Eerste Blad. MiÉtn Wide. 13 ARRILr Mb, BltgiissdBfé si Mn ie atgiüBB i\ïmk Oirjsisüjki iiBfepi Mnmimer bestaat uit 2 bladen. "aEMEENTEBESTUUR FEUILLETON lief Laatste Woord. Brieven uit de Hofstad No. 90 54e %ljey&r^is.sig| 1916 VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Weieheren/I.30 pf drie maanden. Franco door het geheele rijk f 1.5®. Voor België 2.20 Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent i Firaa f. Vil Of HEIDE if Kleine M\ 58, Viiuiatn. ÏBiBlsoBlotue. 10 m ADVERTENTIEPRIJS: Van!~4 regel* ®.4© voor leden regel meer I® ceat Driemaal plaatien wordt fwecmaal berekend. B| abonnement speciale prgs Reclame* 2® ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen S cf. per regel oTabonn^-ileener AdfófUflgulden bij levens- gulden bij dood £tkffc[f%gulcien bij verlieaA gulden bij verlies J jRfogulden bg verlies ff gu.ccn by verlies ST# 'GRATIS verze- Jf 11 jjj g 11 lange ongeschikt- HS| S door -%| BS van een hand, van |||l| vaneen van eiken kerd 'tegen ongelukken veorLfUPU heid tot werken m een ongeluk voet of oog JLCJUP een duim JLUtJ" wjsvinger £JV anderen vinger. Cm Dllkeerlngeü worden VERDUBBELD indies de verzekerden, voorzien van geldig plaatvbewfa, een ongelak bekomen ep trein, bent al tram. De uitboeting wordt gawserbergd daar de „Rail. Alg. Vtriek. Bonk" la Sckladn Belasting wegens gebruik van openbaren gemeentengrond. Burgemeester en Wethouders der gemeente Vlissingen brengen ter kennis van belangheb benden, dat ingevolge art. 4 der Ver ordening, regelende de heffing eener plaatselijke belasting op het innemen, afsluiten of op andere wijze gebruik maken van, of het hebben van bij- rondere werken in, op of boven open baren gemeentegrond of wafer in de gemeente Vlissingen, in werking ge beden 9 Februaii 1916, de vergun ningen wegens gebruiK van openbaren gemeentegrond, verleend vóór genoemden da tum, zijn VERVALLEN dat houders van bedoelde vergun ningen, waaronder vallen de, voor het hebben van kelderlichten of ingangen, rijwielhekken, reclameborden, het plaat sen van stoelen, tafels en tochtscher men op trottoirs en het hebben van huisleidingen in openbaren gemeente grond, indien zij verlenging daarvan wenschen, zich per gezegeld adres moeten wenden tot Burg. en Wethouders, onder overlegging der vervallen vergunningen en onder eene nauwkeurige opgave vatu den grond, waarin pf het perceel ten be- noevê waarvan, de vergunning ver langd wordt. Vlissingen, 7 April 1916. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, J. P. v. ROSSUM Jr. PLAATSELIJKE BELASTING OP HET GEDISTILLEERD. Burgemeester en Wethouders van Vlissingen brengen ter openbare kennis dat bij Koninklijk Besluit dd. 21 Maart j'. no. 15 is goedgekeurd het Raadsbesluit dd. li Februari 1916 no. 14 tot heffing eener plaatselijke belasting op het gedistilleerd voor het jaar 1916, tot een bedrag van ten hoog ste f 17.50 per hectoliter van 50 per cent sterkte en overigens op dezelfde grondslagen, als laatstelijk zijn vast gesteld bij Raadsbesluit dd. 21 De cember 1906, goedgekeurd bij Konink lijk Besluit dd. 3 januari 1907 no. 3. Vlissingen, 14 April 1916. Burg. en Wetb. