogenaamd van twee kanten liet snijden. Onnoodig te zeggen dat hij weder- keerig de geheimen van den eenen dienst aan den anderen verraadde. Toen de vijanden van zijn land zijn practijken gedeeltelijk in de gaten kregen, hebben zij hem in België aangehouden en op gesloten in de gevangenis te Brugge, waarin zij ook in bewaring namen voor nader onderzoek eenige Belgen uit Os- tende en Blankenberghe, o.a. een no taris uit laatstgenoemde plaats, die vol gens den spion door hem voor zijn En- gelschen spionnagedienst waren ge wonnen. Bevreesd zijnde gefusilleerd te wor den, verraadde hij, teneinde clementie te bekomen nog een zijner Belgische de ouderdom al zwaarder en zwaarder op mij begint te wegen terwijl hef einde al sneller nadert en i'k dierbare stemmen om imij iheen zou willen 'hoo ren, om te vergeten, dat de schemering om mij daalt..." „Moeder," viel Onno 'haar met voch- tigen blik in de rede, ,;marte! mij niet met 'de 'herhaling van 'hetgeen ik tel kens reeds 'bij mij izelven heb gelegd. O geloof mij. Ik geef hierin aan geen gril gehoor. Dat vreemde land heeft niets om mij 'te bekoren en het kost mij het on'besclirijfelijike van u en mijne kunst te scheiden, maar ik ben man en moet v,oor alle dingen aan mijn plicht gehoorzamen." „Maar waarom meent gij dat uw plicht u daarheen roept?" „Het is de eenige plek waar ik mag. hopen fortuin te maken." „Zijt gij dan zoo onverzadigbaar in uwe 'wenschen geworden vroeg zij 00 een toon vol bitterheid, want 'haar hart 'beschuldigde Marcelle oorzaak van dit alles te zijn. „Gij waart reeds een gevierd .kunstenaar, toen gij nog altijd de eenvoudige smaken uwer kin derjaren h.adt 'behouden. Waartoe be hoeft de mensch aid,at goud? Het maakt hem niet gelukkiger, want in 'het hart schuilt elke levensvreugde, en het koude metaal kan dat hart niet binnendringen noch voldoen." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1917 | | pagina 1