Eerste Blad.
apkamer
ifiefs
igen.
26 MEI
Pinkster-Gedachten.
I
Vruchten-
begrepen).
STRAAT.
55e Jaargang
1917
sch
inet
IEDINGEN
1 VRAGEN.
ngen
rouw
MEISJE
ïersdiijni dagelijks, ÉposÉré op Mag in algen atkende Chflsïeüjke tesstdssan
lil nummer bestaat uit 2 bladen
feuilleton
Brieven uit de Hofstad
VLAAMSCHE STEDEN EN DORPEN.
No. 123
102.
>U!F.
J doen van een
:an te melden
Courant."
in Boulevard De
ileerde
schikt voor twee
ontbijt.
Bureau „Vlissing-
met loodpeer en
i groote
rKUIL
)M, Domburg.
s f 22.50.
s. Courant".
aat 27. Aanmel-
gd een
Wagenaarstraat.
leisje
dagen tot 4 uur
igs den geheelen
iar. Zich aanbie-
rijdag na 8 uur
2 maal belten.
VLISSINGSCHE COURANT
ADVERTENTIEPRIJS Van 14 regels ƒ0.48; voor iedere regel meer 12 cent
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 24 ct. per regel. Dienstaanbiedingen en -aanvragen óL4 ct. per regel
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.45
per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ1.60. Voor België ƒ2.20
Voor overige landen der Post-Unie 3.35. Afzonderlijke nummers 3 cent
ipsefimi f. Vi DE IELIE Ir., Kleine feil i, ÜisslapB. ïeiéon liiern. IQ
De abonné's, in't bezit eener gulden bij levens_ ff O gulden bij dood ft A tfto gulden bij verlies 4 F* b gulden bij verlies J ffb ft gulden bij verlies jNtj f* gulden bij verlies
polis, zijn GRATiS verze- lange ongeschikt- 81 door «El I van een hand, van liffl van een f f! van e"<e.n
kerd tegen ongelukken vooridUÜJ5U heid tot werken S een ongeluk U*L$U voet of oog HdU een duim AsJU wijsvinger ww anderen vinger
Base uitkeerlngin worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot of tram. De ultkeering wordt gewaarborgd door de „Holl. /tig. Verzck. Bank" te Schiedam
MAANDAG A. S., TWEEDE PINK
STERDAG, VERSCHIJNT GEEN NUM
MER DEZER COURANT.
Het wisselvallig voorjaarsweder, dat
ons ditmaal geen eigenlijke lente
schonk, doch ons zoo, in enkele we
ken tijds, van uit de gure, koude
dagen in een zonnestreeling verza
digden vroeg-zomer plaatste, schenkt
ons allicht dok, zoo de beloften van
deze weken waarheid worden, een
aan velen verkwikkend Pinksterwe-
der. Echter, wij hier levend op den
waterrijken bodem van Holland's
vruchtbaarste landouwen en adem
halend in een schier altoos vochtige
lucht, zien niet op een regenbuitje
meer of minder, het zal, mocht
het komen, onze vreugde der aan
stonds aanbrekende feestdagen niet
verstoren. Immers die vreugde, zoo
zij al getemperd wordt door de er
kenning van veel en zwaar leed in
de menschelijke samenleving van
thans, zij is te teer en behoort te zeer
een isnerlijke bevredigende gewaar
wording te zijn, dan dat voorbijgaan
de, en geheel uiterlijke omstandighe
den haar mogen, ja haar kunnen ver
storen.