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, J. P. v. ROSSUM |R. 7.) -o- Hij kijkt in de richting, waaruit dit huldeblijk gekomen is, en aanschouwt dicht bij het tooneel, in een loge van den eersten rang, wier donkerroode draperieën van boven onder een kroon rijn samengevat, een jonge dame in een schitterend wit zijden kleed. Zij heeft de handen gevouwen en kijkt met glinsterende oogen en half geo- penden mond toe hoe Johannes den krans opraapt, raar hare loge opziet en herhaaldelijk diep buigt. De jonge man ziet daarop naar den kapelmee ster, die hem lachende toeknikt en ean het orkest een teeken geeft in het volgende oogenblik overstemt een luide fanfare de toejuichingen van het Publiek en valt er een regen :van bloemen voor den verbluften jongen man neder. Eensklaps echter over- dekt een doodelijke bleekheid zijn gelaat hg wankelt. Zijn ooren be Hoevele weken reeds staat een sterke Duitsche krijgsmacht te ram meien op de oostelijkste poort van het westelijke front, ten einde zich den toegang te verschaffen tot de heirwe- gen, die naar het hart van Frankrijk leiden Hoeveel stroomen bloeds heeft deze eene korte periode in den krijg van straks twee jaren duur niet reeds gekost en kost zij nog dage lijks, ja schier ieder uur Hoeveel levensgeluk is niet voorgoed in dien strijd rondom Verdun verwoest en staat nog elk oogenblik verwoest te worden Ontelbare menschenlevens, millioenen aan schatten gelds zijn, alleen op dit enkele punt van het honderden kilometers uitgestrekte slag veld, gevallen. En hoevele slagvelden, hoevele kilometers strijdlinie telt niet deze oorlog, waaraan geen einde schijnt te kunnen komen. Niet te kunnen komen, zoo wij ten minste het oor leenen aan de taal der diplomaten en der staatslieden. Immers zij staan nog allen even star en onwrikbaar op het standpunt door hen ingenomen, sedert het wereld conflict zijn verderfelijke intrede deed in de verbijsterde wereld. Zij zijn, althans in hun uiterlijke gedragingen en mededeelingen nog even vasthou dend aan het „oorlogsdoel" dan toen de strijd begon en voorzeker niemand den stand van zaken voorspellen kon, die thans na zoovele maanden zou intreden. Indien wij de jongste groote uitvoerige rede van den Duifschen ftijkskanseïier tot het einde toe heb ber. gelezen, indien wij volkomen kennis genomen hebben van de re devoering, als antwoord daarop, door den Engelschen eersten minister uit gesproken, dan mag in enkele details eenige andere zienswijze kenbaar ge maakt zijn, toch klinken over het ge heel uit beider uitingen nog precies dezelfde gevoelens en oogmerken als i nu bijna 21 maanden geleden. j Het groote nameloos leed der we- j reld schijnt nagenoeg geen ge- wicht in de schaal te leggen, noch j ook wanneer Von Bethmann-Hollweg spreekt van het „onschadelijk maken van Duitschland's vijanden, ten einde het Duitsche rijk een lange periode van vrede en rustige ontwikkeling zijner economische belangen te waar borgen", noch ook wanneer Asquith gewaagt van het nog immer onver zwakte „oologsdoel" der Entente- mogendheden vernietiging van het Duitsche militairisme. Beide regee- rings-voormannen, zoo wij althans hun woorden geloof moeten schen ken, meenen nog waarlijk, dat het zonder mirakelen mogelijk is, de een dat Duitschland zijn tegenstanders „onschadelijk" maken kan, de ander dat het Duitsche, in casu het Pruisi- ginnen te suizen, het is alsof zijne oogen vuur schieten. De intendant bemerkt de plotselinge verandering in zijiv voorkomen, geeft haastig het sein om het gordijn neder te laten en treedt op den jongen man toe om hem te steunen. De altzangeies heeft echter reeds de armen uitgestoken om haar beschermeling op te vangen en het nog altyd opgewonden publiek ziet nog slechts dat de jonge compo nist bewusteloos nederzinkt. Het bloed dat den armen jongeling over de bleeke lippen stroomt, ziet echter nie mand in de zaal, ook zelfs zijn moe der niet, die ijlings hare plaats heeft verlaten en haar zoon ter hulpe snelt. Ais johannes weder tot bewustzijn komt, ziet hij verbaasd rond, daar