Eerste
B
lad
De
Di Barden der Gemeenschep
PtfO. 41
55e Jaargang
ZATERDAG
jitj3>efirma f. VAH BE VELDE jr., Kleine Markt 58. Viissinp. Teletoon Interc. Ifl"
17 FEBRUARI
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen
SU mimmer bestaat uit 2 bladen
GEMEENTEBESTUUR
FEUILLETON
'i
Brieven uit de Hofstad
IQIT
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.45
per drie maanden. Franco door het geheele rijk ƒ1.60. Voor België ƒ2.20
Voor overige landen der Post-Unie 3.35. Afzonderlijke nummers 3 cent
ADVERTENTIEPRIJSVan 14 regels ƒ0.48voor iedere regel meer 12 cent
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 24 ct. per regel. Dienstaanbiedingen en -aanvragen ct. per regel
De abonné's, in 't bezit eener ft f| gulden bij levens- n P* ft gulden bij dood Q rt gulden bij verlies A p ft gulden bij verlies A gulden bij verlies f\P» gulden bij verlies
polis, zijn GRATIS verze- yj||l|| lange ongeschikt- *>|l door *(|l|l van een hand, 1*^11 van I B111 van een M*\ van eiken
iterd tegen ongelukken voortU V w U heid tot werken I U een ongeluk wUv voet of oog lUU een duim JLUw wijsvinger anderen vinger
D«ze ultkeerlngen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot of tram. De uitkeerlng wordt gewaarborgd door de „Holl. Alg. Verzek. Bank" te Schiedam
VERKRIJGBAARSTELLING VAN
KOLEN TEGEN VERMINDERDEN
PRIJS.
Burg. en Weth. van Vlissingen
maken bekend
dat van 19 Februari 1917 af op eiken
Maandag en Donderdag van des voor-
middags 9 tot des namiddags 1 uur ten
kantore van den gemeente-ontvanger
de gelegenheid wordt opengesteld, om,
tegen betaling van ƒ0.85 per y2 H.L.
bons te bekomen voor KOLEN.
Deze worden alleen verstrekt aan
hen, die NIET In den hoofdelijken om
slag zijn aangeslagen, en tot eene maxi-
mum-hoeveelheld van '/2 H.L. per week
en per gezin.
Vlissingen, 16 Februari 1917.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
J. P. v. ROSSUM Jr.
Eerst wanneer in de toekomst onbe-
wogener tijden aanbreken, zal men zich
f over het sterk bewogen verloop van
deze tijden een juist denkbeeld ver
mogen te scheppen. Wel gevoelen wij
allen ten zeerste welk een ernstig tijds
gewricht" thans doorleefd wordt, doch
de algeheele omvang, de volkomene
draagwijdte van het huidig gebeuren,
zullen wij, gelijk alle groote dingen,
eerst op een zekeren afstand kunnen
overzien. De tijd voor een bezomkene
aanschouwing van hetgeen in en om
ons henen plaats grijpt is nog geenszins
aangebroken doch te scherper onder
gaan en doorleven wij thans fretgeen in
ons land en daarbuiten gebeurt. En dan
ervaren wij maar al te zeer, dat geen
I maand, geen week zelfs op de andere
gelijkt wij ondervinden, dat ja ook de
eene dag een geheel verschillend ge
voel van onzekerheid, van onrust, van
zorgen medebrengen kan, dan de vori-
de dag deed, dan» de volgende wellicht
doen zal. En deze onbestemdheid
werkt door bij al ons doen en laten, bij
al hetgeen overigens onzen geest en ons
bij den arbeid bezig houdt. Verlaten
doet het ons geen oogenblik.
Hierin nu ligt een gevaar het gevaar
der overdrijving, zoo eigen aan den
zwakken nienschelijken aard. Daar nu
dient tegen gewaarschuwd met al de
kracht die in ons is. Immers de werke
DOOR
A. H AKS.
17.) —o— (Saint aatboim.
Jeanne, ik zal een tas chocolade
melk voor je opschenken, sprak madam
Uitenhage. Je zijt al lang van huis.
De twee jongelieden bleven alleen.
Je zijt toch altijd onvriendelijk,
hernam het meisje.
Ik?
Ja, maar je weet dat zelf niet. En
ik weet, dat je 't niet meent, 't is zoo
een manier van je.
Wist je, hoe ik het meende dacht
.Florent. Maar hij kon, hij durfde haar
niet geheel afstooten, om zijn vader en
de firma niet, ën toch gevoelde hij, hoe
hij door zijn zwijgen het bedrog, dat
op een meineed voor 't altaar eindigen
kon, begon.
