CHAP" al" Lnte al Isek ea Bsl- 2000' Eerste Blad. :1s. per pond| agen J. LINDEBOOM,1 DEL. 26 FEBRUARI janimmei beslaat iiil 2 hlaJan. IERMAN. CLEMENTINA. Sprokkelmaand. No- 48 - 64© ^iaargang 2RWIEG jjjlgifefirma l fll Pt M Ir.. Kleins liarlil 58, girssinpn. Telsioai Inters. 18 "ÜMEENTEBHSTUUR >eleefd aan- FEUILLETON Brieven uit de Hofstad i^ia jchfhemden, pestoj kleeden, Servetten,! enz enz. ernefs voor Gordijnen I in. I Hervormdan, GA VOND 7 uur| Kerüï van Groningen. »ij S. W. DE SM! door een onder-officia j Zit- en Slaapkamer ran keuken voor een I cinderen. Brieven lelt Vliss. Ct." eekenstiften in étui'j en Architecten idem Militairen étui's mei rtlood. STDAGH's Boekhandel. een 1. u „Vliss. Courant". NG. luari m roemde \AD. -AU. UNING. |eit grove VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ2.30 per drie maanden. Franco door het geheele rijk f 1.50. Voor België 2.20 Voor overige landen der Post-Unie ƒ3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent ADVERTENTIEPRIJSVan 1—4 regels 9.491 voor iedere regel meer S* een. Driemaal plaatsen wordt twermaa! berekend. B| abonnement speciale pq* Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 9 ct. per regel ïirseliijnt dagaiijks, iltguiriirf eg hm n ilginut srkindi Obristiiijb Instdip J gulden bij levens- gulden bij dood QAjjfl gulden bij verlies A £4% gulden bij verlies A |Tk gulden bij verlies A ^gulden b$ verliet lange ongeschikt- door %|||i van een hand, |®T||| van 11111 vaneen van eiken ïerd 'tegen ongelukken voor: mUWI heid tot werken ff wU een ongeluk UuU voet of oog een duim A" f hJ" wijsvinger &dW anderen vings*. ~.fu ultkeerlngen worden VERDUBBELD Indien de oerzekerden, «oorzien «en geldig plaatsbewijs, eon ongeluk bekomen op trein, boot ot tram. Do oltkearlng wordt gewaarborgd door do „Molt, Alg, Varzek. Bank" ta Seb!«»!j>« \k abonnés, in 't bezit eener p0lls, zijn GRATIS verze- iNLEVERING BROODKAARTEN. Aan de bezilters van brood- en meelkaarten wordt te kennen gegeven, dat alie kaarten, geldende voor de maand Februari 1916, moeten wor den ingeleverd ten stadhuize op Dins dag 29 Februari van des voor middags 9 uur tot des namiddags 5 uur. Zij die hunne oude kaarten hebben ingeleverd zullen eene kaart, geldende voor de maand Maart 1916 ontvan gen, welke na inlevering per post zal worden toegezonden, terwijl zij die hunne oude kaarten uiet op den hierbij bepaalden tijd hebben ingele verd zich blootsteilen aan het niet verkrijgen eener nieuwe kaart. De inlevering geschiedt door het werpen van de kaarten in de in den gang van het stadhuis staande hiervoor bestemde mand. Zij, die geen regeeringsbrood ol meel meer wenschen te gebruiken, dienen op de oude kaart de woorden „NIET MEER" te vermelden, ter wijl zij die verhuisd zijn, mede ver plicht zijn hunne nieuwe woonplaats op de oude kaart mede te deelen. Op genoemden datum bestaat tevens voor hen, die nog geen regeerings brood of meel hebben tjebruiki, ge legenheid om in de T ROUWZAAL eene brood- of meelkaart te bekomen. Vlissingen, 25 Februari 1916. De Burgemeester van Vlissingen, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. BEKENDMAKING. Burgemeester en Wethouders van Vlissingen brengen, ingevolge art. 42 der Pand- huiswet 1910 (Staatsblad no. 321), Ier openbare kennis, dat bij hun be sluit dd. 17 Januari jl. no. 67/54, het welk in kracht van gewijsde Is gegaan, is ingetrokken hunne beschikking dd. 8 December 1911 no. 1006b/751- 1792, waarbij ANNA MARIA PALACHE, alhier, was toegelaten als houdster van een particu liere bank van leening in de benedenlocaliteit, benevens portiek, van het perceel Noordstraat no. 20. Vlissingen, 25 Februari 1916. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, J. P. v. ROSSUM JR. (Naar het Engelsch.) 25.) o(BatoiK ïertolea.) Misset was met zijn vrouw naar Colmar afgereisd, om daar een groote reiskoets te koopen en ai het noodige aan te schaffen voor de lange en moeilijke reis naar Italië. En O'Toole, maakte, wanneet hij niet bezig was zijn wapens te poet sen, jenny het hof, het kamermeisje van Misset's vrouw. Het meisje liet zich gemakkelijk winnen door den hartelijken, flinken soldaat en zij nam dan ook de onderneming, die O'Toole haar uit naam van zijn drie makkers voorstelde, enthousiast aan. Hij ver telde haar dat het een rijke Hon- gaarsche erfdochter betrof, door haar gewetenlooze ouders gevangen gehou den, opdat zij niet heenvloog waar haar hart haar trok, d.w.z. inO'Toole's armen. In Weenen hadden zij elkaar eeuwige liefde gezworen, doch de familie had het rqke erlkind aan een enden rijken koopman beiooid. Het schijnt of de grauwe winter nog geen afscheid denkt te nemen zonder ons al de ongeriefelijkheden van zijn barsche natuur nog eens aan den lijve te doen gevoelen. Al mag op enkele, o zoo schaarsche uren van den dag de zon uit een kortstondig heldere lucht haar stralen naar het aardrijk doen doorbreken, om mensch en dier een voorproefje van komen de heerlijkheid te gunnen, het meerendeel van den dag en het meerendeel der dagen heeft nog een echt-wintersch aanzien.Koude winden, die als ijzige messen de lucht door klieven scherp-snijdende sneeuw vlagen die ons onder het warmste kleed doen huiveren, en die straat en plein, huis en hof met een wit kleed overtrekken, na een langen tijd van neerkletterende regenbuien, die de wegen in een modderpoel herschie pen en dat alles onder dikke grauwe luchten, die de zon doen schuilgaan vaak den geheelen dag voorwaar het is geen opwekkend beeld, dat Sprokkelmaand ons biedtditmaal minder dan ooit. Nochtans juist in dezen tijd van het jaar hebben wij behoefte aan eenige opgewektheid om ons niet al te veel té voelen wegzinken in de treurige naargeestigheid dier somber- grauwe wintermaanden. Een flinke ouderwetsche winter,met ferm vriezend weder, met stevige ijsvloeren, neen, dat verheugt het hart, het Hollandsche hart bijzonder. De rinkelende bellen der' paarden voor de arresleden, de bruisende overmoed der gezonde jeugd, als zij op schaatsen zich aan het oud-vaderlandsche vermaak met volle teugen mag overgeven, een ver maak waaraan ook de ouderen nog hun hart komen ophalen, dat alles is slechts bevorderlijk aan den gezon den levenslust van een gelukkig volk. Maar daarvan was ditmaal geen sprake; week in, week uit, maand in, maand uit hebben als het ware de hemeische sluizen wagenwijd opengestaan en hebben zij onze straten onbegaanbaar onze stroomen tot berstens-toe ge zwollen en ons goed humeur dikwijls zoek gemaakt. Het oude gezonde wintervermaak is nergens gesmaakt kunnen worden maar wel wijzen de statistieke opgaven van ons metereo- logisch instituut uit, dat wij verre boven het normale met „regenval" zijn bedeeld geworden, en dat ook het aantal zon-uren, waarop wij ge middeld rekenen mogen, verre bene den het gewone doorsnee-cijfer ge bleven is. En in de plaats van een prikkelenden, opgewekten levenslust, als soms de wintermaanden ons kun nen schenken, is een naargeestige stemming, ja vaak een somberheid O'Toole beloofde Jenny honderd guinjes en een zijden japon voor haar hulp, en het verbond was toen spoe dig gesloten. Wat prinses Clementina betrof, de tijd begon haar buitengewoon