hij zich niet herinnert de kamer ooit gezien te hebben, waarin hij zich thans bevindt. Hij licht op een zachte sofa en ziet zijn bieek gelaat en zijn schitterende oogen in een giooten spiegel aan den wand weerkaatst. Op de stoelen liggen kleedingstukken en sieraden achteloos dooreen, ter wijl op een sierlijke toillettafel tal van fleschjes en doo2en staan, en een z ete bloemengeur door het niet groote sche militairisme te vernietigen is, hetgeen niet anders zou zijn, dan Duitschland van Ppisen los te ma ken, het Duitsche rijk te verbrokkelen en het derhalve tof de onmondigheid terug te voeren van uit den tijd vóór de groote eenheid. Alsof éen Duit- scher zoo iets, levend, zou toelaten. Zoo zien wij, over en weer bij de staatslieden, die het roer der gebeur tenissen in handen hebben nog niet de minste verandering van het een maal ingenomen Standpunt, waarop dan ook de eindelooze reeks bedroe vende en verbijsterende feiten van dezen alles vernielenden oorlog wei nig of geen invloed hebben uitge oefend. Ook bij de leiders van de krijgsverrichtingen, bij de generale staven in de legers der Entente en Centrale mogendheden, kan men er zeker van zijn, dat'geen andere mee ning, geen ander inzicht dan die hun ner regeeringen, door hen gedeeld wordt. Waar trouwens zonder de legerhoofden, waar hun generalen, waar hun onderhebbenden, waar hun legerscharen, den onverwoestbaren vechtlust, het schier bovenmensche- lijke uithoudingsvermogen, de schijn baar onuitputtelijke kracht, waarvan zij nog steeds blijk geven, van daan halen, indien het niet ware uit de voor hen onomstootelijke overtuiging, dat zij den vijand vroeg of laat zullen onderwerpen, en den harden voet zetten op 's vijands trotschen nek. En de voorgangers van al de staats lieden en krijgsoversten, de koningen en de keizers, de staatshoofden der halve, zien zij ne,jgjen zwaren en rampspoedigen öoriogsfijd, den stand van zaken thans anders in, dan eer tijds Heel diep in hun hart moge dat wellicht zijn, naar het uiterlijk, naar hun gedragingen in het openbaar te beoordeelen, is dit geenszins het geval. Ook zij geven door woord en daad nog steeds voedsel aan het denk beeld, dat hoe ook de krijgskans moge dralen, ten slotte de overwin ning aan hunne zijde zal komen en dat het einde van den krijg een vol slagen verpletterden vijand te aan schouwen zal geven. Indien dan noch de staatslieden met hunne parlementen, noch de militaire aanvoerders en strategen met hun legerscharen, noch de staatshoofden met hun keizerlijken, koninklijken of presidentieelen aanhang iets anders vermogen te zien, na al wat de wereld in deze eindelooze maanden doorleed, dan hetgeen zij als hun oorspronke lijk, maar metterdaad nagenoeg on mogelijk te bereiken „oorlogsdoel" zich voor oogen gesteld hadden, dan inderdaad is het hopelijk einde van een krijg, op dit oogenblik, verder dan ooit terug geweken. Echter, daar is nog een macht in elk der oorlog voerende rijken, die niet tot een der bovengenoemde categoriën behoort, vertrek verspreid is. Als hg het hoofd opheft, om nader te zien, waar hij zich bevindt, valt zijn blik op zijn moeder, die terstond op staat en zacht jes op hem toetreedt. „Waar zijn wij, moeder?" vraagt hg, terwijl hg bare hand vatzg Is koud als een dosde. „Bij uwe oude vriendin, mynheer Ulrich," zegt de altzangeres naderby tredend, als zg bemerkt, dat de stem de oude vrouw den dienst weigert. „Og zyt op het tooneel in onmacht gevallen, waarop men u hierheen in mijn kleedkamer heeft gebracht." Het overige verzwygt zy. Als Johannes zich echter opricht en eenige donkerroode