2000
750
300
100
25
Eerste Blad.
k Slem vi 't Ivl
24 MAART
SSe Jaargang
r ons
LRSMA
lij wielen
UNDEN
•G Zn.
Engelsch
R
TERS
ieid
neisje
bode.
ïisje
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd sp Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen
PLOEG EN SPADE
FEUILLETON
Brieven uit de Hofstad
-- NO. 71
lot plm.
urijkaarfen
>orstelling,
1917
/LISSIN-
or het|aan-
nmeten uan
n aan C. HUY-
61, Rotterdam
31.
we de nieuwste
n en leerwerk,
landsch fabrikaat.
iH's Boekhandel.
io Lampen
50.
baart.
tot f 9.
RAAT.
;amerfj@
Eiland, voor f4
;tt. K. H., Bureau
JEDINGEN
ÏVRflGEN.
MARKT 8
ti. aan eerstbeg.
?sz. gevord. in 3
jaar succes aan
de stad.
.ME
flNKL. ST00M-
de 18 jaar, flink
eau „Vliss. Crt".
18 jaar. Adres
(beneden).
;d een nette
?AAT 14.
15 April een net
;en, niet beneden
„Vliss. Crt."
WASSCHEN,
k en regenwater.
/Iiss. Crt."
VLISSHNCSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.45
per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ1.60. Voor België 2.20
Voor overige landen der Post-Unie 3.35. Afzonderlijke nummers 3 cent
firai F. flH It HELDE Ir, (lm bit! 59, Vlissingen. liltiioi liliu. 19
ADVERTENTIEPRIJS Van 1—4 regels 0.48; voor iedere regel meer 12 cent
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 24 ct. per regel. Dienstaanbiedingen en -aanvragen 6i^ ct. per regel
De abonné's, in 't bezit eener
polis, zijn GRATIS verze
kerd tegen ongelukken voor
gulden bij levens
lange ongeschikt
heid tot werken
gulden bij dood
door
een ongeluk
gulden bij verlies
van een
I gulden bij verlies.* gulden bij verlies
van een hand, 1 11 van
voet of oog IvU een duim XVJf wijsvinger LJtJf anderen vinger
pere ultkecrlngën worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot of tram. De uitkeering wordt gewaarborgd door de „holt. /tig. Verzek. Bank" të Schiedam
gulden bij verlies
van eiken
Twee-en-dertig maanden oorlog-
voerens hebben de Europeesche krijg
voerende partijen nog allerminst nabij
het oorspronkelijke oorlogsdoelde
verplettering van den vijand, kunnen
brengenen instede eener vermin
dering van het krijgsgeweld en krijgs
gewoel, dreigt de oorlogsfakkel nog
telkenmale naar nieuwe gebieden
over te slaan, en welhaast zal de
aarde nog luttel landstreken bevat
ten, waar de onheilvolle krijgstoorts
zijn laaienden vuurgloed niet deed
barnen. Langzaam, maar mogelijk des
te stelliger glijdt ook de nieuwe we
reld naar de Europeesche hel van
verdelging, haat en waanzin af; reeds
spreekt men in Amerika van een „be-
staanden oorlogstoestand" tusschen
dit rijk en Duitschland reeds wor
den en zijn honderden millioenen
dollars aan de krijgstoebereidselen
uitgegevenreeds dalen en stijgen
de Amerikaansche waarden op de
beurzen in zenuwachtige snelheid,
onbedriegelijk voorteeken eener na
derende groote gebeurtenis. Waarlijk,
twee-en-dertig maanden oorlog-
voerens schijnen nog niet vol
doende te zijn, om de menschheid
tot inkeer te brengen en haar een
„niet verdertoe te roepen.