Want de blijde jonge vreugd van
dezen schoonen vroeg-zomer, waar
van thans alles rondom ons spreekt,
zij is niet anders dan de eindelijke
uiting eener stil-aan verborgen, maar
niettemin sterk groeiende al-kracht
van het verjongde, zich vernieuwende
natuurleven. Geen koude des winters
zóó fel, geen winden in het voorjaar
zóó krachtig en snerpend, geen re
genvlagen in den tijd van de April-
grillen zóó striemend, of de onweer
staanbare jonge zomer-kracht breekt
zich baan en schrijdt triomfantelijk
vogrt op den weg van de eindelijke
zegepraal van den komenden vollen
zomertijd, die de halmen doet rijpen
en de rijke gave van den oogst, der
verlangende menschheid in den schoot
doet vallen. En de volkeren der oud
heid dankten daarom op het Pink
sterfeest den Gever van al dien was
dom, van al die rijke geschenken der
natuur, voor de nieuwe weldaden hun
alweder geschonken. De moderne
volken echter zijn, prat op hun we
tenschap, hun dusgenaamd logisch
denken en hun beschaving, die dank
baarheidsuiting wel een weinig ver
leerd, maar niettemin worden zij er
dit jaar, meer dan ooit, aan herinnerd,
dat geen menschelijke berekening zoo
precies gesteld, geen logica zoo scherp
de lijnen van een toekomstig gebeu-
DOOR
HAMS.
—o— (Mrm; tartoaen)
99)
Antwoord nu. 't Is waar... ik ben
arm... ge weet hoe het met de zaken
stond. En misschien heb ik geen recht
te spreken, zooals nu.
O, neen, zeg dat toch niet riep
Louise haastig uit. Nooit heb ik aan de
zaken gedaCht.
Die bekentenis was tevens een toe
stemming.
Ik mag dus hopen vroeg Florent.
Maar Louise wilde nu reeds zijn
verloofde worden, en als zijn verloofde
zou ze wachten op wat de toekomst
brengen zou.
Daar nabij de grens van 't eigen land
en onder den ernst, door liet lijden van
den geboortegrond verwekt, werd weer
bet oude, doCli steeds nieuwe woord
ren kan afteekenen, of de uitkomst kan
toch een gansch andere zijn.
Toen de wereld, nu bijkans drie
volle jaren geleden de verbijsterende
schok der ontketende volkerenharts-
tochten te doorstaan had, kwam dra,
na den eersten ontstellenden indruk,
de alles beredeneerende denkkunst
weder boven en, zeifs den wankel
moedigste ter hulpe, met te bewijzen,
dat zulk een ontzettend, leven en wel
vaart vernielend wereldconflict mis
schien drie, doch zeker geen zes
maanden op aarde bestaanbaar kon
zijn. En thans, geen drie maanden,
maar weldra twaalf malen drie maan
den woedt de vernielende razernij om
zich heen, heeft zij in den loop van
haar bestaan nog meer volken aan
getast en steeds nog onttrekt het ang
stig verbeide einde zich in een ne
velig verschiet aan den horizon der
hope Wat hebben ten slotte alle be
rekeningen, alle voorspellingen, alle
zoogenaamd logische gevolgtrekkingen
uitgewerkt tegen den onweerstaanba-
ren drang van het feitelijk gebeuren,
tegen die kracht, die in een tijdvak
van vele jaren opgehoopt en tot een
gevaarlijk groote ontvlambare massa
aangegroeid, bij haar ontploffing heel
de wereld in vuur en vlam zette en
talrijke volken in diepen rouw dom
pelde tegen die kracht, die eenmaal
haar weg kiezend, den grooten we
reldoorlog nu zijn derden jaarkring
reeds doet voleindigen, om wellicht
onverminderd fel zijn vierden in te
gaan Geen militair volk ter wereld
is zóó machtig gebleken, om aan dit
verbijsterend gebeuren zijn wil tot
beëindiging van alle verder wapenge
weld op te leggen neen, zelfs geen
enkele volkeren-groep kon daartoe in
staat zijn I
Toch, aan éene macht moet het ge
geven zijn, aan éen menschelijk ver
mogen, klein en gering in den aan
vang, maar gaandeweg in grootte en
sterkte toenemend, onweerstaanbaar
en door niets te evenaren, om zelfs
aan het overweldigendste wereldge
beuren te juister tijd een anderen loop
te geven dat is de stille en verbor
gen, maar niettemin aanwezige en toe
nemende groeikracht in het mensche
lijk gemoed van het louterend en ge
louterd inzicht, van het hoogere besef
aan eigenwaarde, dat elk in zich om
draagt. In donkere tijden, wanneer het
ook in het gemoed der menschen win
tert en de storm- en hagelvlagen der
kwade hartstochten meedoogenloos
alle betere en teedere gevoelens ter
neder zwiepen, in tijden van diepen
rouw en eindeloos zwaren weemoed,
gelijk wij nu doorleven, ook, ja
vooral, in zulke tijden groeit stil-aan
de kiem der schuchtere hoop, toch
een knop van blijmoedige verwach
ting, rijpend tot ontluiking der ein
delijk komende eerste vreugdebloe
sems, om ten slotte te wassen tot het
volle zomerrijk eener zich in leed her
wonnen, doorleed gelouterde mensch
heid I
Van overoude tijden af, is immers
gesproken.
