Ds Witte Vrouw
23 JULI
IïËmeentebestuur"
Op den drempel
feuilleton
binnenland
ipseli» T. Ill IE HELSE If.. Heine lïïït i, ïiïsÉpï lelsfson Intire. li
ïsjsÉini fagrfjb. uitgezsidard op leiÉg en aigom srMs
gij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
No. 176
55e Jaafgasig
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.45
per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ1.60. Voor België 2.20
Voor overige landen der Post-Unie ƒ3.35. Afzonderlijke nummers 3 cent
ADVERTENTIEPRIJSVan 14 regels 0.48; voor iedere regel meer 12 cent
Driemaal plaatsen wordt twee maal berekend. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 24 ct. per regel. Dienstaanbiedingen en -aanvragen 6 ct. per regel
bMm
Deabonné's, in 't bezit eener (IA gulden bij levens-PJ? gulden bij dood gulder. bij verlies gulden bij verlies gulden bij verlies rt f* gulden bij verlies
polis, zijn GRATIS verze- M g 811 lange ongeschikt- 1 door I&|§|| van een hand, i ""êg i van c II gig vaneen 9 van eiken
tcerd tegen ongelukken voor%d U «J heid tot werken s een ongeluk voet of oog Ui een duim wijsvinger U\9 anderen vinger
p«ie uiilseerlngèn worden VERDU8SELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot ot tram. De ultkeerlng wordt gewaarborgd door de „Holl. Alg. Verrek. Sank" tè Schiedam
gg»7"1»"11 q
REGEER1NGSG0EDEREN.
Burg. en Weth. van Vlissingen
brengen ter algemeene kennis
dat ingevolge hunne kennisgeving
van 28 Februari 1917, behoorende bij
de voor hunne gemeente geldende
distributieregeling van regeeringsgoe-
deren dd. 12 en 19 Februari 1917, A
no. 213, gedurende de week van 30 Juli
tot en met 5 Augustus
op bon no. 11 Peulvruchten verkrijg
baar zijn 2>/2 ons groene erwten prijs
0.22 per K.G.
op bon no. 19 Rijst verkrijgbaar is
1 ons, regeeringsrijst prijs ƒ0.28 per
K.G. of 1 ons Siam- of Java-rijst prijs
0.56 per K.G.
op bon no. 5 Gort verkrijgbaar is
2'/2 ons, prijs 0.26 per K.G.
op bon no. 10 Zeep verkrijgbaar is
21/2 ons, prijs ƒ0.28 per K.G.
Vlissingen, 28 Juli 1917.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
j. P. v. ROSSUM Jr.
Wie is er van de thans levende
volwassene generatie; die ooit de
verbijsterend onheilspellende laatste
dagen vergeten zal van Hooimaand
1914, en- al wat daarop volgde Hoe
ontzaggelijk veel, diep in ons ge
moedsleven ingrijpende gewaarwor
dingen wij ook in de afgeioopen drie
rampjaren van den wereldoorlog heb
ben doorgemaakt, hoe zwaar ook de
eigene onrust met centenaarsgewich
ten de ziel belastte in dien eindeloos
langen tijd, hoe groot ook en veel
omvattend het medegevoel, het mede
lijden van ons volk geweest is met
den rampspoed aan andere volken en
zeker niet in de laatste plaats aan
onze zuidelijke naburen overkomen,
toch, wat die plotseling wreede schok
aangaat in het gemoedsleven van ons
allen ontstaan, in die schrikverwek
kende dagen van einde Juli en begin
Augustus van het eerste oorlogsjaar,
die trilling in onze zenuwen, wij zui
len haar uitwerking voorzeker nimmer
vergeten kunnen 1 De rust van Euro
pa, de kalme bezonkenheid eener
zich van groote naderende onheilen
maar uiterst weinig bewuste volke
ren-groepeering, de liefelijke geneuch-
ten des dagelijkschen levenk in het
volksbestaan, zij werden eensklaps
als bij gruwzamen tooverslag van de
aarde weggevaagd.
DOOR
JV. HANS.
33) (Writ TOloiei.)
Trouwens, echte begijnen, die in de
sneeuwwitte kap ,in 't koor der kapel
de diensten bijwonen, zijn zeldzaam,
't Begijnhof wordt meer een hofje van
ongehuwde, eenvoudige vrouwen, die
met kantwerk hun soberen kost verdie
nen, elk een huisje betrekken en enkele
keeren per dag tot gebed vergaderen,
leder verricht zijn eigen huishouden.
