BÜ rbbbbt bestaat uit 2 bhdeii Eerste Blad. DE HAND. 8 JULI IVO. 159 1916 5= iltfinFina f. HIK Bi fiiiS Jr., l\tm Sarki 58, fiiisiitgn. IslÉti intifi. !l ?if»6|b1 deüilijb, lüggzseiiri n Mn sipsiü ifltsii giristiüjkc fmi&p Zomertooi. FEUILLETON Brieven uit de Hofstad Vrijwillige Landstorm. VLISSIINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor VHssingen en de gemeenten op Walcheren/1.3# p?i drie maanden. Franco door het geheels rp f 1.98, Voor Belglï S.2© Voor overige landen der Poat-Unle 3.38 Afeonderlpe nummers S cent m ADVERTENTIEPRIJSVan 1—4 regels C.4C j voor iedere regel meei SC ces Driemaal plaatsen wordt fawraaai berekend. E| abonneaKar speciale Reclames 2® ct. per regel Dlenstaaabtedlngess en •aanvragen S ct. per regel Ue'ibonnés, in 't bezit eener A A Affegalden b| levens- Ff Pf A gulden bg dood A A Aaiden b| verlies |l A gul den bg verlies A A gulden bg verliet A ("fguiden bg verliet aolis, zgn GRATIS verze- II 1|| lange ongetchilct- All door jSIIII van een hand, |A|| van gglll vaneen Jf<% van eiken herd tegen ongelukken voor: MvUUt held tot werker, g wij een ongeluk ÖUv voet oi oog l^lv een duim AUU wgsvlnger &é%g anderen vinger. Sas» sHkMrlsgaa wto VEWPOBBELP lekl»» wmkwb», voof«t«g m galklg piMUka.ls, m c»g«lak bnfcnas» op lui», keet «i trsi. D» iHtwnrteg wmrti gwiwrfegrgd daar „Bili, fflg, Pt.uk, Bssk" l« Sebl«?s Sedert korten tijd heett de zomer- gang in zijn dagelijkschen tocht langs het firmament zijn hoogste punt in den jaartocht bereikt en geleidelijk, onmerkbaar eerst, doch dra duidelij ker en duidelijker, gaat het weder naar omlaag, en treden de kortere dagen op den voorgrond. Doch daar is thans nog weinig sprake van, ge lukkig, want licht is leven en leven is in zijn diepste wezen geluk. Al thans zoo behoort het te zijn voor ieder onzer, al zijn er helaas velen, die het leven niet van de gelukkigste zijden leerden kennen. Maar de natuur, die vrij van men- schelijken invloed ongestoord haar gang gaat en hare gedaante wisselt, naar gelang van ieder jaargetijde, de natuur heeft thans haar schoonste kleed zich om de schouderen gewor pen en prijkt en praalt met haren immer grootschen zomerdos. Tot dusver heeft zij ons dit jaar overi gens nog niet verwend Zomermaand ging henen reeds en liet een her innering aan koude regendagen achter, zoo erg als de weerkundigen ons zeggen, dat het in bijkans een halve eeuw niet geweest is. Tot 1849 .moei men teruggaan, volgens de meteorologische waarnemingen, om een zóó koude Junimaand te kunnen aanwijzen, als wij achter den rug hebben, en Juli heeft zich nog niet zoo heel veel beter ingezet. Het onze leden beschuttend overkleed is nog niet voor geruimen tijd wegge borgen kunnen worden. En toch, het is Zomer. Vraag het de als altoos rijke bloe menweelde, die thans veld en gaarde in een eindeloos varieerend kleuren gamma tooitvraag het den landman, die zijn akkers en landouwen ziet baden in den koesterend-warmen dampkring van den vollen zomertijd vraag het den stedeling, wien het bijwijlen nu te eng wordt tusschen de steenen gevaarten zijner woon plaats, wiens hart van vreugde po pelt bij de gedachte op vrije namid dagen de rijkbegroeide wegen naar buiten te volgen en van het natuur schoon volop te genietenvraag het de vogelen, als zij zich, vlug als de winden langs het hemelblauw rep pen en in de heldere lucht hun vrijen vogelzang doen hooren, vraag het aan allen en alles of het nu waarlijk zomertijd is, en een beamend ant woord wordt uw deel Laat ons derhalve niet te zeer de gedachte kwellen, dat wij den zomer Roman van Reinhold Ortmann. 