Florent keerde zich om en keek nog
eens naar Middelburg's torentje. Hooge
boomen staken als klagend hun naakte
takken uit. Kraaien vlogen krijschend
over de zompige akkers. De wieken
van den molen hingen stil als een reus
achtig kruis.
't Was of de jongeling weer afscheid
nam van 't gemartelde België.
En morgen Kerstmis... dag van
hoop, zei hij stil. O, Louise, hopen wil
len we ook... en altijd hopen. Hoe don
ker het is, de heerlijke hoop blijft, ook
voor ons. En eens breng ik u ginds, niet
in een bezet, maar in een vrij land...
Ondanks zooveel smarte, maak je me
gelukkig. Je hebt met ine meegevoeid.
Je broer is in den oorlog... m'n vader
ligt in 't graf... de beproevingen bren
gen ons nog nader, maar hopen en
vertrouwen willen we. En niemand
hoorde of zag hen... en Florent kuste
het meisje, zijn meisje nu, als een be
zegeling van 't verbond.
Ook Louise was in den laatsten tijd
veel ernstiger geworden. Beiden voel
den het drama, dat niet alleen België,
maar de gansche wereld schokte.
het Pinksterfeest de viering geweest
van de eerstelingen van den nieuwen
oogst, van de dankbare erkentelijk
heid voor den vruchtbaren groei van
het nieuw gewas; later iseenschoo-
nere en diepere vergeestelijking in de
Pinksterviering gekomen, en is zij
vereenzelvigd met de bezieling, ont
sproten aan de goede gedachte, en
als zoodanig heeft zij thans reeds
eeuwen haar gezegend bestaan. En
het is die verheven bezieling, haar
bestaan ontleenend aan het betere in
den mensch, welke thans allen, zoo
wei de enkeling als de volken en de
volkerengroepen, waarin zich de we
reld nu zoo scherp afscheidt, meer
dan ooit van noode hebben, wil niet
de menschheid ten slotte voorgoed
beneden het peil van hare eigene
waarde terugzinken. Daarom is het
goed zoo onze gedachten in deze
dagen, die voor het overige geheel en
al aan een welverdiende ontspanning
mogen worden gewijd, een oogenblik
vertoeven bij de nog altoos heilzame
en diepere beteekenis van het Chris
telijk Pinksterfeest, dat van herlevende
blijmoedigheid na zwaren rouw, van
hernieuwde bezieling na ter neder
slaanden rampspoed, van nieuwe,
goede gedachten na kommervolle
geestespijniging spreekt.
Want evenals daarbuiten de jonge
zomer in ai zijn weldadige heerlijk
heid voor mensch en dier en gewas
gekomen is, en ons de vreugde
schenkt zijner lang verwachte gaven,
zoo ook mag en moet het Pinkster
feest een bovenal vreugdige en blij-
vólle stemming daarbinnen in ons
verwekken, omdat wij er door aan
herinnerd worden, Bat hoe ook de
tijden van zware onheilen zwanger
gaan, toch stilaan en gestadig de in
nerlijke groeikracht van al het betere
in den mensch onafwendbaar voort
gang heeft.
