Eerste Blad.
DE HAND.
Op eigen kracht.
FEUILLETON
Brieven uit de Hofstad
j^o. 113 &>4m Jaargang - 1916
VLISSINGSCHE COURANT
ZATERDAG ztëÊÊÊït 13 MEI
ABONNEMENTSPRflSVoor Vllssingen en de gemeenten op Walcheren 1.30 ADVERTENTIEPRIJSVan 1 —4 regels 9.40 s voor ieders regel meer 19 esat
pe drie maanden. Franco door het geheeie rijk f 1.56. Voor BetgiS 3.20 Driemaal plaatsen wordt hwenaai berekend. BI aboassiaea; specials pr$»
Voor overige landen der Post-Unie 3.3S Afzonderijke nummers 3 cent iët' Reclames 30 ct per regel Dienstaanbiedlngsa es -aanvrage» 8 ct. per regel
Jjjjji: Firm F. VAN BE VELDE Ir., Ilaiei iarkt 58, Vtissingss. Tslelooe Initre. iO SpPPP^Ir Tirschiini dsgslijki, litgsieiiiri op Zendifl ia iljisiii«rkiadi EfcrliUlijfc» Irofeffi
!C7honn4s7iB't beril eener A AA A gulden bq levens-pyrf A gulden bq dood A A A gulden bq verlies^ p A gulden bq verlies 4 A A gulden bq verlies A gfgu.cen bq verlies
mIIi zijn GRATIS verze- #111111 lan8e ongeschikt- /All door <lll| van een hand, |A|| van 11311 van een Hl van eiken
Ltd 'tegen ongelukken voor: &(jfUU beid tot werken (11/ een ongeluk vUir voet of oog IvU een duim 1W wqsvinger cWw anderen rings?.
ms «Hkevrlagen worden VERDOBBELD Indien dn mrtnlinrden, noorzlnn uw geldig ylMtibnwl», nea ongnlali bnkoaini op train, boot oi trnw, Dn nlilwnrlng wordt gnwiorborga door dn „Holl. fllg. VonnS, Bnsk" to ScSla^n a
limuBiiaer bestaat uit 2 bladen.
gHW-UWil-tuui_m.Jw
Het groote boek der wereldgeschie
denis bevat op tal zijner bladzijden
menige wijze les voor het nageslacht
doch slechts een gerijpt oordeel en een
duurzame ervaring stelt zoowel de
menschen als de volken inslaat met
vrucht die lessen der historie ter harte
te nemen. Hoevele volken, hoevele
geslachten zijn dan ook in zulk oor
deel en ervaring te kort geschoten,
toen ook voor hen het uur der be
slissing sloeg, toen ook voor hen het
gewichtige tijdstip aanbrak, waarin
over het wel en wee van tijdgenoot
en nakomelingschap het lot gereed
stond zich te voltrekken. Bieden de
historie-bladen van tientallen eeuwen
daarvan voorbeelden te over aan, ook
de allerjongste bladzijde onzer we
reldgeschiedenis weet daarvan te ver
halen. Wij behoeven niet verder terug
te gaan dan tot den wereldoorlog,
die thans nog in volle kracht woedt
en de menschheid teistert, om in te
zien, welke gevaren vooral de klei
nere staten bedreigen, zoo zij op iets
anders steunen, op iets anders hun
staatkundig leven bouwen, op iets
anders hun onafhankelijkheid gronden
en bestendigen dan op eigen krachten.
-O, die lessen der allerjongste ge
beurtenissen op het wereldtooneel,
wat zijn zij leerzaam voor die slechts
leeren willenwelke rijpe vruchten
kunnen zij schenken aan die slechts
zich waardig toonen deze te mogen
en te kunnen plukkenWelk een
droeve, maar leerrijke, welk een harde
maar het inzicht verhelderende les is
vooral voor de kleine staten uit dezen
oorlog te halen. Immers zij leert ons,
dat geen enkele der kleine staten, die
zich in het oorlogsgeweld stortten,
hetzij ondanks zich zelve medege-
sleept, hetzij met opzet en bedoeling
aan den wereldkrijg mededoende,
thans nog bestaat, tenzij zuchtend
onder den druk van 's vijands voet.