Antoine Vanbussche is gisteren bij
ons geweest, vertelde Jeanne.
Weer al
Ja, en ie heeft alleen met vader
gesproken... en dan is ie geheel rood
van koleere weggeloopen. Waar
zoiin ze toch over gesproken hebben
Woede.
lijkheid om ons heen levert reeds te
vele en te tastbare vormen van allerlei
diepe, ernstige zorgen op, dan dat wij
er nog aan onze fantasie zouden mogen
ontleenen. En zulks nog op poene van
onze geestkracht, waarvan in deze tij
den zooveel geëisaht wordt, aan on-
noodïge, riuttelooze, onwerkelijke za
ken te besteden, terwijl al de energie,
waarover wij èn individueel èn als
volksgemeenschap te beschikken heb
ben, thans niets van haar nuttig effect
mag inboeten.
Daarom mogen wij vooral niet de
oogen sluiten voor hetgeen onze veer
kracht kan stalen, onze geestkracht kan
sterken, onze vastberadenheid en zeif-
beheersching kan stutten en vergrooten.
Daartoe behoort in de eerste plaats een
rechtmatig zelfvertrouwen aan te kwee-
ken. Dit doen wij het beste, niet door
tot in het oneindige toe op allerlei din
gen en zaken en omstandigheden, die
wellicht beter hadden kunnen zij.n, te
blijven schimpen en af te geven, maar
door op de middelen te wijzen die het
slechte tot iets beters, (het betere tot
iets allesbests kunnen maken dit doen
wij bovendien door niet te ontkomen
zaken ook inderdaad ais onvermijdelijk
te beschouwen en er ons doen en laten
zooveel mogelijk naar in te richten
dit doen wij ten leste door, waar het
pas geeft, op de lichtzijden te wijzen,
die desnoods luttel in aantal en van
geringen glans, nochtans van onschat
bare waarde kunnen zijn in sombere
Ievensoogenblikken.
Tot die lichtzijden willen wij gere
kend zien de wijze waarop ons Neder-
iandsche volk, de moeilijkheden in zijn
economisch bestaan aanvaardt. O ze
ker, wij weten- dat daar zijn, die hooge-
lijik ontevreden over hetgeen hun te-
beurt valt, alle schuld daarvan aan een
regeering wijten, die volgens ihen, zoo
niet alles, dan toch veel had behooren,
althans had kunnen voorkomen wij
kennen de velen, die zonder acht te ge
ven op de algeheele gewijzigde constel
latie, waarin zich thans de levensmid
delenvoorziening van gansch de wereld
bevindt, in enghartige kortheid van be
grip, meenen dat wat alle landen meer
of minder ernstig treft, Nederland al
leen niet had mogen treffen wij heb
ben ook nu geen gebrek aan betweters
en de „stuurlui aan den wal", die dat
alles veel beter zouden geregeld heb
ben, ware slechts aan hen de leiding
van 's lands zaken in dit moeilijk tijds
bestek opgedragen geweest. Doch zon
deren wij dezen van de overgepote
meerderiheid van ons volk in al zijn
breede lagen af, dan mag worden ge
zegd, dat van het o n v e r m ij d e -
1 ij k e der gevolgen eener wereldcrisis
die schier alle verhoudingen in het in
ternationaal der volkeren gewijzigd
Hoe kan ik dat nu weten, Jeanne?
Vader wilde niets zeggen. Maar
'k peinze toch iets.
Wat dan
't Is zoo aardig om het te vertel
len, maar, ja, voor jou moet ik me niet
geneeren. Antoine is voorzeker aan
vader om m'n hand komen vragen.
Maar ik moet dien leelijken notariszoon
niet (hebben. En 't is ook «jm ons geld
te doen De Vanbussche's zijn de gie
rigste menschen van de wereld en ik
zou al gauw niets meer over 't mijne
te zeggen hebben.
En zoo spreekt ze weer over haar
en haar geld en toont ze hoe ze mij wil,
vlak na die begrafenis, nadat ze Gust
heeft gezien, bleek van verdriet, dacht
Florent.
Geen Antoine herhaalde Jeanne.
Nu dat weet je ook wel, hé O, ie was
kwaad. en gaan, dat ie deed. ie keek
niet meer om
Met vreugde zag Florent zijn zuster
binnen komen. Alleen met Jeanne 't
was hem een pijniging... en zij zou zijn
vrouw moeten worden
Mathilde had roodgeweende oogen
en een uitdrukking van smarte lag op
haar gelaat.