Zij hebben de wereld verlaten, maar
de wereld volgt hen tot in deze afzon
nering na en zelfs 't Begijnhof kent zijn
kleine twisten en jaloezietjes, zijn
kwaadsprekerijtjes en Ieedvermaakjes.
Och, neen, aan de grauwe poort met
"et wapen en de oud-Vlaamsche
spreuk van 't Begijnhof, kunnen zij, die
2|ch hier vestigen, hun menschelijke
"atuur niet afschudden.
En zoo was met tante Ciemence ook
<je wereld tot in nicht Phiiomena's zin
delijk kamertje gedrongen en onder de
rome plaatjes en heiligenbeeldjes aan
den witten muur en op de eikenhouten
as, had de krijschend-e, bittere stem
an de verongelijkte huishoudster ge-
«iï E*V€r Louis Delaat was er een
enerp vonnis geveld. Nicht Philomena
as verontrust geweest over Marie en
Ook over ons kleine land doemde
aan de oosterkimme het grimmige
schrikbeeld van een snel naderend
onheil op, een onheil dat ons, even
als het vreedzame België, dreigde
mede te sleuren in den losgebarsten
wereldkamp. Ook wij hebben in die
eerste weken van het eerste oorlogs
jaar, de dagen en de nachten bij de
uren geteld en doorleefd, waarin het
gold al bij voorbaat te kiezen in het
dilemma dat ons mogelijk zou gesteld
worden, om ons grondgebied voor de
aantasting van zijn onschendbaarheid
met de wapenen in de hand te moe
ten verdedigen tegen een machtigen,
in kracht alles overweldigenden te
genstander, of wel, om ons onder
werpend aan zijn eischen, weliswaar
den stoot ontgaande, nochtans méér
te verliezen dan een volk, hetwelk
zich zelve respecteert kan en mag
verliezen zijn nationale eer en fier
heid. Wij zouden, daarvan zijn wij
allen, en met ons de geheele wereld
en vooral de mogendheid in kwestie,
overtuigd, het eerste hebben geko
zen, gelijk wij ook nu nog een zelfde
gedragslijn zouden volgen, werd ons
opnieuw het dilemma gesteld. Echter,
het is zoover gelukkig in die dagen
niet gekomen, en ook sedert dien is
niet geschied, wat niettemin ge
lijk uit het beloop van zaken met
meer dan eene kleine natie maar al
te zeer gebleken is zeer mogelijk
was en nog voor mogelijk moet ge
houden worden ons ondanks te wor
den medegesleurd in het daadwerke
lijk oorlogsbedrijf.
Dat deze mogelijkheid in de thans
ten volle verloopen drie oorlogsjaren
geen werkelijkheid werd, stemt ons
allen tot groote dankbaarheid daar
mede echter is allerminst gezegd, dat
wij van de gevolgen van het wereld-
krijgsbedrijf verschoond zijn gebleven.
Integendeel heeft in deze jaren ge
heel ons nationaal leven in al zijn
vele wijdverspreide vertakkingen den
dikwerf, zeer zwaren druk van het
oorlogsgeweld buiten zijn land- en
zeegrenzen, maar al te zeer onder
vonden.
Laten wij, hetgeen gevoegelijk om
de betrekkelijke geringheid van aantal
met betrekking tot het geheele volk,
dat deel hetwelk uit den oorlogstoe
stand geldelijk voordeel putte en nog
put buiten beschouwing, dan valt er
zeer zeker geen enkele groep van
burgers onzer vaderlandsche samen
leving aan te wijzen, die bij de be
stendiging sgn de huidige omstan
digheden voordeel heeft. Elke dag,
eik uur van een verdei- krijgsbedrijf
moet integendeel een vermeerdering
wilde ze zelf spreken, maar ze was
verstandiger dan Ciemence en zou geen
hoogen toon aanslaan.
Zelfs in 't Begijnhof kende men den
invloed van diplomatie.
Je ziet toch een beetje bleek, her
nam 't oudje tot haar jonge nicht. Ze
ker van alteratie... want er is nog al
wat gebeurd te Zandegeni. 't Heeft ,ih
de gazette gestaan. Niet, dat ik de gazet
lees... maar de melkboerin vertelde het
me, en als ik den naam van Zandegeni
hoorde, trok het van eigen m'n at
tentie.
Het deurtje ging voorzichtig open.
Eerst zag mén èen wit mutsje, dan een
bijna kinderlijk gezicht, dat toch van
een bejaard vrouwtje was.
ievrouw Philomena kun je niet
een keer zeggen hoe laat 't juiste is
klonk het.