Hoe zien wij het manhafte België,
zich aanstonds tot een tallooze malen
sterkeren vijand keeren, hopend en
vertrouwend, met vaste hoop en on
wrikbaar vertrouwen op de immers
aanstonds opdagende hulp zijner mach
tige bondgenooten, Frankrijk en En
geland Hoe zien wij het door leiders
en regeerders slecht bestuurde, maar
toch zoo dappere kleine Servië zich
in een wanhopigen strijd storten, vast
rekenende op de vervulling zijner
dringende bede om dadelijke» bij
stand van de zijde zijner groote Fran-
sche, Engelsche en Italiaansche vrien
den Hoe zien wij het fiere kleinste
Europeesche koninkrijk Montenegro,
trots op zijn nauwe vriendschap met
Rusland, gerust op zijn vermaagdschap
met het groote Italië, vertrouwend op
zijn bondgenootschap met Frankrijk
en Engeland, manmoedig standhou
den, maandenlang eerst tegen de Oos
tenrijkers, om daarna zich te verwe
ren tegen Oostenrijkers, Duitschers
en Bulgaren 1
België zagen we tijdelijk te gronde
gaan en geknecht, niettegenstaande
zijn heldenmoed en trouw aan plicht
en eerServië ligt weerloos bloedend
neder aan de voeten zijner overwin
naars Montenegro is uit de rij der
staten weggevaagd en in het land der
Zwarte Bergen huizen thans andere
scharen, dan de eigen landskinderen.
Dat alles zagen wij voltrekkenen
het einde van de droevige tafereelen
der jongste historiebladen is wel
licht nog niet daar. Ook Griekenland
als kleine natie, maakt thans een
tijdperk door, dermate gevaarvol en
onzeker, als het nog nimmer deed,
sedert het zich nog geen eeuw geleden
aan den knellenden Turkschen band
wist te ontwringen, en dreigt,doordien
het toegaf aan onrechtmatig beding
van de zijde van een der partijen,
ten slotte toch nog het slachtoffer
te worden van zijn, zij het ook nood-
gedrongen, toch met de waardigheid
van een volk niet overeen te brengen
concessies.
Indien wij dit alles goed aanschou
wen en overwegen, dan valt ons, zoo
goed als ook de andere nog neutraal
gebleven kleine staten, de les uit dat
alles te putten, niet moeilijk. Zij is
deze, dat het beste wat een volk,
hetzij klein of groot, te doen heeft,
wil het niet op een gegeven oogen-
blik in den maalstroom der gebeur
tenissen medegesleurd worden en on
dergaan, is, op niemand en op niets
anders te vertrouwen, dan op eigen
krachten en op eigen kunnen.
De ontwikkeling dier eigen krach
ten aan te kweeken, de uitbreiding
van het eigen kunnen te bevorderen,
de natie te maken tot een in haar
wezen en geledingen zoo sterk mo
gelijk geheel, dat is de les en de
roeping tevens, die meer dan ooit aan
de kleine staten thans wordt voor
gehouden. Ook Nederland heeft thans,
meer dan ooit, zulk een roeping èn
tegenover zich zelf èn tegenover de
wereld te vervullen.
Neerland's zonen en dochteren,
zonder onderscheid, zij dienen allen
daartoe het hunne bij te dragen. Dit
kan, door voor alles zich kind van
Neerland's bodem te gevoelen, en dit
gevoelen op alle wijzen aan te kwee
ken. Daartoe hebben wij slechts de
oud-vaderlandsche deugden in het oog j
even een woord ter nagedachtenis
spraken.
Dr. Bos was een bijzondere figuur
in de Tweede Kamer. In zeer vele
opzichten week hij van zijn medele
den af. Men zal zich herinneren hoe
hij lang vóór dat van pacificatie op
onderwijsgebied sprake was, reeds in
den geest daarvan sprak. Zeer vaak
geschiedde dit lijnrecht in strijd met
de beginselen van zijn eigen partij en
een tijdlang werd zelfs van het stel
sel-Bos gesproken, wanneer men het
over de onderwijs-aangelegenhqden
had. Ongetwijfeld was dr. Bos een
idealist en als zoodanig stond hij zeer
zonderling in de Tweede Kamer, waar
het idealisme al lang tot het verleden
behoort en het opportunisme hoogtij
viert. Misschien is het maar ge
lukkig dat dr. Bos nimmer minister
is geworden, want een minister moet
al heel weinig idealisme er op na
houden.