lang te vallen. Haar moeder overstelpte haar met klachten, zonder einde, en de prins van Baden, die vergunning had gekregen haar het hof Ie maken, ver volgde haar onophoudelijk met zijn attenties. Bovendien wist zij niets van de toebereidselen, die haar vrienden tot haar bevrijding maakten. Zij ge voelde echter dat ze tijd moest win nen. En zoo hoorde zij de klachten harer moeder en de hoofsche gesprek ken van den prins geduldig aan, daar zij overtuigd was dat het oogenblik naderde, waarop de koning met ge vaar van zijn leven haar te hulp zou snellen. Dus wachtte zij geduldig. En met vertrouwen verbeidde zij haar redder. Hoewel het reeds April was/heersch- te de winter nog gestreng in Inns bruck. Aan de boomen waren nog geen knopje te zien en de sneeuw bedekte de straten nog. Alleen de vele stormen kondigden het naderende veler deel geworden, en hoort men algemeen van allerlei meer of minder ernstige ongesteldheden gewagen. Doch aan die onaangenaamheden heeft niet alleen de lauwe kwakkel- winter schuld gehad ook de abnor male gesteldheid waarin het mensch- dom thans verkeert draagt daarvan, in niet geringe mate, de verantwoor delijkheid. Wiens gemoed zou onbe wogen kunnen blijven, bij hetgeen hij rondom zich ziet gebeuren op het wereldtooneelwiens stemming zou niet den indruk ondergaan van de tafereelen van wanhoop en lijden, van heldenmoed en zelfopoffering, van lief de voor het vaderland, maar ook van doodelijken haat aan den vijand, waarvan nog dag op dag de berichten die tot ons komen, weten te verhalen weten te verhalen met al de aangrij pende bijzonderheden van het men- schenwee, waaraan deze wereldoorlog helaas zoo rijk is. Daar is gezegd, dat men aan alles went, en in zekeren zin, tot op ze kere hoogte, is dat ongetwijfeld waar. Wij ondergaan thans waarlijk, en dat is maar gelukkig ook, in minder he vige mate, gebeurtenissen van de zelfde omvangrijkheid, dan in den aanvang van het Europeesche bloed bad maar ongevoelig kan, meenen wij, nog geen enkel toeschouwer zijn. Allen, hetzij dan niet meer in zulk een hevigen staat van medeleven als eertijds, allen die het wereldgebeuren blijven volgen, grijpen de dagelijk- sche feiten nog menigmaal diep in het gemoed en deze feiten, zij zijn allerminst van dien aard, om dat ge moed te verheugen* Want nog onverminderd laait van de Noordzee tot den Kaukasus, van de Oostzee tot het Italiaansche strand, de brandende oorlogsfakkel over Europade krijgtoorst, die met haar vlammen steden en dorpen in asch doet keeren, die met haar verstik- kenden walm, bloeiende landouwen onder een alles vernielenden rook en smook versmoort, die met haar flik kerend toortslicht al het menschelijk gevoel verschroeiend, slechts den haat en de vijandschap, de wreedheid en den verdelgingslust doet opleven, tot een ongekende kracht, waarvan het einde nog nog steeds niet ge komen is. Want hoe smartelijk de verliezen ook zijn door den oorlog over het menschdom uitgestort, hoe ontzettend groot de ramp is, waar onder de welvaart van ettelijke volken gebukt gaat en gaan zal nog tien tallen van jaren hoe vurig ook het verlangen ontkiemen moet in het gemoed van millioenen naar den ein delijken vrede, regeeringen noch volkeren hebben aan dat verlangen op een niet te miskennen wijze het oor geleend. Wat elk voor zich per soonlijk mag koesteren en verlangen, voorjaar aan. De heer Chateaudoux begon dan ook te morren over het slechte weer op zijn wandeluurtjes en betreurde het heimelijk dat Hare Majesteit zijn meesteres zoo beslist de aanzoeken van den prins van Baden van de hand wees. Op den