65). —o— (natril rerïiiti.) En zoo hadden ze dan in de ge bruikelijke volgorde de voornaamste bezienswaardigheden in oogenschouw genomen, hadden in een voornaam restaurant gegeten en waren des avonds naar de opera geweest, waar bij Erich hattelijk verlangde, dat dit bezoek het einde van zijn martelaar schap van dezen dag zou zijn. Maar hij had niet gerekend met de onver stoorbare levenslust van zijn jongen gast. Nu gaan we nog naar een net wijnhuis,verklaarde de onverzadigbare krijgsman, waar men gelegenheid heeft het hooggeroemde Berlljnsche nacht leven waar te nemen. U ziet er wel 'n weinig vermoeid uit, beste doctor, maar een koit urntje kan u mij, ar men hulpeioozen vreemdeling toch nog offeren. Het was onmogelijk, de beminne- tijd wat warmer, de zomerzon wat milder, de zomertooi wat rijker ge hoopt hadden Iaat ons niet verwijlen bij het onvervuld gebleven „betere", waar we het „goede" immers maar voor het grijpen hebben, het goede, dat elke zomertijd aan mensch en dier en plant schenkt, om straks in den strijd van weer en winden, van grauwe dagen en lange nachten, van regen, mist en vorst over genoegzamen levenslust en levenskracht te kunnen beschikken. Laten wij ons daarom niet de vreugde vergallen van dezen hoogtijd der natuur, die aan een iegelijk genot schenkt, wiens oog nog voor het schoone vatbaar is, wiens hart nog ontvankelijk bleef voor reine genie tingen. Helaas, er zijn er, die nim- mei in dit schoone het ware behagen vonden er zijn er, die de nare kwel geesten der dagelijksche zorgen en beslommeringen niet voor een poos van zich af woten te schudden, om, al is het maar voor enkele stonden, geest en lichaam in het verfrisschend bad te dompelen van zomerlicht en zomergeur, van heldere vergezichten en schaduwrijke dreven, gelijk een fiksche wandeltocht thans schenkt. Het is maar al te waar bovendien, dat de tijden er voor zooveien onzer niet naar zijn, om gemakkelijk een kwellende ongerustheid om het heden, een pijnlijke onzekerheid om de naaste toekomst, van zich af te kunnen zetten. Voor talloozen uit de breede kringen onzer Nederlandsche samenleving zijn de tijden er niet naar om aan zorg- looze opgewektheid te denken, ook al trad, vergeleken bij de somberheid van bijna 2 jaren, nu een betere pe riode in ons volksbestaan in. Daarbij komt, dat het hart, hoe ook de duur van den oorlog aan veel doet ge wennen, niet ongevoelig blijven kan bij de gedachte, dat nu weder op verschillende punten der vijandelijke fronten opnieuw een sterk verhoogd stadium van activiteit is ingetreden, waarin eiken dag, elk uur aan het leven van ontelbaren onzer medemen- schen een gruwelijk einde wordt ge maakt dat talloozen, die heden nog hoopvol en krachtig hun beste gaven aan de hen opgelegde taak wijden, wellicht morgen niet veel meer zijn dan een vormlooze, uiteengescheurde, onherkenbaar geworden bloedige massa lijken. Ja, ook voor dezulken werd het zomer, ook voor dezen tooide natuur zich met haar rijkste gaven, maar zomertijd brak slechts aan om hen te verslinden, om rouw te brengen over allen wien zij dier baar waren Het is de wereldrouw, die thans haar droeve wade over tal van volkeren spreidt, waardoor voor onvermengde vreugde geen plaats is in de harten der menschenhet zijn de tranen door miilioenen vrouwen en kinderen, moeders en weezen geschreid, die iflke vraag te weerstaan, en daar de luitenant niet had verzuimd, vooraf bij deskundige kameraden te infor- meeren, zag Erich zich tenminste van de moeite ontslagen, een geschikt lokaal te nsemen, wat hem, bij zijne tnlale onkunde op het gebied van het genieten van het ieven eener wereld stad vermoedelijk ook zeer moeilijk zou zijn gevallen. De groote, met kunstmatig