Waar dus geen menschelijk inzicht
rijp genoeg schijnt, waar geen men-
lijke macht derhalve krachtig genoeg'
blijkt om aan 'n welhaast ondragelijken
last een einde te maken, daar rijst de
vraag of mogelijk aan grootere mach
ten dar. waarover de aanvoerders der
millioenenlegers beschikken, in laatste
instantie de beslissing zal moeten wor
den overgelaten.
Tot deze grootere machten dient
voorzeker de Natuur gerekend te
worden, die wij wel in sommige op
zichten leiden maar niet breidelen,
opkweeken maar niet dwingen kun
nen immers grootendeels gaat zij,
ongeacht alle menschelijke inspanning
haar eigen gang en voigt haar eigen
aard. En nu, na 32 maanden van we-
reldkrijg, zijnde evenzoovele maanden
waarin het overgroote deel der mensch
heid meer aan verdelging dan aan
opbouwing, meer aan den dood dan
aan het leven de handen reikte, nu
blijkt maar al te zeer, dat de mensch
heid te vergeefs heeft staat gemaakt
DOOR
JL. HAKS.
47,) —o— (Waitnk verwen.
Frans... ha, een flinke kerel. Ie
komt nogal eens bij ons... al van toen
ie klein was! Als een manneke zoo
hoog als een waterlaars, speelde ie al
met onze Louise.
Ja, Louise is er eigen mee.
Als broer en zus En wie weet
Ze komen je dat niet vertellen, hé... en
't gaat me niet aan ook, tot den dag,
dat ze verlegen voor je staan. En ik
zou geen neen zeggen, als Frans om
Louise kwam. Niet, dat ik weet of er
zoo iets is, hoor
En de goede loods vermoedde niet,
hoe hij zijn neef martelde met de woor
den.
Vlissingen ligt hier itoch schoon,
hé? hernam Vermeulen.
Prachtig.
Daar de stad, ginder de zee en de
duinen en aan die zij 't groene eiland
met den Langen Jan van Middelburg
boven de boomen. Maar duur van de
belasting, Florent We varen zoo wat
een maand daar alleen voor... De lood
sen moeten nogal wat opbrengen, daar
op de eindeloosheid der weldadige
natuur-schatten. Inplaats van grootere
oogsten, heeft men in alle wereld-
deelen met geringere oorlogsopbreng
sten te kampen gehad, inplaats van
de hoognoodige aanvulling van de
wereldvoorraden der allereerste le
vensbehoeften, is een snelle sluiking
gekomen, die wellicht tot'n ernstig te
kort zal leiden. Nu bovendien de groote
w.ereldverkeerswegen dermate belem
merd of onveilig zijn, dat van een
geregelde distributie der nog aanwe
zige voorraden geën sprake kan zijn,
nu gaan in alle landen de oogen
dergenen open, welke niet alleen op
het heden maar ook op de toekomst
hun aandacht gevestigd houden. Alom
zint men op middelen aan de ramp
spoedige gevolgen van karige oogst
opbrengsten en van onderbroken we
reldverkeer te ontkomen en in alle
landen luidt de kreetproductiever
meerdering door bodemontginning
De groote vraag is echter of in de
landen, waar de bloem der bevolking
ten strijde getrokken is, wel over
voldoende krachten kan worden be
schikt, om metterdaad door een op
ruime schaal ondernomen cultiveering
van woeste gronden tot vermeerde
ring der productie in genoegzame
mate te komen. „Wij zullen er naar
streven", heeft deze week de nieuwe
Fransche eerste-minister in de volks
vertegenwoordiging uitgeroepen, „wij
zullen er naar streven om met alle
ons ten dienste staande middelen de
voortbrengselen van Frankrijks bo
dem zooveel mogelijk te ontwikke
len". En gelijksoortige uitingen wor
den ook in de andere landen van de
verantwoordelijke personen verno
men „de hand aan ploeg en spade",
luidt ook daar het parool. Doch ook
daar staan millioenen krachtige man
nen op het oorlogsveld, werken reeds
millioenen vrouwen in de oorlogsin
dustrieën en in vele takken van be
drijf, waardoor welhaast handen te
kort komen om er den gang van za
ken in te kunnen houden.