Dag Jeanne, groette ze. Wat een
morgen, hé! 'k Ben er ziek van!...
Klara zóó goed gekend hebben. en nu
haar begrafenis En 't verdriet van
heur familie 't Was wreed...
Ja, 'k heb ook veel verdriet ge
had.. Maar de congregatie heeft Klara
heeft, men zich hier ten volle bewust
,is. En een volk, dat zich van hetgeen in
en om zich heen geschiedt bewust is,
dat begrijpt hetgeen gebeurt en het
overziet in. den breeden blik, welken
deze tijden voior aiies eischen, zuik een
volk zal noch kan het aan de veer
kracht, de vastberadenheid en stoeren
wil ontbreken in de dagen, waarin aan
zulk een volkskracht bovenal behoef
te is.
En die dagen zij zijn déar want de
gevolgen der alom stijgende economi
sche nooden, wij hebben er in deze
maand nog pas het begin van. gezien,
maar het einde is bij (benadering nog
niet op te geven. De rantsoeneering
deed haar intrede, óók in ons land, en
binnenkort zal het grootste deel onzer
dagelijksche levens-benoodigdheden
betrokken zijn binnen den, vastomslui-
tenden kring van wettelijke voorschrif
ten, bepalingen en maatregelen. Ech
ter, ook hierbij ontbreekt een lichtzijde
niet zij is deze, dat algemeene last
in zekeren zin gedeelde last is, en dat
te weten, dat uw buurman er niet beter
noch ook slechter aan toe is, dan
gij zelf zijt, een der wijdst verspreide
menschelijke ondeugden, de afgunst,
hierbij ganschelijk teniet gaat. Meer
dan ooit gevoelt men dan ook in deze
tijden dat banden der gemeenschap ons
aller bestaan omvat houden meer dan
ooit moet elk onzer zich een deel van
het geheel gevoelen.meer dan ooit
lost zich het individueele leven op in het
leven der menschengroep, die volk, in
dit geval het Nederlandsche volk heet.
Aldus vinde elke nieuwe tegenslag
ons allen sterker in de eenheid, die wij
temidden der volkeren-groepen uitma
ken aldus vinde elke nieuwe dag van
beproeving ons sterker om, wat ook
ons o,p de schouderen gelegd wordt, te
dragen met de veerkracht eener natie,
die, getuige onze vaderlandsche histo
rie, nooit grooter vastberadenheid en
onbezweken doorzettingsvermogen aan
den dag gelegd heeft, dan in de tijden
dat het water ons als het ware tot de
lippen was gestegen. Zoover is het nu
nog niet, en de groote vigilantie onzer
regeering in aanmerking nemende, zal
het hopelijk zoover ook niet komen.
Maar ook, al zou de toestand niet veel
nijpender worden dan hij nu reeds is,
dan, ook is de beproeving aan ons land
en zijn bewoners opgelegd verre van
gering te noemen. Zelfs is zij voor velen
onzer, om zoovele bijkomstige redenen
van minderen welstand, reeds al te
zwaar te achten.
Mogen, daarom zij, die zich thans
vaster dan ooit door de banden der ge
meenschap aan hun geboortegrond in
het kleine, dierbare vaderland ver
knocht gevoelen, ten deze bedenken,
dat zoo zij door gelukkiger omstandig
toch groote eere bewezen.
Ja.
Iedereen spreekt van onze krone...
Ze was schoon ook, hé Mathilde
'k Heb ze niet goed gezien.
Wat, niet goed gezien Dan moet
je dezen noen nog eens naar 't kerkhof
gaan.
O, ik zou niet kunnen..., neen, ik
zou niet kunnen, Jeanne
Luid klonk eensklaps de bel.
Wie kan daar zijn vroeg Ma
thilde.
Ik zal wel eens gaan zien, zei
Florent haastig, want hij wilde het al
leen blijven, zelfs van eenige oogen-
blikken, met Liefrinks dochter nu ver
mijden.
Een groote kerel stond voor de deur,
netjes maar wat zonderling gekleed.
Good morning zei hij met zware
stem. Mister Uitenhage..
ja, die woont hier. Maar vader is
niet thuis.
En mother
Moeder wel.
Madam Uitenhage kwam in de gang.
Ze scheen diep ontroerd.
Heere... die stem stamelde ze...
Ja, 't is Pierre
Emilie kreet de vreemdeling. Hij
stapte binnen en kuste haar.
Terug
Jes... back... a trip... Een reis
naar Vlaanderen
Florent (keek beiden vreemd aan.