wijn- loof versierde en met bonte lampions fantastisch verlichte zaal van het door den Oostenrijker genoemde wijnres taurant in de Leipzigerstiaat was reeds dicht bezet, toen de twee hee- ten binnentraden. Met moeite ont dekten zij nog een vrij tafeltje te midden van de bonte drukte van zwarte heerencostumes en lichte da mesblouses. Op het oogenblik, dat zij plaats namen, zei de vreemdeling snel Ik geloof, dat iemand u groet, doctor. En toen Roggenbach opkeek, viel zijn blik op een vriendelijk lachend vlasblond hoofd, dat zich vriendelijk tegen hem boog. Gerard Meuven zat tanelijk verbor gen achter een der breede pilaren, het oog der menschheid verduisteren en de zie! beklemd houden. Maar het is ook,-de onuitbluschbare vonk der hoop, die hoe ook bedolven onder de asch van verwoeste steden, dor pen en gehuchten, die hoe ook ver borgen onder de grauwe aarde, die de eenzame graven bedekt der hon derdduizenden in deze wereldworste ling gevallenen, nog altoos gloren blijft in het gemoed van allen, die aan een duurzame ontaarding der menschheid niet willen, niet kunnen gelooven, de vonk der hope, die eenmaal tot een vlam moge aan groeien, dra tot een vuur moge aan wakkeren en uitslaan, om nieuwen moed en nieuwe kracht te storten in de harten dier neerslachtigen, dier wankelmoedigen, dier moedeloozen, dier wanhopenden, kortom aan een betere toekomst der volkeren, dan uit het heden valt af te leiden. Evenmin als het in de natuur altoos winter is, evenmin kan de mensch heid in een voortdurende periode van vernielingen rouw gedompeld blijven ook voor haar rijst, vroeg of laat, na eiken tijd van doodschen aanblik en verkilling aller vreugde weder de zomerzon aan den oostelijken trans, en doet het al baden in de milde stralen van koesterende verbroedering der harten. Dan zal ook de mensch heid weder prijken, evenals de natuur het nu doet, met den vollen glans van haren zomertooidan ook zal na een eindeloos langen tijd van leed en zorgen, een tijd komen waarin meer dan thans kan worden genoten, onvermengd en met volle teugen, van wat natuur met miïöe hand nimmer nalaat op ons levenspad te strooien. Moge die tijd spoedig daar zijn Bureaucratie. Een verlies- De vrouwelijke urgentieraden heb ben een mannelijke evenknie gekregen, die hen in zeker opzicht nog over treft. Kwamen de dames na twee jaar tot de ontdekking, dat zij nog steeds een belangrijken plicht verzuimd had den, de Haagsche politie is na drie jaar tot een soortgelijke erkenning gekomen. Beter ten halve gekeerd, dan ten heele gedwaald, zegt het oud- vaderlandsch spreekwoord, dat echter slechts ten deele een vergoelijking mag zijn voor nalatigheid. Waar dat verzuim van de politie in bestaat We hebben verleden jaar wel eens iets verteld van het „stille strand", waar honderden tentjes dage lijks worden opgezet, die als kleed kamer dienst doen, teneinde velen de gelegenheid te geven zich in bad- costuum te steken. Op een goeien dag werd dat onschuldige vermaak door de politie verboden. Dat was éen van die vele domme daden, waar van nu eenmaal iedere politie het die den zolder van de zaal droegen en waarschijnlijk had hij niet geheel zonder bedoeling dit plaatsje uitge zocht. Want hfl was niet alleen. Een werkelijk knappe jonge dame, die Roggenbach aanzag voor een verkoop ster of eene machineschrijfster, hield hem gezelschap, en de wijnkoeler, waaruit uitdagend de zilverhals van eene champagneflesch oprees, ontwij felbaar, dat de jonge man zich op het glanspunt van een „genoegelijken avond" bevond. Gloeiend heet steeg een gevoel van toorn in Erich Roggenbach op. Had hem niet de aanwezigheid van zijn geleider daarin