Wat zal er zoodoende van de ge
hoopte meerdere cultiveering van den
bodem terecht komen, vóoral in
dien de natuwevenweinig medewerkt,
als zij het tot dusver tijdens den oor
log deed Indien dan de hoop ijdel
blijkt, indien de opbrengst te weinig
vooruitgaat, indien de ontbering dus
allerwege nog grooter verhoudingen
gaat aannemen in de oorlogslanden,
zal dan het verlangen naar het ver
lossend einde, naar den vrede mo
gelijk zoo groot worden, dat geen
menschelijke macht meer in staat zal
blijken den volkswil te beteugelen.
Inmiddels gelden voor de neutrale
landen andere verhoudingen en staan
zij geenszins dermate ais de oorlog-
hebt ge in België geen gedacht van.
Maar Florent mijmerde over een an
der onderwerp dan schatting. Hij had
wel kunnen schreien. De wereld leek
hem somberder dan ooit, al lagen de
zee met den Scheldemond en 't gansche
eiland zoo eenig mooi in 't avondgoud.
En toen later Florent Frans Dissel en
Louise bij de piano zongen, wekten de
liederen geen aandoeningen in zijn hart
als gisteren, maar werd 't nog duister
der in zijn ziel en was 't hem of 't leed
der Uitenhage's hem geheel neerdrukte.
XIX.
„Kom naar huis, Vader ziek."
Pierre.
Florent staarde als wezenloos op 't
telegram. Hij stond juist gereed om met
Louise een langen tocht door Walche
ren te maken. Ze zouden een ganschen
dag uitblijven.
Slecht nieuws vroeg 't meisje.
De jongeling hield haar 't papier
voor.
Vader ziek... herhaalde ze ont
steld.
O, Heere, als vader maar niet
dood is! kreunde de jongeling.
Kom, niet dadelijk 't er op te den
den.
'k Moet er dadelijk heen.
Ja. Hoe laat is er een boot... O,
orti tien uur. Die kun je nog goed halen.
Ik rijd irtêe naar de haven. Maar kom,
denk nou niet 't ergste.
Maar Florent had een vreeselijk vi-
voerende landen tegenover het voe-
dingsvraagstuk, hoezeer ook vele pun
ten van overeenkomst onloochenbaar
zijn. Wat ons land betreft, dat tot de
vruchtbaarste van alle landen gere
kend mag worden, staan wij er veel
gunstiger voor. De buitenlanders heb
ben vaak ons land, het land der moes
tuinen geprezen, en inderdaad terecht.
Toch vindt men ook te onzent nog
onbewerkte gronden genoeg, om er
niet van te mogen verwachten, dat
bij cultiveering daarvan de totale bo
dem-opbrengst des lands aanzienlijk
stijgen kan. Aan een in cultuur-bren
gen van woeste gronden dermate, dat
wij er in de naaste toekomst volop
profijt van kunnen trekken, valt niet
te denken, daar het ons evenals
elders aan voldoende meststoffen
ten eenenmale mangelt. Doch ten
einde zooveel mogelijk aan de moei
lijkheden der huidige en niet minder
aan die der toekomende tijden
want ook na den oorlog zal het voe-
dingsmiddelenvraagstuk ongetwijfeld
aan de orde blijven tegemoet te
komen, kan elk onzer het zijne, hoe
gering ook op zich zelf, bijdragen. De
siertuinen zuilen meer of mindere
ruimte, al naar de behoeften zijn, voor
nutstuinen moeten afstaan, meer gras
velden en gronden moeten worden
omgeploe'gd en gespit, ten einde voed
sel voor den mensch te kunnen op
leveren. Te onzent heeft de oorlog
gelukkig geenszins de velden verarmd
of voor cultiveering voor de eerst
volgende jaren onbruikbaar gemaakt,
gelijk in zoovele andere landen het
geval was. Wij kunnen dus hoop
voller dan elders J^nze krachten aan
verbeierinng van ae bodemopbrengst
wijden.