Bah jaa'k, Matje, 't is kwart van
den .elven,
Wel, je heb overkomste. Had ik
het geweten, 'k zou niets gevraagd
hèn
Dat doet niets, Matje.
Is 't familie van je
Een nichtje.
Uit de steê...
Neen van Zandegem.
-En kom ze voor lange
Voor pen dag, Matje. Zoo, Matje,
vele tijd hebben we niet... laat ons een
beetje alleene.
Jaa'k, ievrouw Philomena. En 't
kinderlijk gezicht met 't witte mutsje
verdween weer stillekens achter de
tochfplank en 't deurtje viel met een
zacht schokje dicht.
worden geacht van de aan alle'kan-
ten zich voordoende en in omvang
en aantal aangroeiende moeilijkheden
van allerlei aard.
De zware last van deze jarenlage
mobilisatie drukt op een aanzienlijk
deel van het jongere geslacht, dat
daardoor in de normale ontwikkeling
zijner maatschappelijke belangen aan
zienlijke storing ondervindtevenals
zooveel andere rijken zucht ook ons
land onder een steeds aangroeienden
financieelen schuldenlast, die het 1100-
dig maakt dat de belastingen tot een
ongekend hoogpeil worden opgevoerd;
tal van bedrijven kwijnen of dreigen
in den normalen gang van hun bestaan
ernstig gestoord te w,orden wegens
gebrek aan regelmafigen toevoer van
grondstoffen het verkrijgen der meest
onontbeerlijke levensbehoeften is in
hooge mate onzeker geworden
en in duizende en duizende ge
zinnen wordt het naderend najaars-
en winterseizoen met ernstige be
zorgdheid tegemoet gezien. Dat alles
en veel meer, is het deel geworden
van een, in vele opzichten toch nog
gezegend en gespaard gebleven volk
hoe het dan wel eigenlijk gesteld is
met de, den oorlog daadwerkelijk
voerende landen (om maar te zwijgen
van de onder den voet geloopen,
verpletterde en voor tientallen van
jaren in een woestenij herschapen
kleinere rijken) zullen wij eerst veel
later, na den oorlog, in vollen omvang
kunnen leeren kennen. Want dat er
ontzaggelijk grooter leed en ellende
heerscht en geleden wordt, achter
den nog steeds, de volle waarheid te
kort doende muur door den censor
om de verschillendelanden opgetrok
ken, lijdt geen twijfel.
Zoo staan wij thans, na drie van
wereldleed overvulde oorlogsjaren, op
den drempel van een nieuw tijdperk
van verschrikking, van een nieuw,
ditmaal het vierde oorlogsjaar. Nu
eenerzijds geen nader omschreven
vredesaanbod heeft plaats gehad, dan
de uiterst vage termen en algemeene
bewoordingen, waarin te Berlijn en
te Weenen van vredesneigingen werd
blijk gegeven, en anderzijds al zeer
weinig animo bestaat over het be
slechten van zaken te gaan onder
handelen, waar het zwaard nog niets
van zijn kracht schijnt te hebben
ingeboet, daar is wel alle hoop op
een spoedig einde van den wereld
oorlog in rook vervlogen. De oorlog
wordt derhalve voortgezet, en naar
mate hij langer duurt, zal hij nog
verbitterder worden. Want, evenzeer
als een goed voorbeeld den mensch
in het goede sterkt, maakt het kwade
Er waren ook nog standen in 't Be
gijnhof. Matje was meid geweest. Phi
lomena Boerendochter.
Matje was een keer curieus, ze
had 't geerne al geweten, zei Philo
mena. Maar we houden 't onder ons,
hé Marie
Wat, tante? Waarvoor moest ik
eigenlijk komen
Och, kepje, ik had compassie met
je. Je moet veel verdriet hên.
Nu niet meer. Louis .is bijkans ge
nezen.
Ja, maar dat gebabbel
- O, we geven daarom niet.
Ciemence keek weer stuursch.
Niet om geven schoot ze uit.
Maar 't oude vrouwtje kalmeerde
haar.
Laat mij nu spreken, zei ze, gij
wordt zoo rap kwaad. Ja, de menschen
babbelen allichte .te veel, maar ook is 't
waar, Marie, als er zoo gesproken
wordt, is er toch wat van aan. Vader
zei alsan men noemt geen koe bont
of er is een plekke aan.
Ehwel, hier zijn 't pertank 1) alles
leugens.
En als er nu eens wel wat van
waar was... en je was getrouwd, en
't kwam uit, dat die man naar andere
vrouwen ging. Een vos, zei m'n vader
zaliger, verliest wel zijn haren, maar
niet z'n streken.