Een snuifje.
Wij hebben onze lezers al eens eenige
malen vergast op verhalen omtrent de
wijze waarop het gemeentebestuur de
leiding voert in zake de distributie van
levensmiddelen en andere levensbenoo-
digdheden. Dat deze verre van schitte
rend is wordt algemeen erkend. Op
merkelijk is echter dat de plaatselijke
bladen daarover zoo goed als niets
meedeelen. Wij zouden bijna lust gaan
gevoelen om onze Haagsche collega's
eens een standje te maken over dit
euvel, ware het niet dat wij maar al te
goed de oorzaken daarvan weten. En
aangezien wij geen aanleg voor het
ambt van zedepreekcr bezitten, zullen
wij een boet-predikatie achterwege la
ten.
Verleden week Maandag heeft zich
in één der distributie-bureaux weer een
geval afgespeeld dat hoogst curieus is,
dat groot opzien zou kunnen baren
maar het eenvoudig niet doet omdat
het tot geen enkel Haagsch blad schijnt
te zijn doorgedrongen. Eén van de daar
aangestelde „leiders" is er door den
Te Aardenburg aten ze en dan na
men ze de tram, om huiswaarts te kee-
ren.
De duisternis viel over de Schelde,
toen ze voor de woning op den boule
vard stonden... maar in beider hart
was 't lichter geworden.
Loods Vermeulen had hun thuis
komst beloerd en haastig trok hij de
deur open.
Florent, jongen, riep 'hij, je Kerst
cadeau is gekomen. Een brief van huis!
Tranen van ontroering sprongen den
jongeling in de oogen. Moeders
schrift... een brief van de zijnen... een
heilige brief scheen 't hem toe. 't Eerste
woord van de geliefden na zijn vlucht,
't woord waar nog duizenden geschei-
denen naar snakken.
Moeder en Mathilde waren nu goed
gezond en woonden bij den dokter. Ze
wisten, dat Florent veilig ontsnapt was.
„We willen nu kloek blijven en hope
behouden", schreef madam Uitenhage.
„De betere tijden zullen komen, en
wien God bewaart is wel bewaard. El-
ken dag zijt ge bij mij, Florent, eiken
dag, in mijn gepeinzen en in mijn ge
beden."
concierge uitgesmeten moeten worden.
't Was natuurlijk weer op het kolen-
distributie-bureau. Een der „bazen"
van dat bureau is de onderdirecteur
van de gasfabriek. Deze had een ieeg-
loopende vriend, een eervol ontslagen
officier van het Nederiandsche leger.
Nu weet men dat officieren voor alles
geschikt worden geacht en in allerlei
baantjes plegen te worden gestopt. Het
verschijnsel is dus heel gewoon, bij
kans normaal. Dit vriendje nu werd
door zijn baas-vriend aan een baantje
geholpen op het kolen-distributie-bu-
reau. Al spoedig bleek dat deze gewe-
ze dienaar van Mars zoo alle gemis
aan tact vertoonde, dat hij onhoudbaar
was. Zelfs begon men ernstig aan 's
man's gezond verstand te twijfelen. De
rommel die aan dit bureau heerscht
liep nog erger in het honderd door dit
heerschap dat allerlei dwaasheden uit
haalde.
's Maandag's nu zou het bureau
hoog bezoek krijgen van den burge
meester en den wethouder, tot wiens
departement ook het kolen-bureau be
hoort. Men begreep, dat men dit be
zoek niet kon afwachten met een der-
gelijken „leider" en er werd getracht
hem van de vlakte te duwen. Gemak
kelijk ging dit natuurlijk niet en het
eind was dat hij er zonder vorm van
proces werd uitgegooid.