Onze Koningin gaat daarbij voor,
door in de tuinen der paleizen en op
de particuliere landgoederen alle daar
voor geschikte terreinen voor de volks
voeding productief te doen maken,
een voorbeeld, dat ongetwijfeld na
volging verdient en zal verwekken.
Want men vergete niet, dat wij een
klein, zeer dicht bevolkt land bewo
nen, welks bodem te weinig voedsel
voor ons eigen gebruik oplevert, en
dat dus ieder vaderlander het zich tot
plicht mag rekenen, om zoo de om
standigheden hem of haar daartoe in
staat stellen, mede te werken aan het
productiever maken van den vader-
landschen bodem.
Niemand achte zich daartoe on
machtig want er is een oud spreek
woord, dat nochtans een altoos jonge
waarheid bevatvele kleinen maken
een groote. Res parvae crescunt, zei
den de oude Romeinen reedszoo
is het ook nu nog. Daarom zal de
allernaaste toekomst van ons land,
althans voor de eerstvolgende paar
sioen. Vaders bedreiging... zelfmoord
om de zaken...
Madam Vermeulen kwam in de gang
en vernam met schrik de onrustwek
kende tijding.
Om tien uur is er een boot voor
Breskens, zei ze. Je kunt er goed zijn 1
Arme jongen... Pas drie dagen hier en
nu zoo'n terugkeer. Florent zul je ons
rao nieuws zenden.
Uitenhage wist niet, wat hij ant
woordde, en onder weg verstond hij
evenmin, waf Louise tot hem sprak,
want zijn gedachten waren te Meer-
beke en woelden om dat afgrijselijk vi
sioen. Aan de boot drukte hij zenuw
achtig zijn nicht de hand.
En gauw nieuws zenden, zei
Louise.
Ja, ja-
En je kalm houden. Niet 't ergste
denken. Ernstig moet 't wel zijn, maar
alles kan goed afloopen.
O, neen... stotterde hij, en haas
tig liep Florent de ponton af.
De boot voer hem veel te traag, hij
verlangde op zijn fiets te zitten, en
snel, woesrt te rijden, om vlug thuis te
zijn, en zekerheid te hebben.
De tocht was een marteling.
In den namiddag kwam Florent ein
delijk te Meerbeke aan. Op den weg
naar 't dorp zag hij eenige kennissen,
maar hij durfde hun niets vragen. Het
plein om de kerk lag verlaten als altijd.
En daar stond zijn woning. De jonge
ling zag dadelijk, dat de luiken niet
jaren, ongetwijfeld in het teeken van
ploeg en spade komen te staan. Want
van den ploeg zal het kouter kleine
of groote stukken onvruchtbaren va-
derlandschen bodem tot nieuwe leef
kracht, tot loonende productiviteit
moeten brengen, terwijl de spade
worde ter hand genomen door eiken
Nederlander, die over een, om het
even groot of klein lapje grond de
beschikking hebbend, dit productief
wil maken, ten einde er, elk naar de
mate zijner krachten, toe bij te dragen
om voor zich, voor de zijnen en voor
zijn landgenooten deze moeilijke, ja
gevaarvolle tijden, zoo goed mogelijk
door te komen.
Volksgeest Distributie-misére.
Om den geest van een volk te leeren
kennen, is het interessant na te gaan
welke uitwerking een bepaald feit in
het algemeen heeft. De reactie is meest
al heel zuiver en spiegelt zonder over
drijving de stemming af. Zoo is het dan
even vermakelijk als leerzaam waar te
nemen hoe de algemeene, d. w. z. pu
blieke opinie is over een geval, zooals
zich verleden week heeft voorgedaan,
toen in de Korte Poten de luitenant-ko
lonel Merens, adjudant van den opper
bevelhebber de onhandigheid beging
van zijn... handen niet te kunnen thuis
houden. Misschien is het geval alles te
samen, niet heet belangrijk, maar een
typeerend verschijnsel is het, dat het
volk geneigd is het zeer op te blazen.