Niet alleen op onderwijsgebied was
de thans ontslapene idealist. Hij was
het ook op oeconomisch gebied. Wat
kon hij over oeconomische aangele
genheden met een vuur spreken en
wat rolden zijn woorden dan gemak
kelijk. Soms werd het ons angstig om
het hart als wij al die moeilijke vraag
stukken met zoo'n vaardigheid en
zoo'n gemak hoorden afhandelen. Was
dat alles wel zoo gemakkelijk en zoo
simpel Was dat niet getheoretiseerd
Het heengaan van dr. Bos is voor
de Tweede Kamer een zeer gevoelige
slag. Het peil van de bekwaamheid
der Kamer is' in de laatste tientallen
jaren gestadig gedaald. Met het heen
gaan van een man als dr. Bos daalt
het beslist weer wie er ook zijn
plaats zal innemen, want vóór alles
was dr. Bos een man met een gezond
verstand, dat menigmaal voor dwaas
heden de Kamer heeft behoed.
Wij hopen nu dat in elk geval voor
't openvallende district naar een eerste
kracht zal worden gezocht en dat
dit niet zal worden „weggegeven."
De Nederlandsche winkelweek trekt
in de residentie maar matig de aan
dacht. Het is eigenaardig dat het
doel ervan eigenlijk zoo weinig be
kend is. Misschien komt dit ook
doordat men dit doel niet duidelijk
doet spreken dan door leelijke eti
ketten met 't opschrift „Nederlandsch
fabrikaat," waarbij men nog de onhan
digheid heeft gehad de kleuren van de
Nederlandsche vlag verkeerd te
plaatsen. In het groote reclamebiljet
plaatste men de s van Nederlandsche
op z'n kop, wat ook al zoo'n akeli-
gen indruk van slordigheid maakt.
Kan men in Nederland nu nooit
eens iets organiseeren dat inslaat
Van het winkelbedrijf heb ik eerlijk
gezegd, nooit veel gesnapt. Dat ligt
natuurlijk aan mijn leek-heid op dit
gebied, maar pratende met winkeliers
heb ik toch vaak den indruk gekre
gen dat zij er zelf ook niet veel van
begrijpen. Het gebeurde herhaalde
lijk, dat ik hun het Warenhuis en
zijn handelwijze als voorbeeld stelde
en ik ontwaarde dan steeds dat zij
het zelfs beneden hun waardigheid
achtten van die methode kennis te
nemen.
Aan deze zijde wordt door de win
keliers zeer veel geld uitgegeven voor
reclame, en aan de andere zijde laten
zij de meest eenvoudige tegemoet
komingen tegenover het publiek ach
terwege. Zoo is in den Haag de
bezorging van de gekochte artikelen
meestal akelig slecht. Vandaag koop
je wat in een winkel en eerst den
volgenden dag tegen den avond wordt
het thuisbezorgd. Het trekt altijd
mijn aandacht dat de expeditie aan
jongenswordt overgelaten.En nu weten
wij allen, dat het slag jongens, dat
loopjongen wordt, allesbehalve van
het beste soort is. Ware het nu niet
beter aan de expeditie wat meer zorg
te besteden en wat minder uit te geven
aan kantoorpersoneel, dat toch maar
niets anders doet dan van het eene
boek in het andere overschrijven
O, ik onderschat de noodzakelijk
heid van een goede boekhouding niet,
maar ook hier treft het weer dat men
in sommige zaken een massa perso
neel achter bureaux ziet zitten, terwijl
de belangrijkste tak van dienst, de
expeditie, aan opgeschoten straat
jongens is overgelaten.
Keeren wij even op de winkelweek
terug. Het is een fortuintje geweest
dat H. M. de Koningin lust gevoelde
enkele etalages te bezichtigen. Daar
door is althans de aandacht op het
doel van de „week" gevestigd.
Bijzonder excelleerende etalages
zijn niet te aanschouwen geweest. Er
wordt in de residentie over het alge
meen veel zorg besteed aan de eta
lages en vandaar dat het niet moge
lijk meer is iets heel buitengewoons
te laten zien. Hetgeen niet wegneemt
dat zij ditmaal allen hun beste beentje
hebben voorgezet en het ditmaal een
bijzonder aangenaam werkje is eens
langs de winkels te slenteren. Over
het algemeen staat men in ons land
sceptisch tegenover de talenten van
de Nederlandsche industrie.
Dat scepticisme zal waarschijn
lijk en naar wij hopen
door de winkelweek zeer zijn ver
zwakt. Wat weet ten slotte het pu
bliek van de industrie Het kan de
meeste menschen heel weinig schelen
waar het goede van daan komt als
het maar goed is en niet duurder
dan het andere dat even goed is.