namiddag van den 25sten echter las prinses Clementina iets bijzonders in de oogen van haar ka merheer en zijn manieren verrieden iets bijzonders. En aanstonds giste de prinses de oorzaak. Men heeft u bepaald op uw wan deling aangehouden, aldus sprak ze den heer Chateaudoux aan. En ge hebt een boodschap voor mij. Inderdaad heb ik iemand ont moet, luidde het antwoord, maar 't was niet de heer Wogan. Clementina, die voelde dat zij een kleur kreeg, vroeg haar zeiven af ot haar hoop misschien verwezenlijkt zou zijn. En wat heeft die persoon ge zegd? vroeg ze. Wanneer zal mijn vlucht geschieden Langzaam vertelde de kamerheer dat mag men blijkbaar nog niet als eenheid, als volk, als regeering. En zoolang het persoonlijk verlangen naar het einde nog niet bij een ieder der oorlogvoerende volken zoo sterk spreekt en zich zoo onomwonden doet gelden, dat ook de volksoverheid, dat ook de regeeringen er van gewagen, zoolang zal de kracht van den haat, van de vijandschap en van den ver delgingslust alle andere gevoelens te boven gaan. Dat leerde ons de onverwachte duur van het wereldconflict in al de maanden van zijn bestaandat werd ons dezen tweeden oorlogswinter voorgehouden dat verkondigde ook Sprokkelmaanden wie vermag te zeggen hoevele maanden nog na deze. is het wonder, dat waar natuur en maatschappij schijnen saam te span nen om onze dagen te versomberen, zich van velen een naargeestigheid meester maakt, die zij anders allicht niet zouden kennen En toch doen dezulken niet goed, daaraan toe te geven. Aan alles toch, aan sombere wintermaanden, zoo goed als aan een menschonteerenden krijg komt een maal een eindemogen wij met Lentemaand in het verschiet op het eerste al spoedig hopen, de vervul ling van het tweede is nog niet in het verschiet. Toch kan ook daar, bij het vele ongewisse, dat deze we reld-worsteling gedurende haar gansche bestaan reeds kenmerkt, plotseling een wending komen, die hen in het gelijk stelt, die nog niet wanhopen aan het betere in het menschdom. Wie zou niet wenschen, dat hun dunk de juiste mag blijken te zijn. En kan het wezen, nog in Sprokkelmaand De ondank Parasieten. Ondank is nu eenmaal 's werelds loon. Daar is niets aan te doen wij ondervinden het allen op zijn tijd en moeten ons er bij neerleggen. Soms schrijnt de pijn ernstig, ander maal gelukt het ons er een vriendelijk gezicht bij te zetten, een enkelen wellicht ontsteekt de woede. Het is al vaak gezegd, dat iemand, die zich waagt op het publieke too- neel, ongevoelig moet wezen voor de consequenties van zijn daden voor zoover hij die niet in zijn macht heeft. Zoo woonde er eens in de resi dentie een jong advocaatje. Ergens in een zijstraat, boven een winkeltje had hij zijn kantoor. Met koeien van letters pareerde zijn naam op de deur. Of die deur vaak open ging om „klanten" toe te laten, weet ik niet. Het jonge advocaatje had eeniger- mate last van eerzucht. Hij werd lid aan de prinses wat de vreemde per soon hem gezegd had over de vlucht. Den 27sten, 's avonds te 8 uur, zou de ontvluchting plaats hebben, was het doel. Hare Hoogheid moest ziek worden en onafgebroken het bed houden. Een kamermeisje, dat de vrienden in den avond van de 27slen zouden binnenbrengen, zou met de prinses van kleeren moeten verwis selen en in haar plaats te bed gaan liggen. De gordijnen moesten dan zorgvuldig gesloten blijven. Eerst zoo laat mogeiyk mocht men de ontvluch ting ontdekken. Maar .hoe die vrouw binnen te krijgen? vroeg de prinses. Stotterend en blozend legde de ka merheer uit dat men hem opgedragen had den schildwacht over te halen op het