Dat op zichzelf reeds is een bewijs voor
de gezindheid van de massa. Men ver
kneukelt zich in het gebeurde, men
gruift en guiffelt er over dat deze hooge
oome zoo leeiijk tegen de lamp is ge-
loopen. Wie er nog aan mocht twijfe
len of de groote massa van het volk in
merg en been anti-militairistisch is, zou
wel genezen worden, wanneer hij het
oor eens te luisteren legde. Geen woord
ter vergoelijking of ter verzachting
werd gehoord integendeel, er was
maar één roep, dat deze hardhandige
militair nu eens goed te graze moest
worden genomen. Ons volk is zoo ge
steld op zijn vrijheid en is zóó gekant
tegen de verkapte slavernij, waartoe
het militaire gedoe de jonge mannen
voert, dat het niet nalaat als het ware
zijn woede te koelen op den enkeling
die het militaire gezag vertegenwoor
digt. De heer Merens staat als supe
rieur zeer goed bekend en zij die hem
van nabij leerden kennen, waren allen
vol lof over zijn houding tegenover zijn
minderen. Maar de groote massa rekent
dat niet. Het typeert den geest bij het
volk en in het leger. Herhaaldelijk zijn
in de Tweede Kamer en in de pers
staaltjes aangehaald van minder goede
behandeling van militairen, leder kent
ze uit zijn eigen omgeving, ook al is
hij niet in militairen dienst. Maar al te
vaak werden de aangevoerde gevallen
door den Minister verzacht en vergoe
lijkt men kent de flauwe gezagsmanie
gesloten waren. Vader leefde dus nog.
Oom Pierre kwam Florent aan de
deur tegemoet.
Je zij-t daar zei hij.
O, wat is er? vroeg de jongeling
ontroerd.
Je vader heeft dezen nacht al met
eens een beroerte gekregen.
Is 't erg?
We hebben hoop. Vader ligt nog
buiten bewustzijn. Hij ging gisteravond
goed naar bed... we zagen niets aan
hem... vannacht hoorde moeder een
schreeuw, en toen gebeurde het.
Om de zaken O, ik begrijp het.
Misschien.
Ze staan slecht, hé onkel.
Helaas, ja... maar we zullen doen
waf wc kunnen.
Mathilde kwam in de gang. Haar ge
laat was rood beschreid.
O, Florent, zei ze weer snikkend,
wat moet je ook verschoten hebben
Ja... En waar is moeder?
Bij vader.
De zoon snelde de trap op. Stil trad
hij in de groote slaapkamer.
Madam Uitenhage keek op. Een ril
ling liep over haar wezen. Zij hield zich
goed, om niet in tranen uit te barsten.
Florent kuste haar. Hij zei niets, keek
dan op 't bed.
iDaar lag -Uitenhage, bleek, ingeval
len, als plots verouderd. Welk een slag
had hem den forschen, kloeken man
zoo geweldig neergeveld
Nog altijd bewusteloos, fluisterde
die vele machthebbers in het leger be
zielt. En dat alles is zoo moeilijk te
achterhalen. Welnu er wordt eens iets
achterhaald, op heeterdaad betrapt en
het ligt dus voor de hand, dat men nu
eens zijn woede wil koeien.
Er zijn misschien honderde ge aiten
voorgekomen, die veel ernstiger waren,
doch die niet achterhaald konden wor
den. Men heeft nu eens beet.