Natuurlijk hebben wethouder en bur
gemeester hiervan niets bespeurd. Zij
zullen stellig met een voldaan gevoel
naar huis zijn gegaan. Dat het een ho-
pelooze bende, een ongelooflijke war
winkel is op dat bureau, daarvan we
ten ze niets. Trouwens het is geheel
en al de schuld van dezen zelfden wet
houder, die aansprakelijk is voor de
distributie, maar die in zijn genoegza
me zelfoverschatting niet weet welk
een droevig figuur hij maakt.
En nu een grappige tegenstelling.
Dezer dagen vernamen wij dat de
burgemeester er zijn beklag over heeft
gedaan, dat er in de pers zoo vaak
maar „raak geschreven wordt, dat er
ook in de provinciale pers over
Haagsche gemeente-aangelegenheden
wordt geschreven zonder dat de schrij
ver blijk geeft van eenige kennis van
zaken." Enfin het gewone liedje van
alle ambtenaren, die last hebben van
de pers. Het zou ons benieuwen te we
ten wat de burgemeester weet van het
geen op dat koienbureau is afgespeeld
vlak vóór hij er een bezoek aan bracht.
Het kon wel eens blijken, dat de pers er
iets meer van wist dan hij. Weet hij dat
er dertig duizend verkeerde biljetten
zijn uitgereikt, dat men thans bezig is
om die dertig duizend inzenders kaar
ten te zenden met verzoek om een an
dere opgave
Ook zijn er raadsleden geweest die
klaagden over de pers. Ach Toen wij
wethouder Verbroek de les lazen, kre
gen wij van verschillende raadsleden
blijken van groote instemming. En op
het bureau „onderwijs" heeft men onze
mededeelingen ook gelezen. En men
was er lang niet op zijn gemak over
dat wij het een en ander publiceerden
uit de levensbeschrijving van den in
specteur van het onderwijs.
Enkele Haagsche bladen hebben toen
zoowaar hun aandacht gewijd aan on
zen brief, voornamelijk om te vertellen,
dat zij den toon daarvan niet gelukkig
vonden. Maar van de feitelijke gege
vens die wij verstrekten en die een
Langs paadjes en binnenwegen, over
de gevaarlijke grenszone was dat heer
lijke moederwoord tot hier gebracht
ais een bemoedigende Kerstboodschap.
Er stond in den brief ook wat nieuws
uit de streek. Te Meerbeke was de toe
stand onveranderd. Veel gewonden
kwamen er aan, 't kerkhof werd ver
groot. Nu waren er weinig troepen,
dan weer had men in bijna alle huizen
soldaten ingekwartierd.
Jeanne Ljeftink volhardde in haar
slecht gedrag en werd door 't gansche
dorp geminacht. Haar moeder verging
van verdriet. Nicht Zulma was bij haar
gaan inwonen.
De pastoor, de dokter en de mees'"r
deden al 't mogelijke om de dorpelin
gen te bemoedigen en te helpen.
Madam VartbussChe was voor den
duur van den oorlog naar 't kamp van
Holsmuiden in Duitschland gestuurd.
De Duitschers hadden haar getranspor
teerd, omdat ze voortdurend met solda
ten, die bij haar ingekwartierd werden,
ruzie maakte en ze met haar stok zelfs
bedreigde. De notaris scheen geheel
veranderd en deed veel goed aan de ar
men, zijn zoon had het dorp verlaten.
merkwaardig licht wierpen, werd ge
zwegen.
Langs vriendelijken vriendenweg
komt altijd wel een exemplaar van on
zen Brief uit de Hofstad in de heilige
halle van het stadhuis terecht. Wij zul
len hopen dat ook deze er terecht komt
en onder de oogen van den burge-
vader.