verhinderd, dan was hij waarschijnlijk zonder meer op den blonden jongen man toegegaan, om hem wegens zijn schandelijk verraad aan Traute Falkenhayn te rede te stellen. Gelukkig werd hij voor die dwaasheid bewaard door de omstan digheden, en moest hij zich er mee tevreden stellen, den onwaardige, in plaats van zgn groet te beantwoorden, een biik van de diepste verachting toe te werpen. Maar van dat oogen blik af had hg geen andere gedachte meer en hg hield het paartje achter geheim schijnt te bezitten. Het komi sche van het geval bleek al dadelijk de dienstdoende hoofdinspecteur, die belast is met het toezicht op het strand, had nog nimmer van dat ten tenleven gehoord, ja, kende zelfs den naam „stille strand" niet Onmiddellijk werd het verbod ingetrokken. Dit jaar begon het leven dan weer en nu is de politie tot de ontdekking gekomen, dat men een vergunning moet hebben om daar een tentje op te zetten. Dat verzuim haalt ze na drie jaar in Natuurlijk gaat dit weer gepaard met een ander verzuim en heeft de politie nagelaten daaraan eenige publiciteit te geven nien kan de wetenschap van die ver gunning alleen te weten komen op het strand. Als je je tentje hebt opgezet komt de „smerus" controleeren. Heb je geen vergunning dan laat hij je een uur tijd om die te gaan halen. Kom je op het politiebureau aan de Duin straat, wordt je toegelaten in een kamer waar vier meneeren zitten. De een leest in een boek, de tweede stopt juist zijn pijp, de derde verzorgt zijn nagels, de vierde zit met de hand onder het hootd. De chef van dienst mag vergunning geven voor één dag tref je den commissaris, dan mag die je vergunning geven voor éen week, schrijf je ten slotte een brief aan den burgemeester dan krijg je verlof voor een heel seizoen. Ziedaar de graditie van de politiemacht in beeld. Aange- j zien aan ieder die er om vraagt een vergunning wordt uitgereikt, is de dwaasheid van dat stelsel duidelijk gedemonstreerd. Men ziet hethet zijn niet alleen de dames, de leegloopende dames in den Haag, die naar beuzelarijen zoe ken om den tijd te dooden. Zij hebben collega's in de politie, die ook met haar vrijen tijd geen raad schijnt te weten. Het ergerlijke van het geval is, dat de politie verleden jaar aan het stille stand een slechte reputatie heeft be zorgd. Allen die daar geregeld kwa men kunnen verklaren, dat er nooit iets is gebeurd, dat niet door den beugel van fatsoen kan. Toen de politie in haar domheid een verbod uitvaardigde, riep de „fesoenlijke" menschheid uitzie je wel, dat het daar een rommeltje is, de politie heeft het„naaktloopen"al moeten verbieden. Door dit jaar een vergunningstelsel in te richten, drukt zij andermaal een cachet op het tentenleven, dat er niet op verdiend is. Enfin we zullen dit jaar de inmen ging van de politie moeten dulden. Het volgend jaar zal ze wel weer in verzuim zijn gelijk zulks pleegt te geschieden met bureaucratische inkt koelies gelijk de politie in een groote stad nu eenmaal is. Een ander praatje. De verkiezing voor Gedeputeerde den pilaar onafgebroken in het oog. Gedurende de eerste minuten bekroop hem de gedachte, dat hg den jongen man toch misschien onrecht aandeed. Het meisje kon immers zeer goed zgn zuster zijn, hoewel het restaurant eigenigk niet een van die was, waarin een gewetensvol broeder bg voor keur zijne zuster zou binnenleiden. Dech in dit lichtlevend BerlBn, vond men daar misschien niets in, en het ging in de groote, helverlichte ruimte ook werkeigk niets vrger en uitgeia- tener toe dan in een van de beste door de tgnste bezoekers uitverkoren Milnchener vastenavondcafé's. Mis schien werd hier of daar wat luider gelachen, dan