Jen onkel, zei zijn moeder. Jen
heden, daartoe bij machte zijn, zij zich
te kwijten hebben van de ernstige plich
ten, waartoe de banden deT gemeen
schap hen roepen, om Zooveel doenlijk
hulpe en verzachting van rampspoed te
brengen aan hun minder bevoorrechte
landgenooten.
Van een directorate rede.
Er is een Homerisch gelach opge
gaan, waarlijk (benijdenswaardig in de
ze donkere dagen. Wat de oorzaak er
van was, is spoedig verteld. Zooals be
kend staat aan het hoofd van de Neder
landsche posterijen en telegrafie een
oud^militair, die op dien post is neer-
gewaaid, waar hij thuis is als kat in
Jeruzalem. Sinds een paar jaar slooft
hij zich uit om Sets van de post- en
telegraafzaken te weten te komen, het
geen, hij zittende op zijn bureaustoel
in het gebouw aan de Parkstraat vol
voert. Van den dienst heeft hij geen
tittel of jota verstand. Aan de groote
kantoren bracht hij vliegende visites,
waarbij zijn oogen angstig dwaalden
als die van de zooeven genoemde
poes. Natuurlijk zal hij ijverig rappor
ten en verslagen (hebben nagesnuffeld,
hetgeen volmaakt strookt met zijn her
komst ais militair verperkamenteerde
inktkoelie.
Terwijl het algemeen bekend is, dat
deze man in 4 jaar nog niets van den
dienst af weet, er nog niet de flauwste
notie van heeft, heeft hij zich verstout
een redevoering te gaan houden over
„de vrouw als ambtenaar bij posterijen
en telegraphie". Zelden is een redevoe
ring gehouden die zoo wordt uitge
lachen als deze, want nimmer stond een
rede verder af van de werkelijkheid en
droeg ze meer het karakter van leuter-
gepraat.
Over het algemeen was de heer Al-
tinn van Geusau niet slecht te spreken
over de vrouw als ambtenares. Ze is
meer ziek, ze maakt zich minder aan
vergrijpen, dienstfeilen enz. schuldig, ze
is beleefder en ijveriger. Dat het eerste,
het hoogere ziekte-cijfer op de mannen
drukt, verzweeg hij.
Maar wat hij heelemaal verzweeg
was hoe desorganiseerend de vrouw
op den dienst werkt, niet omdat zij
minder goede eigenschappen heeft,
maar wel omdat zij „lak" heeft aan den
dienst zoodra zij een huwelijk in het
zicht heeft en met heel veel genoegen
den heer Staat in den steek laat wan
neer heer Gemaal haar roept.
.Heer Gemaal nu pikt er de „blom-
migste" uit en heer Staat blijft met het
uitschot zitten. Het ergste is echter
dat het groote verloop onder het per
soneel moet worden aangevuld met
jonge krachten, die nog niets kennen.
Hadden wij in Augustus 1914 niet
zooveel vrouwen gehad op de kantoren,
zoo betoogde de heer directeur-gene
raal, dan zou de dienst niet zoo regel
matig kunnen zijn voortgezet. Uit de
onkel Pierre, die in Amerika was
And that is your son Maar ja,
ik moet Vlaamsch spreken. Je zoon,
my nephew
Ja, m'n zoon Florent,
En Mathilde
Die is in de kamer... maar kom
binnen, Pierre O, je weer te zien Je
zijt al zoo lang weg
Fifteen... vijftien jaar
En seffens herkende ik je stem,
't was of nt'n harte opsprong. M'n eeni
ge broer
En de jongste, waarvan je bijna
moedertje was, hé Emilie
Oom Pierre werd aan Mathilde en
Jeanne Lieftink voorgesteld.
Hij zette zich neer in Uitenhage's ze
tel en zijn zuster nog eens goed aan
kijkend, hernam hij
Ja, vijftien jaar is lang. je zijt
veel veranderd.
En gij ook, Pierre
Een hard leven Maar nu stel
ik 't goed. En iik kom zoo onverwacht.
Dat ging zoo at once in een keer
'k Moest naar Belgium. En nou ben ik
hier... Gisterenavond te Antwerp aan
gekomen. ik dacht eerst een wire. een
telegram te zenden... maar ik wilde je
verrassen.
En hoe (gaat het met Adèle
AU quite well... Adèle en de kin
deren... drie big boys... quite gezond 1
'k Had ze allen willen meebrengen...
maar Adèle is bang van d'Ocean... 't
groote waterWell, well, fifteen
onmiddellijke deskundige voorlichting
is ons bekend geworden dat de slech
te gang van zaken in Augustus 1914
juist het gevolg is... van de aanwezig
heid der vrouwen. Zij waren slechts
voor enkele werkzaamheden te gebrui
ken en zoo overstuur dat zij haast ort-
brulkbaaf waren.