De beste reclame is de goede hoe
danigheid en ook de Nederlandsche
industrie bedenke, dat alle reclame
ten slotte niet helpt, indien de waar
Roman van Reinhold Ortmann.
21.) —o— (HalruS TiRiiH.)
Maar toch kon hij er niet toe ko-
min, zijne houding te veranderen.
Hij gaf slechts korte en verwarde ant
woorden op hare opmerkingen, en toen
eindelijk andere gasten naderden, tot
wie Traute Falkenhayn zich wendd«,
toen was hq overtuigd,hare vriendschap
voor altoos te hebben verspeeld. Ter
wijl hq zich terugtrok in een der
vensternissen, die half verborgen wa-
'en achter zware portlères, hoorde
Wj, hoe men haar drong een lied te
zingen doch het bereidde hem wer
kelijk smait, te moeten zien, hoe dok
ter Römhild zich nu bevond in de
groep, die haar omringde. Ofschoon
haar gelaat zeer ernstig stond, luis
terde zij toch biqkbaar opmerkzaam
haar al, wat hq haar met zijn vrien-
ieiqksten lach vertelde. Terstond
daarna klaarden hare trekken op juf-
houw Llssy Delvendal, die Roggen-
bach tot nog toe niet had gezien, was
naast haar gekomen, en het was haar
gemakkeiqk aan te zien, dat zq eene
van hare gewone plagerijen op de
lippen had. Roggenbach zag ook den
bankdirecteur die in gesprek met de
dame des huizes naderde. Samen
trachtte men Traute biqkbaar tegen
haar zin aver te halen om iets te
zingen en een lachend „bravo bravo"
weerklonk-, toen zij nu werkelijk naast
den pianist met de lange lokken plaats
nam.
Het was eer. eenvoudig liedje, dat
zq zong, eene van die eenvoudige
en innige volkswqzen, zooals in den
laatsten tijd weer zoo 'grooten op
gang maken. De stem had geen groo
ten omvang, en honderdmaal was de
privaatdocent in de gelegenheid ge
weest, dezelfde wgze beter en mooier
te hooren zingen. Wat echter zqn
hart sneller deed jagen, wat hem
meesleepte en aan al zqne waarne
mingen, aan de tastbare feiten deed
twqtelen, dat was de uitdrukking van
het gelaat der zangster, de wonderbare
bezieling van deze reine, schoone
trekken, die elke stemming van het
lied zoo zuiver weerspiegelgden.Neen,
te vatten, en ons daarnaar te gedra
gen. Taal en zeden moeten van de
verbastering en de ontaarding door
buitenlandschen invloed daarin ge
bracht, gezuiverd worden niets ver
slapt den vaderlandschen geest zoo
zeer ais het averechts en geheel on
verdiend bewonderen van alles wat
van vreemden bodem stamt.
Van oudsher is het Nederlandsch
gemeenebest de bakermat van gewe
tensvrijheid geweestvan oudsher is
de vrijheid die ons in het bloed zit,
de moeder geweest, die aan een reeks
geslachten van vrije zeevaarders het
aanzien schonk. En nóg ligt op de
vrije zee, in vrijen handel, ons natio
naal bestaan en toekomst.
Op eigen kompas te varen, het
heeft onze voorvaderen nimmer be
rouwd, en het zal het ons ook niet
doen, ook niet in het staatkundig
leven. Daar vooral, in onze verhou
ding tot de andere staten, moeten
wij vrij blijven van „vreemde smet
ten," moeten wij noch naar rechts
noch naar links omzien, doch recht
vooruit ons den weg bereiden, dien
wij naar eer en geweten, naar plicht
en welbegrepen eigen belang hebben
af te gaan. „Stelt op prinsen geen ver
trouwen" staat nog altijd in het Boek
der boeken, niet alleen voor ons per
soonlijk, maar ook voor ons als natie
geschreven. En België, en Servië en
Montenegro, die wél op „prinsen"
hun vertrouwen bouwden, zij zijn
ons even zoovele leerzame voorbeel
den, om niet in dezelfde fouten te
vervallen. Daarnevens moeten wij,
gelijk wij thans doen, onze slagvaar
digheid onverminderd handhaven en
zoo noodig versterken, hoe omvang
rijk ook de offers zijn, aan ons allen,
hetzij finantieel als anderszins daarbij
opgelegd.