de goede toon het ge- woonigk op een publieke plaats ge doogt, of dat soms welsprekende blikken en geestigheden van de eene tafel naar de andere vlogen, of dat een dozgn kelen flink mee instemde, wanneer het orkest op de estrade een bekend wgsje deed hooren. Maar inbreuk op het fatsoen en de goede zeden werd door niemand van al die hier waren om te genieten en vroo- ïgk te zgn, gemaakt. En als hg zelf in andere gemoedstoestand had ver Staten heeft in Zuid-Holland geen verrassing opgeleverd. Men was er aan zekere zijde bevreesd voor want het gerucht ging dat tegen den af tredenden vrijzinnige mr. Limburg een complot werd gesmeed om hem te doen vallen. Dat is niet geschied. De Haagsche wethouder De Wilde is tot lid van Gedeputeerde Staten gekozen. Zooals wij reeds vroeger toen van deze verkiezing sprake was, hebben geschreven, betreuren wij zijn heengaan als wethouder zeer. Het ware veel gemakkelijker geweest een ander lid van Gedep. Staten te vinden en de heer de Wilde aan den Haag te laten. Afgezien van de qualiteiten van de zen uitstekenden wethouder is het financieel ook een schadepostje voor den Haag. In onze gemeente bestaat de idiote instelling van het wethouderspensioen. Wethouder de Wilde krijgt nu 2500 gulden pensioen, niettegenstaande hij als lid van Gedep. Staten weer 3500 gulden salaris gaat ontvangen. De dwaasheid van dit pensioen komt nu eens duidelijk aan het licht. Trouwens ieder moet dat wel inzien. Minister Lely heeft wethouderspensioen, de heer van Sandick, secretaris van het instituut Diligentia eveneens en de rijke heer Simons, directeur van de Nederlandsche Vereeniging van ge meenten, dito. Noch Lely, noch Simons, noch van Sandick, noch de Wilde hebben ooit een betrekking behoeven op te offeren om het wethouderschap te aanvaar den. En zij zijn alle vier weggegaan omdat zij elders meer konden ver dienen. Ziedaar het wethouderspensioen in de practijk Inmiddels wij herhalen het dat wij ook om andere reden het aftreden van den heer de Wilde betreuren. Wie zijn opvolger wordt, is nog niet bekend. Er worden vele namen ge noemd, een bewijs dat er eigenlijk geen goede opvolger is te vinden. Waarschijnlijk zal ook de wethouder Jansen spoedig aftreden en dan is te wachten dat naast een rechtsche wet houder een sociaal-democratische zijn intrede zal doen in het dagelijksch bestuur onzer gemeente. Met hun tien leden hebben zij daarop stellig ten volle aanspraak. Eiber. „Afdeeling Vlissingen." De aanstaande week Donderdag avond 7.30 kazerne Willem III. Aan meten van kleeding en schoeisel. Allen present. Zaterdagmiddag 3.30 uurMidden- Reduit. De Commandant, A. W. TAPPER. keerd, dan zou Roggenbach het lus tige leven waarschgnigk met hetzelf de genoegen hebben aanschouwd, waarmee blijkbaar zgn metgezel van het Donaustrand er van genoot. Maar hg verkeerde niet in de stem ming, anderer vreugde te verstaan en mede te gevoelen. De aanblik van dezen Meuven was voldoende geweest de versche wonde in zgn hart op nieuw te doen bloeden, en al zgne zenuwen trilden in het verlangen, thans zekerheid te verkrijgen, of de man, wien Traute het heerigk ge schenk harer liefde waardig keurde, een trouweloos verrader en zooais Roggenbach hem in zijn binnenste noemde een ellendeling was. Een poos lang scheen het paartje ongetwgield een der schoonste en meest aantrekkelijke in de zaal, ern stig en in druk gesprek te zijn. Toen echter Meuven zijn glas ophief, om met de allerliefste vriendin te klinken, keken zg elkaar diep in de oogen, met een blik, zooais tusschen broeder en zuster niet wordt gewisseld. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1916 | | pagina 1