Dat zal .Louis niet doen En ook
nichte, 'k ben gekomen, omdat vader
er op stond, maar 'k wist wel, dat het
w,as om mij van gedacht te doen ver
1) Toch.
voorbeeld van voortdurend gewelda-
dige daden den mensch tot een
verdierlijkt wezen. Voor zaken van
hooger orde dan het elkander in
massa vermoorden en verdelgen,
schijnt dan maar weinig plaats meer
over te blijven in het menschelijk
gemoed, en de vrees is waarlijk niet
ongewettigd, dat, nu de verdelgings-
lust zóó sterk en zóó langen tijd zich
heeft doen gelden, het moreel inzicht,
het zedelijk bewustzijn dier volken
eer af- dan toegenomen is.
Op den drempel van het vierde
oorlogsjaar staande, ontwaart ons
geestelijk oog derhalve, helaas, weinig
anders dan alweder een tijdperk van
rouw en droefenis en nameloos lijden
door millioenen een tijdperk, waarin
de eindworsteling een aanvang ne
mend, zal worden uitgemaakt of het
zwaard, dan wel of de honger het
einde brengen zal. Valt het te ver
wonderen dat velen zulk een einde,
hoe het ook zij, met ontzetting te
gemoet zien Slechts één omstandig
heid is wellicht bij machte zulk een
menschonteerenden afloop te voor
komen zij is deze dat de rampspoed
waarin Europa is neergestort, door
den eigenen, eendrachtigen wil der
Europeesche volken in zijn voortgang
gestuit wordt.
Die wil, hij is onmiskenbaar overal,
in alle landen groeiendedoch zal
hij nog tijdig genoeg en voldoende
in sterkte kunnen wassen, om het
allerergste te voorkomen
Ziedaar een vraag, die het gemoed
beklemt, het oog verduistert en de
hand sidderend doet opheffen, van
hen, die op den drempel staande van
het nieuwe krijgsjaar de toekomst
trachten te ontraadselen.
Aanval op de Batavier 11 en
de Zeemeeuw.
De stoomschepen „Batavier II" en
„Zeemeeuw", onlangs naar Zeebrugge
opgebracht, zijn gisterenavond, op reis
naar Duitschland, nabij de Texelsche
kust door een Engelsche onderzeeboot
aangevallen.
Toen Nederlandsche torpedobooten
in de nabijheid kwamen, is de Engelsche
onderzeeboot buiten zicht geraakt. Ver
moedelijk zijn de kleppen en kranen op
de „Batavier 11" opengezet, welk stoom
schip gezonken is.
De „Zeemeeuw" is op sleeptouw
genomen door de sleepboot Assistent,
die om hulp seinde. De sleepboot Titan
is uitgevaren.
Onze torpedobooten zijn buitengaats
aanwezig.
Beide schepen zijn indertijd door de
Duitschers prijs verklaard.
anderen. Zeg 't nu maar rechtuit, dat
tante je opgestookt heeft...
Opgestookt, hoe durf je zulke
woorden gebruiken barstte jufvrouw
Ciemence los. Heb je nu al alle manie
ren ibij dien Delaat verleerd? Wacht
maar meisje, je zal nog schreemen,
maar ik heb- het jou en j'n vader ge
noeg gezeid
Nichte suste de oude.
Och, zeg het haar ook zonder om
wegen. 't Is al verloren moeite. Zij weet
alles 'beter en schaamte kent ze niet.
Zooals ze daar zit, met heel heur hals
en nek en de armen bloot, is ze in den
nacht met dien Delaat van Knokke naar
Zandegem gekomen.
In den .nacht herhaalde Philo
mena ook wat ontsteld.
Ja, in den nacht riep Ciemence.
En als ik er wat van zei kreeg ik
leelijke woorden naar m'n hoofd. Als
die fliereflaai, dien slechte Delaat van
haar voort ging, stond die witte lod
der op hem te wachten... En als 't al
uitgekomen is, loopt zij daar nog naar
't hof, waar die deugniet op z'n bedde
ligt.
Op z'n bedde kreet Philomena,
die in haar .afkeuring alle diplomatie
vergat. En kwam zij er bij Bij het
bedde
Ja... En alle menschen zagen het
dat ze er naar toe .ging
Marie was opgestaan.
Wat ga je doen vroeg de nicht.
Vertrekken 't Is niet nopdig, dat
ik langer blijf. Ik en Louis, we worden
hier uitgemaakt voor al wat slecht is
Loop nu niet voortsmeekte 't
De bemanning van de Batavier II is
op Texel geland.