vlekken op zijn kleeding bemerkt, vraagt hij hoe dit gekomen is. Spoedig heeft de zangeres een ver klaring hiervoor gevonden en zegt dan ook onbevangen „Ik kon u niet houden, toen gy bewusteloos inmyn armen nederzonkt en moest u wel laten vallen. Door den hevigen schok kreegt gij een neusbloeding." johannes laat daarop den blik door het vertrek dwalen en bemerkt eens klaps op een tafeltje by de deur een nochtans haar invloed overwegend kan doen zijn, indien de tijd en de omstandigheden daartoe leiden. Die macht, dat is de gezonde zin in elk volk aanwezig, en die welis waar tijdelijk het spoor bijster kan raken en door groote gebeurtenissen kan worden medegesleept, ten slotte, waar andere staatsmachten in gebreke blijven den juisten weg te hervinden, zijn oude rechten gaan hernemen en het laatste woord zal spreken, waar andere moeten zwijgen. Die gezonde zin is, indien wij het oor leenen aan de verschillende uitingen in tal van landen uit den boezem des volks opstijgende, onmiskenbaar aan het groeienverder groeiend uit leed en rampspoed, zal hij zich luider en luider doen hooren, en verkondigen, dat het einde van de onvruchtbare worsteling daar is. Reeds snakken millioenen en millioenen naar dat einde, zonder het anderen dan zich zelf te durven bekennen reeds doen zich zoowel in het uit zooveele won den bloedend Frankrijk, als in het op zoovele wijzen getroffen Duitschland, kenteekenen voor, dat de tijd nadert, waarop eik einde, hoe het ook zij, verkieselijker geacht wordt, dan deze gestadige en zekere doodbloeding van vriend en vijand. Indien wij aldus de teekenen des tijds niet misduiden dan zal, laat ons hopen in niet ver verwijderd verschiet, het Laatste Woord waarvan wij hier gewagen uit den boezem zeiven der volkeren, die thans elkander nog zoo fel bestrijden, opkomen, en zal aan de wereld blijken,dat hoe ook miskend en op dwaalwegen verdoold geraakt di gezonde zin der volkeren toch niet voorgoed kan versmoord worden. Moge dat woord dan spoedig klinken De gegevens." Lijn A. Het zou een merkwaardige verza meling kunnen worden, indien het mogelijk was aiie veronderstellingen, die geopperd zijn en alle voorspel lingen die gedaan zijn sedert en in verband met de onrustbarende be richten van den 31 en Maart bijeen te brengen in een boekdeel, dat voor het nageslacht bewaard zou blijven als een monument voor het flegma en de nuchterheid der Nederlandsche bevolking. Eigenaardig verloop heeft die on gerustheid. Nu twee weken vervlo gen zijn sedert dat fatale moment, is niet alleen de kalmte hersteld, maar is de overtuiging nog dieper geves tigd dan te voren, dat het gevaar voor ons land op het oogenblik al thans minder is of wordt. Waarop die overtuiging berust, is ons niet duidelijkwaarschijnlijk is ze slechts een reactie op den gespannen toestand, menigte bloemen, zgne bloemen, de zelfden die het vertrek met zulk een heeriyken geur vervullen. En zie, op een stoel daar naast ligt meer dan éen sieriyke krans, de eerste lauwe ren van zyn roem 1 Uitgeput legt hij het hoofd weer neder en sluit de oogen. Alles staat hem weder duidelijk voor den geest de stormachtige byvalsbetuigingen, de fanfares van het orkest, de in het wit gekleede dame, die hem den eer ten krans toewierp, en dan „Wie was die in het wit gekleede jonge dame in de hofloge vraagt hij aan de zangeres, ,die naast de sofa heeft plaats genomen. „Dat was prinses Margareta, die hier aan het hof gelogeerd is," ant woordt zg lachende. Mg dunkt, dat het een goed voorteeken is, mijnheer Ulrich, dat by uwe eerste kennisma king met de wereld eene vorstin u