Zoo zouden wij kunnen voortgaan
iederen zin uit te rafelen, want in iedere
zin schuilt een onjuistheid.
Wij hebben ons uitvoerig en nauw
keurig op de hoogte gesteld bij perso
nen uit den actieven dienst en hun al
gemeen oordeel over de rede was, dat
ze één aaneenschakeling van onjuisthe
den ennonsens was.
Onze zegslieden konden bijvoorbeeld
niet anders dan „nonsens" noemen wat
de directeur-generaal beweerde toen
hij zeide, dat het niet-dienstiplichtig-
zijn van de vrouwen een voordeel is dat
tegen haar meer-ziek zijn opweegt. De
dienstplicht van de mannen is slechts
een kwestie van vervanging de voort
durende, altijd onverwacht opkomende
ziekte van de vrouwen maakt alle or
ganisatie onmogelijk en stuurt geregeld
den dienst in de war.
Ook vergat de redenaar te zeggen
dat ai die ziekten zeer drukken op de
mannelijke ambtenaren.
Onwaar noemde men ook de bewe
ring dat de vrouwen niet meer simulee-
ren en aggraveeren. Vooral het laatste
doen ze schandalig veel.
Voorts achtte men de rede een zeer
ernstige aanklacht tegen... den direc
teur-generaal zelf. Terwijl hij betoogde
dat de ongeregelde dienst een groot
nadeel is en zeer uitgezet, bleef hij vier
jaar in gebreke er iets aan te doen, dat
de ambtenaren met den ongeregelden
dienst acht uur per dag dienst doen en
de ambtenaren van de rustige admi
nistratie er slechts zes werken. En
deze laatsten doen ook geen nacht
dienst. 't Is waarlijk geen hapje 's mor
gens om vijf uur door de felle kou naar
het bureau te tippelen Wat weet een
directeur-generaal ervan, die 's mor
gens om half tien met zijn gratis-tram-
kaartje naar zijn bureau rijdt en nog
nimmer een minuut heeft ondervonden
wat de dienst eigenlijk is
Toch was men zeer in zijn nopjes
over de rede en wel om deze zonder
linge reden dat men nu eens weet wat
er rondspookt in het hoofd van den op
persten chef. Men heeft nu duidelijk
kunnen ervaren dat hij... er niets van
weet niet alleen, maar dat hij vrijwel
alles verkeerd, weet. Scherper wapen
dan dit heeft men thans tegen een be
noeming van een militair als chef, om
dat nu duidelijk gebleken is dat zoo
iemand na vier jaar wel de vrijmoedig
heid blijkt te bezitten om over den
dienst zijn licht te laten schijnen, maar
de zelfkennis mist van te kunnen begrij
pen dat zijn rapporten en verslagen-
kennis absoluut geen waarborg biedt
voor het kennen van de werkelijke toe
standen en verhoudingen.
Deze reden achtte men een blunder,
een groote blunder. Het eenige waar
mede hij zijn prestige kon ophouden,
was door zich te hullen in een waas
years... a long time En hier ook ail
well, Emilie
God zij geloofd, ja.
Dit antwoord deed Florent pijn. Moe
der kende den toestand niet.
Jeanne had eeniigen tijd gezwegen.
Madam Uitenhage, 'k wist niet,
dat gij familie liadt in Amerika, zei ze
dan.
Ja... een broer.
Vader moet dien ook kennen dan
Your father? Wie is that? vroeg
de bezoeker.
Mijnheer Lieftink, schepene.
Ha, boer Liefrink. O yes. nu weet
ik het. Narje Lieftink was your grand
father Ja, ja... je grootvader woonde
op 't Beukenhof... en later is de zoon
er gekomen. En gij zijt z'n dochter
't big girl
Wat zeg je? vroeg Jeanne wat
geërgerd.
Dat je een struiseh vrouw,mensch
zijt Ja, ja, ik ken m'n Vlaamsch nog
wel. 't is goede lucht op 't Beukenhof.
En de kost... ze lachen wel eens met
de pap en de stuiten en 't spek van de
hoeren, maar gij bewijst weer, dat ze er
kloeke menschen mee kweeken. En dat
moet ook, voor 't werk op 't land, hé
Ik werk niet op 't land, antwoord
de Jeanne .beleedigd.
Een groot meisje.
(Wordt vervolgd.)