Ziedaar de indruk die wij heel sterk
hebben gekregen uit tal van gesprek
ken, gevoerd naar aanleiding van het
gebeurde, dat den heer Kleerekoper
aanleiding gaf tot een interpellatie. Het
is olie op het vuur dat van sommige
zijden wordt getracht het geval te ver
goelijken. Daarin ziet men het bewijs
dat men alles zoo graag in den doof
pot stopt.
Wij critiseeren hier niet, doch wij
wijzen op de verschijnselen die de ge
moedsgesteldheid van het volk duide
lijk doen zien.
Zij dit geval nu eens een harde les
voor de militaire autoriteiten, ziedaar
de eenige conclusie die wij er uit trek
ken willen,
De distributie van levensmiddelen is
in de residentie niet van de allerbeste
soort. Het stelsel is nogal omslachtig
en ongelukkig, leder burger boven den
leeftijd van één jaar heeft -een bon
boekje met niets dan nummertjes, 104
in het geheel. Wekelijks wordt mede-
deeling gedaan van hetgeen op een be
paald nummer is te krijgen. Het gevolg
is dat 's Maandags alle winkels be
stormd worden, omdat het al herhaal
delijk is gebeurd, dat niet alles in vol
doende hoeveelheid aanwezig was. Nu
doet zich echter het geval voor, dat
sommige menschen bepaalde artikelen
niet willen hebben. Er zijn in Den Haag
duizenden Indischen die den aardappel
even hard vergruizen als de oer-Hollan-
der die verheerlijkt. Toch worden zij
met aardappel-bons gezegend. Gevolg
er heeft een geweldige ruilhandel plaats
van aardappelen tegen rijst, van gort
tegen bak- en braadvet, van zeep tegen
havermout. Er wordt bij deze distribu
tie een politiek gevolgd, waarvoor de
domste struisvogel zich nog zou genee-
ren. De bons mogen niet verruild wor
den, maar tegen ruilhandel in de artike
len bestaat natuurlijk geen bepaling.
Ieder begint dus op zijn bons te halen
wat hij halen kan en de geheele week
door drijft de huismoeder ruilhandel.
Aan het eind van de week is er van de
distributie niets meer overgebleven.
Met de steenkolen-distributie is het
bijna vermakelijk slecht gesteld. De één
wacht drie weken en krijgt niets en van
den ander hoor je dat hij al tweemaal
heeft gekregen zonder dat hij er om had
gevraagd. Een groot deel van de be
volking koopt brandstoffen bij den
groenteboer, die geregeld een paar mud
anthraciet meebrengt. Plotseling zijn
deze detailhandelaren zonder toevoer
gelaten en nu moeten de groote han
delaren het werk doen. Het is te be
grijpen hoe die klanten nu de klei
ne behandelen. Er is een gemeentelijk
moeder. Vader ligt nu al zoo van dezen
nacht. De dokter kon nog niets zeggen
God spare hem
De jongeling zette zich aan 't bed.
Sombere gedachten werkten in hem.
-Hij begreep alles... en hij gevoelde
zelfverwijt, omdat hij te zwak was ge
weest. Hij had de firma kunnen red
den. Neen, vader had niet de hand aan
zich zeiven geslagen, maar de ontroe-
ring, de vrees, de angst, de wanhoop
had hem toch getroffen.
Na eenigen tijd kwam Pierre Ver
meulen hem roepen.
Kom mee in 't kantoor, zei hij.
Daar zaten ze nu bij de boeken.
Ja, jongen, je moet het toch hoo-
ren, zei Pierre, de zaken staan slecht.
't Failliet?
Ik weet het nog niet... 't Zal van
sommige schuldeischers afhangen... 't
Ergste is, dat bij die schuldeischers ook
notaris Van den Bussche is.
De notaris van Lembosch Hij
Ja, je kent hem. H
Een man zonder medelijden. p|
Och, hij zelf is de kwaadste nie
maar zijn vrouw, dat is een feeks
wat de zaak nog erger maakt, de
van den notaris haakt naar
Lief.
hem
elfde.