lauweren aan de voeten legt. Vindt ge ook niet voegt zy er aan toe, terwyi zy zich tot ]de oude vrouw wendt, die nog steeds de hand van haar zoon in de hare houdt gevat en die haar vraag slechts met een zwakken glimlach beantwoordt. die door de berichten was veroor zaakt. Gingen eerst de veronderstellingen uit naar het gebied van de toekomst, antwoord zoekende op de vraag wat er zou kunnen gebeuren, thans nu er maar steeds niets schijnt te gebeuren, zoekt men in het verleden en vraagt zich af wat er toch gebeurd kan zijn. De geheimzinnige „gegevens" die nu al 150 Kamerleden bekend zijn, wor den nog geregeld nagespeurd door allen wier nieuwsgierigheid niet te bevredigen is en die dus, wat dat aangaat, best lid der Eerste Kamer konden zijn. Het valt op dat in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar men de gegevens weet en kent, de stemming zeer merkwaardig is. Een algemeen scepticisme ten opzichte van de waarheid dier gegevens ligt in de wijze waarop de lastige vragers wor den afgescheept. In menig hoofd is reeds de booze gedachte verrezen of op dien gedenkwaardigen laatsten dag van de grillige maand Maart soms een heel kleine vergissing is begaan, of soms niet een oogenblik de be dachtzaamheid en de beradenheid de breinen van sommige autoriteiten in den steek hebben gelaten. Laten wij er maar niet verder op ingaan. Aan het verspreiden van booze geruchten doen wij liever niet mee, maar wij konden niet nalaten toch even te constateeren dat over die verschrikkelijke gegevens zelf zoo langzamerhand weer gegevens be ginnen te ontstaan die het vermoe den wekken, dat zoowel de gever als de begiftigde wat verder zag dan wellicht onder de gegeven omstan digheden noodig was. De Kamer leden blijven potdicht en degenen wier belang rechtstreeks aan de „ge gevens" verbonden is, eveneens. Maar toch het sijpelt aan alle kanten gegevens Langzamerhand begint het winter seizoen afscheid te nemen. De zo- mersche dagen zijn nog niet vele in aantal, maar 't verlangen naar warmte en lucht is al weer opgewekt. Jammer dat wij daarbij weer op bruin brood gezet zullen worden, al dus zou de cynische interruptie van den heer Nurks kunnen zijn. Voor zoover het onzen eigen indruk is, is het afgeloopen winterseizoen voor de theaters niet kwaad geweest. Ze hebben niet zoo sterk den invloed van de dure tijden ondervonden als men allicht zou verwachten. Jammer dat onze natie zoo weinig psychologen oftewel zielen-peuteraars bezitde tijd is zoo bij uitstek ge schikt voor psychologische analyses èn van de massa èn van de indivi duen. in al onze leekheid is het voor ons „Ik dacht, dat het mgne muze was," zegt Johannes half droomende. Het laatste, wat ik zag, was de in het wit gekleede verschijning, en toen zy verdween, was alles duister om mij heen." Een zacht kloppen op de deur doet hem stilzwygen, en het gryze hoofd van den kapelmeester verschynt om den hoek. Ais hy Johannes in het oog krijgt, die hem vriendeiyk toe lacht, komt hy de kamer binnen en zegt op den hem eigen onbehouwen toon„Nu, mgn jongen, dat heet ik gelukZoo iets had gg niet durven droomen, niet waar Ik zelf dacht ook niet, dat uw werk zulk een op gang zou makenDat in onmacht vallen moet gij echter nog afleeren, hóórMaar dat zult gy ook wel, als gy eens eenige keeren de vuurdoop hebt ondergaan, evenals wy, niet waar mevrouw de bedelares Na verloop van een half uur brengt een rijtuig den eenklaps beroemd ge worden componist en zyne moeder, omringd van bloemen en lauwerkran sen, naar hunne woning terug. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1916 | | pagina 1