afgesproken uur een vriendin van hem, den kamerheer, binnen te laten. De prinses glimlichle. Ik wed dat ze Frederika heet, viel ze hem in de rede, om hem uit zijn verlegenheid te helpen. Dankzij dus het medelijden van de schild wacht voor een verliefd hart, komt zij binnen. van een kiesvereeniging, roerde daar zijn mond, drong wat naar voren in dien kleinen kring en wist al gauw voorloopig candidaat te worden voor een raadszetel. Of hij soms eerst nog lid van de schoolcommissie is ge weest, de1 allereerste bescheiden stap,'dien iemand op het terrein der publieke zaak kan zetten zonder van asperaties naar meer verdacht te worden is ons op/het oogenblik onbekend. ->V Van voorloopig candidaat werd hij eenmaal definitief candidaat i en zoo als te begrijpen valt werd hij geko zen. Hij was onbekend en dus had het publiek geen hekel genoeg aan hem om hem te willen doen vallen. Op zekeren dag dus toog de jonge man naar het stadhuis en nam een zetel in van den raad. Een groot man werd hij heel snel, lid van deze commissie en lid van die commissie. Waar het gold de belangen van de raadsleden stond hij op de bres. Hij was voor de gratis telefoon, voor de gratis-tramkaarten, hij verdedigde het subsidie aan de,.-,* Opera. Vooral deze laatste w^a zijn specialiteit; hij hielfLdtan-'-dëopera, hij had er-zijn hart 'aan verpand. In de comtn|i5sie van toezicht was hij het ijverige lid. En nu&,de ondank. Bij de verkiezing van deze com missie werd hij niet herkozen. Och arme, wat was hij in zijn wiek ge slagen, wat zat hij bedrukt, terneer geslagen in zijn leunstoelhij, de groote man die zooveel deed en nog meer wilde doen. Wij zullen zijn naam niet verklap pen, want zijn reputatie is groot. Hoe het dan kwam dat hij werd uitge worpenJa, ziet u, daar zijn van die oogenblikken die men mo menten noemt en nu was dit oogen blik voor dezen jeugdigen advocaat er één dat een moment zal blijven in zijn leven Hooge boomen vangen veel wind en deze edelachtbare is zeer lang van model, vandaar dat hij het van den wind der publieke opinie nogal hard te verantwoorden had. De moraal is deze wordt geen raadslid, want ook op het pad eens raadslid leggen naast vele schoone zaken, die niets kosten ook voetangels en klemmen. Het zij zoo. Wij hebben onzen plicht gedaan door de verdienste van dezen man te gedenken. Hij ver diende het ten volle, want hij was een groot man, speciaal in het kleine. Aan dergelijke menschen heeft een groote stad kolossaal veel. Bijna dagelijks melden de dag bladen stoomtram-ongelukjes tusschen den Haag en Voorburg. Wie niet het genoegen had, het En verwisselt met Uwe Hoog heid van kleeren en U sluipt in haar plaats naar buiten, haastte de kamer heer zich er bij te voegen. in den avond van den 25:-ten bracht de prins van Baden nog eens een ceremonieuse visite aan de prinses. Hij herhaalde nogmaals dringend zijn aanzoek, wees op zijn reeds zoo lang durige aanwezigheid te Innsbrück en de onmogelijkheid om haar nog lan ger onder zulke omstandigheden het hof te maken, ten laatste aanbiedende nog 2 dagen te zullen blijven, en zoo men hem dan niet ontboot, zou hij Innsbruck verlaten. In den namiddag van den 27sten zou hij vast en zeker op weg gaan naar Italië, besloot hij. Inderdaad kon hij zijn beloften na komen. HOOFDSTUK X. Denzelfden avond dat de prins van Baden dat bezoek aflegde bij prinses Clementina, reed te midden van een hevig onweer, dat boven de stad woed de, een groote reiskoets met vier rei zigers, waaronder een vrouw, de stad Innsbtuck binnen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1916 | | pagina 1