Misschien maar die hoop is ge
ring verdwaalt onze brief in de ko
lommen van een of meer Haagsche
bladen, misschien zal men dan eindelijk
eens die drie leiders van het kolen-
bureau bij den nek. vatten en den zelf
den weg doen gaan als het officiertje
dat een baantje zocht en kreeg, dank
zij zijn vriendschap met één van dat
drietal.
Misschien komt één der raadsleden
die er over klagen dat zij onrechtvaar
dig worden behandeld door de pers,
voor het eerst iets te booren van den
janboel en den knoeiboel aan het ge
meentelijk kolen-distributie-bureau van
de gemeente 's Gravenhage.
EIBER.
ii.
KNOCKE. ZEEBRUGGE.
Zondagnamiddag was 't levendig op
't Vlissingsche strand. We konden ons
even voorstellen, dat we in vredestijd
van 't badseizoen genoten. En van zelf
ging dan de blik naar onze eigen kust,
waarvan we een hoekje zien. In den
zomer was het strand van Knocke tot
De Panne internationaal gebied. Nu is
die kust een van de triestige oorlogs-
tooneelen. Ja, we zien van hier uit een
hoekje en wie kijkt niet eens naar de
plaats, als 't ware gemerkt door den
Duitschen kabelballon hoog in de
lucht Eenige gebouwen, een paar to
rens... bij 'helder weer altijd.
't Eerste punt, dat hoog boven 't duin
opsteekt, is 't dak met de spits van 't
Grand Hotel te Knocke. Daarachter,
voor 't oog wat meer landwaarts, rijst
de watertoren van Duinbergen. En is
't zeer „klaar", dan vindt de blik ach
ter Zeebrugge's pier den kerktoren van
Blankenberge. Ging men nu nog wat
Zuidelijker, tot nabij de grens, dan is
't beeld scherper, daar zag ik dikwijls
Siska's molen van 't Zoute draaien, de
zon schitteren op de roode daken van
Knocke, de kerk van Heijst opduiken
achter de villa's, den geweldigen toren
van Lisseweghe tegen de lucht afste
ken... daar zag ik, en dat ontroert u
steeds, de drie hoo.ge torens van Brug
ge, Vlaanderen's oude hoofdstad, waar
elk plein, iedere straat als een blad uit
onze historie is.
Maar 't strand van Knocke is dood.
De meeste villa's zij.n geplunderd, en
de meubels ais brandhout in stukken
gehakt of naar de „understand" in de
duinen verhuisd. De pracht der duinen
werd geschonden voor den aanleg van
gangen, schuilplaatsen, allerlei verster
kingen en de grondvesten van geschut.
Tijdelijk is het waar, v/at de laatste
jaren veel Duitsche badgasten durfden
zeggen „Weldra is liet hier óns
strand Doch hoeveel dier badgasten
liggen reeds ergens aan dezelfde kust
of elders in Europa op een militair
kerkhof begraven
Knocke is een klein dorp, ongeveer
De Duitschers hadden den vader daar
om nog al lastig gevallen, maar nu was
alles weer gesust.
't Was Florent, of hij eenige oogen-
blikken in 't eigen huis had vertoefd.
De jongelieden deelden aan ie
ouders mee, welk verbond ze gesloten
hadden.
Wel, ik ga een taart koopen zei
zei loods Vermeulen... een vrijend
paartje, een goede brief uit Meerbeke...
morgen hoogdag, we willen den blijden
Kerstavond vieren
XL1V.
't Nieuwe voorjaar brak aan. De len
te zqu de natuur weer tooien met haar
heerlijke gaven, maar de oorlog woed
de voort.
't Was avond, en de mailboot lag ais
naar gewoonte aan de ponton gereed.
Passagiers gingen aan boord, om mor
gen vroeg naar Engeland over te ste
ken. Een klein groepje stond wat ter
zijde loods Vermeulen, zijn vrouw,
Louise en Florent. Allen waren diep be
wogen. Uitenhage zou vertrekken...
eerst verder nog van België, dan dich
ter, tot hij weer op de eigen grond