Want wanneer de kleine staten
zooveel als ^binnen hun bereik ligt
garanties willen hebben, om te kun
nen zijn en blijven, die zij zijn en
willen blijven, dan helpen geen af
spraken en zijn zelfs bondgenoot
schappen van onnutdan is de beste
waarborg, gelijk van ouds bewezen
en thans maar al te zeer opnieuw
gebleken is, deze te steunen op niets
anders dan, tot zoo hoog mogelijk
opgevoerde, eigen kracht.
Dr. Bos. De winkelweek.
Er is in de afgeloopen week in
aile bladen de grootst mogelijke hulde
gebracht aan den man, die nu juist
een week geleden aan de „politiek"
ontviel. Wij behoeven niet uit te
weiden over de verdienste en de be-
teekenis van dr. Bos, doch wij zou
den toch ons naiatig gevoelen, indien
wij in onzen brief uit de hofstad niet
deze oogen, die zoo klaar en diep
schenen als een bergmeer, zq konden
niet liegen 1 Machten ook de feiten
nog zoo luide spreken, een enkele blik
in dit schoone meisjesgelaat had al
les in het niet doen verdwqnen.
Wel werden in het oogenbiik, waar
in de laatsie zachte toon van den
vleugel wegstierf, men overal bqval
betuigde en zich gelukwenschend om
Traute Falkenhayn drong, ook de
verwarrende, kwellende vragen van
den twqfel weer in hem wakker, op
welke hq toch geen antwoord kon
vinden. Slechts een woord van Traute
zelve had het raadsel kunnen oplos
sen en vanwaar zou hq het recht
nemen haar te ondervragen 1
Men werd uitgenoodigd, aan de
klein tafeltjes plaats te nemen, die
voor een geïmproviseerd avondeten
waren neergezet. Roggenbach wilde
van de gelegenheid gebruik maken
om zich onopgemerkt te verwgderen,
hem leek de drukte om hem heen
toch plotseling onverdrageiqk onbe
duidend en nietig. Maar halverwege
hoorde hq zich door Ludwig Falken
hayn aanroepen. De bankdirecteur be
vond zich biqkbaar in de beste stem
ming, en indien hq misschien de
ernstige stemming van den privaat
docent bemerkte, sloeg hq er toch
geen bqzor.der acht op.
Het doet me plezier, dat ik u
een goed vriend van mqn familie kan
voorstellen, doctor, zei hij. Dokter
Römhild Doctor Roggenbach 1 Maar
de heeren schqnen elkaar reeds te
kennen
Lachend had de arts Roggenbach
de wèlverzorgde rechterhand toegesto
ken aan welks pink een brillantring
van opvallenden vorm schitterde.
Inderdaad ik had reeds bet
genoegen, zei hg kalm, hoewel het
een weinig genoegeiqke aanleiding
was, die ons samenbracht. U hebt
zich hier aan de universiteit verbon
den, naar ik gehoord heb
Zq wisselden eenige onbeduidende
woorden, waarna Roggenbach ver
klaarde, dat hq door eene dringende
afspraak) genoodzaakt was terstondl
heen te gaan. De noodleugen vier
hem zwaar genoeg, doch geen des
twee anderen scheen er biqbaar iet
bevreemdends te vinden. Römhild zag
op zqn horloge.
Dan ga ik met u mee, zei hq.
Ik heb nog een zieke te bezoeken,
wat ik niet kan ultstellea en wij kun
nen misschien een eind samengaan.
Zq namen afscheid van den direc
teur van het ministerie en zqne echt-
genoote, en terstond daarna stond
Roggenbach nog eenmaal tegenover
Traute Falkenhayn.
Als met een ernstige, stomme vraag
zag hq haar blik op hem gericht,
maar hq kon haar evenmin de ver
klaring van zqn zonderling gedrag
geven, als hg het in zqne macht had
zqne houding tegenover haar te wq-
zigen. En hq ademde eerst bevrijd,
toen hq aan de zqde van den arts de
breede, met tapqten belegde trap af
daalde.
Op straat stak Römhild, die tot
zoolang zeer stil was geweest, een
sigaar aan. Nadat hq een paar maal
den rook in dichte wolken had weg
geblazen, zei hij in schertsenden be
schermenden toon:
Wat overigens de schrikkeiqke
vermoedens aangaat, waaraan u uit
drukking gaf aan Beiersdorf's sterfbed
het is natuuriqk precies zoo gegaan,
als ik vooruit gezegd neb.
(Wordt vervolgd.)