Nog wordt aan de „N. R. Ct." ge
meld
De Engelsche onderzeeboot E 55 heeft
bij de Nederlandsche kust bewesten
Texel de stoomschepen „Zeemeeuw" en
„Batavier II" aangehouden. Deze stoom
schepen, indertijd door de Duitschers
naar Zeebrugge opgebracht en prijsver-
klaard, voeren thans met Duitsche be
manningen. De Engelschen plaatsten
een prijsbemanning aan boord van beide
schepen ten einde deze op te brengen.
Bij de nadering van Nederlandsche
torpedobooten werden echter de prijs-
bemanningen teruggeroepen. De „Bata
vier II" zonk spoedig daarop, vermoe
delijk doordat de. Engelschen de kranen
en kleppen van het schip hadden open
gezet. De „Zeemeeuw" is op sleeptouw
genomen. Men zegt, dat een deel der
bemanning van de „Batavier II" door
de Engelsche onderzeeboot is mee-
geuomen. Vermoedelijk heeft een van
de Nederlandsche torpedobooten de
bemanning van de „Zeemeeuw" aan
boord.
Hedenmorgen werd ons nog gemeld
.Het blijkt dat de „Batavier II" de
„Zeemeeuw" op sleeptouw had toen
beide schepen door Engelsche onder
zeeërs werden aangehouden. Bij het
waarschuwingsschot verlieten de be
manningen de schepen en zijn op Texel
geland.
De „Batavier II' ligt onder waiter,
alleen de kimkielen steken boven water
uit.
Het witte brood.
Naar de „Maasbode" verneemt, be
staan er plannen, om de samenstelling
van het wittebrood binnen zeer korten
tijd te wijzigen.
Het maismeel, waardoor het brood
een geelachtige tint verkrijgt, zal ver
vangen worden door gerstemeel.
De samenstelling van het wittebrood
zal dan worden als volgt56 pet.
regeeringsbloem, 15 pet. patentmeel, 15
pet. aardappelmeel en 14 pet. gerste-
bloem.
N. Oosterbaan. -j-
Naar de „Nieuwe Haagsche Courant"
verneemt' is het lid van de Tweede
Kamer voor Enkhuizen, de heer N.
Oosterbaan, te Apeldoorn overleden.
Het politiek accoord.
Door de heeren dr. J. Th. de Visser,
dr. C. van der Voort van Zijp en mr. A.
Baron van Wijnbergen is het navolgend
schrijven gezonden aan de heeren mr.
H. C. Dresselhuijs, mr. P. Rink, prqt
Kohnstamm en W. H. Vliegen, die mfet
hen namens den .Bond van Vrije Libera
len, .de Liberale Unie, den Vrijzinnig-
Democratischen Bond en de S. D. A. P.
deelgenomen hebben aan de onderhan
delingen betreffende het politiek ac
coord.
De ondergeteekenden, deelgenomen
oudje. Wat gaan al de vrouwen van 't
Begijnhof wel peinzen. Matje heeft al
overal verteld, dat ik 'overkomste heb
en dat je heel den dag gaat blijven. En
nu gaan ze je zien weggaan.
Maar Marie knikte goeden dag en
verliet de kleine woning.
't Was een complot, mompelde
ze. Nichte moest 't zelfde zeggen als
tante, maar wat voorzichtiger en vrien
delijker. Bah, wat volk Louis, hoe
meer kwaad ze van je vertellen, hoe
liever 'k je zie. Laat ze maar doen, ze
gaan ons niet scheidien
Jufvrouw, .klonk het, kom je van
Philomena
Een man van rond de vijftig vroeg
het. Hij was als een boer gekleed.
Ja, antwoordde het meisje.
Is die jufvrouw daar nog
M'n tante
Is 't j'n tante Een .gildig vrouw-
mensch van Zandegem gekomen, dik
lijf en kloeke armen. Is ze daar nog
Ja-
Zou je niet eens willen vragen of
ze buiten 'T Begijnhof komt, in de
Bonte Os, en zeg, dat er daar .iemand
haar spreken moet. Zie, 'k ga je 't al
vertellen... 't moet toch van m'n herte.
Ik heet Seven Dobbelvinke en 'k woon
buiten Sint Michiels op een gedoe van
twee paarden, 'k Breng boter op 'f Be
gijnhof en 'k heb daar j'n tante gezien.
Ciemence heet ze, niet waar
Ja-
(Wordt vervolgd.)